direct naar inhoud van Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
Plan: De Krosselt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BP201210KROSSELT-VA01

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Ecologische hoofdstructuur

Ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofstructuur' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de ecologische hoofdstuctuur (EHS).

13.2 Milieuzone-venloschol
13.2.1 Verbod
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-venloschol' is het verboden op of in de grond beneden 5 meter boven NAP:
    • 1. een boorput te hebben;
    • 2. de grond te roeren;
    • 3. een gesloten bodemenergiesysteem te hebben;
    • 4. werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren waarbij ingrepen worden verricht ofstoffen worden gebruikt die de beschermende werking van slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten.
  • b. bij het maken en sluiten van een boorput wordt het VKB-protocol 2006 Mechanisch boren als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit in acht genomen;
  • c. degene die voornemens is in de Venloschol een bodemenergiesysteem aan te leggen, waarvoor het verbod onder artikel 13.2.1 onder a niet geldt, meldt dit voornemen ten minste vier weken van tevoren schriftelijk bij Gedeputeerde Staten. De melding is niet vereist voor een bodemenergiesysteem waarvoor vergunning krachtens de Waterwet is verleend of waarvoor zo’n vergunning niet is vereist en een melding is gedaan overeenkomstig artikel 3.17 van de Omgevingsverordening Limburg;
  • d. het is verboden in de Venloschol ten behoeve van een bodemenergiesysteem grondwater in een ander watervoerend pakket te infiltreren dan waaruit het wordt onttrokken.

13.2.2 Uitzonderingen
  • a. het verbod zoals opgenomen in artikel 13.2.1 geldt niet voor:
    • 1. werkzaamheden ten behoeve van grondwateronttrekking met het oog op openbare drinkwaterproductie;
    • 2. andere onttrekkingen, mits bestemd voor uitsluitend menselijke consumptie;
    • 3. boorputten ten behoeve van het grondwaterbeheer overeenkomstig de Wet bodembescherming en de Waterwet;
    • 4. het saneren van de bodem en het verrichten van handelingen ten gevolge waarvan een bodemverontreiniging wordt verminderd of verplaatst, indien dat gebeurt overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet bodembescherming;
    • 5. bodemonderzoeken die door de wet zijn voorgeschreven;
  • b. het verbod, zoals opgenomen in artikel 13.2.1, geldt niet voor zover Gedeputeerde Staten voor de daar verboden handelingen algemene regels krachtens artikel 2.2 van de Omgevingsverordening Limburg hebben vastgesteld en gehandeld wordt in overeenstemming met die regels.

13.2.3 Afwijken van de verbodsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.2.1 onder a. ad 1, 2 en 4 (Venloscholontheffing), met dien verstande dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend wanneer Gedeputeerde Staten vooraf gehoord is.

13.3 Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen' geldt vanwege het hier aanwezige plasbrandaandachtsgebied voor vervoer van gevaarlijke stoffen dat bij het bouwen van gebouwen voor beperkt kwetsbare objecten rekening moet worden gehouden met de effecten van een plasbrand, bestaande uit een verantwoording van de keuze om in dat gebied te gaan bouwen. In de verantwoording moet onder meer aangegeven worden:
    • 1. of er een alternatieve locatie voorhanden is;
    • 2. welke maatregelen te nemen zijn om de effecten van een plasbrand tegen te gaan;
    • 3. hoe rekening gehouden is met de mogelijkheden voor de hulpverlening om bij een ongeval in te grijpen en
    • 4. hoe rekening is gehouden met de zelfredzaamheid van de mensen die in die gebouwen komen te wonen of te werken.
  • b. (extra) kwetsbare objecten zijn binnen deze zone niet toegestaan.

13.4 Vrijwaringszone - weg 1

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1' dienen de gronden in het kader van de verkeersbelangen van de Rijksweg A67 vrij gehouden te worden van bebouwing.

13.4.1 Bouwregels

Binnen een strook van 50,00 m, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1', vanaf de as van de dichtstbij gelegen rijstrook van Rijksweg A67 en de bijbehorende toe- en afritten, mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft bouwwerken welke verband houden met de betreffende Rijksweg.

13.5 Vrijwaringszone - weg 2

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 2' dienen de gronden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, in het kader van de verkeersbelangen van de Rijksweg A67 vrij gehouden te worden van bebouwing.

13.5.1 Bouwregels

Binnen een strook van 50,00 m tot 100,00 m, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 2', gemeten vanaf de as van de dichtstbij gelegen rijbaan van Rijksweg A67 en de bijbehorende toe- en afritten mogen slechts bouwwerken worden gebouwd:

  • a. welke direct verband houden met de betreffende Rijksweg, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen;
  • b. bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 13.5.2.

13.5.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.5.1 onder b, voor de bouw van bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de aan de desbetreffende gronden gegeven bestemming mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van het wegverkeer, nadat de wegbeheerder terzake is gehoord.

13.5.3 Bestaande bebouwing

De in 13.5.2 bedoelde omgevingsvergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bouwwerken, of een complex van bouwwerken die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, dan wel mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen