Plan: | Kern Lemiers |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling |
IMRO-idn: | NL.IMRO.09810005bpkernlemiers- |
Doeleinden- omschrijving |
13.1. | De gronden op de plankaart aangewezen voor 'Wonen W' zijn, onverminderd het bepaalde in lid 6 van dit artikel, bestemd voor: |
a. | wonen, waaronder tevens begrepen gestapelde woningen voor zover nader op de plankaart aangeduid met de letters (gs); | |
b. | meergezinswoningen; | |
c. | groenvoorzieningen, tuinen en erven; | |
d. | bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van water; | |
e. | garageboxen voor zover op de plankaart nader aangeduid met de letters (gb); | |
Beschrijving in hoofdlijnen | 13.2. | In dit lid wordt, in aanvulling op artikel 3, in hoofdlijnen beschreven op welke wijze met het plan de doeleinden die ingevolge lid 1 van dit artikel aan de daar bedoelde gronden zijn toegekend worden nagestreefd: |
a. | de woonfunctie is de belangrijkste functie, daarom is het wonen toegestaan in alle hoofdgebouwen, uitsluitend voorzover het bestaande woningen betreft. De bestaande woningen en bijgebouwen mogen worden gehandhaafd, hersteld en vervangen, alsmede met inachtneming van de aanduidingen op de plankaart en de bepalingen van dit plan worden veranderd en uitgebreid. Herbouw van woningen is ten alle tijde toegestaan; | |
b. | ter bescherming van het woon- en omgevingsmilieu zijn bijgebouwen uitsluitend toegestaan als ondergeschikte voorziening; | |
c. | nieuwe woningen zijn uitsluitend middels vrijstelling, zoals in deze voorschriften opgenomen, toegestaan, met uitzondering van de locaties waar, voor zover nader aangeduid op de plankaart, onder voorwaarden, één nieuwbouwwoning is toegestaan; | |
d. | aan-huis-gebonden beroepen worden toegelaten in zowel de woning als in bijgebouwen met dien verstande dat de totale gebruiksoppervlakte niet meer bedraagt dan 70 m²; | |
e. | aan-huis-gebonden bedrijvigheid wordt toegelaten in bijgebouwen, met dien verstande dat de totale gebruiksoppervlakte van de gebouwen, welke voor de bedrijfsuitoefening wordt gebruikt, niet meer bedraagt dan 35 m2. Nieuwvestiging hiervan is slechts door middel van een vrijstelling toegelaten. | |
Bouwvoor- schriften |
13.3 | Op en in de tot wonen bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat: |
(algemeen) | a. | er geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd, behoudens herbouw ter plaatse; |
b. | in afwijking van het gestelde onder a. mogen nieuwe woning worden gebouwd, uitsluitend daar waar dit middels de aanduiding 'locatie één nieuwbouwwoning toegestaan' is aangegeven, met dien verstande dat uitsluitend vrijstaande woningen in één bouwlaag met kap mogen worden gebouwd, waarbij de bouwlaag maximaal 3,2 meter mag bedragen; | |
c. | de breedte van het bouwperceel per woning, indien 2 of meer woningen aan elkaar worden gebouwd, ten minste 8,5 meter bedraagt en indien een vrijstaande woning wordt gebouwd ten minste 11 meter; | |
(gebouwen) | d. | de woningen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak gebouwd worden en één gevel wordt geplaatst in, danwel tot maximaal 4 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens; |
e. | de breedte per woning ten minste 6 meter bedraagt; | |
f. | in afwijking van het bepaalde onder d. van dit lid de breedte van een gestapelde woning ten minste 5 meter bedraagt; | |
g. | de goothoogte niet meer dan 6,5 meter bedraagt, met dien verstande dat de goothoogte van bestaande woningen en gestapelde woningen niet meer bedraagt dan bestaand; | |
h. | de inhoud per woning ten minste 250 m3 bedraagt en voor gestapelde woningen ten minste 150 m³; | |
i. | de diepte niet meer dan 12 meter mag bedragen, met uitzondering van de percelen waarvan de afstand tussen de bouwgrens en de achterperceelsgrens ten minste 25 meter bedraagt, in welk geval de diepte 15 meter mag bedragen; | |
j. | de woning over een oppervlakte van ten minste 70% met een kap wordt afgedekt, waarvan de dakhelling ten minste 20º en niet meer dan 45º bedraagt; | |
k. | de zijgevel tenminste 2,50 meter uit de zijdelingse bouwperceelsgrens wordt geplaatst, tenzij het een woningscheidende zijgevel betreft; | |
(nieuwbouw- locatie) |
l. | in afwijking van het bepaalde onder h. en j. geldt voor de locaties waar één nieuwbouwwoning is toegestaan dat de inhoud minimaal 400 m³ en maximaal 1500 m³ mag bedragen en dat de dakhelling ten minste 30° en niet meer dan 45° mag bedragen; |
(garageboxen) | m. | de oppervlakte van garageboxen mag niet meer dan 18 m² bedragen en de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; |
(bijgebouwen) | n. | voor het bouwen van bijgebouwen, de volgende bepalingen gelden: |
(1) | de voorgevel wordt geplaatst in of achter de bouwgrens, tenzij het een garage betreft in welk geval de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer V' en 'Verkeer- Verblijf V-V' niet minder dan 5 meter mag bedragen; | |
(2) | de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 70 m2, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte per bouwperceel niet meer bedraagt dan 50%; | |
(3) | de goothoogte mag niet meer dan 3,2 meter bedragen; | |
(bouwwerken geen gebouwen zijnde) | o. | voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden: |
(1) | ze worden geplaatst in het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten, welke ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits het gestelde onder 2 in acht wordt genomen; | |
(2) |
de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van: a) erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen; b) vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen; |
|
(3) | ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen. | |
Gebruiks- voorschriften |
13.4. | Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 21, lid 1 wordt tenminste verstaan het gebruik van bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning. |
Vrijstellingen | 13.5. | Burgemeester en Wethouders kunnen, nadat de procedure genoemd in artikel 23.1 is gevolgd, vrijstelling verlenen van het bepaalde in: |
a. | artikel 13.1: voor de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijvigheid, welke voorkomt in de categorieën 1 en 2, zoals deze zijn aangegeven in de tot deze voorschriften behorende Bedrijvenstaat (bijlage 1), alsmede voor de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijvigheid, welke niet genoemd worden in deze staat bij de categorieën 1 en 2, maar naar de omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de bedrijvigheid bedoeld in de categorieën 1 en 2, met dien verstande, dat: |
|
(1) | geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de buurt en de betreffende woning; | |
(2) | indien tengevolge van deze vrijstelling een onevenredige aantasting te verwachten is van de kwaliteit van het aangrenzende woonmilieu geen vrijstelling wordt verleend; | |
(3) | het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen; | |
(4) | het geen detailhandel, seksinrichting of horecabedrijf betreft; | |
(5) | de oppervlakte van de gebouwen, welke voor de bedrijfsuitoefening wordt gebruikt, niet meer bedraagt dan 35 m2. | |
b. | artikel 13.1: voor de uitoefening van bed & breakfastactiviteiten in als zodanig aangewezen monumenten en beeldbepalende panden, met dien verstande dat: |
|
(1) | geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de buurt en wonen ter plaatse de hoofdfunctie zal blijven; | |
(2) | indien ten gevolge van deze vrijstelling een onevenredige aantasting te verwachten is van de kwaliteit van het aangrenzende woonmilieu, geen vrijstelling wordt verleend; | |
(3) | gezorgd dient te worden voor voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein, dan wel hierin voorzien kan worden op nabijgelegen gronden; | |
(4) | het verkeersbelang niet wordt aangetast. | |
c. | artikel 13.3 onder d. en artikel 13.3.n. onder 1: voor het uitbreiden van een woning dan wel voor het bouwen van een aangebouwd bijgebouw per woning vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits: |
|
(1) | de naar de weg gekeerde bouwgrens met niet meer dan 3 meter wordt overschreden, tenzij het een carport betreft in welk geval de overschrijding 5 meter mag bedragen; | |
(2) | indien het een garage betreft de afstand van het bijgebouw, tot de bestemming 'Verkeer V' en 'Verkeer-Verblijf V-V' nergens minder bedraagt dan 5 meter; | |
(3) | over ten minste 40% van de breedte van de voorgevel van de woning niet wordt aangebouwd; | |
(4) | de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter; | |
(5) | de oppervlakte niet meer bedraagt dan 6 m2, tenzij het een carport betreft in welk geval de oppervlakte 15 m2 mag bedragen; | |
(6) | het verkeersbelang niet wordt aangetast; | |
(7) | door deze vrijstelling bestaande gebouwen op aangrenzende percelen niet worden beperkt in hun gebruiksmogelijkheden dan wel bereikbaarheid en er geen onevenredige aantasting te verwachten is van de kwaliteit van het woonmilieu. | |
d. | artikel 13.3 onder j: voor een andere afdekking/dakhelling mits het stedenbouwkundig beeld, gehoord de welstandscommissie, niet onevenredig wordt aangetast. |
|
e. | artikel 13.3.n. onder 3: voor een goothoogte gelijk aan de goothoogte van de woning, mits: |
|
(1) | het een aangebouwd bijgebouw betreft; | |
(2) | het uitsluitend de goothoogte betreft van de gevel, welke tegen de woning wordt gebouwd. | |
f. | artikel 13.3. onder a.: voor het splitsen van woningen waarbij het gebruik als woondoeleinden vanuit het oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, met dien verstande dat: |
|
(1) | splitsing alleen plaatsvindt in als zodanig aangewezen monumentale of beeldbepalende bebouwing, danwel splitsing alleen plaatsvindt in panden welke aan de Rijksweg gelegen zijn; | |
(2) |
splitsing alleen toegestaan is binnen de begrenzing van de op de plankaart opgenomen aanduiding 'contour kern'; | |
(3) | splitsing gerealiseerd dient te worden binnen de bestaande bouwmassa; | |
(4) | de te splitsen woningen dienen te voldoen aan de bouwvoorschriften zoals opgenomen in artikel 13.3, waarbij een inhoudsmaat voor de te splitsen woningen geldt van ten minste 250 m³; | |
(5) | het stedenbouwkundige beeld en de cultuurhistorische waarden, gehoord de monumentencommissie, niet wezenlijk worden aangetast; | |
(6) | er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen. | |
Wijzigings- bevoegdheid |
13.6. | Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen W' te wijzigen in bestemming 'Recreatie- Verblijf R-V', mits: |
(1) | deze wijziging alleen van toepassing is op monumentale of beeldbepalende bebouwing; | |
(2) | het totaal aantal woningen dat aanwezig is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp niet mag toenemen; | |
(3) | het aantal vakantieappartementen dat per bouwperceel gerealiseerd wordt, niet meer dan 2 bedraagt, waarbij de vloeroppervlakte per appartement niet meer mag bedragen dan 100 m²; | |
(4) | de bouwmassa niet wordt vergroot; | |
(5) | het stedenbouwkundig beeld en de cultuurhistorische waarde niet wezenlijk worden aangetast; | |
(6) | er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aangrenzende waarden en functies welke het bestemmingsplan beoogt te beschermen, hetgeen onder andere wil zeggen dat er geen verzwaring mag optreden van de op grond van de Wet milieubeheer te stellen normen en eisen; | |
(7) | het gebruik als woon- en verblijfsdoeleinden vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is; | |
(8) | er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, hetgeen onder andere wil zeggen dat: uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming; aan de geldende luchtkwaliteitseisen kan worden voldaan. |
|
(9) | parkeervoorzieningen op eigen terrein gerealiseerd worden; | |
(10) | de procedure in artikel 23.2 wordt gevolgd. |
Paragraaf C Bepalingen met betrekking tot dubbelbestemmingen