direct naar inhoud van 5.2 Milieu
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0981.BPBuitengebied-VG01

5.2 Milieu

5.2.1 Bodemkwaliteit

De kwaliteit van de bodem is niet op alle plekken binnen het plangebied gelijk. Vooral (voormalige) vestigingen van bedrijven kunnen de bodemkwaliteit negatief beïnvloeden. Bij nieuwe ontwikkelingen is het van belang om zicht te hebben op de kwaliteit van de bodem op de te ontwikkelen locatie.

De gemeente Vaals is gelegen in het bodembeschermingsgebied Mergelland. In het Mergelland streeft de provincie Limburg naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige – en bijzondere biotische, a-biotische en cultuurhistorische waarden stellen. De provincie continueert vooral de doelstellingen en beleidslijnen met betrekking tot de nitraatproblematiek en het behoud van landschappelijke elementen.

Het rijksinstrument MINAS vormt de belangrijkste pijler daarin. Aangezien de Zuid-Limburgse lössgrond zich qua uitspoeling anders gedraagt dan de in het rijksbeleid onderscheiden zand- en kleigronden, wil de provincie mogelijk aanvullend beleid formuleren. Op 13 september 2005 hebben GS het Beleidskader bodem 2005 vastgesteld. Dit beleidskader omvat het geactualiseerde provinciale beleid voor de aanpak van bodemverontreiniging in Limburg.

De invulling van het provinciaal bodembeleid heeft een relatie met de ideeën over de functie (het gebruik en de gebruiksmogelijkheden) van de grond. Voor een deel in algemene zin (mestregelgeving), voor een deel heel specifiek (grondwaterbescherming, bodemkwaliteit/functie). Dat specifieke deel is daarmee 'ruimtelijk relevant': het is een aspect dat moet worden meegewogen bij functietoekenningen in het kader van bestemmingsplanherzieningen.

Onderzoek

Bij nieuwe ontwikkelingen dient een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden om de bodemgeschiktheid voor de ontwikkeling vast te kunnen stellen. In het onderhavige plan worden geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten, het is een beheersplan. Als gevolg hiervan is er geen nader bodemonderzoek noodzakelijk.

5.2.2 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het vigerende beleid is vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. De risico's mogen een bepaald niveau niet te boven gaan.

In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk, en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffer; respectievelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde kans, dat een continu daar aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit. Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.

In het plangebied komen diverse objecten voor met een verhoogd risico ten aanzien van de externe veiligheid. Deze zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Naam inrichting   Adres   Risicodragend element  
P. Franssen en M. Vaessen   Cotessen 12   Propaan  
A.G. Puts   Camerig 11   Propaan  
Holiday Appartments Hoeve Einrath B.V.   Holset 57   Propaan  
Manege Otermans   Oude Akerweg 112   Propaan  
Camping Hoeve De Gastmolen   Lemiersberg 23   Propaan  
Camping De Rozenhof   Camerig 12   Propaan  

Buiten het plangebied in de gemeente Vaals:

Naam inrichting   Adres   Risicodragend element  
Tankstation Gulf   Maastrichterlaan 129   LPG  
Seismische risico intensiteit 6,5 Zuid lb     Seismisch risico, mercalli zone VI  

Tabel: Overzicht bedrijven met een verhoogd risico i.r.t. externe veiligheid (bron: Risicokaart -provincie Limburg)

Verspreiding van stoffen

Een zeer groot aantal milieugevaarlijke stoffen wordt verspreid in het milieu. Sommige stoffen zijn al in kleine concentraties zeer giftig of zijn slecht afbreekbaar. Belangrijke milieugevaarlijke stoffen zijn zware metalen, gewasbeschermingsmiddelen en organische stoffen. Verspreiding van stoffen vindt direct vanuit bronnen plaats via de lucht of (afval) water. Daarnaast zijn ook veel milieugevaarlijke stoffen in het milieu opgehoopt en vormen bij verspreiding een nieuw gevaar. In de landbouw zijn op het gebied van gewasbescherming en dierlijke voeding al veel verbeteringen aangebracht, maar zijn de effecten vanuit het verleden nog merkbaar. Via water kunnen milieugevaarlijke stoffen uitspoelen. Met name de natuur, maar ook mensen, kunnen hinder of gevaar ondervinden van de stoffen.

Onderzoek

Op basis van de provinciale beleidslijnen wordt een onderzoeksverplichting in de planregels van bestemmingsplan opgenomen, zodat bij ontwikkelingen verplicht aandacht wordt geschonken aan de mogelijk aanwezige risico's van risicodragende bedrijven en activiteiten. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de invloedssfeer van de objecten met een verhoogd risico met betrekking tot externe veiligheid dient voldaan te worden aan de normen ten aanzien van het persoonsgebonden en groepsgebonden risico.

Door de provincie Limburg is een kaart samengesteld waarop de meest belangrijke risicoveroorzakende bedrijven en objecten zijn aangegeven. Het gaat hierbij onder meer om risico's van vervoer van gevaarlijke stoffen, opslag van patronen, stofexplosie, opslag van gasflessen, ammoniakkoelinstallaties, LPG-tankstations enz. Aan de hand van deze Risicokaart (www.limburg.nl) is nagegaan of er risico's aanwezig zijn in de gemeente Vaals. Uit de 1e scan is gebleken dat er geen risicodragende bedrijven aanwezig zijn in het buitengebied van de gemeente Vaals.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPBuitengebied-VG01_0013.png"

Over de N278 worden gevaarlijke stoffen vervoerd.

Volgens de huidige concepten van het Basisnet geldt voor dit traject geen plasbrandaandachtsgebied en geen PR 10-6 contour. Het bestemmingsplan laat binnen dit gebied ook geen ontwikkelingen toe. Binnen het invloedsgebied van brandbare stoffen liggen bedrijven en enkele woningen. Vanwege de relatieve lage bebouwingsdichtheid wordt verwacht dat het groepsrisico de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Een verdere verantwoording over het groepsrisico vindt niet plaats omdat het een bestaande situatie betreft en het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt.

Voor vevroer gevaarlijke stoffen per leiding, zie 5.6

5.2.3 Geluid

In het bestemmingsplan zullen rond verstoringbronnen zoals verkeerswegen (zowel auto- als spoorwegen) en bedrijven, geluids- en milieucontouren gerespecteerd worden. Deze contouren beschermen enerzijds 'de buitenwereld' tegen de overlast die de verstoringsbronnen leveren. Anderzijds voorkomen ze, dat bijvoorbeeld bedrijven belemmerd worden in hun functioneren doordat verstoringsgevoelige activiteiten gevestigd worden binnen deze contouren.

In de Wet geluidhinder is bepaald, dat vaststelling of herziening van een bestemmingsplan gepaard dient te gaan met het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar verkeerslawaai, indien binnen het plan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd (te denken valt aan agrarische bedrijfswoningen, boerderijsplitsing e.d.).

Een groot gedeelte van de gemeente Vaals is aangewezen als stiltegebied. Dit beschermingsgebied is gelegen in het zuiden van de gemeente Vaals en ten westen en zuiden van Vijlen. In deze gebieden bestaat de ruimtelijke regelgeving uit het weren van niet-agrarische bebouwing en infrastructuur, het weren of reduceren van de geluidsbelasting van intensieve recreatie en het beperken van het gebruik van wegen door gemotoriseerd verkeer.

Onderzoek

Bij nieuwe ontwikkelingen, waarbij sprake is van een geluidgevoelige bestemming dient getoetst te worden aan de Wet geluidhinder. De nieuwe Wet geluidhinder is op 1 januari 2007 van kracht geworden. Conform deze wet geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden kan de gemeente een hogere waarde vaststellen. Hierbij geldt een aantal randvoorwaarden.

Aangezien het plan een conserverend karakter heeft worden in het kader van dit plan geen specifieke onderzoeken uitgevoerd. Indien in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden binnen het plangebied is het mogelijk dat hiervoor een akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Dit zal afhankelijk van de gewenste ontwikkeling en de ligging van de locatie nader bekeken worden.

5.2.4 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • h. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • i. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • j. een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • k. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het Besluit NIBM

Deze AMvB legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. De achtergrond van het beginsel 'Niet in betekende mate' is dat de gevolgen van een ontwikkeling voor de luchtkwaliteit in een aantal gevallen (beschreven in de ministeriële Regeling NIBM) worden tenietgedaan door de ontwikkeling van bijvoorbeeld schonere motoren in het gehele land.

Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2.

Interimperiode: 1% grens
De 3% grens is van toepassing, vanaf het moment dat het NSL definitief is vastgesteld (zie artikel 2, lid 2, Besluit NIBM). In de periode tussen de inwerkingtreding van het Besluit NIBM en de definitieve vaststelling van het NSL wordt een NIBM-grens gehanteerd van 1%. Dit staat gelijk aan 0,4 microgram/m3. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is, is vóór en na de inwerkingtreding van het NSL gelijk.  

Als de 1% of 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.

Een algemeen voorkomend probleem met betrekking tot de luchtkwaliteit is de hoge achtergrondconcentratie van PM10. De hoge achtergrondconcentratie wordt voor een groot deel veroorzaakt door fijnstof uit natuurlijke, niet schadelijke bronnen. Daarnaast ligt een belangrijke oorzaak in grensoverschrijdende verontreiniging. Het probleem van deze overschrijdingen wordt op nationaal niveau aangepakt, onder meer met een recentelijk gepresenteerd pakket van maatregelen om de luchtkwaliteit in Nederland in totaliteit te verbeteren. Uitvoering van deze maatregelen zal ook in de omgeving van het plangebied een positief effect hebben.

Luchtkwaliteit

In 2004 heeft de Provincie Limburg door TNO Luchtkwaliteitskaarten laten berekenen waarop de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) worden berekend langs de Rijks- en provinciale wegen in de provincie. De kaarten zijn doorgerekend voor het jaar 2003 en er is een prognose gemaakt voor het jaar 2010. Deze kaarten zijn opgesteld onder het Besluit luchtkwaliteit, de voorganger van de op 15 november 2007 in werking getreden wet luchtkwaliteit.

Vaals heeft 1 provinciale weg door haar gemeentegrenzen lopen namelijk de N278.

Uit de kaarten blijken in de gemeente Vaals de volgende waarden:

NO2 in   2003:   Overschrijding grenswaarde langs de N278. Op circa 75 meter uit de wegas blijft de concentratie NO2 weer binnen de grenswaarde;  
  2010:   In 2010 zijn er geen overschrijdingen meer te verwachten langs de N278. Er vindt een verbetering plaats t.o.v. de concentratie NO2;  
PM10 in   2003:   Binnen een straal van circa 35 meter is er rond de N278 wel een verhoogde concentratie fijn stof aanwezig maar geen overschrijding van de grenswaarde (35);  
  2010:   Binnen een straal van (aan de oostkant) circa 130 meter en (aan de westkant) circa 70 meter van de N278 is een verhoogde concentratie fijn stof te verwachten (30). Er vinden echter geen overschrijdingen plaats (verbetering van de totale situatie).  

Aangaande de intensiteiten van de grotere (doorgaande) gemeentelijke wegen (b.v. Vaals-Vijlenerweg) zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om hier thans een juiste afweging in te maken.

Voor de luchtkwaliteitskaarten is uit gegaan van de normstelling onder het Besluit luchtkwaliteit. Onder de nieuwe wet luchtkwaliteit kunnen deze niet onverkort worden toegepast. Deze gegevens geven echter wel weer, waar in de gemeente Vaals de luchtkwaliteit mogelijk een aandachtspunt is.

Onderzoek

Aangezien het plan een conserverend karakter heeft worden in het kader van dit plan geen specifieke onderzoeken uitgevoerd. Indien in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden binnen het plangebied is het mogelijk dat hiervoor een onderzoek naar luchtkwaliteit noodzakelijk is. Dit zal afhankelijk van de gewenste ontwikkeling en de ligging van de locatie nader bekeken worden.

Conform de wetgeving terzake voor elementen in het plan waar ontwikkeling van milieugevoelige functies (in)direct mogelijk gemaakt wordt (bijvoorbeeld rechtstreeks of middels een wijzigingsbevoegdheid), wordt toetsing van de luchtkwaliteit als randvoorwaarde opgenomen. Dit geldt ook voor ontwikkelingen waarbij de concentratie fijn stof (PM10) of NO2. kan toenemen.

5.2.5 Milieuzonering

Momenteel worden richtlijnen gehanteerd waardoor er sprake is van een zekere noodzakelijke afstand tussen (agrarische) bedrijven en woonbebouwing. Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving.

Binnen het plangebied is een groot aantal agrarische en niet-agrarische bedrijven gelegen. Voor de in het plangebied gelegen veehouderijen dient de afstand tot geurgevoelige functies bepaald te worden middels de Wet geurhinder en veehouderij. Voor enkele diercategorieën is in deze wet een vaste afstand opgenomen (met onderscheid naar gebieden binnen en buiten de bebouwde kom). Voor andere diercategorieën dient de aan te houden afstand, aan de hand van een aantal parameters, berekend te worden. Ten aanzien van veehouderijen geldt dat er in de Wet geurhinder en veehouderij mogelijkheden zijn opgenomen om af te wijken van de standaardnormen door opstelling van een gebiedsvisie en een, aan de hand daarvan vastgesteld, raadsbesluit.

Voor overige agrarische en niet-agrarische bedrijven dient de aan te houden afstand bepaald te worden aan de hand van de milieuvergunning van het betreffende bedrijf of de, in de lijst Bedrijven en Milieuzonering van de VNG, opgenomen afstanden.

Indien in het gebied ontwikkelingen plaats vinden dient de invloed op én de invloed van de omgeving bezien te worden. Aangezien het een conserverend plan betreft wordt in het kader van dit plan geen specifiek onderzoek uitgevoerd.