Type plan: uitwerkingsplan
Naam van het plan: De Vaert c.a. fase 2
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0983.BP201611DEVAERT-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het uitwerkingsplan De Vaert c.a. fase 2 van de gemeente Venlo.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0983.BP201611DEVAERT-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge deze regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aangebouwd bijgebouw:

een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en) en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aan- en/of uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.7 aan huis gebonden bedrijf:

het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel.

1.8 aan huis gebonden beroep:

het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijk bedrijfsactiviteiten noch detailhandel.

1.9 abiotische waarde:

de waarde, die een gebied ontleent aan het voorkomen van bijzondere aardkundige en hydrologische verschijnselen en/of processen.

1.10 agrarische waarden:

de waarden die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie.

1.11 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie.

1.12 archeologische verwachtingswaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kans op het aantreffen van overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bed and breakfast:

een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.

1.15 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen niet daaronder begrepen.

1.16 begane grond:

een bouwlaag geen verdieping zijnde.

1.17 bestaand:

bebouwing:
de als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven bouw- of omgevings­vergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
 
gebruik:
gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback en met een maximale hoogte van 3,00 m. voor woningen.

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.24 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 bijgebouw:

een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofd­gebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

1.28 consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:

het beroepsmatig uitoefenen van een ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en daarbij horende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.29 compensatieverplichting

een verplichte ruimtelijke en/of financiële bijdrage aan kwaliteitsverbetering van het buitengebied in het kader van het door de provincie Limburg geïnitieerde Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) als compensatie voor de ontwikkeling van (een) functie(s) buiten de provinciale contour, waarvan na weging van alle relevante aspecten geconcludeerd is deze aanvaardbaar is.

1.30 containerveld:

grond afgedekt met plastic, antiworteldoek, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

1.31 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.32 dakopbouw:

opbouw van de bovenste bouwlaag voor zover gelegen binnen de snijlijnen van een schuin dak, uitgaande van een maximale dakhelling van 60°, met uitzondering van het gestelde bij “setback” in dit artikel.

1.33 deelgebieden:

het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit twee deelgebieden, die als zodanig op de verbeelding zijn aangeduid:
  • deelgebied Kamperdwarsweg 9;
  • deelgebied De Vaert fase 2.
Waar nodig wordt in deze regels naar deze deelgebieden verwezen.

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.35 extensieve recreatie:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 gevellijn:

een denkbeeldige lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd.

1.38 grondgebonden woning:

een gebouw met hoofdzakelijk een woonfunctie waar één woning aanwezig is.

1.39 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.40 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.

1.41 kamerbewoning:

een woning die, al dan niet mede door de rechthebbende, duurzaam en (nagenoeg) zelfstandig kamergewijs wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als het verstrekken van logies.

1.42 kamerverhuurbedrijf:

een pand of een deel van een pand dat door meer dan vier huishoudens, anders dan door de rechthebbende, bedrijfsmatig kamergewijs wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als logiesverblijf.

1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in de Bedrijvenlijst Woongebied (als bijlage bij deze regels) opgenomen, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.44 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens).

1.45 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d. van de Wet ruimtelijke ordening.

1.46 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van planten en dieren die zichzelf onder invloed van klimaat, geomorfologie, bodemkundige en waterhuishoudkundige gesteldheid en al dan niet beïnvloed door menselijke aanwezigheid, in stand houden.

1.47 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m. boven straatpeil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.

1.48 ondergeschikte activiteit:

activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.

1.49 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

1.50 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, daaronder begrepen een carport.

1.51 peil:

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
  • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
  • de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.

1.52 perceelgrens:

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.53 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.

1.54 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

1.55 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.56 setback:

een dakopbouw die gelegen is op ten minste 2,00 m. achter de doorgetrokken voorgevel van een gebouw met een hoogte van maximaal 3,00 m.

1.57 straatprostitutie:

het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.

1.58 voorgevel:

één of meer gevel(s) van een gebouw die is/zijn gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).

1.59 voorgevelrooilijn;

de naar de weg gekeerde bouwgrens.

1.60 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.61 vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en qua constructie en in ruimtelijk visueel opzicht vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.

1.62 Wabo:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (wet van 6 november 2008, houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving)

1.63 waterstaatkundige kunstwerk:

een civieltechnisch bouwwerk voor de infrastructuur van water, waterkeringen en/of leidingen, zoals bruggen, sluizen, waterkeringen, et cetera.

1.64 weg:

een voor het rij- en ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

1.65 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.66 Wro:

Wet ruimtelijke ordening (Stb. 2006,566, zoals laatstelijk gewijzigd op 29 april 20010, Stb. 2010, 187).

1.67 zolder:

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
 

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetvoorschriften

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  
de afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
 
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
 
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversie-ringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m. bedraagt.
 

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch gebruik;
  2. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de aanwezige abiotische, natuurlijke, archeologische,     landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  3. een bufferzone verdroging, ter plaatse van de aanduiding 'bufferzone verdroging';
  4. grondgebonden landbouw, ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden landbouw';
  5. bescherming van middelhoge/hoge archeologische verwachting, ter plaatse van de aanduiding 'middelhoge/hoge  archeologische verwachting',
  6. bescherming van robuuste landbouw en natuur, ter plaatse van de aanduiding 'robuuste landbouw en natuur';
  7. tuinen, indien de gronden direct aansluitend aan een bouwvlak zijn gelegen;
  8. instandhouding van het oppervlaktewater;
  9. extensief recreatief medegebruik;
  10. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

 
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik; containervelden, sleufsilo's, mestsilo's, waterbassins en foliemestbassins worden hieronder niet begrepen. 
  2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2,00 m., met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen waarvan de maximale bouwhoogte 1,50 m. bedraagt.

3.3 Nadere eisen

 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of  
  6. oppervlakteverharding;
  7. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Afwijken van de bouwregels

 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 voor:
3.4.1 Bouwen van schuilgelegenheden
 
Het bouwen van schuilgelegenheden is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de hoogte van schuilgelegenheden mag maximaal 3,00 m. bedragen;
  2. de oppervlakte van schuilgelegenheden mag maximaal 25 m2 bedragen;
  3. per kadastraal perceel, met een minimale oppervlakte van 0,50 hectare, mag maximaal één schuilgelegenheid worden opgericht;
  4. aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid/overstening;
  5. aangetoond is dat geen vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en/of bestaande agrarische bouwvlakken in de directe omgeving kunnen worden gebruikt ten behoeve van een schuilgelegenheid.

3.5 Specifieke gebruiksregels

 
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. wonen;
  2. detailhandel;
  3. kamperen;
  4. opslag van goederen en materialen vóór de gevellijn;
  5. paardenbakken;
  6. het aanleggen van containervelden.

Artikel 4 Verkeer-Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verkeersvoorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  4. straatmeubilair;
  5. voorzieningen van algemeen nut;

    met de daarbij behorende: 
     
  6. gebouwen;
  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,00 m. bedragen;
  3. de oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 5,00 m. mag bedragen.
 

4.3 Specifieke gebruiksregels

 
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
  1. standplaats voor kampeermiddelen;
  2. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van em-ballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 5 Wonen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, in de vorm van grondgebonden woningen, ter plaatse van de aanduiding  'specifieke bouwaanduiding-grondgebonden[sba-gg]' , waaronder tevens begrepen kamerbewoning;
  2. aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in combinatie met de woonfunctie;
  3. tuinen, erven en onbebouwde erven;
  4. bescherming van robuuste landbouw en natuur, ter plaatse van de aanduiding 'robuuste landbouw en natuur';
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; 

    met de daarbijbehorende:
     
  6. hoofd- en bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen
 
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. het maximum aantal te bouwen wooneenheden in alle bouwvlakken tezamen mag niet meer bedragen dan 17;
  3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel voor hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke hoger zijn dan 1,00 m., gemeten vanaf het aansluitend terrein mag niet meer dan 65 bedragen.
  4. de parkeernorm bedraagt twee parkeerplaatsen per woning, waarvan ten minste een parkeerplaats op eigen terrein dient te worden gerealiseerd en de resterende parkeerbehoefte in de openbare ruimte binnen het uitwerkingsgebied. 
  
5.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-hoofdgebouw [sba-hg]'; 
  2. het bouwen van gestapelde woningen is niet toegestaan;
  3. de hoofdgebouwen dienen evenwijdig aan de voorgevelrooilijn te worden geplaatst dan wel zoveel mogelijk gelijkmatig daaraan overeenkomstig de richting van de weg;
  4. de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;  
  5. de bebouwingsdiepte, respectievelijk breedte van het hoofdgebouw mag bij:
    1. aaneengesloten bebouwing wat betreft beide maatvoeringen maximaal 10,00 m. bedragen;
    2. twee-aaneengebouwde of geschakelde bebouwing maximaal 12,00 m., respectievelijk maximaal 15,00 m. bedragen;
    3. vrijstaande bebouwing maximaal 15,00 m., respectievelijk maximaal 20,00 m. bedragen;
  6. ingeval van twee-aaneengebouwde en vrijstaande bebouwing dient de afstand van de vrijstaande gevel tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3,00 m. te bedragen.
 
5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
 
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen tenminste 1,00 m. achter de voorgevel van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;  
  2. in afwijking van het bepaalde onder a. dienen in hoeksituaties aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een afstand van tenminste 3,00 m. achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;  
  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag, voor zover gelegen buiten het maximale bouwvlak van het hoofdgebouw zoals bepaald in lid 5.2.2 sub e., niet meer bedragen dan:
    1. 70 m² bij een bouwperceel van maximaal 500 m²;
    2. 100 m² bij een bouwperceel groter dan 500 m²;
met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage als bedoeld onder lid 5.2.1 sub c. niet mag worden overschreden;
  1. de goothoogte mag niet meer dan 3,30 m. bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 6,00 m. bedragen;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a. t/m d. van dit lid, mogen aan- en uitbouwen worden aangebouwd vóór de voorgevelrooilijn, met een diepte van maximaal 1,50 m., een oppervlakte van maximaal 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 0,25 m. boven de vloer van de eerste verdieping.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1,00 m., doch maximaal 2,00 m., alsmede overkappingen dienen tenminste 1,00 m. achter de voorgevel van het hoofdgebouw – of in het verlengde daarvan – te worden gebouwd;  
  2. in hoeksituaties dienen erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1,00 m., doch maximaal 2,00 m., alsmede overkappingen, gelegen aan de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens, op een afstand van tenminste 3,00 m. achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;  
  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3,00 m bedragen, met uitzondering van:
    1. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5,00 m. mag bedragen;
    2. speeltoestellen, waarvan de hoogte niet meer dan 5,00 m. mag bedragen;
    3. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2,00 m. mag bedragen.
  4. het onder lid 5.2.1 sub c. aangegeven bebouwingspercentage mag ten gevolge van het oprichten van andere bouwwerken welke hoger zijn dan 1,00 m., gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet worden overschreden.
5.2.5 Ondergronds bouwen
 
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-hoofdgebouw' mag eveneens ondergronds gebouwd worden tot een diepte van 3,00 meter beneden maaiveld; direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden verstoord.
 

5.3 Nadere eisen

 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en/of afmetingen van de bebouwing ter voorkoming van onevenredige aantasting van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie (wooncomfort kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
  3. de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de parkeerruimte op eigen terrein;
  7. de sociale veiligheid;
  8. de brandveiligheid.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.4.1 Ondergronds bouwen buiten hoofdgebouwvlak
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het plan voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.
 

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.5.1 Opschorting gebruik van gronden en opstallen voor het wonen
 
Ten aanzien van de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden in deelgebied De Vaert geldt dat gronden en opstallen pas dan mogen worden bebouwd, nadat de realisatie van de compensatieverplichting op de percelen K 8846 en K 8847 in het deelgebied Kamperdwarsweg 9 is afgerond. Deze compensatieverplichting houdt in:
  1. de sloop van de bestaande tuinbouwkas op deze percelen ter plaatse van de Kamperdwarsweg 9.
5.5.2 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van:
  1. vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  2. woningen voor kamerbewoning voor meer dan vier personen;
  3. gronden vóór de voorgevel bij aaneengesloten woonbebouwing ten behoeve van het parkeren;
  4. gronden en opstallen indien niet voldaan is aan de in artikel 5 lid 5.1 opgenomen compensatieverplichting.
5.5.3 Aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
 
Gronden en bouwwerken mogen tevens worden gebruikt voor het in combinatie met het wonen uitoefenen van een aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mits:  
  1. de bedrijfsactiviteit is opgenomen in de bij deze regels gevoegde bijlage "Bedrijvenlijst woongebied";
  2. de woonfunctie overwegend behouden blijft;
  3. de beroeps- en/of bedrijfsoppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de aan-, uit- en/of bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;  
  4. de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
  5. door beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
  6. de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten geen parkeeroverlast voor de directe (woon)omgeving veroorzaken of dat hierdoor geen extra par-keervoorzieningen noodzakelijk zijn;
  7. geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel die ondergeschikt is aan en verband houdt met de ter plekke uitgeoefende kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  8. geen (overig) gevaar, schade, hinder of overlast voor de (woon)omgeving ontstaat;
  9. geen horeca-activiteiten worden uitgeoefend;
  10. geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante activiteiten op erotisch en/of pornografisch gebied wordt/worden uitgeoefend.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.6.1 Bed and breakfast
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van de vestiging van een bed and breakfast-voorziening, mits:
  1. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  3. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
  4. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  5. het gebruik de woonfunctie ondersteund, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  6. er geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaat;
  7. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  8. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein; 
  9. de bed and breakfast-voorziening in bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
  10. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bed and breakfast in gebruik is, zulks met een absoluut maximum van 60 m².
5.6.2 Kamerverhuurbedrijf
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van de vestiging van een kamerverhuurbedrijf, mits:
  1. het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  2. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  3. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

 
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken strijdig met dit bestemmingsplan.
 

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied venlo schol

 
Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbescherming venlo schol' zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Venlo met betrekking tot grondwaterbescherming venlo schol van toepassing.

8.2 Overig-bufferzone verdroging

 
Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'overig-bufferzone verdroging' zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Venlo met betrekking tot bufferzone verdroging van toepassing.

8.3 Overig-grondgebonden landbouw

 
Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'overig-grondgebonden landbouw' zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Venlo met betrekking tot grondgebonden landbouw van toepassing.

8.4 Overig-middelhoge/hoge archeologische verwachting

 
Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'overig-middelhoge/hoge archeologische verwachting' zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Venlo met betrekking tot een middelhoge/hoge archeologische verwachting van toepassing.
 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

 
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, bij omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m.;
  5. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
  6. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    1. de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;
    2. de goothoogte niet meer dan 3,00 m. bedraagt;
    3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10,00 m. mag bedragen;
    4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daar-toe aanleiding geeft;
  3. de overschrijdingen als bedoeld onder a. en b. mogen echter niet meer dan 3,00 m. bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Omgevingsvergunning

 
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning (Wabo) van toepassing.
 

11.2 Wijzigingen en uitwerkingen

 
Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging of uitwerking van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en Wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
 

11.3 Nadere eisen

 
Bij het stellen van nadere eisen door Burgemeester en Wethouders als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:
  1. het ontwerpbesluit ligt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;
  2. Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor be-langhebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit;
  4. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  5. Burgemeester en Wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a. met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

 
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan 'De Vaert c.a. fase 2' van de gemeente Venlo.