direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: De Krosselt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BP201210KROSSELT-VA01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. instandhouding en/ of herstel van de aanwezige waarden ten aanzien van natuur en landschap en landschapsecologische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;


met de daarbij behorende:

  • d. schuilgelegenheden voor dieren.


3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van een agrarisch bedrijf die uit een oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk zijn, mits:
    • 1. de oppervlakte per agrarisch bedrijf tezamen ten hoogste 100 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte ten hoogste 4,50 m bedraagt;
    • 3. gebouwen met een kap worden afgedekt, waarvan de dakhelling tenminste 12º en ten hoogste 45º bedraagt;
  • b. schuilgelegenheden voor dieren, mits:
    • 1. de inhoud van een schuilgelegenheid niet meer dan 25 m³ bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van een schuilgelegenheid niet hoger dan 3,00 m is.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan welke ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de bestemmingsomschrijving. Containervelden, sleufsilo's, mestsilo's, waterbassins en foliemestbassins worden hieronder niet begrepen;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2,00 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen waarvan de maximale hoogte 1,50 m bedraagt.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen;
  • b. detailhandel;
  • c. kamperen;
  • d. opslag van goederen en materialen;
  • e. het aanleggen van containervelden;
  • f. het aanleggen van containervelden via omkeerbare voorzieningen;
  • g. sport-, wedstrijd- of speelterrein, kampeer- of caravanterreinen, dagcampings, parkeerterreinen, lig- of speelweiden, zwemgelegenheden en buitenmaneges;
  • h. het beproeven van voertuigen; voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport; voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen; voor het racen of crossen met motorrijtuigen en (brom)fietsen;
  • i. militaire oefeningen;
  • j. het winnen van bosstrooisel of mos;
  • k. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • l. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.


3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen of egaliseren;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschroeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders en het graven en/ of verleggen van waterlopen;
  • e. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas dan wel waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan niet als bos konden worden aangemerkt.

3.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. vallen binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • f. betrekking hebben op fruitbomen en bij boomgaarden behorende windsingels;
  • g. het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout betreffen, voor zover zijnde de normale uitoefening van het ten tijde van het van kracht worden van dit plan bestaande gebruik;
  • h. vallen onder het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
  • i. zover de Boswet of krachtens die wet gestelde voorschriften van toepassing zijn;
  • j. indien de onder artikel 3.5.1 genoemde werken of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd in een beschermd natuurmoment in de zin van de Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren, waarvoor ingevolge die wet een vergunning is vereist, danwel handelingen welke zijn voorzien in een beheersplan.

3.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.5.1 zijn alleen toelaatbaar, als door die werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de agrarische gebruikswaarde, danwel de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor herstel van de laatstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.