Plan: | Kern Stein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0971.BPKernStein-0003 |
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
Indien de toegang tot een bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, meer dan 10,00 meter is verwijderd van een openbare weg, moet een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor verhuisauto's, vuilnisauto's, ziekenauto's, brandweerauto's en het overige te verwachten verkeer.
Een geschikte verbindingsweg in de zin van artikel 24.2.1 moet:
Nabij ieder bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, moeten zodanige opstelplaatsen voor brandweerauto's aanwezig zijn, dat een doeltreffende verbinding tussen die auto's en de bluswatervoorziening kan worden gelegd.
Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening moet worden zorg gedragen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening.
Tussen de toegang van enerzijds een woning of een woongebouw of een gebouw met een al dan niet gemeenschappelijke toegankelijkheidssector, als bedoeld in het Bouwbesluit; en anderzijds de openbare weg, moet een mede voor gehandicapten begaanbare weg of begaanbaar pad aanwezig zijn, met dien verstande dat deze:
Bij een woning of woongebouw moet een erf aanwezig zijn dat ten minste een strook grond omvat die:
De maat genoemd in artikel 24.5.1 moet worden gemeten haaks op de achtergevelrooilijn en vanuit het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw. Daarbij moeten aan- en uitbouwen, terrassen, balkons en veranda's en ondergrondse uitsteeksels (zoals funderingen en rioolputten) buiten beschouwing blijven.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.5.1:
Achter een gebouw, waarvan geen deel tot woning, anders dan als bedrijfswoning is bestemd, moet een bij het gebouw behorend erf aanwezig zijn ter diepte van minimaal 2,00 meter achter het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw en over de volle breedte daarvan.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.6.1 indien ligging en bestemming van het gebouw hiervoor geen beletsel vormen.
De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:
Het bepaalde in artikel 24.7.1 geldt niet voor bebouwing van ondergeschikte aard op het erf of op het aangrenzende erf.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.7.1, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
In, op of onder gebouwen dan wel het daarbij behorende eigen terrein dienen voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig te zijn.
De in artikel 24.8.1 bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen minimaal 1,80 meter bij 5,00 meter en maximaal 3,25 meter bij 6,00 meter bedragen.
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.8.1 en 24.8.3 indien aangetoond is dat in de directe omgeving (een straal van circa 250 meter) voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan ten behoeve van een goede parkeerbalans, de verkeerssituatie en/of het stedenbouwkundig beeld.