4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
b. mestopslagplaatsen;
-
c. mestbassins;
-
d. permanente teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
e. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits de oppervlakte ten behoeve van de tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen maximaal 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt;
-
f. bestaande hagelnetten;
-
g. opslagplaatsen ten behoeve van ruwvoer en kuilvoer;
-
h. één paardenbak;
-
i. één paddock;
-
j. één bedrijfswoning per bedrijf;
-
k. de daarbij behorende bijgebouwen;
-
l. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'
Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:
-
a. per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan;
-
b. permanente teeltondersteunende voorzieningen worden uitsluitend in het bouwvlak gebouwd met dien verstande dat de oppervlakte van de boogkassen ten hoogste 2.500 m2 mag bedragen en de bouwhoogte van de boogkassen ten hoogste 3,5 meter mag bedragen;
-
c. het bouwvlak voor maximaal 100% mag worden bebouwd;
-
d. de inhoud van vaste mestopslagplaatsen per bouwperceel maximaal 1.000 m3 mag bedragen;
-
e. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
-
f. gebouwen worden plat of met een kap van minimaal 30o en maximaal 60o afgedekt;
-
g. de goothoogte van gebouwen maximaal 5,00 m mag bedragen;
-
h. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 10,00 m mag bedragen;
-
i. voor de maatvoering met betrekking tot de bedrijfswoning wordt verwezen naar artikel 4.2.3;
-
j. voor de maatvoering met betrekking tot bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 4.2.4 ;
-
k. voor de maatvoering met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 4.2.5.
4.2.3 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
a. per bedrijf is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
-
b. de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m³ mag bedragen of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
-
c. de bedrijfswoning wordt plat of met een kap van maximaal 60° afgedekt;
-
d. de goothoogte van de bedrijfswoning maximaal 7,00 m mag bedragen;
-
e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 12,00 m mag bedragen.
4.2.4 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen en carports behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
a. de gezamenlijke oppervlakte van vergunningsplichtige bijgebouwen en carports mag maximaal 100 m² bedragen;
-
b. bijgebouwen worden plat of met een kap van maximaal 60° afgedekt;
-
c. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3,50 meter mag bedragen;
-
d. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 5,50 meter mag bedragen;
-
e. carports worden op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van carports maximaal 3,00 m mag bedragen.
4.2.5 Bouwwerken geen gebouw zijnde
-
a. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
-
b. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
-
c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 10,00 m mag bedragen, met dien verstande dat:
-
1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 m mag bedragen en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 m mag bedragen;
-
2. de bouwhoogte van sleufsilo's maximaal 2,00 m mag bedragen;
-
3. de bouwhoogte van mestsilo's maximaal 4,00 m mag bedragen;
-
4. de bouwhoogte van voersilo's maximaal 8,00 m mag bedragen.
4.4 Awijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een recreatiewoning/appartement
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor het inpandig verbouwen van de hoofdbebouwing ten behoeve van een recreatiewoning/appartement als verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
-
a. de agrarische functie als hoofdactiviteit gehandhaafd blijft;
-
b. de bestaande bouwmassa niet vergroot wordt;
-
c. het aantal recreatiewoningen/appartementen maximaal 2 bedraagt;
-
d. het vloeroppervlak per recreatiewoning/appartemente maximaal 100 m2 bedraagt;
-
e. de hoofdbebouwing en het stedenbouwkundig beeld niet wezenlijk wordt aangetast;
-
f. waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast;
-
g. in voldoende mate in wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein.
4.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.5 ten behoeve van het toestaan van een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, met dien verstande dat:
-
a. de bouwhoogte maximaal 15,00 m mag bedragen;
-
b. indien dit noodzakelijk is gelet op de aard van het bedrijf en bedrijfseconomische omstandigheden.
4.4.3 Afwijken van de bouwregels voor het tijdelijk splitsen van de bedrijfswoning ten behoeve van een mantelzorgwoning
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3 voor het tijdelijk splitsen van de bedrijfswoning ten behoeve van een mantelzorgwoning, met dien verstande dat:
-
a. de noodzaak van de mantelzorg wordt aangetoond;
-
b. de mantelzorgwoning een tijdelijk karakter heeft, zodat na het beëindigen van de zorgrelatie ook de afwijking van het bestemmingsplan wordt beëindigd en er dan geen sprake is van een zelfstandige woning;
-
c. de mantelzorgwoning ondergeschikt is aan aan de hoofdwoning;
-
d. het oppervlak van de mantelzorgwoning maximaal 75 m2 bedraagt;
-
e. voldaan wordt aan de bouwregels in artikel 4.2.3;
-
f. de afstand tussen de mantelzorgwoningen het hoofdgebouw, zijnde de hoofdwoning, maximaal 15 meter bedraagt;
-
g. de mantelzorg woning voldoet aan de eisen zoals gesteld in het Pluspakket Zorg van het handboek Woonkeur;
-
h. geen sprake is van een eigen aansluiting op de nutsvoorzieningen;
-
i. in de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt voorzien, tenzij er in de directe omgeving voldoende veilige parkeerplaatsen aanwezig zijn en de mantelzorgwoning niet leidt tot een onevenredige parkeerdruk.
4.4.4 Afwijken van de bouwregels voor het plaatsen en bewonen van een tijdelijke mantelzorgunit
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor het plaatsen en bewonen van een tijdelijke mantelzorgunit, met dien verstande dat:
-
a. de noodzaak van de mantelzorg wordt aangetoond;
-
b. de mantelzorgunit een tijdelijk karakter heeft, zodat na beëndiging van de zorgrelatie ook de afwijking van het bestemmingsplan wordt beëndigd en de mantelzorgunit wordt verwijdert;
-
c. de mantelzorgunit ondergeschikt is aan de hoofdwoning;
-
d. het oppervlak van de mantelzorgunit maximaal 75 m2 bedraagt. Dit oppervlak gaat niet ten kosten van de maximum oppervlakte aan toegestane bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. Ook niet als het onbebouwde oppervlak minder dan 50% is;
-
e. de bouwhoogte van de mantelzorgunit maximaal 3,00 meter bedraagt;
-
f. de plaatsing van de mantelzorgunit vanuit een ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
-
g. waarden en belangen van de belendende percelen niet onevenredig worden geschaad;
-
h. de mantelzorgunit uitsluitend aan de achterzijde of zijgevel van de bestaande woning geplaatst wordt, waarbij de afstand tot de voorgevellijn minimaal 3,00 meter bedraagt;
-
i. de mantelzorgunit voldoet aan de eisen zoals gesteld in het Pluspakket Zorg van het handboek Woonkeur;
-
j. in de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt voorzien, tenzij er in de directe omgeving voldoende veilige parkeerplaatsen aanwezig zijn en de mantelzorgwoning niet leidt tot een onevenredige parkeerdruk.