direct naar inhoud van Regels
Plan: Kemp Kitskensberg Kitskensdal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000275-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kemp Kitskensberg Kitskensdal met identificatienummer NL.IMRO.0957.BP00000275-VG01 van de gemeente Roermond.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan en/of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw vast gebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze regels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.

1.4 aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte:

een (deel van een) gebouw waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid met de woning vormt.

1.8 archeologische waarde:

waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodem-archief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.

1.9 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bedrijfsactiviteit:

het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid met gebruikmaking van machines dan wel door middel van handwerk en geen kantoor zijnde.

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.13 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.14 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.15 begane grond:

bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.

1.16 beperkt kwetsbaar object

object als bedoeld in artikel 1 onder b van het Bevi.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bevb

Besluit externe veiligheid buisleidingen.

1.20 Bevi

Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.21 Bevt

Besluit externe veiligheid transportroutes.

1.22 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.23 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons en wasserettes.

1.32 evenement:

al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.35 hoofdgebouw:

een gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of situering, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.

1.36 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, één en ander al dan niet in combinatie met ondersteunende activiteiten of met een vermaaksfunctie, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.37 invloedsgebied:

gebied waarin volgens het Bevi en het Bevb personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

1.38 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard.

1.39 kleine economie:

bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.40 kwetsbaar object:

object als bedoeld in artikel 1 onder l van het Bevi.

1.41 maatschappelijk:

voorzieningen ten behoeve van educatieve, sociale, sociaal-medische, sociaal-culturele, (para-) medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van begeleid wonen en van de openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.42 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.43 nutsvoorzieningen:

op het openbare net aangesloten werken en/of bouwwerken ten behoeve van het openbaar nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.44 peil:

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.45 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.46 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of gelegenheid wordt geboden seksuele handelingen te verrichten dan wel vertoningen en/of voorstellingen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:

  • een prostitutiebedrijf;
  • een raamprostitutiebedrijf;
  • een erotische massagesalon;
  • een seksbioscoop;
  • een sekstheater;
  • een parenclub;
  • geheel of gedeeltelijke bedrijfsvoering in overwegend seksueel geaarde dienstverlening;

al dan niet in combinatie met elkaar.

1.47 twee- aan- een gebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.48 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is/zijn of word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.

1.49 vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw.

1.50 waterhuishouding:

het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.

1.51 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.52 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bedrijfsvloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 breedte van een zone langs een watergang

vanaf de insteek van de betreffende zijde van de watergang.

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 Aanvullende bepalingen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten bij deze regels. Onder de hier bedoelde bedrijven worden niet begrepen geluidhinderlijke inrichtingen, horecabedrijven en detailhandelsbedrijven;
  • b. een constructiebedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. verkeersvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. overige bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

op of in de als 'Bedrijf' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 3.1 genoemde doeleinden.

3.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen worden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwd;
  • b. de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste het op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' weergegeven percentage.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden wordt in elk geval begrepen:

  • a. gebruik van gronden voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), danwel propaantanks met een inhoud kleiner dan 13 m3, waarvan de veiligheidsafstanden zoals aangewezen in artikel 3.28 van het activiteitenbesluit buiten de bouwperceelgrens liggen, anders dan genoemd onder 3.1;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van detailhandel,anders dan genoemd onder 3.1;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden of opstallen indien niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijkende bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.1 voor het toestaan van een bedrijf in milieucategorie 1 of 2 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze planregels, of voor het toestaan van een bedrijf dat niet is opgenomen in deze staat maar qua aard en omvang van de milieuhinder kan worden vergeleken met een categorie 1 of 2 bedrijf, onder voorwaarden dat:

  • a. er geen onaanvraardbare milieubelasting voor derden ontstaat;
  • b. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling betrokken worden: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continu karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bedrijfsuitoefening in de sector detailhandel en aanverwante dienstverlening;
  • c. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten bij deze regels;
  • d. horeca tot en met categorie 2 zoals opgenomen in Bijlage 3 Staat van horeca-activiteiten
  • e. kleine economie;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. verhardingen;
  • g. wegen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. overdekte laad- en losplaatsen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in de voor Gemengd aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 4.1 genoemde doeleinden.

4.2.2 Gebouwen
  • a. het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen en/of het toevoegen van nieuwe woningen is binnen de bestemming niet toegestaan, behoudens herbouw en het bepaalde in artikel 4.2.1 onder b, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • b. behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaand bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan met niet meer dan 20% wordt vergroot;
  • c. voorgevel van het hoofdgebouw wordt gelijk aan de voorgevel van de hoofdgebouwen op de belendende percelen binnen deze bestemming gesitueerd, met dien verstande dat, wanneer de voorgevels van de belendende percelen niet in dezelfde lijn zijn gelegen, de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gesitueerd binnen de zone tussen de voorgevels op de belendende percelen;
  • d. de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarbij de hoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde voor de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter bedragen, mits deze ten minste 1,00 meter achter de perceelsgrens wordt geplaatst. De hoogte van vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen bedraagt maximaal 5 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 afwijken ten behoeve van erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2.2 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:

  • a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren.
4.4 specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen indien niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hiervan is sprake wanneer niet is voldaan aan de parkeercriteria voor dat gebruik conform de verleende (omgevings)vergunning dan wel - wanneer geen (omgevings)vergunning was vereist - bij eerste ingebruikname van de gronden.

4.5 afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 gelijkwaardige bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.1 onder c ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet staan genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, maar die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten genoemd in 4.1 onder c.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare groenvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. een tunnel voor wegverkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';

met daaraan ondergeschikt:

  • d. speelvoorzieningen
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. kleinschalige evenementen;
  • g. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in de voor Groen aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 5.1 genoemde doeleinden.

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
5.2.2 Gebouwen

Op of in de voor Groen aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. verkeersvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. kleinschalige evenementen;
  • h. overige bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in de voor Maatschappelijk aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 6.1 genoemde doeleinden.

6.2.2 Gebouwen
  • a. nieuwe hoofdbebouwing is niet toegestaan, behoudens herbouw, en het bepaalde onder 6.2.1 onder c, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • b. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaande bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan met ten hoogste 20% van dezelfde functie wordt vergroot;
  • d. de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 meter.
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter en achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 2 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag bij hoekpercelen de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde voor de voorgevel maximaal 2 meter bedragen, mits deze tenminste 1 meter achter de perceelsgrens wordt geplaatst.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 6.2.2 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarde dat de erfafscheiding:

  • a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet belemmert en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar oplevert;
  • b. geen fundamentele inbreuk op de groende dan wel open structuur pleegt.
6.4 Specifieke gebruiksregels

tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen indien niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hiervan is sprake wanneer niet is voldaan aan de parkeercriteria voor dat gebruik conform de verleende (omgevings)vergunning dan wel - wanneer geen (omgevings)vergunning was vereist - bij eerste ingebruikname van de gronden.

Artikel 7 Maatschappelijk - Moskee

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Moskee' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder begrepen:
      • religie (met maximaal 639 bidplaatsen) en/of
      • verenigings- en gemeenschapsleven;
  • b. ondergeschikte niet commerciële horecavoorzieningen ten behoeve van de onder a. genoemde functies 'religie' en/of 'verenigings- en gemeenschapsleven';
  • c. ondergeschikte jeugd-/kinder-/naschoolse opvang en/of onderwijs ten behoeve van de onder a. genoemde functies 'religie' en/of 'verenigings- en gemeenschapsleven';
  • d. één inpandige bedrijfswoning, ten behoeve van de onder a. genoemde functie 'religie';
  • e. ondergeschikte kantoordoeleinden, uitsluitend ten behoeve van de onder a. genoemde functies 'religie' en/of 'verenigings- en gemeenschapsleven';

met de daaraan ondergeschikt:

  • f. gebouwen, bijgebouwen bij bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. verkeersvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. (ondergrondse) bergings- en infiltratievoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op of in de voor Maatschappelijk - Moskee aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 7.1 genoemde doeleinden.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. De maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 meter, met dien verstande dat:
    • 1. Voor maximaal 50% van het bouwvlak een maximale bouwhoogte van 10,5 meter is toegestaan;
    • 2. Voor maximaal 10 % van het bouwvlak een maximale bouwhoogte van 13,5 meter is toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. is maximaal 1 minaret toegestaan met een maximale hoogte van 28 meter.
  • e. er is maximaal 1 inpandige bedrijfswoning toegestaan, met een maximale bruto vloeroppervlakte van 200 m².
7.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,00 m bedragen, met dien
    verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel
    maximaal 1,00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m
    bedragen;
  • c. in uitzondering op het bepaalde onder a. mag bij hoekpercelen voor de voorgevellijn de hoogte van
    de erfafscheiding aan een wegzijde ten hoogste 2,00 m bedragen, mits deze tenminste 1,00 m
    achter de perceelsgrens wordt geplaatst.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 erfafscheiding op erfgrens bij hoekpercelen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 7.2.2 voor het bij hoekpercelen op de perceelsgrens plaatsen van de daar bedoelde erfafscheiding onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:

  • a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet op andere wijze hinder of gevaar mag opleveren, en/of
  • b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur mag plegen.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van gebouwen en/of gronden ten behoeve van:

  • a. detailhandel;
  • b. bedrijvigheid;
  • c. horeca, anders dan bedoeld in 7.1;
  • d. kantoor, anders dan bedoeld in 7.1;
  • e. wonen, anders dan bedoeld in 7.1;
7.4.2 Maximale oppervlaktematen ondergeschikte functies

Ten behoeve van de onderstaande ondergeschikte functies zoals bedoeld in 7.1 gelden de volgende
maximale oppervlaktematen:

  • a. niet commerciële horecavoorzieningen (incl. keuken): 100 m² bvo;
  • b. jeugd-/kinder-/naschoolse opvang: 40 m² bvo;
  • c. onderwijs: 325 m² bvo;
  • d. inpandige bedrijfswoning: 150 m² bvo;
  • e. kantoordoeleinden: 130 m² bvo;

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding, ontwikkeling en kwaliteitsverhoging van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en landschapsecologische waarden;
  • b. extensief recreatief medegebruik,

met daaraan ondergeschikt

  • c. paden en wegen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. bestaande parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op of in de voor Natuur aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 8.1 genoemde doeleinden.

8.2.2 Gebouwen

Op of in de voor Natuur aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, aanleggen of verharden van paden, parkeergelegenheden of picknickplaatsen en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, verlagen of afgraven van de bodem dieper dan 0,30 meter;
  • c. het ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem;
  • d. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het scheuren van grasland;
  • f. het aanbrengen van boven- en/of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  • g. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben.
8.3.2 Uitzonderingen

Het in 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. vallen onder kapvergunningplicht zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. reeds in uitvoering zijn of waarvoor reeds een omgevingsvergunning verleend is op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
8.3.3 Voorwaarde voor verlening

De in 8.3.3 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de aan de betrokken gronden gegeven bestemming zich hiertegen niet verzet en indien de beoogde werken of werkzaamheden de archeologische, natuurlijke, landschappelijke en landschapsecologische waarden niet onevenredig aantast.

Artikel 9 Verkeer - Railverkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
  • b. een tunnel voor het wegverkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

op of in de voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 9.1 genoemde doeleinden.

9.2.2 Gebouwen

Op of in de voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het railverkeer bedraagt ten hoogste 10 m, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogte 5 meter.

Artikel 10 Verkeer - Wegverkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. verkeersvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. evenementen;
  • h. een tunnel voor het wegverkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel'.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op of in de voor Verkeer - Wegverkeer aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 10.1 genoemde doeleinden.

10.2.2 Gebouwen
  • a. Op de als 'Verkeer - Wegverkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de Rijksweg A73 worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag uitsluitend een dienstengebouw ten behoeve van de tunnel worden gerealiseerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat;
  • d. er plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat;
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen en waterpartijen;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. infiltratie- en bergingsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. oevers;
  • f. taluds;
  • g. (onderhouds)paden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op of in de voor Water aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 11.1 genoemde doeleinden.

11.2.2 Gebouwen

Op of in de voor Water aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

11.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 12 Wonen - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met bijbehorende voorzieningen zoals erven en tuinen, alsmede aan huis verbonden beroepen, met daarbij behorende:
  • b. gestapeld wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. verkeersvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. op of in de voor Wonen - 1 bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 12.1 genoemde doeleinden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen maximaal 22 appartementen worden gerealiseerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden' zijn maximaal 58 woningen toegestaan;
  • d. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak' worden opgericht.
12.2.2 Hoofdgebouwen

de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarbij de hoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen de bouwhoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde voor de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedragen, mits deze ten minste 1 meter achter de perceelsgrens wordt geplaatst.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen indien niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hiervan is sprake wanneer niet is voldaan aan de parkeercriteria voor dat gebruik conform de verleende (omgevings)vergunning dan wel - wanneer geen (omgevings)vergunning was vereist - bij eerste ingebruikname van de gronden.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
12.4.1 Kleine economie

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 12.1 voor de uitoefening van bedrijven, vallende onder de kleine economie, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige hinder mag worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • b. door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig mag veranderen, dat het karakter ervan geheel of gedeeltelijk verloren gaat, dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • c. de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, niet meer dan 50 % van de begane grond en maximaal 30 % van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedraagt en de totale oppervlakte van de activiteit niet meer bedraagt dan 25 m²;
  • d. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • e. de uitvoerder van de activiteiten op hetzelfde perceel woont;
  • f. detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend;
  • g. activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig zijn of activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningplichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Bedrijvenlijst kleine economie of daarmee qua aard en invloed op de woonomgeving vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.

Artikel 13 Wonen - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met bijbehorende voorzieningen zoals erven en tuinen, alsmede aan huis verbonden beroepen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. verkeersvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. Op of in de voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder '13.1' genoemde functies worden gebouwd;
  • b. er is maximaal 1 vrijstaande woning toegestaan;
  • c. de hoofdbebouwing mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
13.2.2 Hoofdgebouwen

de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat.

13.2.3 Bijgebouwen
  • a. bijgebouwen worden tenminste 6 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde gelegen open stallingsruimte voor personenauto's betreft;
  • b. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel voor woondoeleinden maximaal 130m2;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt maximaal 2,70 meter en de maximale bouwhoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 6 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen zonder kap bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een overschrijding van 30 cm is toegestaan.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarbij de hoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen de bouwhoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde voor de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedragen, mits deze ten minste 1 meter achter de perceelsgrens wordt geplaatst.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen indien niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hiervan is sprake wanneer niet is voldaan aan de parkeercriteria voor dat gebruik conform de verleende (omgevings)vergunning dan wel - wanneer geen (omgevings)vergunning was vereist - bij eerste ingebruikname van de gronden.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels
13.4.1 Kleine economie

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 13.1 voor de uitoefening van bedrijven, vallende onder de kleine economie, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige hinder mag worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • b. door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig mag veranderen, dat het karakter ervan geheel of gedeeltelijk verloren gaat, dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • c. de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, niet meer dan 50 % van de begane grond en maximaal 30 % van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedraagt en de totale oppervlakte van de activiteit niet meer bedraagt dan 25 m²;
  • d. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • e. de uitvoerder van de activiteiten op hetzelfde perceel woont;
  • f. detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend;
  • g. activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig zijn of activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningplichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Bedrijvenlijst kleine economie of daarmee qua aard en invloed op de woonomgeving vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.

Artikel 14 Woongebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven, alsmede aan huis verbonden beroepen;
  • b. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • c. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • d. een pedicuresalon, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - pedicuresalon';
  • e. een schoonheidssalon, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - schoonheidssalon';
  • f. horeca 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  • g. een tunnel voor het wegverkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel'.

met daaraan ondergeschikt:

  • h. verkeersvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. kleinschalige evenementen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. garageboxen, uitsluitend waar deze ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig zijn;
  • p. overige bijbehorende voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op of in de voor Woongebied aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 14.1 genoemde doeleinden.

14.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen en/of het toevoegen van nieuwe woningen is binnen deze bestemming niet toegestaan, behoudens herbouw en het bepaalde in 14.2.2 onder b, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • b. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaand bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan met niet meer dan 20% wordt vergroot;
  • c. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gelijk aan de voorgevel van de hoofdgebouwen op de belendende percelen binnen deze bestemming gesitueerd, met dien verstande dat, wanneer de voorgevels van de belendende percelen niet in dezelfde lijn zijn gelegen, de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gesitueerd binnen de zone tussen de voorgevels op de belendende percelen;
  • d. de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat, met dien verstande dat de bouwhoogte van garageboxen maximaal 3 meter bedraagt;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt tenminste:
    • 1. bij vrijstaande woningen 2,5 meter aan beide zijden;
    • 2. bij geschakelde woningen 2,5 meter aan de niet geschakelde zijde van het hoofdgebouw;
    • 3. bij twee-aaneengebouwde woningen 2,5 meter aan één zijde;
    • 4. bij eindwoningen 2,5 meter aan één zijde.
  • f. het toegestane bebouwingspercentage bedraagt:
    • 1. bij bouwpercelen met een oppervlak tot 200 m2 maximaal 70%;
    • 2. bij bouwpercelen met een oppervlak tussen de 200m2 en 400m2 maximaal 60%;
    • 3. bij bouwpercelen met een oppervlak tussen de 400m2 en 600m2 maximaal 50%;
    • 4. bij bouwpercelen met een oppervlak van meer dan 600m2 maximaal 40%;
14.2.3 Bijgebouwen
  • a. bijgebouwen worden tenminste 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde gelegen open stallingsruimte voor personenauto’s betreft;
  • b. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel tot en met 700 m2 maximaal 70 m2, waarbij het bepaalde in 14.2.2 onder g van overeenkomstige toepassing is;
  • c. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel groter dan 700 m2, maximaal 10 % van de totale oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 200 m2 per bouwperceel, waarbij het bepaalde in 14.2.2 onder g van overeenkomstige toepassing is;
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 2,70 meter en de maximale bouwhoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 5 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen zonder kap bedraagt 3 meter
  • f. de goothoogte van bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een overschrijding van 30 cm is toegestaan;
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarbij de hoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde voor de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter bedragen, mits deze ten minste 1,00 meter achter de perceelsgrens wordt geplaatst;

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 14.2.4 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:

  • a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
  • b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen indien niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hiervan is sprake wanneer niet is voldaan aan de parkeercriteria voor dat gebruik zoals geldend op het moment van (omgevings)vergunningverlening dan wel - wanneer geen (omgevings)vergunning was vereist - bij eerste ingebruikname van de gronden.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Kleine economie

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 14.4 voor de uitoefening van bedrijven, vallende onder de kleine economie, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige hinder mag worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • b. door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig mag veranderen, dat het karakter ervan geheel of gedeeltelijk verloren gaat, dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • c. de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, niet meer dan 50 % van de begane grond en maximaal 30 % van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedraagt en de totale oppervlakte van de activiteit niet meer bedraagt dan 25 m²;
  • d. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • e. de uitvoerder van de activiteiten op hetzelfde perceel woont;
  • f. detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend;
  • g. activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig zijn of activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningplichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Bedrijvenlijst kleine economie of daarmee qua aard en invloed op de woonomgeving vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.

Artikel 15 Leiding - Gas

15.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding, met bijbehorende belemmeringenstrook.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
15.2 Bouwregels

15.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 15.1 genoemde leiding.

15.2.2 Gebouwen

Op of in de voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 5 meter.

15.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 15.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming, dan wel gebouwen ten dienste van de leiding, mits:

  • a. het belang van de onder 15.1 genoemde leiding met bijbehorende beschermingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 15.1 genoemde leiding;
  • c. voor verlening van de omgevingsvergunning advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • c. het rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
  • d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het aanbrengen van leidingen met de daarbij behorende apparatuur en installaties;
15.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd ten dienste van de in 15.1 bedoelde leiding;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
15.4.3 Afwegingskader

De in 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover geen aantasting van de belangen van de leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook ontstaat of kan ontstaan. Voor verlening van de omgevingsvergunning moet advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 16 Waarde - Archeologie

16.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
16.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
  • b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken, of;
  • c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m².
16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:

  • a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichte van archeologisch vervolgonderzoek, of;
  • c. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden binnen de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 1.000 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument, of;
  • d. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden buiten de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 2.500 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen, op een grotere diepte dan 40 centimeter, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke archeologische vindplaatsen worden uitgevoerd;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze voorwerpen in de grond drijven.
16.4.2 Uitzondering

Het onder 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
16.4.3 Afwegingskader

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de werken of werkzaamheden plaatsvinden in een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 17 Waarde - Archeologie historische kern

17.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
17.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
  • b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken, of;
  • c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m2.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 17.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:

  • a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichte van archeologisch vervolgonderzoek.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie historische kern' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen op een grotere diepte dan 40 centimeter, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke archeologische vindplaatsen worden uitgevoerd;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze voorwerpen in de grond drijven.
17.4.2 Uitzondering

Het onder 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
17.4.3 Afwegingskader

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 17.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de werken of werkzaamheden plaatsvinden in een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 18 Waterstaat

18.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
    • 1. dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
    • 2. de bescherming, het beheer en het onderhoud van waterkeringen en watergangen.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 18.1 genoemde functies;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 meter.
18.2.1 Algemeen

Op of in de voor Waterstaat aangewezen gronden mag uitsluitende worden gebouwd ten dienste van de onder 18.1 genoemde doeleinden.

18.2.2 Gebouwen

Op of in de voor Waterstaat aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

18.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de basisbestemming, mits:

  • a. het belang van de waterkering en/of de watergang niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. voor verlening van de omgevingsvergunning advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene bouwregels

20.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
20.1.1 Overschrijding voorgeschreven maten

Indien afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

20.1.2 Minimaal toelaatbare maten

In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

20.1.3 Heroprichting van gebouwen

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 20.1.1 en 20.1.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 21 Algemene gebruiksregels

21.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik voor een seksinrichting;
  • b. het permanent bewonen van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • d. het gebruik van niet-bebouwde staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  • e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik qua ruimtelijke uitstraling van zeer ondergeschikt betekenis is, of noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

22.1 Geluidzone - industrie
22.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

22.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals omschreven in de Wet geluidhinder, worden gebouwd.

22.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege de inrichting op de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

22.2 Vrijwaringszone - tunnel

In afwijking van het bepaalde in de bestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels, mogen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-tunnel' geen bouwwerken worden gebouwd, zulks met uitzondering van bouwwerken, welke samenhangen met de tunnel.

22.2.1 Afwijken door middel van een omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2 voor het bouwen van bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de aan de desbetreffende gronden gegeven bestemming indien het bouwen boven dan wel onder maaiveld of de aanwezigheid van het bouwwerk ter plaatse niet een zodanige belasting van de bodem oplevert dat er een onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan voor de constructie of stabiliteit van de tunnel.

22.2.2 Voorwaarde afwijken door middel van een omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders verlenen geen omgevingsvergunning dan nadat de beheerder van de tunnel is gehoord.

22.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden
  • a. Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-tunnel' de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, niet zijnde normale onderhoudswerkzaamheden, te verrichten:

  • 1. het ophogen, egaliseren, verlagen of afgraven van de bodem;
  • 2. het aanbrengen van diepgewortelde beplantingen;
  • 3. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • 4. het heien of het in de grond brengen van andere voorwerpen.
  • b. Uitzonderingen

Het bepaalde in a. is niet van toepassing voor:

  • 1. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en- gebruik;
  • 2. werken of werkzaamheden tot een diepte van 1,00 m onder maaiveld;
  • 3. werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in uitvoering zijn dan wel waarvoor op voornoemd tijdstip vergunning is verleend.
  • c. Toelaatbaarheid
  • 1. De werken of werkzaamheden als bedoeld in a. mogen door burgemeester en wethouders slechts worden toegestaan, indien uitvoering ervan geen onevenredige schade of ander onevenredig nadeel toebrengt of kan toebrengen aan de constructie of stabiliteit van de tunnel;
  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden dan nadat de beheerder van de tunnel is gehoord.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

23.1 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. het afwijken van de maatvoering (exclusief percentages) met ten hoogste 15%;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 20m2 hebben;
  • c. het oprichten van gebouwtjes ten dienste van de verkoop van kranten en tijdschriften, bloemen, ijs, frisdranken en straatconsumpties, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 12m2 hebben;
  • d. geringe afwijkingen, van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking niet meer dan 2,00m bedraagt;
  • e. het oprichten van zend; ontvangst; en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15 meter voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor gemeenschappelijk gebruik;
  • f. het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 4000 m3;
    • 2. ingeval van ondergrondse bekkens:
      • de bovenzijde van de bekkens minimaal 0,50 meter onder het aangrenzende maaiveld blijft;
      • de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn;
  • g. evenementen voor zover de bestemming niet onevenredig wordt aangetast.
23.2 Voorwaarden
23.2.1 Voorwaarden ten aanzien van de situering

Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de in 23.1 bedoelde bouwwerken, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van deze bouwwerken ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

23.2.2 Geen onevenredige afbreuk aan gebruiksmogelijkheden

De in artikel 23.1 genoemde vergunning mag slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

24.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:

  • a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 25%;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 25 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:

  • a. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  • b. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van het ontwerpbesluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 26 Overige regels

26.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

26.2 Parkeren
26.2.1 Bepaling met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Er wordt in voldoende mate voorzien in parkeergelegenheid, wanneer wordt voldaan aan de parkeercriteria zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen 2014, waarbij geldt dat ingeval de Nota Parkeernormen 2014 binnen de planperiode wordt herzien, deze herziening leidend is voor het bepalen van de parkeercriteria.

26.2.2 Voorwaardelijke verplichting / specifieke gebruiksregel

Het gebruik van de gronden conform de in dit bestemmingsplan toegekende bestemming(en) is alleen dan toegestaan indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Er wordt in voldoende mate voorzien in parkeergelegenheid, wanneer wordt voldaan aan de parkeercriteria zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen 2014, of aan een verleende omgevingsvergunning, waarbij geldt dat:

  • 1. indien functiewijziging of nieuwbouw plaatsvindt op de gronden ná (eventuele) herziening van de Nota Parkeernormen 2014, deze herziening leidend is voor het bepalen van de parkeercriteria;
  • 2. voor bestaand gebruik van de gronden ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, de parkeercriteria worden gehanteerd conform de verleende  (omgevings)vergunning, dan wel conform de verleende vrijstelling of ontheffing.

Wanneer voor bestaand gebruik op het moment van aanvang daarvan geen (omgevings)vergunning, vrijstelling of ontheffing was vereist, wordt voldoende parkeergelegenheid geacht aanwezig te zijn.

26.2.3 Afwijken van het benodigd aantal parkeerplaatsen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 26.2.1 en 26.2.2 bepaalde indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.

26.3 Nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen te stellen aan:

  • a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
  • b. de inrichting van terreinen;
  • c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
  • d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwen
27.1.1 Algemeen overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
27.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 27.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 27.1.1 met maximaal 10%.

27.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 27.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

27.2 Overgangsrecht gebruik
27.2.1 Algemeen overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

27.2.2 Wijzigen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 27.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

27.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 27.2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

27.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 27.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Kemp Kitskensberg Kitskensdal'.