Type plan: uitwerkingsplan
Naam van het plan: ValiVerte Eschberg - Noord
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0981.upValiVerteVaals-VA01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:
het uitwerkingsplan 'ValiVerte Eschberg - Noord' met identificatienummer NL.IMRO.0981.upValiVerteVaals-VA01 van de gemeente Vaals.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
   
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
   
1.5 aaneengebouwd:
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa, bestaande uit drie of meer aan elkaar gebouwde grondgebonden hoofdgebouwen.
    
1.6 antenne-installatie:
het geheel van één of meerdere antennes, antennedrager, bedrading en apparatuur- of techniekkast met bijbehorende bevestigingsconstructie dat gebruikt wordt voor het verzenden en/of ontvangen van radiofrequente elektromagnetische velden;
  
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
  
1.8 bed en breakfast:
een bed- en breakfast is een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt aan afwisselend publiek. De ruimtes in een bed & breakfast beperken zich tot slaapkamer(s), badkamer(s) en maximaal een (gezamenlijke) gemeenschappelijk ruimte. Een  keuken/kookvoorziening is in bed & breakfast kamers alsook in de gemeenschappelijke ruimte niet toegestaan. Het ontbijt wordt door de exploitant aangeboden in de slaapkamers dan wel gemeenschappelijke ruimte.
 
Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
 
1.9 bedrijfsmatige activiteiten aan huis:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentverzorging, waarvan de omvang van de activiteit zodanig is dat de woonfunctie ter plaatse in overwegende mate behouden blijft en waarvan de ruimtelijke uitstraling zodanig is dat deze in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse (zie bijlage 1 bij de regels voor een overzicht met bedrijfsmatige activiteiten aan huis). Onder bedrijfsmatige activiteiten aan huis wordt niet verstaan: detailhandel, prostitutie, seksinrichtingen, escortbedrijven en grow-, head- en smartshops.
   
1.10 begane grond:
  1. de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging; ook dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is;
  2. bij hoogteverschillen in het terrein: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld. 
1.11 beroepsmatige activiteiten aan huis:
het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat de woonfunctie ter plaatse in overwegende mate behouden blijft en waarvan de ruimtelijke uitstraling zodanig is dat deze in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse (zie bijlage 1 van de regels voor een overzicht met beroepsmatige activiteiten aan huis). Onder beroepsmatige activiteiten aan huis wordt niet verstaan: detailhandel, prostitutie, seksinrichtingen, escortbedrijven en grow-, head- en smartshops.
  
1.12 bestaand:
aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
 
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
   
1.15 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
 
1.16 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
 
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.19 bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen - onder nagenoeg gelijke hoogte wordt verstaan een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 meter (gemeten op het laagste punt) -zulks met inbegrip van de begane grond, doch met uitzondering van onderbouwen, zolders en kappen en met een maximale hoogte van 3,20 meter voor woningen en 4,50 meter voor andere gebouwen.
 
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.21 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
 
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.23 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.24 carport/overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend.
 
1.25 coffeeshop:
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van softdrugs en dranken voor gebruik ter plaatse.
    
1.26 consumentverzorging:
het bedrijfsmatig verrichten van op publiek gerichte dienstverlening, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures.
 
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.28 dienstverlening:
het verrichten van diensten in een vorm die voor wat betreft ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel en waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalon, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons.
      
1.29 escortbedrijf:
een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.
   
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
   
1.31 gevellijn:
de bouwgrens die nagenoeg gelijk loopt aan de as van één of meerdere wegen waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.
 
1.32 grondgebonden woning:
een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waarvan op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen.
 
1.33 growshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.34 headshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van artikelen die verwant zijn aan de hasjcultuur, niet zijnde psychotrope stoffen.
 
1.35 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 

1.36 hoofdverblijf:
  1. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.37 internetverkoop:
vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd.

1.38 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig aanbieden van (nacht)verblijf, waarbij (een deel van een) gebouw als onzelfstandige wooneenheid/wooneenheden word(t)(en) gebruikt en waarbij verder kenmerkend is dat de kamerverhuurder(s) ter plaatse zijn (hun) hoofdverblijf heeft (hebben).
 
1.39 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een voetgangersovergang, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
   
1.40 maaiveld:
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.
 
1.41 maatvoeringsvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringsymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.
 
1.42 mantelzorg:
langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
 
1.43 medische indicatie:
een schriftelijke verklaring, opgesteld door een arts, met een op medische gegevens gebaseerd waardeoordeel met betrekking tot de patiënt en diens gezondheidstoestand, die een ander doel dient dan behandeling of begeleiding.
   
1.44 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.45 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
 
1.46 Omgevingsverordening Limburg:
de Omgevingsverordening Limburg (OvL) is een samenvoeging van de eerdere Provinciale Milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening, die met de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingetrokken. De Omgevingsverordening Limburg is in werking getreden d.d. 01-01-2011.
 
1.47 onderbouw:
(een gedeelte van) een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant in overwegende mate minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen.
 
1.48 ondergeschikt:
in aard en omvang of functioneel, ruimtelijk en/ of architectonisch opzicht ten dienste van een hoofdfunctie/ gebouw. In geval er onduidelijkheid is over ondergeschiktheid zijn van een activiteit kan een externe deskundige hierover advies geven.

1.49 ondergeschikte detailhandel:
niet-zelfstandige detailhandel, waarbij de detailhandelsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit.
 
1.50 onzelfstandige woning/wooneenheid:
een woning/wooneenheid, niet zijnde een zelfstandige woning/wooneenheid.

1.51 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.  
 
1.52 opslag:
het tijdelijk of permanent opslaan van goederen en/of grondstoffen.
 
1.53 parkeerkencijfers:
parkeerkencijfers zoals verwoord in de CROW/ASVV-publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', publicatie 317 of diens opvolger.
 
1.54 peil:
bovenkant afgewerkte begane grondvloer.
 
1.55 permanente bewoning:
indien één of meerdere personen een woning al dan niet tijdelijk gebruiken als (hoofd)verblijf in de zin van artikel 1:10 BW - zoals dat geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan - dan wel anderszins gebruiken voor niet-recreatieve doeleinden;
  
1.56 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
  
1.57 recreatie:
activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.
   
1.58 riool:
infrastructuur waarop afvalwater geloosd, ingezameld en getransporteerd wordt.
   
1.59 seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.60 smartshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ter verkoop  en/of leveren van producten waarin psychotrope stoffen aanwezig zijn aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
    
1.61 stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.
 
1.62 straatmeubilair:
openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, lichtmasten, halteaanduidingen, parkeer- en verkeersregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, papier-, glas- en andere inzamelbakken, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, voorzieningen ten behoeve van (het opladen en stallen van) (elektrische) fietsen en overige hiermee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
1.63 straatprostitutie:
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.64 twee-aaneengebouwd:
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit maximaal twee hoofdgebouwen, waarvan de hoofdbebouwing aan maximaal één zijde grenst / aansluit aan een ander hoofdgebouw.
 
1.65 verblijfsgebied:
gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, pleinen, terrassen, fiets- en voetpaden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen worden gerekend.
    
1.66 voorgevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het (hoofd-)gebouw vormt. In hoeksituaties is sprake van maar één voorgevel; dit is de gevel waar het huisnummer formeel is;
 
1.67 voorgevelrooilijn:
voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn.
 
1.68 vrijstaand:
bebouwing waarvan het hoofdgebouw niet grenst of aansluit aan andere hoofdgebouwen.
 
1.69 Wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
 
1.70 webwinkel:
vorm van detailhandel met al dan niet een uitstalling, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en zowel per post worden geleverd als ter plaatse afgehaald worden;

1.71 woning/wooneenheid:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Indien sprake is van kamerverhuur in de zin van artikel 1.52 is binnen het (gedeelte van een) gebouw de huisvesting van meerdere huishoudens toegelaten.
 
1.72 zelfstandige wooneenheid:
een woning met een eigen toegang, waarbij wezenlijke voorzieningen niet te hoeven worden gedeeld met andere bewoners van het pand (eengezinshuishouden/gemeenschappelijk huishouden).

1.73 zorgwoning:
wooneenheid gerelateerd aan een zorgvoorziening bedoeld voor het (onzelfstandig) wonen van mensen met een zorgbehoefte.
Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
horizontaal tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
 
het bedrijfsvloeroppervlak:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
 
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van een goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
de lengte en breedte van een bouwwerk:
horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
 
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
het verkoopvloeroppervlak:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor de detailhandelsactiviteiten.
 
Uitzondering:
De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, erkers, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen, balustrades en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen mits de bestemmingsgrens, de gevel (zijnde voor-, zij- of achtergevel) van het hoofdgebouw of de aangegeven gevellijn met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen

 
3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groen en groenvoorzieningen;
  2. verkeer in de vorm van parkeerplaatsen en fiets- en voetpaden
          en daarbij behorende:
  1. voorzieningen voor het ontvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. straatmeubilair;
  5. kunstwerken;
  6. geluidwerende voorzieningen;
  7. hondenuitlaatplaatsen.
3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen, met uitzonderingen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van het toegestane gebruik.
 
3.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.
3.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen met uitzondering van:
    1. voorzieningen van openbare verlichting, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
    2. geluidwerende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 10,00 meter mag bedragen;
    3. kunstwerken, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
  2. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', dient een vrije doorgang met een minimale hoogte van 2,50 meter te worden gegarandeerd;
  3. carports/overkappingen zijn niet toegestaan.
3.3 Nadere eisen
     
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

 
4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verkeersontsluiting;
  2. verblijfsgebied;
    en daarbij behorende
  1. groenvoorzieningen;
  2. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. kunstwerken;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. straatmeubilair.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
 
4.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15,00 m².
4.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 8,00 meter;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8,00 meter;
  3. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Artikel 5 Wonen

 
5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen waarbij:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan
    en daarbij behorende:
  1. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, toegelaten overeenkomstig artikel 5 lid 5.3;
  2. kamerverhuur, toegelaten overeenkomstig artikel 5 lid 5.7;
  3. tuinen en erven;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  6. verkeersdoeleinden in de vorm van toegangswegen tot woningen, in-/opritten bij woningen, toegangswegen tot garageboxen, verblijfsgebieden, voetgangersgebieden, pleinen en fiets- en voetpaden;
  7. parkeervoorzieningen ter plaatse van in-/opritten gelegen voor garages/garageboxen en daar waar vrijstaande bijbehorende bouwwerken alsmede carports en overkappingen opgericht kunnen worden.
5.2 Bouwregels

 
5.2.1 Algemeen
  1. Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    1. hoofdgebouwen;
    2. de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
    3. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
    4. nutsvoorzieningen.
5.2.2 Regels met betrekking tot grondgebonden woningen ter plaatse van de aanduidingen 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen' en 'vrijstaand'
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' waarbij de (voor-)gevels van het hoofdgebouw moeten worden geplaatst in of evenwijdig aan de aangegeven gevellijn (waarbij de voorste gevellijn in de richting van de voorste perceelsgrens niet mag worden overschreden); 
  2. indien geen aanduiding 'gevellijn' is opgenomen dan mogen gebouwen uitsluitend worden gebouwd achter de bestaande voorgevel;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. mag een woning aan de naar de weg gekeerde zijde worden uitgebreid met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
    2. de afstand tot de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mag niet minder bedragen dan 2,00 meter;
    3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
    4. de breedte van de erker mag niet meer bedragen dan 50 % van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  4. het bouwperceel behorende bij een woning mag voor maximaal 50 % worden bebouwd; 
  5. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal bouwlagen' is aangegeven, met dien verstande dat:
    1. elke afzonderlijke bouwlaag maximaal 3,20 meter mag bedragen;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', 'dienstverlening' en 'bedrijf' de eerste bouwlaag maximaal 4,50 meter mag bedragen en elke daarop volgende bouwlaag maximaal 3,20 meter bedraagt;
  6. de hoofdgebouwen mogen achter de aangeduide gevellijn, dan wel indien deze niet is aangeduid achter de bestaande voorgevel, uitbreiden met dien verstande dat de afstand tussen voor- en achtergevel niet meer bedraagt dan 12,00 meter. Hoofdgebouwen gelegen op percelen waarvan de afstand tussen de aangeduide gevellijn en achterperceelsgrens ten minste 25 meter bedraagt, mogen achter de aangeduide gevellijn, dan wel indien deze niet is aangeduid achter de bestaande voorgevel, uitbreiden met dien verstande dat de afstand tussen de voor- en achtergevel niet meer dan 15,00 meter bedraagt;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' dient de zijgevel van het hoofdgebouw minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' dient de zijgevel van het hoofdgebouw aan één zijde minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dient een hoekwoning aan één zijde minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;
  10. het aantal woningen mag niet toenemen.
5.2.3 Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw mag maximaal 75 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
  2. de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,20 meter;
  3. de afstand tot aan het hoofdgebouw mag niet meer dan 30,00 meter bedragen;
  4. een bijbehorend bouwwerk dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn te worden opgericht.
5.2.4 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15,00 m².
5.2.5 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied; 
  3. carports/overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevel/-rooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd. Met betrekking tot carports overkappingen gelden de volgende regels:
    1. de bebouwde oppervlakte aan carports/overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m² per bouwperceel;
    2. de bouwhoogte van een carport/overkapping mag niet meer bedragen dan 3,20 meter.
 
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Afwijken van de bouwregels
        
5.4.1 Afwijken voor het bouwen van de zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens dan wel binnen een afstand van 2,50 meter tot de zijdelingse perceelsgren
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 5 lid 2.2 onder g., h. en i. bepaalde voor het bouwen van de zijgevel in de zijdelingse bouwperceelsgrens dan wel binnen een afstand van 2,50 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.
5.4.2 Afwijken erfafscheidingen binnen 1,00 meter tot openbaar toegankelijk gebied
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 5 lid 2.5 sub b bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn en binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied mits.
 
5.4.3 Afwijken carports/overkappingen voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 5 lid 2.5 sub c bepaalde, voor de bouw van carports/overkappingen, met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel maximaal 2 meter mag bedragen en de afstand tot de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' minimaal 5,00 meter moet bedragen en het bepaalde in artikel 5 lid 2.5 sub c onder 1. en 2. onverminderd van toepassing is.
 
5.4.4 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 5 lid 4.1 tot en met  artikel 5 lid 4.3 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
 
5.5 Specifieke gebruiksregels

 
5.5.1 Algemeen
De in artikel 5 lid 1 onder e., g. en h. genoemde functies zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan, behoudens ter plaatse waar, op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit plan, deze functies op de verdieping(en) plaatsvinden.
 
5.5.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
  1. permanente en tijdelijke bewoning in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  2. detailhandel, uitgezonderd daar waar dit expliciet is toegestaan; 
  3. opslagdoeleinden anders dan gerelateerd aan het binnen deze bestemming toegelaten gebruik;
  4. horeca;
  5. webwinkel.
5.5.3 Beroepsmatige en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Beroepsmatige activiteiten en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. de maximum oppervlakte aan beroepsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 70 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  2. uitsluitend bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen worden uitgeoefend tot een maximum oppervlakte van 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  5. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  6. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  7. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  8. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden,
met dien verstande dat geen nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan.
 
5.5.4 Mantelzorg
Mantelzorg is niet toegestaan.
 
5.5.5 Parkeren
Parkeren voor de voorgevel, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of carport of in de openbare ruimte, is niet toegestaan.
 
5.5.6 Woningsplitsing
Woningsplitsing is niet toegestaan.
 
5.5.7 Kamerverhuur
Kamerverhuur is uitsluitend toegestaan binnen de woonfunctie in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom indien:  
  1. de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  2. per woning maximaal twee kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden.
 
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
5.6.1 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 5 lid 1 bepaalde voor de uitoefening van een bed & breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie blijft als hoofdactiviteit gehandhaafd;
  2. de bouwmassa wordt niet vergroot;
  3. het aantal recreatieverblijven ((slaap)kamers) bedraagt niet meer dan 2;
  4. er is maximaal één gemeenschappelijke ruimte, uitgezonderd verkeersruimtes, toegestaan;
  5. het parkeren vindt plaats op eigen terrein waarbij moet worden voldaan aan de kencijfers parkeren;
  6. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
  7. maximaal 30 % van het totale woonoppervlak van de bestaande woning met eventuele bijbehorende bouwwerken wordt voor bed & breakfast gebruikt;
  8. naast de bed & breakfast zijn geen andere recreatieve functies toegestaan, anders dan aanvullende services (zoals het verstrekken van warme maaltijden en fietsenverhuur) ten behoeve van de bed & breakfast-gasten;
  9. de bed & breakfast-voorziening functioneert niet als zelfstandige (woon)eenheid en er is derhalve geen keuken/kookvoorziening op de slaapkamers en in de gemeenschappelijke ruimte toegestaan.
5.6.2 Nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 5.3 ten behoeve van het toestaan van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels onder de volgende voorwaarden: 
  1. de maximum oppervlakte aan bedrijfsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;      
  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;       
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  5. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  6. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn.
  7. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  8. er mag geen opslag ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden
5.6.3 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 5.4 voor de uitoefening van mantelzorg binnen de woonfunctie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. mantelzorg mag worden uitgeoefend in een bestaande woning of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat dit uitsluitend wordt toegestaan wanneer de noodzaak daarvoor wordt aangetoond; hiervoor is een medische indicatie benodigd door een van gemeentewege erkende instelling;
  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  3. de woonruimte heeft geen eigen huisnummer;
  4. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening bedraagt maximaal 70 m²;
  5. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  6. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en voor het overige niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  8. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetgeving;
  9. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als woonruimte beëindigd en dient dit deel van het gebouw weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.
5.6.4 Parkeren voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 5 lid 5.5 bepaalde voor het toestaan dat voor de voorgevel wordt geparkeerd mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. parkeren voor de voorgevel leidt niet tot stedenbouwkundige bezwaren;
  2. het parkeren kan niet anders worden gerealiseerd.
5.6.5 Aanvullende mogelijkheden kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 5.7 voor het toestaan van kamerverhuur voor meer dan twee kamers en/of het toestaan van kamerverhuur indien de verhuurder niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:  
  1. kamerverhuur alleen inpandig is toegestaan in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom;
  2. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig mag worden verstoord;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden; 
  4. voldaan wordt aan de overige wet- en regelgeving, onder andere voor wat betreft brandveiligheid. 
5.6.6 Internetverkoop
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 1 sub d voor het toestaan van internetverkoop als bedrijfsmatige activiteit aan huis dan wel als ondergeschikte verkoop bij een andere bedrijfsmatige activiteit aan huis, met dien verstande dat:
  1. niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 70 m²;
  2. opslag ten behoeve van de internetverkoop mag alleen inpandig plaatsvinden;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de internetverkoop worden gebruikt;
  4. er mag geen sprake zijn van een webwinkel;
  5. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  6. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 5

 
6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor zones met een middelhoge archeologische verwachtingen.
 
6.2 Bouwregels

 
6.2.1 Algemeen
  1. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk binnen de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 5' voor meer dan 0,5 m onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 1.000 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
    Hieruit zal moeten blijken of, en zo ja in welke vorm, inventariserend veldonderzoek noodzakelijk is.
  2. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk buiten de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor de 'Waarde - Archeologie 5' voor meer dan 0,4 m onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 1.000 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
    Hieruit zal moeten blijken of, en zo ja in welke vorm, inventariserend veldonderzoek noodzakelijk is.
  3. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk binnen en of buiten de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 5' een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan , inpassingsplan of beheersverordening art. 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wabo of wijziging bestemmingsplan conform art. 3.6 lid 1 onder a Wro noodzakelijk is voor meer dan 0,4m (binnen de bebouwde kom) of 0,5m (buiten de bebouwde kom) onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 2.500 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
6.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning
Indien uit het onder artikel 6 lid 2.1 genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zal of kan worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, zijnde:
  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; dan wel
  2. het doen van een opgraving; dan wel
  3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend bureauonderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.
 
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het binnen de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,5 meter;
  2. het buiten de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,4 meter;
  3. het rooien van diepwortelende beplantingen of bomen;
  4. het uitvoeren van grondwerk (al dan niet omgevingsvergunningplichtig);
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  6. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  7. het aanbrengen van diepwortelende (0,70 m. onder maaiveld) beplantingen of bomen;
  8. het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  9. het onder het maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning;
  10. het verlagen van het waterpeil.
6.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 6 lid 4.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:
  1. binnen de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- met een diepte van minder dan 0,5 meter onder het maaiveld;
  2. buiten de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- met een diepte van minder dan 0,4 meter onder het maaiveld;
  3. waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en/of de ontwikkeling minder dan
    1.000 m² bedraagt;
  4. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  5. welke ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen omgevingsvergunning vereist was;
  6. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  7. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  8. op gronden die door het college van Burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven;
  9. indien de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan het archeologisch relevante niveau waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
  10. indien de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
6.4.3 Voorwaarden
De in artikel 6 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van een rapport over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
dan wel;
  1. voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel algemene bouwregels, waarbij wordt aangetoond dat de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgraving;
    3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Verbod op bouwen in strijd met de bestemming

Het is verboden op de in het plan begrepen gronden:
  1. enig bouwwerk te bouwen waarbij de aangegeven bebouwingsgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen die volgens deze regels zijn toegestaan;
  2. te bouwen een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een bouwwerk, geen gebouw zijnde of een complex van bouwwerken, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in een grotere mate zal gaan afwijken van het plan.
8.2 Ondergronds bouwen

 
8.2.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde gelden, behoudens in dit artikel opgenomen afwijkingsmogelijkheden, geen beperkingen.
   
8.2.2 Ondergronds bouwen
Ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht onder de volgende voorwaarden: 
  1. deze zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan;
  2. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3 meter onder peil;
  3. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen wordt meegerekend bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages of maximaal te bebouwen oppervlak, dan wel maximale inhoud;
  4. deze mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
8.2.3 Afwijken ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van: 
  1. het bepaalde in artikel 8 lid 2.2 sub a voor het bouwen van ondergrondse gebouwen buiten de bouwvlakken;
  2. het bepaalde in artikel 8 lid 2.2 sub b voor het bouwen van ondergrondse gebouwen net een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil, mits: 
    1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
    2. geen onevenredige afbreuk  wordt gedaan aan archeologische waarden.
 
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1 Verbod op gebruik in strijd met de bestemming
 
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. opstallen te gebruiken of te doen gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bebouwings- en gebruiksmogelijkheden.
 
9.2 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning(en);
  2. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan krachtens deze regels;
  4. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  5. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van smart-, head- en growshops; 
  6. het gebruik van bijbehorende bouwwerken behorende bij een (dienst-)woning ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
9.3 Toepassing parkeerkencijfers
 
9.3.1 Algemene parkeerregels
Het is verboden het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren, stallen, laden en lossen.
 
9.3.2 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen
  1. Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in parkeer- en stallingsbehoefte en/of de behoefte aan laad- en losruimte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. de parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald conform de toepasselijke parkeerkencijfers.
  2. de parkeer- en/of stallingsbehoefte van nieuwe functie dient te worden gerealiseerd op niet-openbaar terrein;
  3. de in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren of stallen van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m. bij 5,00 m. en ten hoogste 3,25 m. bij 6,00 m. bedragen;
    2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m. bij 5,00 meter bedragen. 
  
9.3.3 Afwijken van de parkeerregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 3.1 en artikel 9 lid 3.2, mits: 
  1. is aangetoond dat op andere wijze in de benodigde parkeer-, stallings-, laad- en/of losruimte wordt voorzien;
  2. is aangetoond dat geen onevenredige aantasting plaats vindt van de in het geding zijnde belangen, zoals de leefomgeving (parkeerdruk), openbare orde en verkeersveiligheid.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

 
10.1 milieuzone - bodembeschermingsgebied
 
10.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens dienen voor de bescherming van de kwaliteit van de bodem en het grondwater en de waarden daarvan. De regels ter bescherming van de bodem, zoals vermeld in Hoofdstuk 2, paragraaf 3 van de omgevingsverordening Limburg zijn in het Bodembeschermingsgebied Mergelland van toepassing.
 
10.1.2 Bouwregels
Er mag geen bebouwing plaatsvinden waarmee de kwaliteit van de bodem en de waarden daarvan onevenredig wordt verminderd.
 
10.2 vrijwaringszone - POL-aanvulling verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - POL-aanvulling verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering' geldt de regeling zoals opgenomen in de POL-aanvulling 'Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering' d.d. 18.12.2009 en de gemeentelijke uitwerking daarvan in de Intergemeentelijke Structuurvisie Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul (vastgesteld door de raad van de gemeente Vaals op 27 februari 2012).
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
11.1 Afwijken met 10%

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van bouwhoogten, oppervlakten, lengtes, breedtes en dieptes en bebouwingspercentages tot ten hoogste 10 %, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en in de afzonderlijke bestemmingen niet reeds wordt voorzien in een soortgelijke afwijkingsbevoegdheid.
 
11.2 Afwijken antennebeleid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privé-gebruik en niet meer dan 30 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
 
12.1 Wijzigingsbevoegdheid plaats bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 13 Algemene procedureregels
 
13.1 Omgevingsvergunningen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing.
 
13.2 Wijzigingen
 
Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en Wethouders, is afdeling 3.4 (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
 
13.3 Nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
  1. het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage;
  2. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend;
  3. in het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging;
  4. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij Burgemeester en wethouders;
  5. Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.
Artikel 14 Overige regels
 
14.1 Wettelijke regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan.
 
14.2 Gemeentelijke regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan.
 
14.3 Voorrangsregels
  1. Indien sprake is van een strijdigheid tussen de bepalingen van de enkel- en dubbelbestemming prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming;
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
    
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel

Deze regels (met bijlagen) worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'ValiVerte Eschberg - Noord'.