Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kern Vaals
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0981.BPKernVaals-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen


1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Kern Vaals' met identificatienummer NL.IMRO.0981.BPKernVaals-VG01 van de gemeente Vaals.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
   
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
   
1.5 aaneengebouwd:
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa, bestaande uit drie of meer aan elkaar gebouwde grondgebonden hoofdgebouwen.
   
1.6 agrarisch:
het (bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren.
 
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
  
1.8 antenne-installatie:
het geheel van één of meerdere antennes, antennedrager, bedrading en apparatuur- of techniekkast met bijbehorende bevestigingsconstructie dat gebruikt wordt voor het verzenden en/of ontvangen van radiofrequente elektromagnetische velden;
 
1.9 automaten/speelhal:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen.
   
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
  
1.11 bebouwingspercentage:
een in de verbeelding of regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
 
1.12 bed en breakfast:
een bed- en breakfast is een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt aan afwisselend publiek. De ruimtes in een bed & breakfast beperken zich tot slaapkamer(s), badkamer(s) en maximaal een (gezamenlijke) gemeenschappelijk ruimte. Een  keuken/kookvoorziening is in bed & breakfast kamers alsook in de gemeenschappelijke ruimte niet toegestaan. Het ontbijt wordt door de exploitant aangeboden in de slaapkamers dan wel gemeenschappelijke ruimte.
 
Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
 
1.13 bedrijfsmatige activiteiten aan huis:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentverzorging, waarvan de omvang van de activiteit zodanig is dat de woonfunctie ter plaatse in overwegende mate behouden blijft en waarvan de ruimtelijke uitstraling zodanig is dat deze in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse (zie bijlage 1 bij de regels voor een overzicht met bedrijfsmatige activiteiten aan huis). Onder bedrijfsmatige activiteiten aan huis wordt niet verstaan: detailhandel, prostitutie, seksinrichtingen, escortbedrijven en grow-, head- en smartshops.
  
1.14 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
  
1.15 begane grond:
  1. de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging; ook dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is;
  2. bij hoogteverschillen in het terrein: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld. 
1.16 beperkt kwetsbaar object:
kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b. van het Bevi.
 
1.17 beroepsmatige activiteiten aan huis:
het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat de woonfunctie ter plaatse in overwegende mate behouden blijft en waarvan de ruimtelijke uitstraling zodanig is dat deze in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse (zie bijlage 1 van de regels voor een overzicht met beroepsmatige activiteiten aan huis). Onder beroepsmatige activiteiten aan huis wordt niet verstaan: detailhandel, prostitutie, seksinrichtingen, escortbedrijven en grow-, head- en smartshops.
  
1.18 bestaand:
aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
 
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.21 Bevi:
het Besluit externe veiligheid inrichtingen dat op 27 mei 2004 in werking is getreden.
 
1.22 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
 
1.23 beschermd dorpsgezicht:
beschermd dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988.
 
1.24 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
 
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.27 bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen - onder nagenoeg gelijke hoogte wordt verstaan een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 meter (gemeten op het laagste punt) -zulks met inbegrip van de begane grond, doch met uitzondering van onderbouwen, zolders en kappen en met een maximale hoogte van 3,20 meter voor woningen en 4,50 meter voor andere gebouwen.
 
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.29 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
 
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.31 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.32 carport/overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend.
 
1.33 coffeeshop:
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van softdrugs en dranken voor gebruik ter plaatse.
    
1.34 consumentverzorging:
het bedrijfsmatig verrichten van op publiek gerichte dienstverlening, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures.
 
1.35 dagrecreatie:
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.
 
1.36 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.37 dienstverlening:
het verrichten van diensten in een vorm die voor wat betreft ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel en waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalon, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons.
      
1.38 escortbedrijf:
een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.
  
1.39 extensieve dagrecreatie:
vormen van dagrecreatie met een beperkte ruimtelijke uitstraling en hoofdzakelijk gericht op natuur- en landschapsbeleving of vergelijkbare vrijetijdsbesteding in de buitenlucht, waaronder wandelen, fietsen en paardrijden; hiertoe worden ook kleinschalige speelvoorzieningen gerekend.
  
1.40 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
  
1.41 gestapeld gebouw:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
 
1.42 gevellijn:
de bouwgrens die nagenoeg gelijk loopt aan de as van één of meerdere wegen waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.
 
1.43 grondgebonden woning:
een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waarvan op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen.
 
1.44 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden.
 
1.45 growshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.46 headshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van artikelen die verwant zijn aan de hasjcultuur, niet zijnde psychotrope stoffen.
 
1.47 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 

1.48 hoofdverblijf:
  1. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.49 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. Daarbij wordt de volgende categorie-indeling gehanteerd:
 
horeca van categorie 1:
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.
 
horeca van categorie 2:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die al dan niet ter plaatse genuttigd kunnen worden. Het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie is toegestaan. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfoodzaak en lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
 
horeca van categorie 3:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse en/of het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd kunnen worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, koffie en/of theeschenkerij, juice- en healthbar.
 
horeca van categorie 4:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning).
 
horeca van categorie 5:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
  
1.50 internetverkoop:
vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd.

1.51 kampeermiddel:
  1. tenten, tentwagens,kampeerauto's, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. 
1.52 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig aanbieden van (nacht)verblijf, waarbij (een deel van een) gebouw als onzelfstandige wooneenheid/wooneenheden word(t)(en) gebruikt en waarbij verder kenmerkend is dat de kamerverhuurder(s) ter plaatse zijn (hun) hoofdverblijf heeft (hebben).
 
1.53 kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
 
1.54 karakteristiek:
alle Rijksmonumenten;
   
1.55 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een voetgangersovergang, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
 
1.56 kwetsbaar object:
kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l. van het Bevi.
 
1.57 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
 
1.58 maaiveld:
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.
 
1.59 maatschappelijke doeleinden:
voorzieningen ten behoeve van onderwijs, gezondheidszorg, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale functies, maatschappelijke en culturele functies.
 
1.60 maatvoeringsvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringsymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.
 
1.61 mantelzorg:
langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
 
1.62 medische indicatie:
een schriftelijke verklaring, opgesteld door een arts, met een op medische gegevens gebaseerd waardeoordeel met betrekking tot de patiënt en diens gezondheidstoestand, die een ander doel dient dan behandeling of begeleiding.
   
1.63 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
 
1.64 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.65 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
 
1.66 Omgevingsverordening Limburg:
de Omgevingsverordening Limburg (OvL) is een samenvoeging van de eerdere Provinciale Milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening, die met de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingetrokken. De Omgevingsverordening Limburg is in werking getreden d.d. 01-01-2011.
 
1.67 onderbouw:
(een gedeelte van) een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant in overwegende mate minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen.
 
1.68 ondergeschikt:
in aard en omvang of functioneel, ruimtelijk en/ of architectonisch opzicht ten dienste van een hoofdfunctie/ gebouw. In geval er onduidelijkheid is over ondergeschiktheid zijn van een activiteit kan een externe deskundige hierover advies geven.

1.69 ondergeschikte detailhandel:
niet-zelfstandige detailhandel, waarbij de detailhandelsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit.
 
1.70 onzelfstandige woning/wooneenheid:
een woning/wooneenheid, niet zijnde een zelfstandige woning/wooneenheid.

1.71 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.  
 
1.72 opslag:
het tijdelijk of permanent opslaan van goederen en/of grondstoffen.
 
1.73 paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd (niet overdekt) terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.
 
1.74 parkeerkencijfers:
parkeerkencijfers zoals verwoord in de CROW/ASVV-publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', publicatie 317 of diens opvolger.
 
1.75 peil:
bovenkant afgewerkte begane grondvloer.
 
1.76 permanente bewoning:
indien één of meerdere personen een woning al dan niet tijdelijk gebruiken als (hoofd)verblijf in de zin van artikel 1:10 BW - zoals dat geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan - dan wel anderszins gebruiken voor niet-recreatieve doeleinden;
  
1.77 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
  
1.78 recreatie:
activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.
 
1.79 recreatief medegebruik:
het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, ondergeschikt ten opzichte van de hoofdfunctie behorende bij de bestemming, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserijen, alsmede route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.
 
1.80 recreatiewoning:
een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben.
 
1.81 riool:
infrastructuur waarop afvalwater geloosd, ingezameld en getransporteerd wordt.
 
1.82 risicovolle inrichting:
kwetsbaar object als bedoeld in artikel 2 eerste lid van het Bevi.
 
1.83 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.
 
1.84 seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.85 smartshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ter verkoop  en/of leveren van producten waarin psychotrope stoffen aanwezig zijn aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  
1.86 stads- en dorpsgezichten:
groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden.
 
1.87 stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.
 
1.88 straatmeubilair:
openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, lichtmasten, halteaanduidingen, parkeer- en verkeersregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, papier-, glas- en andere inzamelbakken, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, voorzieningen ten behoeve van (het opladen en stallen van) (elektrische) fietsen en overige hiermee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
1.89 straatprostitutie:
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.90 terras:
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- en of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
 
1.91 twee-aaneengebouwd:
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit maximaal twee hoofdgebouwen, waarvan de hoofdbebouwing aan maximaal één zijde grenst / aansluit aan een ander hoofdgebouw.
 
1.92 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:
teeltondersteunende voorziening die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is. Voorbeelden van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn:
  • acryldoek
  • folie
  • hagelnetten
  • insectengaas
  • plastic tunnels
  • regenkappen
  • schaduwhallen
1.93 verblijfsgebied:
gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, pleinen, terrassen, fiets- en voetpaden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen worden gerekend.
 
1.94 verblijfsrecreatie:
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.
 
1.95 verenigingslokaal/clubgebouw:
gebouw bedoeld voor verenigingen of organisaties om ter plaatse activiteiten dan wel bijeenkomsten te ontplooien c.q. te organiseren.
  
1.96 voorgevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het (hoofd-)gebouw vormt. In hoeksituaties is sprake van maar één voorgevel; dit is de gevel waar het huisnummer formeel is;
 
1.97 voorgevelrooilijn:
voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn.
 
1.98 volkstuin:
afgebakend stuk terrein voor niet-commerciële sier-, groenten en kruidenteelt.
 
1.99 vrijstaand:
bebouwing waarvan het hoofdgebouw niet grenst of aansluit aan andere hoofdgebouwen.
 
1.100 Wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
 
1.101 webwinkel:
vorm van detailhandel met al dan niet een uitstalling, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en zowel per post worden geleverd als ter plaatse afgehaald worden;

1.102 winterterras: 
seizoensgebonden demontabele overkapping met gesloten zijwanden, die jaarlijks gedurende de periode van 1 november tot en met 31 maart mag worden opgebouwd.
   
1.103 woning/wooneenheid:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Indien sprake is van kamerverhuur in de zin van artikel 1.52 is binnen het (gedeelte van een) gebouw de huisvesting van meerdere huishoudens toegelaten.
 
1.104 zelfstandige wooneenheid:
een woning met een eigen toegang, waarbij wezenlijke voorzieningen niet te hoeven worden gedeeld met andere bewoners van het pand (eengezinshuishouden/gemeenschappelijk huishouden).

1.105 zoneringplichtige inrichting:
inrichting waarvoor een wettelijke zoneringsplicht bestaat op basis van de Wet geluidhinder.
 
1.106 zorgwoning:
wooneenheid gerelateerd aan een zorgvoorziening bedoeld voor het (onzelfstandig) wonen van mensen met een zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten


Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
horizontaal tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
 
het bedrijfsvloeroppervlak:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
 
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van een goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
de lengte en breedte van een bouwwerk:
horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
 
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
het verkoopvloeroppervlak:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor de detailhandelsactiviteiten.
 
Uitzondering:
De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, erkers, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen, balustrades en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen mits de bestemmingsgrens, de gevel (zijnde voor-, zij- of achtergevel) van het hoofdgebouw of de aangegeven gevellijn met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden, zijnde de kernkwaliteiten van Nationaal Landschap, zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van de openheid van de plateaugebieden, de kleinschaligheid van dorpsranden (met o.a. hoogstamboomgaarden), hellingen, open beekdalen en droogdalen;
  2. het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke waarden;
  3. de bescherming van de waarden van het aangrenzende natuurgebied;
  4. agrarisch grondgebruik;
  5. behoud van cultuurhistorische en archeologische waarden;
en tevens voor:
  1. een oefenterrein ten behoeve van de schutterij met inbegrip van een verenigingslokaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schutterij';
  2. ondergeschikte horeca, uitsluitend in het verenigingslokaal ten behoeve van de onder f. genoemde functie;
  3. een kogelvanger, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kogelvanger';
en daarbij behorende:
  1. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. extensieve dagrecreatie;
  4. veldkruizen, kapellen en kunstwerken;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, parkeer- en groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' mogen, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van een oefenterrein van een schutterij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schutterij' en gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van het in artikel 3 lid 1 toegestane gebruik.
3.2.2 Bouwregels met betrekking tot gebouwen voor een schutterij
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een oefenterrein van een schutterij gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van een oefenterrein van een schutterij mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schutterij';
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
3.2.3 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  2. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.
3.2.4 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 8,00 meter mag bedragen, met uitzondering van:
    1. terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen;
    2. een kogelvanger, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kogelvanger', waarvan de bouwhoogte niet meer dan 20,00 meter mag bedragen;
  2. voor het overige dienen deze naar aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

3.3 Nadere eisen

 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. de landschappelijke waarden van het gebied;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden;
  5. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

3.4 Afwijken van de bouwregels

 
3.4.1 Hoogzit
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 voor het bouwen van een hoogzit ten behoeve van de uitoefening van de jacht of natuurstudie, mits de hoogte niet meer dan 6 meter bedraagt.
3.4.2 Voederberging of voederruif
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 voor het bouwen van een voederberging of voederruif voor de instandhouding van het wild, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de inhoud niet meer dan 3 m³ bedraagt;
  2. de hoogte niet meer dan 2 meter bedraagt;
3.4.3 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.4 voor het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, mits:
  1. de voorzieningen noodzakelijk zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
  2. de voorzieningen voor zover mogelijk direct aansluitend aan de bestaande bebouwing worden gerealiseerd;
  3. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boogkassen en regenkappen, uitsluitend direct aansluitend aan de bestaande bebouwing mogen worden gerealiseerd, maar niet in de beekdalen, volgens de bij de herziening “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen” behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen;
  4. vooraf is advies verkregen van de Kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;
  5. de belangen en het gebruik van de aangrenzende gronden en bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
  6. de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  7. de teeltondersteunende voorzieningen niet worden aangebracht op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de bij de herziening “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen” behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen;
  8. de afwijking niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, zoals aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen”;
  9. zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte;
  10. de hoogte van boogkassen ten hoogste 2.50 meter mag bedragen;
  11. de hoogte van regenkappen ten hoogste 4.00 meter mag bedragen;
  12. tijdelijke regenkappen en tijdelijke boogkassen dienen na de termijn van maximaal 6 maanden verwijderd te worden. Hiertoe dient er in het kader van de privaatrechtelijke overeenkomst een bepaling inclusief boetebeding te worden toegevoegd, welke verwijdering garandeert.
3.4.4 Hagelnetten
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2 voor het oprichten van hagelnetten, mits: 
  1. de omgevingsvergunning geen betrekking heeft op gronden in de beekdalen of op gronden met een hellingpercentage van meer dan 8% zoals aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen, behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen';
  2. ten aanzien van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het plaatsen van hagelnetten op hellingen met een hellingpercentage van meer dan 4% vooraf advies is gevraagd bij de betrokken dienst van de provincie Limburg;
  3. de hagelnetten noodzakelijk zijn met het oog op de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  4. door de zichtbaarheid van de hagelnetten geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beleving van het landschap, zoals die wordt bepaald door de openheid op de plateaus en de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing, dan wel door landschappelijke inpassing een en ander kan worden voorkomen, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte; 
  5. de hagelnetten niet doorlopen tot aan de grond; 
  6. de hoogte niet meer bedraagt dan 4,5 m.
3.4.5 Schuilgelegenheden
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden, met dien verstande dat:
  1. het realiseren van een schuilgelegenheid enkel is toegestaan ten behoeve van kleinschalig, hobbymatig gebruik. Wanneer de beweiding op het perceel onderdeel uitmaakt van een volwaardig agrarisch bedrijf en/of er sprake is van een agrarisch bouwvlak, zal geen schuilgelegenheid worden toegestaan;
  2. er maximaal één schuilgelegenheid per perceel aanwezig mag zijn, met dien verstande dat:
    1. onder perceel wordt verstaan een aaneengesloten stuk grond dat geheel gelegen is op het grondgebied van de gemeente Vaals;
    2. een schuilgelegenheid maximaal de volgende maatvoeringen heeft:
      1. een bouwhoogte van maximaal 3,20 meter;
      2. een goothoogte van maximaal 2,00 meter;
      3. een maximale oppervlakte van 30 m²;
  3. de schuilgelegenheid landschappelijk dient te worden ingepast, hetgeen enerzijds ziet op de uiterlijke verschijningsvorm van de schuilgelegenheid en anderzijds op de ligging van de schuilgelegenheid op het perceel welke geen afbreuk mag doen aan het bestaande landschap en de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  4. de schuilgelegenheid voldoet aan de, afhankelijk van de perceelgrootte, vastgestelde maximale grootte. Op percelen tot 20.000 m² is per perceel dat geheel is gelegen op het grondgebied van Vaals, maximaal 1 schuilgelegenheid toegestaan. Afhankelijk van de perceelsgrootte wordt een maximale grootte van de schuilgelegenheid toegestaan, waarbij de volgende verdeling wordt aangehouden:
    1. op een perceel tot 5.000 m² een schuilgelegenheid van maximaal 20 m²;
    2. op een perceel van 5.000 tot 10.000 m² een schuilgelegenheid van maximaal 25 m²;
    3. op een perceel van 10.000 tot 20.000 m² een schuilgelegenheid van maximaal 30 m²;
  5. indien de schuilgelegenheid functioneert als bijbehorend bouwwerk bij een hoofdgebouw het gebruik daadwerkelijk gericht dient te zijn op een schuilgelegenheid en opslag van materiaal en voertuigen is uitgesloten. Indien de schuilgelegenheid geen bijbehorend bouwwerk betreft is opslag van materiaal (bv. stro, voer) of klein agrarisch materieel (bv. een kleine trekker) ondergeschikt aan het gebruik als schuilgelegenheid, toegestaan.

3.5 Specifieke gebruiksregels


Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 3 lid 1, meer in het bijzonder:
  1. als staan- of ligplaats voor onderkomens behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met de tot 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' bestemde gronden;
  2. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  3. voor sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, zwemgelegenheden of buitenmaneges;
  4. voor opslagdoeleinden;
  5. voor detailhandel en groothandel, uitgezonderd de verkoop van streekproducten en bedrijfsproducten afkomstig van het eigen bedrijf;
  6. voor horecadoeleinden, anders dan ondergeschikte horeca als bedoeld in artikel 3 lid 1 sub g;
  7. voor permanente of tijdelijke bewoning, uitgezonderd de bedrijfswoning;
  8. in de zin van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, als zelfstandige woning en als mantelzorg;
  9. voor een aan huis gebonden bedrijf;
  10. voor paardenbakken.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
3.6.1 Algemeen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van waterlopen;
  3. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
  6. het vellen- en of rooien of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  7. het bebossen van gronden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan niet als bos konden worden aangemerkt.
3.6.2 Uitzonderingen op verbod
Het onder artikel 3 lid 6.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
  1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  2. werken of werkzaamheden binnen het bouwvlak;
  3. het realiseren van erftoegangspaden tot maximaal 100 m²;
  4. werken of werkzaamheden van ongeschikte betekenis;
  5. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  6. werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins kunnen worden uitgevoerd;
  7. zover de Boswet of krachtens die Wet gestelde voorschriften van toepassing zijn;
  8. het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand of het zelf rooien van fruitbomen en bij boomgaarden behorende windsingels;
  9. het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande bodemgebruik;
  10. werken en werkzaamheden waarop de verordening op ontgrondingen in Limburg van toepassing is;
  11. indien de in artikel 3 lid 6.1 genoemde werken of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren waarvoor ingevolge artikel 12 van die Wet een vergunning van de Minister van Landbouw, Natuur en Visserij is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheersplan, als bedoeld in artikel 14 van die Wet.
3.6.3 Afwegingskader
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 lid 6.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 en 2 en/of daarmee, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders, vergelijkbare bedrijven met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimaal aan te houden afstand, met uitzondering van:
    1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    2. risicovolle inrichtingen.
  en tevens voor:
  1. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorie 3.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1';
  3. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  4. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  5. ondergeschikte detailhandel ten behoeve van de onder c., d. en e. genoemde functies;
  6. productiegebonden opslag;
  7. productiegebonden- en niet productiegebonden opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  8. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen'
en daarbij behorende:
  1. beroepsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning, toegelaten overeenkomstig artikel 4 lid 5.3;
  2. kamerverhuur, toegelaten overeenkomstig artikel 4 lid 5.5;
  3. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in artikel 4 lid 1 toegestane gebruik;
  2. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  3. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bedrijfswoning;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. nutsvoorzieningen en ondergrondse opslagtanks.
4.2.2 Regels met betrekking tot hoofdgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd behoudens ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' waar het aangeduide maximale bebouwingspercentage geldt;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande goothoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale goothoogte;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande bouwhoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale bouwhoogte.
4.2.3 Regels met betrekking tot bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande goothoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale goothoogte;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande bouwhoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale bouwhoogte.
4.2.4 Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag maximaal 75 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
  2. de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,20 meter;
  3. de afstand tot aan de bedrijfswoning mag niet meer dan 30,00 meter bedragen;
  4. een bijbehorend bouwwerk dient achter de voorgevel van de bedrijfswoning of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn te worden opgericht.
4.2.5 Regels met betrekking tot garageboxen
Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
  1. garageboxen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen';
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,20 meter.
4.2.6 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;
  3. de bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 8,00 meter;
  4. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;
  6. carports/overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevel/-rooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd. Met betrekking tot carports overkappingen gelden de volgende regels:
    1. de bebouwde oppervlakte aan carports/overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m² per bouwperceel;
    2. de bouwhoogte van een carport/overkapping mag niet meer bedragen dan 3,20 meter.
4.2.7 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20  meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.

4.3 Nadere eisen

     
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.4 Afwijken van de bouwregels

        
4.4.1 Afwijken carports/overkappingen voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 4 lid 2.6 sub f bepaalde, voor de bouw van carports/overkappingen, met de toegang gericht naar de naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel maximaal 2 meter mag bedragen en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' minimaal 5,00 meter moet bedragen en het bepaalde in artikel 4 lid 2.6 sub f onder 1. en 2. onverminderd van toepassing is.
4.4.2 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 4 lid 4.1 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

4.5 Specifieke gebruiksregels

 
4.5.1 Opslag
De opslag van goederen en materialen is uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, met uitzondering van de opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag' waar ook buiten de aanduiding 'bouwvlak' opslag van goederen en materialen mag plaatsvinden.
4.5.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
  1. bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in bijlage 2 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) alsmede daaraan naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven en voor zover niet voorzien van een specifieke aanduiding;
  2. een bed & breakfast;
  3. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel en ondergeschikte detailhandel zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 sub f
  4. wonen, met uitzondering van bewoning van een bedrijfswoning;
  5. horeca;
  6. opslag van brand- en explosie-gevaarlijke goederen en materialen, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  7. verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van de verkoop van motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  8. webwinkel, behalve waar detailhandel is toegestaan;
  9. automaten/speelhal.
4.5.3 Beroepsmatige en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Beroepsmatige activiteiten en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' onder de volgende voorwaarden:
  1. de maximum oppervlakte aan beroepsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 70 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  2. uitsluitend bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen worden uitgeoefend tot een maximum oppervlakte van 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
  4. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  5. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  6. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  7. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  8. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  9. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden,
met dien verstande dat geen nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan.
4.5.4 Mantelzorg
Mantelzorg is niet toegestaan. 
4.5.5 Kamerverhuur
Kamerverhuur is uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom indien:  
  1. de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  2. per woning maximaal twee kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden.
  

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.6.1 Nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 5.3 ten behoeve van het toestaan van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels onder de volgende voorwaarden: 
  1. de maximum oppervlakte aan bedrijfsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;      
  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;       
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  5. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  6. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn.
  7. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  8. er mag geen opslag ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.
4.6.2 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 5.4 voor de uitoefening van mantelzorg ter plaatse van de aanduiding 'bedijfswoning', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. mantelzorg mag worden uitgeoefend in een bestaande woning of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat dit uitsluitend wordt toegestaan wanneer de noodzaak daarvoor wordt aangetoond; hiervoor is een medische indicatie benodigd door een van gemeentewege erkende instelling;
  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  3. de woonruimte heeft geen eigen huisnummer;
  4. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening bedraagt maximaal 70 m²;
  5. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  6. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en voor het overige niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  8. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetgeving;
  9. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als woonruimte beëindigd en dient dit deel van het gebouw weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.
4.6.3 Aanvullende mogelijkheden kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 5.5 voor het toestaan van kamerverhuur voor meer dan twee kamers en/of het toestaan van kamerverhuur indien de verhuurder niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat: 
  1. kamerverhuur alleen inpandig is toegestaan in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom;
  2. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig mag worden verstoord;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden; 
  4. voldaan wordt aan de overige wet- en regelgeving, onder andere voor wat betreft brandveiligheid. 
 
4.6.4 Internetverkoop
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub j voor het toestaan van internetverkoop als bedrijfsmatige activiteit aan huis dan wel als ondergeschikte verkoop bij een andere bedrijfsmatige activiteit aan huis, met dien verstande dat: 
  1. niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 70 m²;
  2. opslag ten behoeve van de internetverkoop alleen inpandig mag plaatsvinden;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de internetverkoop worden gebruikt;
  4. er mag geen sprake zijn van een webwinkel;
  5. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  6. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. nutsvoorzieningen;
en daarbij behorende:
  1. ondergrondse leidingen;
  2. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen ten behoeve van het in artikel 5 lid 1 toegestane gebruik;
  2. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande goothoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale goothoogte;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande bouwhoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale bouwhoogte.
5.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen met uitzondering van voorzieningen van openbare verlichting, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen.

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel;
  2. dienstverlening;
  3. horeca van categorie 1;
  4. kantoren;
  5. maatschappelijke doeleinden;
  6. wonen;
  7. bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in bijlage 2 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 en 2 en/of daarmee, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, vergelijkbare bedrijven met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimaal aan te houden afstand, met uitzondering van:
    1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    2. risicovolle inrichtingen;
en tevens voor:
  1. horeca van categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  2. horeca van categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
  3. horeca van categorie 5, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5';
  4. horeca tot en met categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  5. een automaten/speelhal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning – automaten/speelhal’;
  6. een winterterras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - winterterras',
  7. de bescherming van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aanwezige Rijksmonument,
en daarbij behorende
  1. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, toegelaten overeenkomstig artikel 6 lid 5.3;
  2. kamerverhuur, overeenkomstig artikel 6 lid 5.7;
  3. tuinen, erven en verhardingen;
  4. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  7. groenvoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. straatmeubilair.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen
Op de voor 'Centrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen ten behoeve van het in artikel 6 lid 1 toegestane gebruik;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. nutsvoorzieningen.
6.2.2 Regels met betrekking tot hoofdgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het hoofdgebouw dient met één gevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  3. de diepte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 15,00 meter bedragen. In het geval de bestaande bebouwingsdiepte van het hoofdgebouw afwijkt, geldt deze bebouwingsdiepte als maximale bebouwingsdiepte;
  4. hoofdgebouwen mogen worden gebouwd in maximaal drie bouwlagen. In het geval het bestaande aantal bouwlagen afwijkt, geldt dit aantal als maximaal aantal;
  5. het aantal woningen mag niet toenemen.
6.2.3 Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw mag maximaal 75 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
  2. de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,20 meter;
  3. de afstand tot aan het hoofdgebouw mag niet meer dan 30,00 meter bedragen;
  4. een bijbehorend bouwwerk dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn te worden opgericht.
6.2.4 Regels met betrekking tot een winterterras
Voor het bouwen van een winterterras gelden de volgende regels:
  1. de breedte van het winterterras dient te worden afgestemd op de maatvoering van de achterliggende pui;
  2. de toegang tot naastgelegen panden mag niet worden belemmerd;
  3. de maximale bouwhoogte bedraagt 3,50 meter.
6.2.5 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
    1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied;
    2. palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, waarvan de bouwhoogte maximaal 12,00 meter mag bedragen;
    3. reclame- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
    4. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 12,00 meter mag bedragen.
  3. carports/overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn worden gebouwd. Met betrekking tot carports/ overkappingen gelden de volgende regels:
    1. de bebouwde oppervlakte aan carports/overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m² per bouwperceel;
    2. de bouwhoogte van een carport/overkapping mag niet meer bedragen dan 3,20 meter. 
6.2.6 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd; 
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.

6.3 Nadere eisen


Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

6.4 Afwijken van de bouwregels

        
6.4.1 Afwijken maximale bebouwingsdiepte
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 6 lid 2.2 sub c bepaalde voor het toestaan van een grotere bebouwingsdiepte mits het stedenbouwkundig beeld, gehoord de welstandscommissie dan wel de dorpsbouwmeester, niet onevenredig wordt aangetast.
6.4.2 Afwijken aantal bouwlagen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 6 lid 2.2 sub d bepaalde voor het toestaan van een grotere aantal bouwlagen tot een maximum van vier bouwlagen mits het stedenbouwkundig beeld, gehoord de welstandscommissie dan wel de dorpsbouwmeester, niet onevenredig wordt aangetast.
6.4.3 Afwijken erfafscheidingen binnen 1,00 meter tot openbaar toegankelijk gebied
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 6 lid 2.5 sub b onder 1 bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn en binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied.
6.4.4 Afwijken carports/overkappingen voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.5 sub c, voor de bouw van garages/carports met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel maximaal 2 meter mag bedragen en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' minimaal 5,00 meter moet bedragen en het bepaalde in artikel 6 lid 2.5 sub c onder 1. en 2. onverminderd van toepassing is.
6.4.5 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 6 lid 4.1 tot en met artikel 6 lid 4.4 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.5.1 Algemeen
De in artikel 6 lid 1 onder a. tot en met c. en g. tot en met l. genoemde functies zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan, behoudens ter plaatse waar, op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit plan, deze functies op de verdieping(en) plaatsvinden.
6.5.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
  1. horeca, met uitzondering van horeca van categorie 1 alsmede horeca ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', 'horeca van categorie 3', 'horeca van categorie 5' en 'horeca tot en met categorie 3';
  2. winterterras ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - winterterras' buiten de periode van 1 november tot en met 31 maart;
  3. webwinkel, behalve waar detailhandel is toegestaan;
  4. automaten/speelhal, behoudens ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - automaten/speelhal'.
6.5.3 Beroepsmatige en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Beroepsmatige activiteiten en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan binnen de woonfunctie onder de volgende voorwaarden:
  1. de maximum oppervlakte aan beroepsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 70 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  2. uitsluitend bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen worden uitgeoefend tot een maximum oppervlakte van 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
  4. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  5. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  6. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  7. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  8. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  9. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden,
met dien verstande dat geen nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan.
6.5.4 Mantelzorg
Mantelzorg is niet toegestaan.  
6.5.5 Parkeren
Parkeren voor de voorgevel, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of carport of in de openbare ruimte, is niet toegestaan.
6.5.6 Woningsplitsing
Woningsplitsing is niet toegestaan.
6.5.7 Kamerverhuur
Kamerverhuur is uitsluitend toegestaan binnen de woonfunctie in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom indien:   
  1. de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  2. per woning maximaal twee kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

6.6.1 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 6 lid 1 bepaalde voor de uitoefening van een bed & breakfast binnen de woonfunctie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie blijft als hoofdactiviteit gehandhaafd;
  2. de bouwmassa wordt niet vergroot;
  3. het aantal recreatieverblijven ((slaap)kamers) bedraagt niet meer dan 2;
  4. er is maximaal één gemeenschappelijke ruimte, uitgezonderd verkeersruimtes, toegestaan;
  5. het parkeren vindt plaats op eigen terrein waarbij moet worden voldaan aan de kencijfers parkeren;
  6. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
  7. maximaal 30 % van het totale woonoppervlak van de bestaande woning met eventuele bijbehorende bouwwerken wordt voor bed & breakfast gebruikt;
  8. naast de bed & breakfast zijn geen andere recreatieve functies toegestaan, anders dan aanvullende services (zoals het verstrekken van warme maaltijden en fietsenverhuur) ten behoeve van de bed & breakfast-gasten;
  9. de bed & breakfast-voorziening functioneert niet als zelfstandige (woon)eenheid en er is derhalve geen keuken/kookvoorziening op de slaapkamers en in de gemeenschappelijke ruimte toegestaan.
6.6.2 Nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 5.3 ten behoeve van het toestaan van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis binnen de woonfunctie zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels onder de volgende voorwaarden: 
  1. de maximum oppervlakte aan bedrijfsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;      
  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;       
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  5. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  6. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn.
  7. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  8. er mag geen opslag ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.
6.6.3 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 5.4 voor de uitoefening van mantelzorg binnen de woonfunctie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. mantelzorg mag worden uitgeoefend in een bestaande woning of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat dit uitsluitend wordt toegestaan wanneer de noodzaak daarvoor wordt aangetoond; hiervoor is een medische indicatie benodigd door een van gemeentewege erkende instelling;
  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  3. de woonruimte heeft geen eigen huisnummer;
  4. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening bedraagt maximaal 70 m²;
  5. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  6. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en voor het overige niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  8. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetgeving;
  9. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als woonruimte beëindigd en dient dit deel van het gebouw weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.
6.6.4 Parkeren voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 5.5 voor het toestaan dat voor de voorgevel wordt geparkeerd mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. parkeren voor de voorgevel leidt niet tot stedenbouwkundige bezwaren;
  2. het parkeren kan niet anders worden gerealiseerd.
6.6.5 Aanvullende mogelijkheden kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 5.7 voor het toestaan van kamerverhuur voor meer dan twee kamers en/of het toestaan van kamerverhuur indien de verhuurder niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:   
  1. kamerverhuur alleen inpandig is toegestaan in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom;
  2. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig mag worden verstoord;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden; 
  4. voldaan wordt aan de overige wet- en regelgeving, onder andere voor wat betreft brandveiligheid. 
6.6.6 Nieuwvestiging horeca
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: 
  1. artikel 6 lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van horecavestigingen in de categorie 1, 2, 3 en 5 op de eerste verdieping;
  2. artikel 6 lid 5.2 sub a teneinde nieuwvestiging van horecavestigingen in de categorie 2, 3 en 5 mogelijk te maken,
met dien verstande dat:  
  1. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein waarbij moet worden voldaan aan de kencijfers parkeren;
  2. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  3. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt verstoord;
  4. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.  
6.6.7 Internetverkoop
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 1 sub o voor het toestaan van internetverkoop als bedrijfsmatige activiteit aan huis dan wel als ondergeschikte verkoop bij een andere bedrijfsmatige activiteit aan huis, met dien verstande dat: 
  1. niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 70 m²;
  2. opslag ten behoeve van de internetverkoop alleen inpandig mag plaatsvinden;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de internetverkoop worden gebruikt;
  4. er mag geen sprake zijn van een webwinkel;
  5. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  6. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel;
  2. wonen;
en daarbij behorende:
  1. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning, toegelaten overeenkomstig artikel 7 lid 5.3;
  2. kamerverhuur, toegelaten overeenkomstig artikel 7 lid 5.7;
  3. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen
Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen ten behoeve van het in artikel 7 lid 1 toegestane gebruik;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. nutsvoorzieningen.
7.2.2 Regels met betrekking tot hoofdgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. het hoofdgebouw dient met één gevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande goothoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale goothoogte;
  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande bouwhoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale bouwhoogte.
  6. het aantal woningen mag niet toenemen.
7.2.3 Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw mag maximaal 75 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
  2. de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,20 meter;
  3. de afstand tot aan het hoofdgebouw mag niet meer dan 30,00 meter bedragen;
  4. een bijbehorend bouwwerk dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn te worden opgericht.
7.2.4 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
    1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied;
    2. reclamemasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;  
  3. carports/overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevel/-rooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd. Met betrekking tot carports overkappingen gelden de volgende regels:
    1. de bebouwde oppervlakte aan carports/overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m² per bouwperceel;
    2. de bouwhoogte van een carport/overkapping mag niet meer bedragen dan 3,20 meter.
7.2.5 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd; 
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.

7.3 Nadere eisen

     
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

7.4 Afwijken van de bouwregels

        
7.4.1 Afwijken erfafscheidingen binnen 1,00 meter tot openbaar toegankelijk gebied
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 7 lid 2.4 sub b onder 1 bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn en binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied mits.
7.4.2 Afwijken carports/overkappingen voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 7 lid 2.4 sub c bepaalde, voor de bouw van carports/overkappingen, met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel maximaal 2 meter mag bedragen en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' minimaal 5,00 meter moet bedragen en het bepaalde in artikel 7 lid 2.4 sub c onder 1. en 2. onverminderd van toepassing is.
7.4.3 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 7 lid 4.1 en artikel 7 lid 4.2 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.5.1 Algemeen
De in artikel 7 lid 1 sub a genoemde functie is uitsluitend op de begane grond toegestaan, behoudens ter plaatse waar, op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit plan, deze functie op de verdieping(en) plaatsvindt.
7.5.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als webwinkel, behalve waar detailhandel is toegestaan.
7.5.3 Beroepsmatige en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Beroepsmatige activiteiten en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan binnen de woonfunctie onder de volgende voorwaarden:
  1. de maximum oppervlakte aan beroepsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 70 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  2. uitsluitend bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen worden uitgeoefend tot een maximum oppervlakte van 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
  4. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  5. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  6. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  7. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  8. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  9. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden,
met dien verstande dat geen nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan.
7.5.4 Mantelzorg
Mantelzorg is niet toegestaan.
7.5.5 Parkeren
Parkeren voor de voorgevel, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of carport of in de openbare ruimte, is niet toegestaan.
7.5.6 Woningsplitsing
Woningsplitsing is niet toegestaan.
7.5.7 Kamerverhuur
Kamerverhuur is uitsluitend toegestaan binnen de woonfunctie in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom indien:  
  1. de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  2. per woning maximaal twee kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

7.6.1 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 7 lid 1 bepaalde voor de uitoefening van een bed & breakfast binnen de woonfunctie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie blijft als hoofdactiviteit gehandhaafd;
  2. de bouwmassa wordt niet vergroot;
  3. het aantal recreatieverblijven ((slaap)kamers) bedraagt niet meer dan 2;
  4. er is maximaal één gemeenschappelijke ruimte, uitgezonderd verkeersruimtes, toegestaan;
  5. het parkeren vindt plaats op eigen terrein waarbij moet worden voldaan aan de kencijfers parkeren;
  6. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
  7. maximaal 30% van het totale woonoppervlak van de bestaande woning met eventuele bijbehorende bouwwerken wordt voor bed & breakfast gebruikt;
  8. naast de bed & breakfast zijn geen andere recreatieve functies toegestaan, anders dan aanvullende services (zoals het verstrekken van warme maaltijden en fietsenverhuur) ten behoeve van de bed & breakfast-gasten;
  9. de bed & breakfast-voorziening functioneert niet als zelfstandige (woon)eenheid en er is derhalve geen keuken/kookvoorziening op de slaapkamers en in de gemeenschappelijke ruimte toegestaan.
7.6.2 Nieuwe bedirjfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 5.3 ten behoeve van het toestaan van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis binnen de woonfunctie zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels onder de volgende voorwaarden: 
  1. de maximum oppervlakte aan bedrijfsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;      
  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;       
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  5. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  6. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn.
  7. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  8. er mag geen opslag ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.
7.6.3 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 5.4 voor de uitoefening van mantelzorg binnen de woonfunctie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. mantelzorg mag worden uitgeoefend in een bestaande woning of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat dit uitsluitend wordt toegestaan wanneer de noodzaak daarvoor wordt aangetoond; hiervoor is een medische indicatie benodigd door een van gemeentewege erkende instelling;
  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  3. de woonruimte heeft geen eigen huisnummer;
  4. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening bedraagt maximaal 70 m²;
  5. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  6. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en voor het overige niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  8. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetgeving;
  9. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als woonruimte beëindigd en dient dit deel van het gebouw weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.
7.6.4 Parkeren voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 7 lid 5.5  bepaalde voor het toestaan dat voor de voorgevel wordt geparkeerd mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. parkeren voor de voorgevel leidt niet tot stedenbouwkundige bezwaren;
  2. het parkeren kan niet anders worden gerealiseerd.
7.6.5 Aanvullende mogelijkheden kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 5.7 voor het toestaan van kamerverhuur voor meer dan twee kamers en/of het toestaan van kamerverhuur indien de verhuurder niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:     
  1. kamerverhuur alleen inpandig is toegestaan in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom;
  2. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig mag worden verstoord;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden; 
  4. voldaan wordt aan de overige wet- en regelgeving, onder andere voor wat betreft brandveiligheid. 
7.6.6 Internetverkoop
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 1 sub c voor het toestaan van internetverkoop als bedrijfsmatige activiteit aan huis dan wel als ondergeschikte verkoop bij een andere bedrijfsmatige activiteit aan huis, met dien verstande dat: 
  1. niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 70 m²;
  2. opslag ten behoeve van de internetverkoop alleen inpandig mag plaatsvinden;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de internetverkoop worden gebruikt;
  4. er mag geen sprake zijn van een webwinkel;
  5. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn; 
  6. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.

Artikel 8 Dienstverlening

   

8.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. dienstverlening;
  en tevens voor:
  1. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
en daarbij behorende:
  1. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning, toegelaten overeenkomstig artikel 8 lid 5.2;
  2. kamerverhuur, toegelaten overeenkomstig artikel 8 lid 5.6;
  3. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen
Op de voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in artikel 8 lid 1 toegestane gebruik;
  2. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  3. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bedrijfswoning;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. nutsvoorzieningen.
8.2.2 Regels met betrekking tot hoofdgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. het hoofdgebouw dient met één gevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande goothoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale goothoogte;
  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande bouwhoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale bouwhoogte.
8.2.3 Regels met betrekking tot bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande goothoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale goothoogte;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande bouwhoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale bouwhoogte.
8.2.4 Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag maximaal 75 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
  2. de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,20 meter;
  3. de afstand tot aan de bedrijfswoning mag niet meer dan 30,00 meter bedragen;
  4. een bijbehorend bouwwerk dient achter de voorgevel van de bedrijfswoning of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn te worden opgericht.
8.2.5 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
    1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied;
    2. reclamemasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;  
  3. carports/overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevel/-rooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd. Met betrekking tot carports overkappingen gelden de volgende regels:
    1. de bebouwde oppervlakte aan carports/overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m² per bouwperceel;
    2. de bouwhoogte van een carport/overkapping mag niet meer bedragen dan 3,20 meter.
8.2.6 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.

8.3 Nadere eisen

     
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

8.4 Afwijken van de bouwregels

        
8.4.1 Afwijken erfafscheidingen binnen 1,00 meter tot openbaar toegankelijk gebied
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 8 lid 2.5 sub b onder 1 bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn en binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied mits.
8.4.2 Afwijken carports/overkappingen voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 8 lid 2.5 sub c bepaalde, voor de bouw van carports/overkappingen, met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel maximaal 2 meter mag bedragen en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' minimaal 5,00 meter moet bedragen en het bepaalde in artikel 8 lid 2.5 sub c onder 1. en 2. onverminderd van toepassing is.
8.4.3 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 8 lid 4.1 en artikel 8 lid 4.2 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

8.5 Specifieke gebruiksregels

8.5.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als: 
  1. een bed & breakfast;
  2. webwinkel.
8.5.2 Beroepsmatige en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Beroepsmatige activiteiten en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' onder de volgende voorwaarden:
  1. de maximum oppervlakte aan beroepsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 70 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  2. uitsluitend bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen worden uitgeoefend tot een maximum oppervlakte van 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
  4. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  5. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  6. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  7. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  8. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  9. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden,
met dien verstande dat geen nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan.
 
8.5.3 Mantelzorg
Mantelzorg is niet toegestaan.
8.5.4 Parkeren
Parkeren voor de voorgevel, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of carport of in de openbare ruimte, is niet toegestaan.
8.5.5 Woningsplitsing
Woningsplitsing is niet toegestaan.
8.5.6 Kamerverhuur
Kamerverhuur is uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom indien:  
  1. de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  2. per woning maximaal twee kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden.
 

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

8.6.1 Nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 5.2  ten behoeve van het toestaan van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels onder de volgende voorwaarden: 
  1. de maximum oppervlakte aan bedrijfsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;      
  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;       
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  5. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  6. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn.
  7. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  8. er mag geen opslag ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.
8.6.2 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 5.3 voor de uitoefening van mantelzorg ter plaatse van de aanduiding 'bedijfswoning', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. mantelzorg mag worden uitgeoefend in een bestaande woning of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat dit uitsluitend wordt toegestaan wanneer de noodzaak daarvoor wordt aangetoond; hiervoor is een medische indicatie benodigd door een van gemeentewege erkende instelling;
  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  3. de woonruimte heeft geen eigen huisnummer;
  4. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening bedraagt maximaal 70 m²;
  5. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  6. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en voor het overige niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  8. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetgeving;
  9. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als woonruimte beëindigd en dient dit deel van het gebouw weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.
8.6.3 Parkeren voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 8 lid 5.4 bepaalde voor het toestaan dat voor de voorgevel wordt geparkeerd mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. parkeren voor de voorgevel leidt niet tot stedenbouwkundige bezwaren;
  2. het parkeren kan niet anders worden gerealiseerd.
8.6.4 Aanvullende mogelijkheden kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 5.6 voor het toestaan van kamerverhuur voor meer dan twee kamers en/of het toestaan van kamerverhuur indien de verhuurder niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:   
  1. kamerverhuur alleen inpandig is toegestaan in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom;
  2. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig mag worden verstoord;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden; 
  4. voldaan wordt aan de overige wet- en regelgeving, onder andere voor wat betreft brandveiligheid. 
8.6.5 Internetverkoop
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 1 sub c voor het toestaan van internetverkoop als bedrijfsmatige activiteit aan huis dan wel als ondergeschikte verkoop bij een andere bedrijfsmatige activiteit aan huis, met dien verstande dat: 
  1. niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 70 m²;
  2. opslag ten behoeve van de internetverkoop mag alleen inpandig plaatsvinden;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de internetverkoop worden gebruikt;
  4. er mag geen sprake zijn van een webwinkel;
  5. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  6. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groen en groenvoorzieningen;
  2. verkeer in de vorm van parkeerplaatsen en fiets- en voetpaden;
en tevens voor:
  1. een voetgangersovergang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voetgangersovergang';
  2. een onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  3. de bescherming van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aanwezige Rijksmonument,
en daarbij behorende:
  1. voorzieningen voor het ontvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. straatmeubilair;
  5. kunstwerken;
  6. geluidwerende voorzieningen;
  7. hondenuitlaatplaatsen.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Algemeen
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen, met uitzonderingen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van het toegestane gebruik.
9.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.
9.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen met uitzondering van:
    1. voorzieningen van openbare verlichting, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
    2. geluidwerende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 10,00 meter mag bedragen;
    3. kunstwerken, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
  2. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', dient een vrije doorgang met een minimale hoogte van 2,50 meter te worden gegarandeerd;
  3. carports/overkappingen zijn niet toegestaan.

9.3 Nadere eisen

     
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

9.4 Specifieke gebruiksregels


Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. horeca van categorie 2 en 3;
  2. wonen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' waar het wonen niet is toegestaan;
en tevens voor:
  1. horeca van categorie 5, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5';
  2. een zaalaccommodatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zaalaccommodatie';
  3. een kunstgalerie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kunstgalerie';
  4. de bescherming van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aanwezige Rijksmonument,
en daarbij behorende:
  1. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning, toegelaten overeenkomstig artikel 10 lid 5.3;
  2. kamerverhuur, toegelaten overeenkomstig artikel 10 lid 5.7;
  3. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Algemeen
Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen ten behoeve van het in artikel 10 lid 1 toegestane gebruik;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. nutsvoorzieningen.
10.2.2 Regels met betrekking tot hoofdgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. het hoofdgebouw dient met één gevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande goothoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale goothoogte;
  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande bouwhoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale bouwhoogte.
  6. het aantal woningen mag niet toenemen.
10.2.3 Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw mag maximaal 75 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
  2. de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,20 meter;
  3. de afstand tot aan het hoofdgebouw mag niet meer dan 30,00 meter bedragen;
  4. een bijbehorend bouwwerk dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn te worden opgericht.
10.2.4 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
    1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied;
    2. reclamemasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;  
  3. carports/overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevel/-rooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd. Met betrekking tot carports overkappingen gelden de volgende regels:
    1. de bebouwde oppervlakte aan carports/overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m² per bouwperceel;
    2. de bouwhoogte van een carport/overkapping mag niet meer bedragen dan 3,20 meter.
10.2.5 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd; 
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.

10.3 Nadere eisen

     
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

10.4 Afwijken van de bouwregels

        
10.4.1 Afwijken erfafscheidingen binnen 1,00 meter tot openbaar toegankelijk gebied
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 10 lid 2.4 sub b onder 1 bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn en binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied mits.
10.4.2 Afwijken carports/overkappingen voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 10 lid 2.4 sub c bepaalde, voor de bouw van carports/overkappingen, met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel maximaal 2 meter mag bedragen en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' minimaal 5,00 meter moet bedragen en het bepaalde in artikel 10 lid 2.4 sub c onder 1. en 2. onverminderd van toepassing is.
10.4.3 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 10 lid 4.1 en artikel 10 lid 4.2 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

10.5 Specifieke gebruiksregels

10.5.1 Algemeen
De in artikel 10 lid 1 onder a., c. en d. genoemde functies zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan, behoudens ter plaatse waar, op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit plan, deze functies op de verdieping(en) plaatsvinden.
10.5.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als webwinkel.
10.5.3 Beroepsmatige en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Beroepsmatige activiteiten en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan binnen de woonfunctie onder de volgende voorwaarden:
  1. de maximum oppervlakte aan beroepsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 70 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  2. uitsluitend bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen worden uitgeoefend tot een maximum oppervlakte van 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
  4. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  5. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  6. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  7. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  8. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  9. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden,
met dien verstande dat geen nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan.
 
10.5.4 Mantelzorg
Mantelzorg is niet toegestaan.
10.5.5 Parkeren
Parkeren voor de voorgevel, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of carport of in de openbare ruimte, is niet toegestaan.
10.5.6 Woningsplitsing
Woningsplitsing is niet toegestaan.
10.5.7 Kamerverhuur
Kamerverhuur is uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom indien:  
  1. de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  2. per woning maximaal twee kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden.
  

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

10.6.1 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 10 lid 1 bepaalde voor de uitoefening van een bed & breakfast binnen de woonfunctie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie blijft als hoofdactiviteit gehandhaafd;
  2. de bouwmassa wordt niet vergroot;
  3. het aantal recreatieverblijven ((slaap)kamers) bedraagt niet meer dan 2;
  4. er is maximaal één gemeenschappelijke ruimte, uitgezonderd verkeersruimtes, toegestaan;
  5. het parkeren vindt plaats op eigen terrein waarbij moet worden voldaan aan de kencijfers parkeren;
  6. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
  7. maximaal 30% van het totale woonoppervlak van de bestaande woning met eventuele bijbehorende bouwwerken wordt voor bed & breakfast gebruikt;
  8. naast de bed & breakfast zijn geen andere recreatieve functies toegestaan, anders dan aanvullende services (zoals het verstrekken van warme maaltijden en fietsenverhuur) ten behoeve van de bed & breakfast-gasten;
  9. de bed & breakfast-voorziening functioneert niet als zelfstandige (woon)eenheid en er is derhalve geen keuken/kookvoorziening op de slaapkamers en in de gemeenschappelijke ruimte toegestaan.
10.6.2 Nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 5.3 ten behoeve van het toestaan van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis binnen de woonfunctie zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels onder de volgende voorwaarden: 
  1. de maximum oppervlakte aan bedrijfsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;      
  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;       
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  5. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  6. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn.
  7. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  8. er mag geen opslag ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.
10.6.3 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 5.4 voor de uitoefening van mantelzorg binnen de woonfunctie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. mantelzorg mag worden uitgeoefend in een bestaande woning of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat dit uitsluitend wordt toegestaan wanneer de noodzaak daarvoor wordt aangetoond; hiervoor is een medische indicatie benodigd door een van gemeentewege erkende instelling;
  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  3. de woonruimte heeft geen eigen huisnummer;
  4. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening bedraagt maximaal 70 m²;
  5. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  6. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en voor het overige niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  8. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetgeving;
  9. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als woonruimte beëindigd en dient dit deel van het gebouw weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.
10.6.4 Parkeren voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 10 lid 5.5 bepaalde voor het toestaan dat voor de voorgevel wordt geparkeerd mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. parkeren voor de voorgevel leidt niet tot stedenbouwkundige bezwaren;
  2. het parkeren kan niet anders worden gerealiseerd.
10.6.5 Aanvullende mogelijkheden kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 5.7 voor het toestaan van kamerverhuur voor meer dan twee kamers en/of het toestaan van kamerverhuur indien de verhuurder niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:       
  1. kamerverhuur alleen inpandig is toegestaan in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom;
  2. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig mag worden verstoord;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden; 
  4. voldaan wordt aan de overige wet- en regelgeving, onder andere voor wat betreft brandveiligheid. 
10.6.6 Internetverkoop
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 5.3 voor het toestaan van internetverkoop als bedrijfsmatige activiteit aan huis dan wel als ondergeschikte verkoop bij een andere bedrijfsmatige activiteit aan huis, met dien verstande dat: 
  1. niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 70 m²;
  2. opslag ten behoeve van de internetverkoop mag alleen inpandig plaatsvinden;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de internetverkoop worden gebruikt;
  4. er mag geen sprake zijn van een webwinkel;
  5. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  6. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:         
  1. kantoren;
  2. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';  
en daarbij behorende:        
  1. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning, toegelaten overeenkomstig artikel 11 lid 5.2;
  2. kamerverhuur, toegelaten overeenkomstig artikel 11 lid 5.6;
  3. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Algemeen
Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen ten behoeve van het in artikel 11 lid 1 toegestane gebruik;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. nutsvoorzieningen.
11.2.2 Regels met betrekking tot hoofdgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. het hoofdgebouw dient met één gevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande goothoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale goothoogte;
  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande bouwhoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale bouwhoogte.
11.2.3 Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. de afstand tot aan het hoofdgebouw mag niet meer dan 30,00 meter bedragen;
  4. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw mag maximaal 75 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
  5. de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,20 meter;
  6. een bijbehorend bouwwerk dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn te worden opgericht.
11.2.4 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
    1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied;
    2. reclamemasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;  
  3. carports/overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevel/-rooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd. Met betrekking tot carports overkappingen gelden de volgende regels:
    1. de bebouwde oppervlakte aan carports/overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m² per bouwperceel;
    2. de bouwhoogte van een carport/overkapping mag niet meer bedragen dan 3,20 meter.
11.2.5 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd; 
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.

11.3 Nadere eisen

     
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

11.4 Afwijken van de bouwregels

        
11.4.1 Afwijken erfafscheidingen binnen 1,00 meter tot openbaar toegankelijk gebied
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 11 lid 2.4 sub b onder 1 bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn en binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied.
11.4.2 Afwijken carports/overkappingen voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 11 lid 2.4 sub c bepaalde, voor de bouw van carports/overkappingen, met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel maximaal 2 meter mag bedragen en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' minimaal 5,00 meter moet bedragen en het bepaalde in artikel 11 lid 2.4 sub c onder 1. en 2. onverminderd van toepassing is.
11.4.3 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 11 lid 4.1 en artikel 11 lid 4.2 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

11.5 Specifieke gebruiksregels

11.5.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als: 
  1. permanente en tijdelijke bewoning in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  2. webwinkel.
11.5.2 Beroepsmatige en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Beroepsmatige activiteiten en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan binnen de woonfunctie onder de volgende voorwaarden:
  1. de maximum oppervlakte aan beroepsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 70 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  2. uitsluitend bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen worden uitgeoefend tot een maximum oppervlakte van 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
  4. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  5. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  6. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  7. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  8. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  9. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden,
met dien verstande dat geen nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan.
 
11.5.3 Mantelzorg
Mantelzorg is niet toegestaan.
11.5.4 Parkeren
Parkeren voor de voorgevel, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of carport of in de openbare ruimte, is niet toegestaan.
11.5.5 Woningsplitsing
Woningsplitsing is niet toegestaan.
11.5.6 Kamerverhuur
Kamerverhuur is uitsluitend toegestaan binnen de woonfunctie in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom indien:  
  1. de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  2. per woning maximaal twee kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden.

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

11.6.1 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 11 lid 1 bepaalde voor de uitoefening van een bed & breakfast binnen de woonfunctie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:  
  1. de woonfunctie blijft als hoofdactiviteit gehandhaafd;
  2. de bouwmassa wordt niet vergroot;
  3. het aantal recreatieverblijven ((slaap)kamers) bedraagt niet meer dan 2;
  4. er is maximaal één gemeenschappelijke ruimte, uitgezonderd verkeersruimtes, toegestaan;
  5. het parkeren vindt plaats op eigen terrein waarbij moet worden voldaan aan de kencijfers parkeren;
  6. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
  7. maximaal 30% van het totale woonoppervlak van de bestaande woning met eventuele bijbehorende bouwwerken wordt voor bed & breakfast gebruikt;
  8. naast de bed & breakfast zijn geen andere recreatieve functies toegestaan, anders dan aanvullende services (zoals het verstrekken van warme maaltijden en fietsenverhuur) ten behoeve van de bed & breakfast-gasten;
  9. de bed & breakfast-voorziening functioneert niet als zelfstandige (woon)eenheid en er is derhalve geen keuken/kookvoorziening op de slaapkamers en in de gemeenschappelijke ruimte toegestaan.
11.6.2 Nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 5.2 ten behoeve van het toestaan van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis binnen de woonfunctie zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels onder de volgende voorwaarden: 
  1. de maximum oppervlakte aan bedrijfsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;      
  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;       
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  5. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  6. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn.
  7. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  8. er mag geen opslag ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.
11.6.3 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 5.3 voor de uitoefening van mantelzorg binnen de woonfunctie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. mantelzorg mag worden uitgeoefend in een bestaande woning of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat dit uitsluitend wordt toegestaan wanneer de noodzaak daarvoor wordt aangetoond; hiervoor is een medische indicatie benodigd door een van gemeentewege erkende instelling;
  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  3. de woonruimte heeft geen eigen huisnummer;
  4. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening bedraagt maximaal 70 m²;
  5. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  6. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en voor het overige niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  8. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetgeving;
  9. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als woonruimte beëindigd en dient dit deel van het gebouw weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.
11.6.4 Parkeren voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 11 lid 5.4 bepaalde voor het toestaan dat voor de voorgevel wordt geparkeerd mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. parkeren voor de voorgevel leidt niet tot stedenbouwkundige bezwaren;
  2. het parkeren kan niet anders worden gerealiseerd.
11.6.5 Aanvullende mogelijkheden kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 5.6 voor het
toestaan van kamerverhuur voor meer dan twee kamers en/of het toestaan van kamerverhuur indien de verhuurder niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat: 
  1. kamerverhuur alleen inpandig is toegestaan in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom;
  2. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig mag worden verstoord;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden; 
  4. voldaan wordt aan de overige wet- en regelgeving, onder andere voor wat betreft brandveiligheid. 
11.6.6 Internetverkoop
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 5.2 voor het toestaan van internetverkoop als bedrijfsmatige activiteit aan huis dan wel als ondergeschikte verkoop bij een andere bedrijfsmatige activiteit aan huis, met dien verstande dat:
  1. niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 70 m²;
  2. opslag ten behoeve van de internetverkoop mag alleen inpandig plaatsvinden;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de internetverkoop worden gebruikt;
  4. er mag geen sprake zijn van een webwinkel;
  5. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  6. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke doeleinden;
en tevens voor:
  1. wonen in de vorm van gestapelde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  2. wonen in de vorm van zorgwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  3. vier schoolwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - schoolwoning';
  4. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  5. een activiteitenplein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - activiteitenplein';
  6. een pastorie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - pastorie';
  7. een voetgangersovergang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voetgangersovergang';
  8. de bescherming van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aanwezige Rijksmonument,
en de daarbij behorende:
  1. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning, toegelaten overeenkomstig artikel 12 lid 5.2;
  2. kamerverhuur, toegelaten overeenkomstig artikel 12 lid 5.6;
  3. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.2.1 Algemeen
Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen ten behoeve van het in artikel 12 lid 1 toegestane gebruik;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. nutsvoorzieningen en ondergrondse opslagtanks.
12.2.2 Regels met betrekking tot hoofdgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. het hoofdgebouw dient met één gevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande goothoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale goothoogte;
  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande bouwhoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale bouwhoogte;
  6. het aantal woningen mag niet toenemen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - schoolwoning' waar bij beëindiging van de onderwijsfunctie het aantal woningen mag toenemen met maximaal twee.
12.2.3 Regels met betrekking tot het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - activiteitenplein
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - activiteitenplein' mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht die qua aard en omvang bij deze functie passen, met dien verstande dat:
  1. Gebouwen
    1. op of in deze als zodanig aangeduide gronden uitsluitend gebouwen ten behoeve van een activiteitenplein en/of nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd;
    2. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 4,00 meter mag bedragen;
    3. de als zodanig aangeduide gronden voor maximaal 10 % mogen worden bebouwd;
  2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4,00 meter bedragen, met uitzondering van lichtmasten waarvan de hoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen en ballenvangers waarvan de hoogte maximaal 5,00 meter mag bedragen;
    2. overkappingen zijn toegestaan.
12.2.4 Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. de afstand tot aan het hoofdgebouw mag niet meer dan 30,00 meter bedragen;
  4. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw mag maximaal 75 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
  5. de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,20 meter;
  6. een bijbehorend bouwwerk dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn te worden opgericht.
12.2.5 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
    1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied;
    2. reclamemasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;  
  3. carports/overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevel/-rooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd. Met betrekking tot carports overkappingen gelden de volgende regels:
    1. de bebouwde oppervlakte aan carports/overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m² per bouwperceel;
    2. de bouwhoogte van een carport/overkapping mag niet meer bedragen dan 3,20 meter.
12.2.6 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.

12.3 Nadere eisen


Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

12.4 Afwijken van de bouwregels

        
12.4.1 Afwijken erfafscheidingen binnen 1,00 meter tot openbaar toegankelijk gebied
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 12 lid 2.5 sub b onder 1 bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn en binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied.
12.4.2 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 12 lid 4.1 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.5.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als: 
  1. een bed & breakfast;
  2. webwinkel.
12.5.2 Beroepsmatige- en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Beroepsmatige activiteiten en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan binnen de woonfunctie onder de volgende voorwaarden:
  1. de maximum oppervlakte aan beroepsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 70 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  2. uitsluitend bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen worden uitgeoefend tot een maximum oppervlakte van 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
  4. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  5. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  6. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  7. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  8. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  9. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden,
met dien verstande dat geen nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan.
 
12.5.3 Mantelzorg
Mantelzorg is niet toegestaan.
12.5.4 Parkeren
Parkeren voor de voorgevel, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of carport of in de openbare ruimte, is niet toegestaan.
12.5.5 Woningsplitsing
Woningsplitsing is niet toegestaan.
12.5.6 Kamerverhuur
Kamerverhuur is uitsluitend toegestaan binnen de woonfunctie in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom indien:  
  1. de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  2. per woning maximaal twee kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden.

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

12.6.1 Nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 5.2 ten behoeve van het toestaan van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis binnen de woonfunctie zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels onder de volgende voorwaarden: 
  1. de maximum oppervlakte aan bedrijfsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;      
  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;       
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  5. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  6. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn.
  7. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  8. er mag geen opslag ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden
12.6.2 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 5.3 voor de uitoefening van mantelzorg binnen de woonfunctie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. mantelzorg mag worden uitgeoefend in een bestaande woning of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat dit uitsluitend wordt toegestaan wanneer de noodzaak daarvoor wordt aangetoond; hiervoor is een medische indicatie benodigd door een van gemeentewege erkende instelling;
  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  3. de woonruimte heeft geen eigen huisnummer;
  4. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening bedraagt maximaal 70 m²;
  5. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  6. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en voor het overige niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  8. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetgeving;
  9. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als woonruimte beëindigd en dient dit deel van het gebouw weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.
12.6.3 Parkeren voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 12 lid 5.4 bepaalde voor het toestaan dat voor de voorgevel wordt geparkeerd mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. parkeren voor de voorgevel leidt niet tot stedenbouwkundige bezwaren;
  2. het parkeren kan niet anders worden gerealiseerd.
12.6.4 Aanvullende mogelijkheden kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 5.6  voor het toestaan van kamerverhuur voor meer dan twee kamers en/of het toestaan van kamerverhuur indien de verhuurder niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:   
  1. kamerverhuur alleen inpandig is toegestaan in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom;
  2. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig mag worden verstoord;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden; 
  4. voldaan wordt aan de overige wet- en regelgeving, onder andere voor wat betreft brandveiligheid. 
12.6.5 Internetverkoop
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 5.2 voor het toestaan van internetverkoop als bedrijfsmatige activiteit aan huis dan wel als ondergeschikte verkoop bij een andere bedrijfsmatige activiteit aan huis, met dien verstande dat:
  1. niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 70 m²;
  2. opslag ten behoeve van de internetverkoop mag alleen inpandig plaatsvinden;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de internetverkoop worden gebruikt;
  4. er mag geen sprake zijn van een webwinkel;
  5. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  6. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verblijfsrecreatie in de vorm van een vakantie-bungalowpark;
  2. recreatiewoningen;
  3. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van sport-, speel-, en groenvoorzieningen;

    en tevens voor:
  4. een centraal hoofdgebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centraal hoofdgebouw', met daarin ondergebracht:
    1. ondersteunende horecavoorzieningen van categorie 2 en 3 ten dienste van het vakantie-bungalowpark;
    2. ondergeschikte detailhandel ten dienste van het  vakantie-bungalowpark;
    3. ondersteunende sport- en spelvoorzieningen in de vorm van een overdekt zwembad, tennisbanen, squashbanen, bowlingbanen, indoor speelparadijs en soortgelijken ten dienste van het vakantie-bungalowpark;
  5. bedrijfswoningen ten dienste van het vakantie-bungalowpark, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  6. twee woningen voor personeel ten dienste van het vakantie-bungalowpark, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  7. een golfbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan';
  8. een clubhuis ten behoeve van de golfbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - clubhuis', met daarin ondergebracht:
    1. ondergeschikte horeca ten dienste van de golfbaan;
    2. ondergeschikte detailhandel ten dienste van de golfbaan.
  9. driving ranges, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-driving range';
  10. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  11. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
en daarbij behorende: 
  1. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  2. tuinen, erven en verhardingen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. voet- en fietspaden;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. (overige) bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bijv. voorzieningen ten behoeve van (het opladen en stallen van) (elektrische) fietsen.

13.2 Bouwregels

13.2.1 Algemeen
Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen ten behoeve van het in artikel 13 lid 1 toegestane gebruik;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. nutsvoorzieningen.
13.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande goothoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale goothoogte;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. In geval de bestaande bouwhoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale bouwhoogte;
  5. het aantal recreatiewoningen mag niet toenemen.
13.2.3 Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag maximaal 75 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
  2. de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,20 meter;
  3. de afstand tot aan de bedrijfswoning mag niet meer dan 30,00 meter bedragen;
  4. een bijbehorend bouwwerk dient achter de voorgevel van de bedrijfswoning of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn te worden opgericht.
13.2.4 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
    1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied;
    2. reclamemasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;  
    3. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 12,00 meter mag bedragen;
  3. carports/overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevel/-rooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd. Met betrekking tot carports overkappingen gelden de volgende regels:
    1. de bebouwde oppervlakte aan carports/overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m² per bouwperceel;
    2. de bouwhoogte van een carport/overkapping mag niet meer bedragen dan 3,20 meter.
13.2.5 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd; 
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.

13.3 Nadere eisen


Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

13.4 Specifieke gebruiksregels

 
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
  1. kampeerterrein;
  2. permanente bewoning, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen en woonfuncties zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 sub e en artikel 13 lid 1 sub f;
  3. horeca, anders dan het toegelaten gebruik als horeca conform het bepaalde in artikel 13 lid 1;
  4. detailhandel, anders het toegelaten gebruik als ondergeschikte detailhandel als bedoeld in artikel 13 lid 1 sub d onder 2;
  5. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, waarbij buitenopslag en buitenstalling van goederen als strijdig gebruik worden aangemerkt.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
13.5.1 Algemeen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van waterlopen;
  3. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
  6. het vellen- en of rooien of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  7. het bebossen van gronden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan niet als bos konden worden aangemerkt.
13.5.2 Uitzonderingen op verbod
Het onder artikel 13 lid 5.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
  1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  2. werken of werkzaamheden binnen het bouwvlak;
  3. het realiseren van erftoegangspaden tot maximaal 100 m²;
  4. werken of werkzaamheden van ongeschikte betekenis;
  5. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  6. werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins kunnen worden uitgevoerd;
  7. zover de Boswet of krachtens die Wet gestelde voorschriften van toepassing zijn;
  8. het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand of het zelf rooien van fruitbomen en bij boomgaarden behorende windsingels;
  9. het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande bodemgebruik;
  10. werken en werkzaamheden waarop de verordening op ontgrondingen in Limburg van toepassing is.
13.5.3 Afwegingskader
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 13 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

13.6 Wijzigingsbevoegdheid

 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied 1' de bestemming 'Recreatie' te wijzigen in dezelfde bestemming ten behoeve van de bouw van maximaal 30 recreatiewoningen, met dien verstande dat:   
  1. uitsluitend recreatiewoningen mogen worden gerealiseerd;
  2. het gebruik als recreatiewoningen aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van milieuhygiënische bodemkwaliteit;
  3. het gebruik van de recreatiewoningen de waarden van de bestemmingen en functies in de omgeving niet onevenredig aantast;
  4. indien noodzakelijk, één of meerdere van de aanduidingen 'golfbaan', 'specifieke vorm van recreatie-clubhuis' en 'specifieke vorm van recreatie-driving range' van de verbeelding kan worden verwijderd.
  5. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit alsmede cultuurhistorische en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
       

Artikel 14 Recreatie - Volkstuin

14.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. volkstuinen; 
en daarbij behorende:
  1. toegangswegen, - paden en verblijfsgebied;
  2. groenvoorzieningen;
  3. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.

14.2 Bouwregels

 
14.2.1 Algemeen
Op de voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen, geen woningen zijnde, ten behoeve van het in artikel 14 lid 1 toegestane gebruik;
  2. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. per perceel is de bouw van één gebouw mogelijk, met een maximum omvang van 2 x 2 meter;
  3. gebouwen mogen maximaal in één bouwlaag worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van een bouwlaag maximaal 2,00 meter mag bedragen;
  4. het bouwen van één of meer gezamenlijke gebouwen is toegestaan, mits voldaan wordt aan het bepaalde onder a. tot en met c.;
  5. het bouwen van schuilgelegenheden is niet toegestaan.
14.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,20 meter bedragen, met uitzondering van:
  1. palen en masten, waarvan de hoogte maximaal 7,00 meter mag bedragen;
  2. perceelsafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen.

14.3 Nadere eisen


Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

14.4 Specifieke gebruiksregels

 
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor:
  1. permanente of tijdelijke bewoning;
  2. het bieden van andere gelegenheid tot overnachting;
  3. bedrijfsmatige activiteiten.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegverkeer;
  2. verblijfsgebied;
en tevens voor:
  1. een brug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  2. een voetgangersovergang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voetgangersovergang';
  3. een onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'; 
en daarbij behorende:
  1. groenvoorzieningen;
  2. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. kunstwerken;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. straatmeubilair.

15.2 Bouwregels

15.2.1 Algemeen
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
15.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15,00 m².
15.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;
  3. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 8,00 meter;
  4. de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  6. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', dient een vrije doorgang met een minimale hoogte van 2,50 meter te worden gegarandeerd.

15.3 Nadere eisen


Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied

16.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verkeersontsluiting;
  2. verblijfsgebied;
en tevens voor:
  1. een voetgangersovergang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voetgangersovergang';  
  2. de bescherming van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aanwezige Rijksmonument,
en daarbij behorende
  1. groenvoorzieningen;
  2. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. kunstwerken;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. straatmeubilair.
 

16.2 Bouwregels

 
16.2.1 Algemeen
Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
16.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15,00 m².
16.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 8,00 meter;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8,00 meter;
  3. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.

16.3 Nadere eisen


Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de berging en/of afvoer van water;
  2. het opvangen, vasthouden, bergen en afvoeren van regenwater;
  3. waterhuishouding;
  4. waterlopen en waterpartijen;
  5. de ontwikkeling van natuurlijke oevers;
  6. infiltratievoorzieningen;
  7. verkeer in de vorm van een bruggetje, ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' (v).
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
 

17.2 Bouwregels

 
17.2.1 Algemeen
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en/of duikers.
17.2.2 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  2. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.

17.3 Specifieke gebruiksregels


Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 17 lid 1, meer in het bijzonder:
  1. voor het aanleggen, aanmeren of als ligplaats innemen van woonschepen;
  2. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voertuigen, goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen.

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen waarbij:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan;
en tevens voor:
  1. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 van bijlage 2 (Staat van Bedrijfsactiviteiten), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  2. bed & breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  3. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  4. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  5. een waardevol groen binnengebied, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - waardevol binnengebied';
  6. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen';
  7. een voetgangersovergang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voetgangersovergang';
  8. een onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'; 
  9. de bescherming van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aanwezige Rijksmonument,
en daarbij behorende:
  1. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, toegelaten overeenkomstig artikel 18 lid 5.3;
  2. kamerverhuur, toegelaten overeenkomstig artikel 18 lid 5.7;
  3. tuinen en erven;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  6. verkeersdoeleinden in de vorm van toegangswegen tot woningen, in-/opritten bij woningen, toegangswegen tot garageboxen, verblijfsgebieden, voetgangersgebieden, pleinen en fiets- en voetpaden;
  7. parkeervoorzieningen ter plaatse van in-/opritten gelegen voor garages/garageboxen en daar waar vrijstaande bijbehorende bouwwerken alsmede carports en overkappingen opgericht kunnen worden.

18.2 Bouwregels

18.2.1 Algemeen
  1. Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    1. hoofdgebouwen;
    2. de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
    3. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
    4. nutsvoorzieningen;
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - waardevol binnengebied' mag niet worden gebouwd, behoudens herbouw van ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bouwwerken.
18.2.2 Regels met betrekking tot grondgebonden woningen ter plaatse van de aanduidingen 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen' en 'vrijstaand'
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' waarbij de (voor-)gevels van het hoofdgebouw moeten worden geplaatst in of evenwijdig aan de aangegeven gevellijn (waarbij de voorste gevellijn in de richting van de voorste perceelsgrens niet mag worden overschreden); 
  2. indien geen aanduiding 'gevellijn' is opgenomen dan mogen gebouwen uitsluitend worden gebouwd achter de bestaande voorgevel;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. mag een woning aan de naar de weg gekeerde zijde worden uitgebreid met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
    2. de afstand tot de bestemming 'verkeer' dan wel 'Verkeer - Verblijfsgebied' mag niet minder bedragen dan 2,00 meter;
    3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
    4. de breedte van de erker mag niet meer bedragen dan 50 % van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  4. het bouwperceel behorende bij een woning mag voor maximaal 50 % worden bebouwd; 
  5. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal bouwlagen' is aangegeven, met dien verstande dat:
    1. elke afzonderlijke bouwlaag maximaal 3,20 meter mag bedragen;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', 'dienstverlening' en 'bedrijf' de eerste bouwlaag maximaal 4,50 meter mag bedragen en elke daarop volgende bouwlaag maximaal 3,20 meter bedraagt;
  6. de hoofdgebouwen mogen achter de aangeduide gevellijn, dan wel indien deze niet is aangeduid achter de bestaande voorgevel, uitbreiden met dien verstande dat de afstand tussen voor- en achtergevel niet meer bedraagt dan 12,00 meter. Hoofdgebouwen gelegen op percelen waarvan de afstand tussen de aangeduide gevellijn en achterperceelsgrens ten minste 25 meter bedraagt, mogen achter de aangeduide gevellijn, dan wel indien deze niet is aangeduid achter de bestaande voorgevel, uitbreiden met dien verstande dat de afstand tussen de voor- en achtergevel niet meer dan 15,00 meter bedraagt;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' dient de zijgevel van het hoofdgebouw minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' dient de zijgevel van het hoofdgebouw aan één zijde minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dient een hoekwoning aan één zijde minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;
  10. het aantal woningen mag niet toenemen.
18.2.3 Regels met betrekking tot gestapelde woningen
Voor het bouwen van gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bouwlagen' is aangegeven. 
18.2.4 Regels met betrekking tot garageboxen
Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
  1. garageboxen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garageboxen';
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,20 meter.
18.2.5 Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', met uitzondering van de bouwpercelen voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken toegestaan', mogen geen bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
  2. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw mag maximaal 75 m² bedragen, met dien verstande dat maximaal 50 % van het bouwperceel mag worden bebouwd;
  3. de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,20 meter;
  4. de afstand tot aan het hoofdgebouw mag niet meer dan 30,00 meter bedragen;
  5. een bijbehorend bouwwerk dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn te worden opgericht, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken toegestaan’, waar bijbehorende bouwwerken ook vóór de voorgevel mogen worden gebouwd.
18.2.6 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15,00 m².
18.2.7 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied; 
  3. carports/overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevel/-rooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd. Met betrekking tot carports overkappingen gelden de volgende regels:
    1. de bebouwde oppervlakte aan carports/overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m² per bouwperceel;
    2. de bouwhoogte van een carport/overkapping mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  4. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', dient een vrije doorgang met een minimale hoogte van 2,50 meter te worden gegarandeerd.

18.3 Nadere eisen


Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

18.4 Afwijken van de bouwregels

        
18.4.1 Afwijken voor het bouwen ter plaatse van het waardevol binnengebied
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 18 lid 2.1 sub b bepaalde indien de waarde van het binnengebied, gelet op het groene karakter, de stedenbouwkundige- en cultuurhistorische waarde van omliggende bebouwing en gronden niet in het geding is.
18.4.2 Afwijken voor het bouwen van de zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens dan wel binnen een afstand van 2,50 meter tot de zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan bij omgevingvergunning afwijken van het in artikel 18 lid 2.2 onder g., h. en i. bepaalde voor het bouwen van de zijgevel in de zijdelingse bouwperceelsgrens dan wel binnen een afstand van 2,50 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.
18.4.3 Afwijken erfafscheidingen binnen 1,00 meter tot openbaar toegankelijk gebied
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 18 lid 2.7 sub b bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn en binnen een afstand van 1,00 meter tot het openbaar toegankelijk gebied mits.
18.4.4 Afwijken carports/overkappingen voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 18 lid 2.7 sub c bepaalde, voor de bouw van carports/overkappingen, met de toegang gericht naar de weg gekeerde perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel maximaal 2 meter mag bedragen en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' minimaal 5,00 meter moet bedragen en het bepaalde in artikel 18 lid 2.7 sub c onder 1. en 2. onverminderd van toepassing is.
18.4.5 Voorwaarden
Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 18 lid 4.2 tot en met  artikel 18 lid 4.4 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

18.5 Specifieke gebruiksregels

18.5.1 Algemeen
De in artikel 18 lid 1 onder e., g. en h. genoemde functies zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan, behoudens ter plaatse waar, op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit plan, deze functies op de verdieping(en) plaatsvinden.
18.5.2 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
  1. permanente en tijdelijke bewoning in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  2. detailhandel, uitgezonderd daar waar dit expliciet is toegestaan; 
  3. opslagdoeleinden anders dan gerelateerd aan het binnen deze bestemming toegelaten gebruik;
  4. horeca;
  5. webwinkel.
18.5.3 Beroepsmatige en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Beroepsmatige activiteiten en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. de maximum oppervlakte aan beroepsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 70 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  2. uitsluitend bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen worden uitgeoefend tot een maximum oppervlakte van 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  5. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  6. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  7. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  8. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden,
met dien verstande dat geen nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan.
 
18.5.4 Mantelzorg
Mantelzorg is niet toegestaan.
18.5.5 Parkeren
Parkeren voor de voorgevel, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of carport of in de openbare ruimte, is niet toegestaan.
18.5.6 Woningsplitsing
Woningsplitsing is niet toegestaan.
18.5.7 Kamerverhuur
Kamerverhuur is uitsluitend toegestaan binnen de woonfunctie in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom indien:  
  1. de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  2. per woning maximaal twee kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden.
 

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

18.6.1 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 18 lid 1 sub f bepaalde voor de uitoefening van een bed & breakfast buiten de aanduiding 'bed & breakfast', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie blijft als hoofdactiviteit gehandhaafd;
  2. de bouwmassa wordt niet vergroot;
  3. het aantal recreatieverblijven ((slaap)kamers) bedraagt niet meer dan 2;
  4. er is maximaal één gemeenschappelijke ruimte, uitgezonderd verkeersruimtes, toegestaan;
  5. het parkeren vindt plaats op eigen terrein waarbij moet worden voldaan aan de kencijfers parkeren;
  6. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
  7. maximaal 30 % van het totale woonoppervlak van de bestaande woning met eventuele bijbehorende bouwwerken wordt voor bed & breakfast gebruikt;
  8. naast de bed & breakfast zijn geen andere recreatieve functies toegestaan, anders dan aanvullende services (zoals het verstrekken van warme maaltijden en fietsenverhuur) ten behoeve van de bed & breakfast-gasten;
  9. de bed & breakfast-voorziening functioneert niet als zelfstandige (woon)eenheid en er is derhalve geen keuken/kookvoorziening op de slaapkamers en in de gemeenschappelijke ruimte toegestaan.
18.6.2 Nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18 lid 5.3 ten behoeve van het toestaan van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels onder de volgende voorwaarden: 
  1. de maximum oppervlakte aan bedrijfsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;      
  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;       
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  5. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  6. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn.
  7. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  8. er mag geen opslag ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden
18.6.3 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18 lid 5.4 voor de uitoefening van mantelzorg binnen de woonfunctie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. mantelzorg mag worden uitgeoefend in een bestaande woning of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat dit uitsluitend wordt toegestaan wanneer de noodzaak daarvoor wordt aangetoond; hiervoor is een medische indicatie benodigd door een van gemeentewege erkende instelling;
  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  3. de woonruimte heeft geen eigen huisnummer;
  4. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening bedraagt maximaal 70 m²;
  5. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  6. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en voor het overige niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  8. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetgeving;
  9. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als woonruimte beëindigd en dient dit deel van het gebouw weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.
18.6.4 Parkeren voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 18 lid 5.5 bepaalde voor het toestaan dat voor de voorgevel wordt geparkeerd mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. parkeren voor de voorgevel leidt niet tot stedenbouwkundige bezwaren;
  2. het parkeren kan niet anders worden gerealiseerd.
18.6.5 Aanvullende mogelijkheden kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18 lid 5.7 voor het toestaan van kamerverhuur voor meer dan twee kamers en/of het toestaan van kamerverhuur indien de verhuurder niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:  
  1. kamerverhuur alleen inpandig is toegestaan in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom;
  2. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig mag worden verstoord;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden; 
  4. voldaan wordt aan de overige wet- en regelgeving, onder andere voor wat betreft brandveiligheid. 
18.6.6 Internetverkoop
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18 lid 1 sub n voor het toestaan van internetverkoop als bedrijfsmatige activiteit aan huis dan wel als ondergeschikte verkoop bij een andere bedrijfsmatige activiteit aan huis, met dien verstande dat:
  1. niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 70 m²;
  2. opslag ten behoeve van de internetverkoop mag alleen inpandig plaatsvinden;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de internetverkoop worden gebruikt;
  4. er mag geen sprake zijn van een webwinkel;
  5. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  6. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.
18.6.7 Verbouwen monumentale panden tot meerdere woningen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18 lid 5.6 voor het verbouwen van woningen die op de verbeelding nader zijn aangeduid met de 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' tot meerdere woningen, mits: 
  1. de inhoud per woning minstens 300 m² bedraagt;
  2. de bouwmassa niet wordt vergroot;
  3. het stedenbouwkundig beeld en de cultuurhistorische waarden, gehoord de welstandscommissie dan wel de dorpsbouwmeester, niet wezenlijk worden aangetast;
  4. er geen onevenredige beperkingen optreden voor aangrenzende waarden en functies, waarbij geen verzwaring mag plaatsvinden van de op basis van de Wet milieubeheer te stellen normen en eisen;
  5. het toevoegen van (een) woning(en) vanuit oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is;
  6. uit akoestisch onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  7. de toe te voegen woningen passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en binnen het (de)provinciale woonbeleid/-regelgeving.
  

18.7 Wijzigingsbevoegdheid

 
18.7.1 Wijzigingsgebied 2
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied 2' de bestemming 'Wonen' te wijzigen in dezelfde bestemming ten behoeve van de nieuwbouw van één of meer woningen, met dien verstande dat:
  1. de nieuw te bouwen woningen uitsluitend grondgebonden woningen zijn;
  2. het aantal te bouwen woningen op de verbeelding middels de aanduiding 'maximum aantal woningen' per locatie is aangegeven;
  3. het aantal bouwlagen niet meer bedraagt dan ter plaatse op de verbeelding middels de aanduiding 'aantal bouwlagen' is aangegeven; 
  4. het gebruik voor de woonfunctie aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van een goed woonmilieu, waarbij:
    1. uit akoestisch onderzoek blijkt dat voldaan kan worden aan de eisen zoals gesteld in de Wet geluidhinder;
    2. uit een bodemonderzoek blijkt dat de milieuhygiënische bodem kwaliteit geschikt is voor de woonfunctie; 
  5. als gevolg van de nieuwbouw geen overtreding van de Flora- en faunawet plaatsvindt; 
  6. als gevolg van de nieuwbouw de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed;
  7. als gevolg van de nieuwbouw geen archeologische waarden worden verstoord;
  8. het gebruik van de woning(en) de waarden van de bestemmingen en functies in de omgeving niet onevenredig aantast.
18.7.2 Wijzigingsgebied 3
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied 3' de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:   
  1. een bouwvlak wordt opgenomen op de verbeelding van het wijzigingsplan, waarbij de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal drie meter dient te bedragen;
  2. het aantal bouwlagen binnen het op te nemen bouwvlak maximaal drie bedraagt; 
  3. als gevolg van het beoogd gebruik en/of de geprojecteerde bebouwing geen overtreding van de Flora- en faunawet plaatsvindt; 
  4. als gevolg van de geprojecteerde bebouwing de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed;
  5. als gevolg van de geprojecteerde bebouwing geen archeologische waarden worden verstoord;
  6. het woon- en leefklimaat als gevolg van de bestemmingswijziging niet onevenredig wordt verstoord;
  7. de waarden van de bestemmingen en functies in de omgeving niet onevenredig aantast;
  8. de regels van artikel 12 van dit plan van toepassing zijn.
      

Artikel 19 Wonen - 1

19.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
en daarbij behorende
  1. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, toegelaten overeenkomstig artikel 19 lid 4.2;
  2. kamerverhuur, toegelaten overeenkomstig artikel 19 lid 4.6;
  3. tuinen en erven;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;
  6. in-/ en opritten bij woningen;
  7. parkeervoorzieningen ter plaatse van in-/opritten gelegen voor garages en daar waar aangebouwde vrijstaande bijbehorende bouwwerken alsmede carports en overkappingen opgericht kunnen worden.

19.2 Bouwregels

19.2.1 Algemeen
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen;
  2. de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  3. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  4. nutsvoorzieningen.
19.2.2 Regels met betrekking tot hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. deze mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de voorgevel van de woning dient te worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'; 
  2. binnen het bouwvlak zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  3. per woning dient één inpandige garage gerealiseerd te worden, met dien verstande dat hiertoe een opstelstrook van minimaal 6 meter aanwezig dient te zijn;
  4. per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een tweede woning is niet toegestaan; 
  5. de totale breedte per woning mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  6. over een breedte van maximaal 7 meter van de voorgevel met de goothoogte maximaal 6,5 meter bedragen, gemeten vanaf het straatpeil. Voor het overige deel geldt een maximale goothoogte van 3,2 meter, gemeten vanaf het straatpeil;
  7. een onderbouw is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  8. de dakafdekking dient te geschieden middels een plat dak of een dak met een dakhelling van maximaal 20º;
  9. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter aan beide zijden.
19.2.3 Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken bij woningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. er zijn alleen aangebouwde bijbehorende bouwwerken toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3,2 meter en waarbij de dakbedekking dient te geschieden met een plat dak, mits het gestelde onder b. in acht wordt genomen;
  2. er mogen geen bijbehorende bouwwerken worden opgericht buiten het bouwvlak en tussen de woningen.
19.2.4 Regels met betrekking tot gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15,00 m².
19.2.5 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. deze worden geplaatst dan wel gebouwd in het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten en zwembaden welke ook  buiten het bouwvlak mogen worden geplaatst of gebouwd, mits het gestelde onder b. in acht wordt genomen;
  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van:
    1. erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de gevellijn niet meer dan 2 meter en vóór de gevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
    2. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  3. deze dienen voor het overige naar aard en omvang bij de bestemming te passen.

19.3 Nadere eisen


Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

19.4 Specifieke gebruiksregels

19.4.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
  1. permanente en tijdelijke bewoning in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  2. detailhandel; 
  3. opslagdoeleinden anders dan gerelateerd aan het binnen deze bestemming toegelaten gebruik;
  4. horeca;
  5. webwinkel.
19.4.2 Beroepsmatige- en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Beroepsmatige activiteiten en bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. de maximum oppervlakte aan beroepsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 70 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  2. uitsluitend bestaande bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen worden uitgeoefend tot een maximum oppervlakte van 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
  4. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  5. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  6. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  7. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  8. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  9. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden,
met dien verstande dat geen nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan.
 
19.4.3 Mantelzorg
Mantelzorg is niet toegestaan.
19.4.4 Parkeren
Parkeren voor de voorgevel, voor zover er niet geparkeerd wordt voor een garage of carport of in de openbare ruimte, is niet toegestaan.
19.4.5 Woningsplitsing
Woningsplitsing is niet toegestaan.
19.4.6 Kamerverhuur
Kamerverhuur is uitsluitend toegestaan binnen de woonfunctie in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom indien:  
  1. de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
  2. per woning maximaal twee kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

19.5.1 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 19 lid 4.1 sub d  bepaalde voor de uitoefening van een bed & breakfast binnen de woonfunctie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie blijft als hoofdactiviteit gehandhaafd;
  2. de bouwmassa wordt niet vergroot;
  3. het aantal recreatieverblijven ((slaap)kamers) bedraagt niet meer dan 2;
  4. er is maximaal één gemeenschappelijke ruimte, uitgezonderd verkeersruimtes, toegestaan;
  5. het parkeren vindt plaats op eigen terrein waarbij moet worden voldaan aan de kencijfers parkeren;
  6. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
  7. maximaal 30% van het totale woonoppervlak van de bestaande woning met eventuele bijbehorende bouwwerken wordt voor bed & breakfast gebruikt;
  8. naast de bed & breakfast zijn geen andere recreatieve functies toegestaan, anders dan aanvullende services (zoals het verstrekken van warme maaltijden en fietsenverhuur) ten behoeve van de bed & breakfast-gasten;
  9. de bed & breakfast-voorziening functioneert niet als zelfstandige (woon)eenheid en er is derhalve geen keuken/kookvoorziening op de slaapkamers en in de gemeenschappelijke ruimte toegestaan.
19.5.2 Nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19 lid 5.2 ten behoeve van het toestaan van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals vermeld in bijlage 1 bij de regels onder de volgende voorwaarden: 
  1. de maximum oppervlakte aan bedrijfsmatige activiteiten aan huis mag niet meer bedragen dan 35 m², met dien verstande dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;      
  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;       
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  5. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  6. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn.
  7. de noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van de activiteit worden op eigen terrein gesitueerd conform de kencijfers parkeren;
  8. er mag geen opslag ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden
19.5.3 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19 lid 4.3 voor de uitoefening van mantelzorg binnen de woonfunctie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. mantelzorg mag worden uitgeoefend in een bestaande woning of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat dit uitsluitend wordt toegestaan wanneer de noodzaak daarvoor wordt aangetoond; hiervoor is een medische indicatie benodigd door een van gemeentewege erkende instelling;
  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  3. de woonruimte heeft geen eigen huisnummer;
  4. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening bedraagt maximaal 70 m²;
  5. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  6. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en voor het overige niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  8. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetgeving;
  9. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als woonruimte beëindigd en dient dit deel van het gebouw weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.
19.5.4 Parkeren voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 19 lid 4.4 bepaalde voor het toestaan dat voor de voorgevel wordt geparkeerd mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. parkeren voor de voorgevel leidt niet tot stedenbouwkundige bezwaren;
  2. het parkeren kan niet anders worden gerealiseerd.
19.5.5 Aanvullende mogelijkheden kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19 lid 4.6 voor het toestaan van kamerverhuur voor meer dan twee kamers en/of het toestaan van kamerverhuur indien de verhuurder niet ter plaatse het hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:   
  1. kamerverhuur alleen inpandig is toegestaan in bestaande hoofdgebouwen binnen de bebouwde kom;
  2. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig mag worden verstoord;
  3. geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige zelfstandige wooneenheden; 
  4. voldaan wordt aan de overige wet- en regelgeving, onder andere voor wat betreft brandveiligheid.
19.5.6 Internetverkoop
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19 lid 1 sub b voor het toestaan van internetverkoop als bedrijfsmatige activiteit aan huis dan wel als ondergeschikte verkoop bij een andere bedrijfsmatige activiteit aan huis, met dien verstande dat:
  1. niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bouwwerken mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 70 m²;
  2. opslag ten behoeve van de internetverkoop mag alleen inpandig plaatsvinden;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de internetverkoop worden gebruikt;
  4. er mag geen sprake zijn van een webwinkel;
  5. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van die woning te zijn;
  6. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden.

Artikel 20 Wonen - Uit te werken

20.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. groen- en speelvoorzieningen;
  3. parkeren en voetpaden;
  4. nutsvoorzieningen.

20.2 Uitwerkingsregels


De uitwerking van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' kan in zijn geheel dan wel in delen plaatsvinden met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. op de als zodanig bestemde gronden mogen maximaal 29 grondgebonden woningen worden opgericht;
  2. de uitwerking vindt plaats door het toekennen van de bestemming 'Wonen', zoals die in artikel 18 is opgenomen en het aangeven van gevellijnen voor de hoofdgebouwen. De in artikel 18 opgenomen regels worden daarmee van toepassing voor de uitgewerkte onderdelen;
  3. bij het aangeven van de gevellijnen en de toegestane aantal bouwlagen moet rekening worden gehouden met een maximale inpassing in het landschap door een terrasvormige structuur, met naar beneden aflopende bouwhoogten, waarbij 2 bouwlagen met een zadeldak kunnen worden toegelaten.

20.3 Bouwregels

 
20.3.1 Algemeen
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een onherroepelijk uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.
20.3.2 Voorlopig bouwverbod
Zo lang en voor zover de in artikel 20 lid 2 bedoelde uitwerking niet van kracht is geworden, mag er niet worden gebouwd.

20.4 Afwijken van de bouwregels

 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20 lid 3.2 en het bouwverbod opheffen ten behoeve van een bouwplan, mits dat bouwplan voldoet aan de regels voor bouwen en gebruik van een ter inzage gelegd ontwerp-uitwerkingsplan.

Artikel 21 Leiding - Gas

21.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Leiding-Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het transport van gas via een hogedruk aardgastransportleiding en hogedruk gasvoedingsleiding;
  2. de bescherming, het beheer en het onderhoud van de leidingen,
een en ander met bijbehorende voorzieningen.

21.2 Bouwregels


Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 3,20 m. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringzekerheid.

21.3 Afwijken van de bouwregels


Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

21.4 Specifieke gebruiksregels

 
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: 
  • het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.5.1 Algemeen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen, afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
  3. het aanbrengen van andere leidingen dan waarop deze dubbelbestemming toeziet;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
21.5.2 Uitzonderingen op verbod
Het in artikel 21 lid 5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
  1. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. die het periodiek kappen van hakhout betreffen, voor zover betreffende de normale uitoefening van het toegelaten bodemgebruik;
  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.  
 
21.5.3 Afwegingskader
Een in artikel 21 lid 5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
  1. het behoud van een veilige ligging van de gasleiding en de continuïteit van de functie van de gasleiding zijn gewaarborgd;
  2. met het oog op een zorgvuldige afweging door Burgemeester en Wethouders advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 22 Leiding - Riool

22.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor het de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: 
  1. het transport van afvalwater via een rioolwatertransportleiding;
  2. de bescherming, het beheer en het onderhoud van deze leiding,
een en ander met bijbehorende voorzieningen.

22.2 Bouwregels


Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 3,20 m. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van de waterafvoer.

22.3 Afwijken van de bouwregels

 
Het bevoegd gezag kan, gehoord de leidingbeheerder, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 22 lid 2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken welke ter plaatse conform de aangegeven bestemming mogen worden opgericht, onder de voorwaarden dat: 
  1. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 22 lid 1 omschreven doeleinden;
  2. alvorens Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen, afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
  3. het aanbrengen van andere leidingen dan waarop deze dubbelbestemming toeziet;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  5. het aanbrengen, vellen- en of rooien van bomen of beplantingen, welke dieper wortelen dan 0,75 meter.
 
22.4.2 Uitzonderingen op verbod
Het in  artikel 22 lid 4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden: 
  1. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. die van ondergeschikte betekenis zijn;
  3. die het periodiek kappen van hakhout betreffen, voor zover betreffende de normale uitoefening van het toegelaten bodemgebruik;
  4. in de vorm van normaal spitwerk, anders dan diepploegen, tot een diepte van niet meer dan 0,30 meter; 
  5. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
22.4.3 Afwegingskader
Een in artikel 22 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
  1. het behoud van een veilige ligging van de leiding en de continuïteit van de functie van de rioolleiding zijn gewaarborgd;
  2. met het oog op een zorgvuldige afweging door Burgemeester en Wethouders advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 23 Leiding - Water

23.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor het de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: 
  1. ondergrondse leidingen voor het transporteren van water, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water' het hart van de waterleiding is gelegen;
  2. de bescherming, het beheer en het onderhoud van de leidingen,
een en ander met bijbehorende voorzieningen.

23.2 Bouwregels

 
Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 3,20 m. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van de waterhuishouding.

23.3 Afwijken van de bouwregels

 
Het bevoegd gezag kan, gehoord de leidingbeheerder, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken welke ter plaatse conform de aangegeven bestemming mogen worden opgericht, onder de voorwaarden dat: 
  1. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 23 lid 1 omschreven doeleinden;
  2. alvorens Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen, afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
  3. het aanbrengen van andere leidingen dan waarop deze dubbelbestemming toeziet;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  5. het aanbrengen en rooien van diepwortelende (70 cm onder maaiveld) beplanting en bomen.
23.4.2 Uitzonderingen op verbod
Het in  artikel 23 lid 4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden: 
  1. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. die van ondergeschikte betekenis zijn;
  3. die het periodiek kappen van hakhout betreffen, voor zover betreffende de normale uitoefening van het toegelaten bodemgebruik;
  4. in de vorm van normaal spitwerk, anders dan diepploegen, tot een diepte van niet meer dan 0,30 meter; 
  5. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  6. die vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan het aangegeven niveau en waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
  7. die vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
23.4.3 Afwegingskader
Een in artikel 23 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
  1. het behoud van een veilige ligging van de leiding en de continuïteit van de functie van de waterleiding zijn gewaarborgd;
  2. met het oog op een zorgvuldige afweging door Burgemeester en Wethouders advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 2

 

24.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden van zeer hoge waarde en terreinen met hoge waarde, historische dorpskernen.

24.2 Bouwregels

 
24.2.1 Algemeen
  1. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk binnen de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 2' voor meer dan 0,5 m onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 100 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek in de vorm van proefsleuven of opgravingen te worden uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
  2. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk buiten de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor de 'Waarde - Archeologie 2' voor meer dan 0,3 m onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 100 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek in de vorm van proefsleuven of opgravingen uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
  3. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk binnen en of buiten de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 2' een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan , inpassingsplan of beheersverordening art. 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wabo of wijziging bestemmingsplan conform art. 3.6 lid 1 onder a Wro noodzakelijk is voor meer dan 0,3m (binnen de bebouwde kom) of 0,5 m (buiten de bebouwde kom) onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 100 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek in de vorm van proefsleuven of opgravingen te worden uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
24.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning
Indien uit het onder artikel 24 lid 2.1 genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zal of kan worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, zijnde:
  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; dan wel
  2. het doen van een opgraving; dan wel
  3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

24.3 Afwijken van de bouwregels


Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24 lid 2.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
24.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het binnen de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,5 meter;
  2. het buiten de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,3 meter;
  3. het rooien van diepwortelende beplantingen of bomen;
  4. het uitvoeren van grondwerk (al dan niet omgevingsvergunningplichtig);
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  6. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  7. het aanbrengen van diepwortelende (0,70 m. onder maaiveld) beplantingen of bomen;
  8. het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  9. het onder het maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning;
  10. het verlagen van het waterpeil.
24.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 24 lid 4.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:
  1. binnen de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- met een diepte van minder dan 0,5 meter onder het maaiveld;
  2. buiten de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- met een diepte van minder dan 0,3 meter onder het maaiveld;
  3. waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en/of de ontwikkeling minder dan 100 m² bedraagt;
  4. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  5. welke ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen omgevingsvergunning vereist was;
  6. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  7. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  8. op gronden die door het college van Burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven.
  9. indien de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan het archeologisch relevante niveau waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
  10. indien de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
24.4.3 Voorwaarden
De in artikel 24 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van een rapport over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn
dan wel;
  1. voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel algemene bouwregels, waarbij wordt aangetoond dat de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgraving;
    3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 4

25.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor zones met een hoge archeologische verwachtingen.

25.2 Bouwregels

25.2.1 Algemeen
  1. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk binnen de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 4' voor meer dan 0,5 m onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 500 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
    Hieruit zal moeten blijken of, en zo ja in welke vorm, inventariserend veldonderzoek noodzakelijk is.
  2. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk buiten de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor de 'Waarde - Archeologie 4' voor meer dan 0,3 m onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 500 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hieruit zal moeten blijken of, en zo ja in welke vorm, inventariserend veldonderzoek noodzakelijk is.
  3. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk binnen en of buiten de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 4' een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan , inpassingsplan of beheersverordening art. 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wabo of wijziging bestemmingsplan conform art. 3.6 lid 1 onder a Wro noodzakelijk is voor meer dan 0,3m (binnen de bebouwde kom) of 0,5m (buiten de bebouwde kom) onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 1.000 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hieruit zal moeten blijken of, en zo ja in welke vorm, inventariserend veldonderzoek noodzakelijk is.
25.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning
Indien uit het onder artikel 25 lid 2.1 genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zal of kan worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, zijnde:
  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; dan wel
  2. het doen van een opgraving; dan wel
  3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

25.3 Afwijken van de bouwregels


Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25 lid 2.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend bureauonderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het binnen de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,5 meter;
  2. het buiten de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,3 meter;
  3. het rooien van diepwortelende beplantingen of bomen;
  4. het uitvoeren van grondwerk (al dan niet omgevingsvergunningplichtig);
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  6. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  7. het aanbrengen van diepwortelende (0,70 m. onder maaiveld) beplantingen of bomen;
  8. het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  9. het onder het maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning;
  10. het verlagen van het waterpeil.
25.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 25 lid 4.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:
  1. binnen de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- met een diepte van minder dan 0,5 meter onder het maaiveld;
  2. buiten de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- met een diepte van minder dan 0,3 meter onder het maaiveld;
  3. waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en/of de ontwikkeling minder dan
    500 m² bedraagt;
  4. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  5. welke ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen omgevingsvergunning vereist was;
  6. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  7. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  8. op gronden die door het college van Burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven;
  9. indien de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan het archeologisch relevante niveau waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
  10. indien de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
25.4.3 Voorwaarden
De in artikel 25 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van een rapport over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn
dan wel;
  1. voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel algemene bouwregels, waarbij wordt aangetoond dat de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgraving;
    3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 5

26.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor zones met een middelhoge archeologische verwachtingen.

26.2 Bouwregels

26.2.1 Algemeen
  1. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk binnen de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 5' voor meer dan 0,5 m onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 1.000 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
    Hieruit zal moeten blijken of, en zo ja in welke vorm, inventariserend veldonderzoek noodzakelijk is.
  2. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk buiten de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor de 'Waarde - Archeologie 5' voor meer dan 0,4 m onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 1.000 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
    Hieruit zal moeten blijken of, en zo ja in welke vorm, inventariserend veldonderzoek noodzakelijk is.
  3. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk binnen en of buiten de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 5' een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan , inpassingsplan of beheersverordening art. 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wabo of wijziging bestemmingsplan conform art. 3.6 lid 1 onder a Wro noodzakelijk is voor meer dan 0,4m (binnen de bebouwde kom) of 0,5m (buiten de bebouwde kom) onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 2.500 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
26.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning
Indien uit het onder artikel 26 lid 2.1 genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zal of kan worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, zijnde:
  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; dan wel
  2. het doen van een opgraving; dan wel
  3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

26.3 Afwijken van de bouwregels


Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26 lid 2.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend bureauonderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het binnen de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,5 meter;
  2. het buiten de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,4 meter;
  3. het rooien van diepwortelende beplantingen of bomen;
  4. het uitvoeren van grondwerk (al dan niet omgevingsvergunningplichtig);
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  6. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  7. het aanbrengen van diepwortelende (0,70 m. onder maaiveld) beplantingen of bomen;
  8. het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  9. het onder het maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning;
  10. het verlagen van het waterpeil.
26.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 26 lid 4.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:
  1. binnen de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- met een diepte van minder dan 0,5 meter onder het maaiveld;
  2. buiten de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- met een diepte van minder dan 0,4 meter onder het maaiveld;
  3. waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en/of de ontwikkeling minder dan
    1.000 m² bedraagt;
  4. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  5. welke ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen omgevingsvergunning vereist was;
  6. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  7. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  8. op gronden die door het college van Burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven;
  9. indien de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan het archeologisch relevante niveau waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
  10. indien de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
26.4.3 Voorwaarden
De in artikel 26 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van een rapport over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
dan wel;
  1. voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel algemene bouwregels, waarbij wordt aangetoond dat de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgraving;
    3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 6

27.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor zones met lage archeologische verwachtingen maar met een kans op een bijzondere dataset.

27.2 Bouwregels

27.2.1 Algemeen
  1. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk binnen de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 6' voor meer dan 0,5 m onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 1.000 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Leidraad voor beekdalen (Rensink2008).
    Hieruit zal moeten blijken of, en zo ja in welke vorm, inventariserend veldonderzoek noodzakelijk is.
  2. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk buiten de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor de 'Waarde - Archeologie 6' voor meer dan 0,4 m onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 1.000 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Leidraad voor beekdalen (Rensink2008).
  3. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk binnen en of buiten de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 6' een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan, inpassingsplan of beheersverordening art. 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wabo of wijziging bestemmingsplan conform art. 3.6 lid 1 onder a Wro noodzakelijk is voor meer dan 0,4 m (binnen de bebouwde kom) of 0,5 m (buiten de bebouwde kom) onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 2.500 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Leidraad voor beekdalen (Rensink2008).
27.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning
Indien uit het onder artikel 27 lid 2.1 genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zal of kan worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, zijnde:
  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; dan wel
  2. het doen van een opgraving; dan wel
  3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

27.3 Afwijken van de bouwregels


Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27 lid 2.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend bureauonderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het binnen de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,5 meter;
  2. het buiten de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,4 meter;
  3. het rooien van diepwortelende beplantingen of bomen;
  4. het uitvoeren van grondwerk (al dan niet omgevingsvergunningplichtig);
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  6. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  7. het aanbrengen van diepwortelende (0,70 m. onder maaiveld) beplantingen of bomen;
  8. het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  9. het onder het maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning;
  10. het verlagen van het waterpeil.
27.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 27 lid 4.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:
  1. binnen de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- met een diepte van minder dan 0,5 meter onder het maaiveld;
  2. buiten de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- met een diepte van minder dan 0,4 meter onder het maaiveld;
  3. waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en/of de ontwikkeling minder dan
    1.000 m² bedraagt;
  4. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  5. welke ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen omgevingsvergunning vereist was;
  6. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  7. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  8. op gronden die door het college van Burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven;
  9. indien de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan het archeologisch relevante niveau waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
  10. indien de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
27.4.3 Voorwaarden
De in artikel 27 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van een rapport over de archeologische waarde op basis van een inventariserend bureauonderzoek uitgevoerd volgens de Leidraad voor beekdalen (Rensink2008).
dan wel;
  1. voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel algemene bouwregels, waarbij wordt aangetoond dat de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgraving;
    3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 7

28.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor zones met lage archeologische verwachtingen.

28.2 Bouwregels

28.2.1 Algemeen
  1. Op gronden aangewezen met 'Waarde - Archeologie 7' gelden voor eventuele verstoringen een algehele vrijstelling.
  2. Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk binnen en of buiten de bebouwde kom -zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet- de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 7' een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan , inpassingsplan of beheersverordening art. 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wabo of wijziging bestemmingsplan conform art. 3.6 lid 1 onder a Wro noodzakelijk is voor meer dan 0,4 m (binnen de bebouwde kom) of 0,5 m (buiten de bebouwde kom) onder het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 25.000 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport (quickscan of bureauonderzoek) te worden overlegd met betrekking tot de risico's voor het bodemarchief.
28.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning
Indien uit het in artikel 28 lid 2.1 onder b genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zal of kan worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, zijnde:
  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; dan wel
  2. het doen van een opgraving; dan wel
  3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

28.3 Afwijken van de bouwregels


Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28 lid 2.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een quickscan/bureauonderzoek dan wel inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 7', zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het rooien van diepwortelende beplantingen of bomen;
  2. het uitvoeren van grondwerk (al dan niet omgevingsvergunningplichtig);
  3. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  4. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  5. het aanbrengen van diepwortelende (0,70 m. onder maaiveld) beplantingen of bomen;
  6. het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  7. het onder het maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning;
  8. het verlagen van het waterpeil.
28.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 28 lid 4.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:
  1. waarbij de oppervlakte van het plangebied minder dan 25.000 m² bedraagt;
  2. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  3. welke ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen omgevingsvergunning vereist was;
  4. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  5. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  6. op gronden die door het college van Burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven;
  7. indien de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan het archeologisch relevante niveau waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
  8. indien de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
28.4.3 Voorwaarden
De in artikel 28 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
  1. aan Burgemeester en Wethouders een rapport (quick scan of bureauonderzoek) wordt overlegd met betrekking tot de risico's voor het bodemarchief;
  2. indien uit het onder punt 1 genoemde onderzoek blijkt dat er binnen het plangebied risico's zijn voor het bodemarchief, kan alsnog een rapport worden verlangd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
  3. indien uit het onder punt 2 genoemde onderzoek blijkt de archeologische waarde van de gronden door het verlenen van een aanlegvergunning zal of kan worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning voorschriften verbinden, zijnde:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgraving;
    3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 29 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

 

29.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld van de binnen het beschermd dorpsgezicht voorkomende, dan wel daaraan eigen cultuurhistorische waarden voor zover die bepaald worden door:
  1. de architectonische waarden van de afzonderlijke gebouwen;
  2. de historisch bepaalde rangschikking en samenhang van de gebouwen, waaronder mede begrepen bestaande open ruimtes tussen de gebouwen;
  3. de landschappelijke inpassing van de gebouwen.

29.2 Bouwregels


Er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig c.q. aansluitend aan de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande stedenbouwkundig beeld, voor zover betrekking hebbend op:
  1. voorgevels;
  2. goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  3. de breedte en de indeling van de voorgevel van de gebouwen;
  4. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van de gebouwen;
  5. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

29.3 Nadere eisen


Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan situering, afmetingen en kapvormen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. de instandhouding en herstel van het stedenbouwkundig beeld;
  2. de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving van de bebouwing;
  3. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden;
Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op het behoud van de waarden van het beschermd dorpsgezicht.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.4.1 Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen, verharden of wijzigen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen, afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het aanbrengen, vellen- en of rooien van bomen of beplantingen, welke dieper wortelen dan 0,75 meter.
29.4.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in artikel 29 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
29.4.3 Afwegingskader
Een in artikel 29 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  2. met het oog op een zorgvuldige afweging door Burgemeester en wethouders advies is ingewonnen bij de gemeentelijke Welstands-/ Monumentencommissie.

Artikel 30 Waterstaat - Beschermingszone watergang

30.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren overeenkomstig de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.

30.2 Bouwregels


Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Waterstaat - Waterlopen' worden opgericht.

30.3 Afwijken van de bouwregels


Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30 lid 2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:
  1. het belang van het primaire water niet onevenredig wordt aangetast;
  2. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
Burgemeester en Wethouders winnen, alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.

30.4 Specifieke gebruiksregels


Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

30.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

30.5.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen van gronden;
  2. het aanbrengen van kaden of het wijzigen daarvan.
30.5.2 Uitzonderingen op verbod
Het in artikel 30 lid 5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
  1. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
30.5.3 Afwegingskader
Een in artikel 30 lid 5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de werken en/of werkzaamheden dan wel de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen niet in strijd zijn met het plan. Met betrekking tot de gevolgen voor de waterbergend vermogen wordt advies gevraagd aan de beheersinstantie.

3 Algemene regels

Artikel 31 Anti-dubbeltelregel


Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 32 Algemene bouwregels

 

32.1 Verbod op bouwen in strijd met de bestemming


Het is verboden op de in het plan begrepen gronden:
  1. enig bouwwerk te bouwen waarbij de aangegeven bebouwingsgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen die volgens deze regels zijn toegestaan;
  2. te bouwen een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een bouwwerk, geen gebouw zijnde of een complex van bouwwerken, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in een grotere mate zal gaan afwijken van het plan.

32.2 Ondergronds bouwen

32.2.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde gelden, behoudens in dit artikel opgenomen afwijkingsmogelijkheden, geen beperkingen.
   
32.2.2 Ondergronds bouwen
Ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht onder de volgende voorwaarden: 
  1. deze zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan;
  2. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3 meter onder peil;
  3. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen wordt meegerekend bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages of maximaal te bebouwen oppervlak, dan wel maximale inhoud;
  4. deze mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
32.2.3 Afwijken ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van: 
  1. het bepaalde in artikel 32 lid 2.2 sub a voor het bouwen van ondergrondse gebouwen buiten de bouwvlakken;
  2. het bepaalde in artikel 32 lid 2.2 sub b voor het bouwen van ondergrondse gebouwen net een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil, mits: 
    1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
    2. geen onevenredige afbreuk  wordt gedaan aan archeologische waarden.
 

Artikel 33 Algemene gebruiksregels

 

33.1 Verbod op gebruik in strijd met de bestemming


Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. opstallen te gebruiken of te doen gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bebouwings- en gebruiksmogelijkheden.

33.2 Verboden gebruik


Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning(en);
  2. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan krachtens deze regels;
  4. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  5. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van smart-, head- en growshops; 
  6. het gebruik van bijbehorende bouwwerken behorende bij een (dienst-)woning en bedrijfswoning ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

33.3 Toepassing parkeerkencijfers

 
33.3.1 Algemene parkeerregels
Het is verboden het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren, stallen, laden en lossen.
33.3.2 Specifieke parkeerregels bij gebuikswijzigingen
  1. Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in parkeer- en stallingsbehoefte en/of de behoefte aan laad- en losruimte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. de parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald conform de toepasselijke parkeerkencijfers.
  2. de parkeer- en/of stallingsbehoefte van nieuwe functie dient te worden gerealiseerd op niet-openbaar terrein;
  3. de in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren of stallen van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m. bij 5,00 m. en ten hoogste 3,25 m. bij 6,00 m. bedragen;
    2. indien de afmetingenen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandixcapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m. bij 5,00 meter bedragen. 
  
33.3.3 Afwijken van de parkeerregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 33 lid 3.1 en artikel 33 lid 3.2, mits: 
  1. is aangetoond dat op andere wijze in de benodigde parkeer-, stallings-, laad- en/of losruimte wordt voorzien;
  2. is aangetoond dat geen onevenredige aantasting plaats vindt van de in het geding zijnde belangen, zoals de leefomgeving (parkeerdruk), openbare orde en verkeersveiligheid.

Artikel 34 Algemene aanduidingsregels

34.1 geluidzone - kartbaan

34.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - kartbaan' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens dienen voor de bescherming en instandhouding van de geluidruimte voor een kartbaan.
34.1.2 Bouwregels
Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - kartbaan' behorende bij de kartbaan, mogen geen nieuwe woningen dan wel andere geluidgevoelige bebouwing worden opgericht.
34.1.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 34 lid 1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen, dan wel andere geluidgevoelige bebouwing, voor zover in overeenstemming met de regels van de overige ter plekke geldende bestemming(en), mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en er geen sprake is van een aantasting van de geluidsruimte van de kartbaan en dit niet leidt tot extra beperkingen voor de (bedrijfsvoering van de) desbetreffende kartbaan.
34.1.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

34.2 milieuzone - bodembeschermingsgebied

 
34.2.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens dienen voor de bescherming van de kwaliteit van de bodem en het grondwater en de waarden daarvan. De regels ter bescherming van de bodem, zoals vermeld in Hoofdstuk 2, paragraaf 3 van de omgevingsverordening Limburg zijn in het Bodembeschermingsgebied Mergelland van toepassing.
34.2.2 Bouwregels
Er mag geen bebouwing plaatsvinden waarmee de kwaliteit van de bodem en de waarden daarvan onevenredig wordt verminderd.

34.3 veiligheidszone - externe veiligheid 1

34.3.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – externe veiligheid 1' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen in verband met de aanwezigheid van een gasontvangststation.
34.3.2 Bouwregels
Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid 1' mogen geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.  
34.3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, bij wijziging of opheffing van de onder artikel 34 lid 3.1 bedoelde veiligheidszone, het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het wijzigen of verwijderen van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-externe veiligheid 1’ op de verbeelding.

34.4 veiligheidszone - externe veiligheid 2

34.4.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – externe veiligheid 2' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen in verband met de aanwezigheid van een gasontvangststation.
34.4.2 Bouwregels
Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid 2' mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden gerealiseerd.
34.4.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, bij wijziging of opheffing van de onder artikel 34 lid 4.1 bedoelde veiligheidszone, het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het wijzigen of verwijderen van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-externe veiligheid 2’ op de verbeelding.

34.5 vrijwaringszone - POL-aanvulling verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering


Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - POL-aanvulling verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering' geldt de regeling zoals opgenomen in de POL-aanvulling 'Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering' d.d. 18.12.2009 en de gemeentelijke uitwerking daarvan in de Intergemeentelijke Structuurvisie Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul (vastgesteld door de raad van de gemeente Vaals op 27 februari 2012).

Artikel 35 Algemene afwijkingsregels

 

35.1 Afwijken met 10%


Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van bouwhoogten, oppervlakten, lengtes, breedtes en dieptes en bebouwingspercentages tot ten hoogste 10 %, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en in de afzonderlijke bestemmingen niet reeds wordt voorzien in een soortgelijke afwijkingsbevoegdheid.

35.2 Afwijken antennebeleid


Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privé-gebruik en niet meer dan 30 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik.

Artikel 36 Algemene wijzigingsregels

 

36.1 Wijzigingsbevoegdheid plaats bestemmingsgrenzen


Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 37 Algemene procedureregels

 

37.1 Omgevingsvergunningen


Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing.

37.2 Wijzigingen

 
Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en Wethouders, is afdeling 3.4 (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

37.3 Nadere eisen


Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
  1. het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage;
  2. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend;
  3. in het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging;
  4. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij Burgemeester en wethouders;
  5. Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.

Artikel 38 Overige regels

 

38.1 Wettelijke regels


Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan.

38.2 Gemeentelijke regels


Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan.

38.3 Voorrangsregels

  1. Indien sprake is van een strijdigheid tussen de bepalingen van de enkel- en dubbelbestemming prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming;
  2. Waar dubbelbestemmingen samenvallen geldt:
    1. in de eerste plaats artikel 21 'Leiding - Gas'
    2. in de tweede plaats artikel 24 'Waarde - Archeologie 2'
    3. in de derde plaats artikel 25 'Waarde - Archeologie 4'
    4. in de vierde plaats artikel 26 'Waarde - Archeologie 5'
    5. in de vijfde plaats artikel 27 'Waarde - Archeologie 6'
    6. in de zesde plaats artikel 28 'Waarde - Archeologie 7'
    7. in de zevende plaats artikel 22 'Leiding - Riool'
    8. in de achtste plaats artikel 30 'Waterstaat - Beschermingszone watergang'
    9. in de negende plaats artikel 23 'Leiding - Water';
    10. in de tiende plaats artikel 29 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 39 Overgangsrecht

    

39.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

39.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 40 Slotregel


Deze regels (met bijlagen) worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kern Vaals'.