direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Maasveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BPL2009013-VA01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtverwerkingsbedrijf': een houtverwerkingsbedrijf;
  • d. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, waarbij maximaal 10% van het bedrijfsoppervlak, met een maximum van 300 m2, voor productiegebonden detailhandel mag worden gebruikt.;
  • e. kantoren bij bedrijven, niet zijnde zelfstandige kantoren;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend voorzieningen van algemeen nut;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. parkeervoorzieningen. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • k. groenvoorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • l. bedrijfsgebouwen;
  • m. bijgebouwen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1

Gebouwen, niet zijnde gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. het bebouwingspercentage mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven.

4.2.2

Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
  • c. de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 900 m³;
  • e. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 9 m bedragen.

4.2.3

Voorzieningen van algemeen nut bij de aanduiding 'nutsvoorziening'

Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m2;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m.

4.2.4

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat overkappingen zijn slechts zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
  • g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
  • b. de afstand tot op de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 4.2.1 sub c minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval verstaan, het gebruik van de gronden voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, waaronder inbegrepen een bedrijfswoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 4.1 sub d;
  • d. risicovolle inrichtingen;
  • e. prostitutie en/of seksinrichtingen;
  • f. coffeeshops;
  • g. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de milieusituatie, worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 sub a ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1, mits:
    • 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
    • 2. het geen risicovolle inrichtingen betreft;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1, maar niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd, mits:
    • 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
    • 2. het geen risicovolle inrichtingen betreft.

Bij de beoordeling van de aard en de invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

4.6.2 Criteria

Bovengenoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Beëindigd bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf te wijzigen voor wat betreft het verwijderen van aanduidingen als bedoeld in lid 4.1 sub b, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

4.7.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming Bedrijf te wijzigingen in de bestemmingen Wonen, Groen, Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied, met dien verstande dat:

  • a. aan de ontwikkeling een door het college goedgekeurd inrichtingsplan ten grondslag ligt;
  • b. een goed woonmilieu gegarandeerd is en omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsmatig functioneren beperkt worden;
  • c. aansluiting wordt gezocht bij de regels van de bestemmingen zoals opgenomen in dit bestemmingsplan;
  • d. het gebruik ten behoeve van wonen dient vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar te zijn, hetgeen onder andere wil zeggen dat:
    • 1. uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik;
    • 2. uit een akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB of, in geval van een geluidsbelasting hoger dan 48 dB, door Gedeputeerde Staten danwel burgemeester en wethouders hogere grenswaarden zijn verleend;
    • 3. dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
    • 4. dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de flora- en fauna;
    • 5. is gebleken dat het waterhuishoudkundig belang voldoende in acht genomen wordt. Bij ontwikkelingen groter dan 2000 m2 dient het waterschap tevens om een wateradvies gevraagd te worden;
  • e. het gebruik als wonen de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast;
  • f. bij de wijziging de Regionale Woonvisie in acht wordt genomen;
  • g. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
  • h. er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.