direct naar inhoud van Artikel 7 Dienstverlening
Plan: Centrum Venlo
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BP201227CENTRVENLO-VA02

Artikel 7 Dienstverlening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond en op de verdieping zoals bestaand aanwezig;
  • b. detailhandel op de begane grond, ter plaatste van de aanduiding 'detailhandel';
  • c. wonen, uitsluitend zoals bestaand aanwezig;
  • d. onderwijs, inclusief ondergeschikte detailhandel en horeca, ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
  • e. kamerverhuurbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur';
  • f. kamerbewoning (maximaal 4 personen), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – kamerbewoning';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox', uitsluitend garageboxen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. wegen en paden;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • c. de oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer dan 15 m² bedragen;
  • d. de oppervlakte van garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox' mag niet meer dan 30 m² bedragen.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw wordt opgericht;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.

7.3 Nadere eisen
7.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

7.3.2 Externe veiligheid

Burgemeester en wethouders kunnen in verband met het respecteren van het groepsrisico in het kader van externe veiligheid nadere eisen stellen inzake:

  • a. het uitvoeren van de gebouwen met preventief lekwerende middelen om deuren/ramen, ventilatiekanalen en schoorsteenkanalen zoveel mogelijk lekdicht te kunnen afsluiten;
  • b. het voorzien van de gebouwen van brandwerende gevels en ramen;
  • c. het aanbrengen van de beglazing aan gebouwen, zodanig uitgevoerd dat scherfwerking wordt voorkomen;
  • d. de situering van de (nood)uitgangen van gebouwen;
  • e. het aanbrengen van gevelornamenten aan gebouwen;
  • f. het binnen een gebouw situeren van minder zelfredzame personen;
  • g. het creëren van vluchtwegen;
  • h. centrale ventilatie;
  • i. alarmeringssyteem.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

  • a. bedrijvigheid;
  • b. prostitutie en/of seksinrichtingen;
  • c. coffeeshops.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijken functies

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 onder b voor de uitoefening van de functie wonen, indien bestaand niet aanwezig, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de functiewijziging past binnen de dymamische woningbouwprogrammering;
    • 2. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
    • 3. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 4. aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan;
    • 5. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden;
    • 6. voldaan wordt aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
    • 7. voldaan wordt aan de bepalingen ingevolge de Wet luchtkwaliteit;
    • 8. er uit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan;
    • 9. er geen overwegende bezwaren bestaan vanuit het aspect externe veiligheid;
    • 10. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente is aangegaan.