direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Swalmen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000246-VG02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Swalmen met identificatienummer NL.IMRO.0957.BP00000246-VG02 van de gemeente Roermond.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan en/of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw vast gebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze regels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.

1.4 aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte:

een (deel van een) gebouw waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid met de woning vormt.

1.8 archeologische waarde:

waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodem-archief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.

1.9 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bedrijfsactiviteit:

het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid met gebruikmaking van machines dan wel door middel van handwerk en geen kantoor zijnde.

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.13 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.14 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.15 begane grond:

bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.

1.16 beperkt kwetsbaar object

object als bedoeld in artikel 1 onder b van het Bevi.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bevi

Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.20 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.21 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons en wasserettes.

1.30 evenement:

al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter / amazone.

1.33 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.34 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezelijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.35 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, één en ander al dan niet in combinatie met ondersteunende activiteiten of met een vermaaksfunctie, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.36 intensieve veehouderij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee of pluimvee de hoofdzaak is. Onder intensieve veehouderijen worden tevens nertsenhouderijen verstaan. De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.

1.37 invloedsgebied

gebied waarin volgens het Bevi en het Bevb personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

1.38 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard.

1.39 kleine economie:

bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.40 kwetsbaar object

object als bedoeld in artikel 1 onder l van het Bevi.

1.41 maatschappelijk:

voorzieningen ten behoeve van sociaal-culturele, (para-) medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.42 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.43 nutsvoorzieningen:

op het openbare net aangesloten werken en/of bouwwerken ten behoeve van het openbaar nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.44 outdoorcentrum:

centrum voor sportieve activiteiten voor groepen in de open lucht, waaronder ondermeer wordt verstaan: paintball, highrope parcours, vlot bouwen, boogschieten, gps-tochten, workshops, zeskampen etc.

1.45 peil:

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.46 productiegerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en / of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

1.47 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.48 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of gelegenheid wordt geboden seksuele handelingen te verrichten dan wel vertoningen en/of voorstellingen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:

  • een prostitutiebedrijf;
  • een raamprostitutiebedrijf;
  • een erotische massagesalon;
  • een seksbioscoop;
  • een sekstheater;
  • een parenclub;
  • geheel of gedeeltelijke bedrijfsvoering in overwegend seksueel geaarde dienstverlening;

al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 twee- aan- een gebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.50 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is/zijn of word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.

1.51 vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw.

1.52 waterhuishouding:

het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.

1.53 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.

1.54 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.55 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bedrijfsvloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 breedte van een zone langs een watergang

vanaf de insteek van de betreffende zijde van de watergang.

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 Aanvullende bepalingen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsuitoefening uitsluitend in de vorm van grondgebonden agrarische bedrijven en productiegerichte paardenhouderijen;
  • b. intensieve agrarische bedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. een zorgboerderij uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
  • d. een kampeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • e. een recreatiewoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • f. bedrijfsgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 1 agrarische bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' het op de verbeelding weergegeven aantal vakantiewoningen met per recreatiewoning een oppervlak van maximaal 100m2;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

met daarbij behorende:

  • k. verkeervoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. openbare nutsvoorzieningen;
  • o. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse geproduceerde of bewerkte agrarische producten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met een oppervlak van maximaal 100 m2;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' kleinschalige aan het buitengebied verbonden niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten met een vloeroppervlak van maximaal 25% van de bebouwde oppervlakte van de aanwezige gebouwen, maar nooit meer dan 50m2, met uitzondering van de functies detailhandel, behoudens de onder o. genoemde activiteiten, en horeca;
  • q. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de als 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden' bestemde gronden mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bouwwerken ten dienste van de onder 3.1 genoemde functies worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal10 meter;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • c. nieuwbouw van een agrarische bedrijfswoning is niet toegestaan, behoudens herbouw ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met inachtneming van de bouwregels;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt het aantal bedrijfswoningen maximaal 1;
  • e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal10meter;
  • f. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter;
  • g. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 800 m3.
3.2.2 Bijgebouwen
  • a. bijgebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het totale grondoppervlak van de bijgebouwen bedraagt ten behoeve van de bedrijfswoning per bouwvlak maximaal 100 m2;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,50 meter.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels;

  • a. de bouw van silo's is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte van silo's bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal15 meter;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheiding bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 2 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 5 meter;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van teeltondersteunende voorzieningen, bedraagt maximaal 1 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op kwaliteitsverbetering van het buitengebied, nadere eisen stellen aan de realisatie van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde) ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' , ten aanzien van;

  • a. het landschappelijk inpassen van nieuwe bebouwing;
  • b. het realiseren van regenwatervoorzieningen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.2 teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten ten behoeve van het agrarische grondgebruik te plaatsen buiten de als 'bouwvlak' aangeduide gronden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond is dat het redelijkerwijs niet mogelijk is deze voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' op te richten;
  • b. de bouwwerken uitsluitend aanwezig zijn zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden;
  • c. de hoogte van hagelnetten maximaal 4 meter bedraagt;
  • d. de hoogte van andere teeltondersteunende voorzieningen maximaal 2,5 meter bedraagt;
  • e. de totale oppervlakte aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen per agrarisch bedrijf, buiten de als 'bouwvlak' aangeduide gronden, maximaal 1 hectare bedraagt;
  • f. aangetoond is dat er geen overwegende bezwaren vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem bestaan;
  • g. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond;
  • h. aangetoond is dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. aangetoond is dat er een bedrijfseconomische noodzaak bestaat voor het plaatsen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
3.4.2 Schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.2 ten behoeve van het oprichten van schuilgelegenheden voor het houden van dieren buiten de als 'bouwvlak' aangeduide gronden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. per aaneengesloten 2 hectare als agrarisch bestemde gronden maximaal 1 schuilgelegenheid opgericht wordt;
  • b. het bebouwingsoppervlak van de schuilgelegenheid maximaal 30 m2 bedraagt;
  • c. de oppervlakte van het perceel waarop de schuilgelegenheid gerealiseerd wordt ten minste 2000 m2 bedraagt;
  • d. de goothoogte van de schuilgelegenheid maximaal 2 meter bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van de schuilgelegenheid maximaal 3 meter bedraagt;
  • f. de schuilgelegenheid wordt opgericht op een afstand van maximaal 5 meter van de perceelsgrens;
  • g. aangetoond is dat ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', waarop de dieren gehuisvest worden, geen ruimte is voor het oprichten van een schuilgelegenheid, dan wel dat de betreffende gronden niet grenzen aan het bouwvlak waarop de dieren gehuisvest zijn;
  • h. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies, hetgeen onder andere betekent dat de schuilgelegenheid passend in het landschap is of gemaakt wordt.
3.4.3 Hoogzitten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.2 ten behoeve van het oprichten van een hoogzit buiten de als 'bouwvlak' aangeduide gronden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bebouwingsoppervlak van de hoogzit maximaal 6 m2 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van de hoogzit maximaal 4 meter bedraagt;
  • c. de hoogzit gerealiseerd wordt op een afstand van maximaal 5 meter van gronden met de bestemming 'Bos';
  • d. de afstand tot een andere hoogzit minimaal 500 meter bedraagt;
  • e. aangetoond is dat ter plaatse van de bestemming 'Bos', geen ruimte is voor het oprichten van een hoogzit;
  • f. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast;
  • g. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies, hetgeen onder andere betekent dat de hoogzit passend in het landschap is of gemaakt wordt.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden als volkstuin;
  • b. het beoefenen van lawaaisporten;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking / -verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden buiten een bouwvlak voor buitenopslag;
  • g. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • h. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte;
  • i. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • j. het gebruik van bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • k. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning;
  • l. het gebruik van gronden voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen van derden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Kamperen bij de boer

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.5 teneinde kleinschalig kamperen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het kampeerterrein gesitueerd wordt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', of indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, op de gronden die direct grenzen aan de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het kamperen plaatsvindt gekoppeld aan een agrarisch bedrijf op het naastgelegen bouwvlak;
  • c. het terrein dat voor kamperen bij de boer gebruikt wordt maximaal 0,5 hectare bedraagt;
  • d. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (zoals tenten, caravans of vouwwagens);
  • e. het oppervlak per standplaats minimaal 40 m2 bedraagt;
  • f. aangetoond is dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  • g. aangetoond is dat er per standplaats minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein beschikbaar is;
  • h. aangetoond is dat de voorzieningen ten behoeve van het kamperen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerd worden;
  • i. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond.
3.6.2 Recreatiewoningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.5 teneinde recreatiewoningen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de recreatiewoningen worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het aantal recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt maximaal 5;
  • c. de recreatiewoningen gerealiseerd worden binnen bestaande bebouwing;
  • d. per recreatiewoning het oppervlak maximaal 100 m2 bedraagt;
  • e. aangetoond is dat er per recreatiewoning minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein beschikbaar is;
  • f. permantente bewoning van een recreatiewoning niet is toegestaan;
  • g. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke waarden;
  • h. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • i. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven.
3.6.3 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.1 voor de het bieden van kleinschalige verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:

  • a. Het nachtverblijf uitsluitend aangeboden mag worden in een bestaande (bedrijfs)woning of een bestaand daarbij behorend bijgebouw;
  • b. Er ten hoogste 3 (slaap)kamers gerealiseerd mogen worden ten behoeve van in totaal maximaal 6 personen;
  • c. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt blijft aan het wonen;
  • d. parkeren conform Bijlage 4 Parkeernormen moet worden ingevuld, waarbij aangesloten wordt bij de norm die geld voor een 2 sterren hotel;
  • e. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige vakantiewoning. Dit betekent mede dat een aparte kookgelegenheid (keuken) niet is toegestaan;
  • f. er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven mogen ontstaan.
3.6.4 Niet - agrarische nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.5 ten behoeve van niet-agrarische nevenactiviteiten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteiten plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de activiteiten niet de functies horeca of detailhandel betreffen;
  • c. de oppervlakte die voor de nevenactiviteit wordt gebruik niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • d. aangetoond is dat er geen sprake is van een verkeersaantrekkende activiteit die de omgeving onevenredig belast;
  • e. aangetoond is dat er op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is;
  • f. aangetoond is dat omliggende (agrarische) bedrijven door de activiteiten niet in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • g. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • h. aangetoond is dat er geen onevenredige hinder wordt toegebracht aan het woon- en leefklimaat van omliggende woningen.
3.6.5 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.5 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of een gedeelte van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte voor het verlenen van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is sprake van een objectieve indicatiestelling (bijvoorbeeld een doktersverklaring) waaruit de noodzaak van mantelzorg blijkt, met uitzondering van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie);
  • b. aangetoond is dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerd wordt;
  • d. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • e. bij de behandeling van een aanvraag tevens wordt getoetst aan stedenbouwkundige en andere ruimtelijke aspecten;
  • f. voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van het afhankelijk wonen de regels uit artikel 3.2 van toepassing zijn maar dat het vloeroppervlak dat voor de afhankelijke woonruimte gebruikt wordt maximaal 70 m2 bedraagt;
  • g. de afhankelijke woonruimte niet wordt gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijvoorbeeld een stacaravan);
  • h. er geen tweede woning ontstaat;
  • i. per bouwperceel kan op enig moment slechts één ontheffing van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • j. de ontheffing is persoonsgebonden en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg komt te vervallen.
3.6.6 Huisvesting tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.5 voor het huisvesten van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond is dat een dergelijke huisvesting noodzakelijk is vanuit het oogpunt van de tijdelijke arbeidsbehoefte in het betreffende agrarische bedrijf;
  • b. tijdelijke huisvesting uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' in bestaande bebouwing of tijdelijke woonunits plaatsvindt;
  • c. de tijdelijke huisvesting enkel werknemers betreft die werkzaam zijn binnen het agrarisch bedrijf dat ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' waar zij gehuisvest zijn, gevestigd is;
  • d. het aantal te realiseren woonunits bedraagt maximaal 10;
  • e. huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan in kampeermiddelen met een niet-permanent karakter (zoals tenten, caravens of vouwwagens);
  • f. het aantal te huisvesten tijdelijke werknemers ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 20 bedraagt;
  • g. de goothoogte van woonunits die gerealiseerd worden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 3 meter bedraagt;
  • h. de bouwhoogte van woonunits die gerealiseerd worden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 5 meter bedraagt;
  • i. de totale vloeroppervlakte die voor de huisvesting van tijdelijke werknemers in gebruik is maximaal 120 m2 bedraagt;
  • j. aangetoond is dat omliggende (agrarische) bedrijven door de tijdelijke huisvesting niet in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • k. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • l. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig aangetast wordt;
  • m. de ontheffing persoonsgebonden is en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan tijdelijke werknemers komt te vervallen.
3.6.7 Verlenen van zorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.5 voor het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen, excursies en bezichtigingen van (sier)tuinen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond is dat de activiteiten ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. de activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en binnen de bestaande bouwmassa worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan waarbij voor het bouwen van bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde de regels uit artikel 3.2 van toepassing zijn;
  • c. aangetoond is dat omliggende (agrarische) bedrijven door de tijdelijke huisvesting niet in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • d. aangetoond is dat er op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is;
  • e. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • f. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig aangetast wordt;
  • g. aangetoond is dat de dagrecreatieve activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden' voor zover gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren;

  • a. het ontginnen, afgraven, ontgronden, egaliseren en ophogen van gronden;
  • b. het (half)verharden van paden en wegen;
  • c. vellen, rooien of beschadigen van bomen, heggen en overige houtgewassen;
  • d. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het aanbrengen van houtopstanden.
3.7.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het in 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. vallen onder de kapvergunningplicht zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
3.7.3 Voorwaarde

De in artikel 3.7.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de betreffende en omringende gronden.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van het bouwvlak gelijk blijft;
  • b. de vormverandering noodzakelijk is vanuit een efficiënte agrarische bedrijfsvoering;
  • c. een goede landschappelijke inpassing verzekerd is. Hiertoe wordt een beplantingsplan overgelegd;
  • d. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • f. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond.
3.8.2 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:

  • a. de totale omvang van het bouwvlak maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  • b. aangetoond is dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf noodzakelijk is in verband met de continuiteit van het agrarisch bedrijf;
  • c. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast door uitbreiding van het bouwvlak;
  • d. een goede landschappelijke inpassing verzekerd is. Hiertoe wordt een beplantingsplan overgelegd;
  • e. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • f. aangetoond is dat de wijziging niet leidt tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • g. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast;
  • h. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond.
3.8.3 Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen ten behoeve van een wijziging van het gebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen in de functie 'wonen' en het realiseren van nieuwe woningen, met dien verstande dat:

  • a. de agrarische functie in zijn geheel komt te vervallen;
  • b. hergebruik plaatsvindt in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  • c. de inhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te realiseren en bestaande woningen minimaal 350 m3 en maximaal 800 m3 bedraagt;
  • d. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht wordt en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden uit artikel 3.2.2 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • e. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. voldaan wordt aan de normen voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • g. voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • h. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • j. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
3.8.4 Wijzigen naar camping

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het omzetten van gronden binnen deze bestemming naar een recreatieve bestemming met de aanduiding 'camping', met dien verstande dat:

  • a. bebouwing uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerd wordt;
  • b. het terrein dat voor de camping gebruikt wordt maximaal 1 hectare bedraagt;
  • c. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (zoals tenten, caravans of vouwwagens);
  • d. het oppervlak per standplaats minimaal 40 m2 bedraagt;
  • e. aangetoond is dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  • f. er per standplaats ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd wordt;
  • g. het oppervlak aan bebouwing dat in gebruik is ten behoeve van de camping maximaal 200 m2 bedraagt;
  • h. voor het bouwen de bouwregels van het betreffende bouwvlak van toepassing zijn;
  • i. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • j. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond.
3.8.5 Wijzigen naar recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de functie agrarisch ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' naar een bij het gebied passende recreatieve bestemming, met dien verstande dat:

  • a. het kleinschalige vormen van recreatieve bedrijvigheid betreft, zoals:
  • dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een kinderboerderij of museum alsmede hiermee qua aard en omvang overeenkomstige voorzieningen;
  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een pension, vakantieappartementen en een groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij / kamphuis;
  • kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten en losstaande recreatiewoningen niet zijn toegestaan.
  • b. de agrarische bedrijfsuitoefening op het betreffende bouwvlak in zijn geheel komt te vervallen;
  • c. hergebruik uitsluitend is toegestaan binnen de bestaande bebouwing. In geval van nieuwbouw dient tenminste 50% van het bestaande bebouwde oppervlak en inhoud van de opstallen te worden gesloopt, waarbij een totaal bebouwd oppervlak van maximaal 800 m2 aanwezig mag blijven;
  • d. per verblijfsrecreatieve voorziening het oppervlak maximaal 100 m2 bedraagt;
  • e. er per verblijfsrecreatieve voorziening ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd wordt;
  • f. voldaan dient te worden aan de normen voor wat betreft aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • g. permanente bewoning van een recreatiewoning niet is toegestaan;
  • h. horeca niet is toegestaan, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van de hoofdfunctie;
  • i. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke waarden;
  • j. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • l. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • m. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig aangetast worden.
3.8.6 Wijzigen naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen ten behoeve van het veranderen van de functie van de gronden ter plaatse van deze aanduiding naar de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. de agrarische functie in zijn geheel komt te vervallen;
  • b. hergebruik plaatsvindt in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  • c. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht mag worden en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden uit artikel 3.2.2 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. voldaan wordt aan de normen voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • f. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • h. er geen nieuwe woning wordt gerealiseerd;
  • i. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • j. de regels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.
3.8.7 Gebruiksgerichte paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de functie agrarisch ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' naar de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de agrarische bedrijfsuitoefening op het betreffende bouwvlak in zijn geheel komt te vervallen;
  • b. voldaan wordt aan de normen voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • c. aangetoond is dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  • d. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de regel van artikel wordt van overeenkomstige toepassing verklaard.
  • f. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • h. aangetoond is dat de verkeerssituatie in de directe omgeving de te verwachtte toename van verkeer kan verwerken;
  • i. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van grondgebonden agrarische bedrijven en productiegerichte paardenhouderijen;
  • b. een kampeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • c. recreatiewoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • d. een bed & breakfast uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed and breakfast';
  • e. intensieve agrarische bedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg met ondergeschikte detailhandel met een bruto verkoopvloeroppervlak van maximaal 125m2 en een propaanflessenvulinstallatie met een inhoud van maximaal 20m3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • g. bedrijfsgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • h. een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' het op de verbeelding weergegeven aantal recreatiewoningen met per recreatiewoning een oppervlak van maximaal 100 m2;
  • j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden, met behoud van de open structuur van het landschap;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daarbij behorende:

  • l. verkeersvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. openbare nutsvoorzieningen;
  • p. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse geproduceerde of bewerkte agrarische producten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met een oppervlak van maximaal 100 m2;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' kleinschalige aan het buitengebied verbonden niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten met een vloeroppervlak van ten hoogste 25% van de bebouwde oppervlakte van de aanwezige gebouwen, maar nooit meer dan 50m2, met uitzondering van de functies detailhandel, behoudens de onder p. genoemde activiteiten, en horeca;
  • r. extensief recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de als 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden' bestemde gronden mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bouwwerken ten dienste van de onder 4.1 genoemde functies worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • c. nieuwbouw van een agrarische bedrijfswoning is niet toegestaand, behoudens herbouw ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met inachtneming van de bouwregels;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt het aantal bedrijfswoningen maximaal 1;
  • e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 meter;
  • f. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter;
  • g. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 800 m3.
4.2.2 Bijgebouwen
  • a. bijgebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het totale grondoppervlak van de bijgebouwen bedraagt ten behoeve van de bedrijfswoning per bouwvlak ten hoogste 100 m2;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 5,50 meter.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels;

  • a. de bouw van silo's is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte van silo's bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 15 meter;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 2 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 5 meter;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van teeltondersteunende voorzieningen, bedraagt maximaal 1 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op kwaliteitsverbetering van het buitengebied, nadere eisen stellen aan de realisatie van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde) ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' , ten aanzien van;

  • a. het landschappelijk inpassen van nieuwe bebouwing;
  • b. het realiseren van regenwatervoorzieningen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2 teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten ten behoeve van het agrarische grondgebruik te plaatsen buiten de als 'bouwvlak' aangeduide gronden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond is dat het redelijkerwijs niet mogelijk is deze voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' op te richten;
  • b. de bouwwerken uitsluitend aanwezig zijn zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden;
  • c. de hoogte van hagelnetten maximaal 4 meter bedraagt;
  • d. de hoogte van andere teeltondersteunende voorzieningen maximaal 2,5 meter bedraagt;
  • e. de totale oppervlakte aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen per agrarisch bedrijf, buiten de als 'bouwvlak' aangeduide gronden, maximaal 1 hectare bedraagt;
  • f. aangetoond is dat er geen overwegende bezwaren vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem bestaan;
  • g. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond;
  • h. aangetoond is dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. aangetoond is dat er een bedrijfseconomische noodzaak bestaat voor het plaatsen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
4.4.2 Schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2 ten behoeve van het oprichten van schuilgelegenheden voor dieren buiten de als 'bouwvlak' aangeduide gronden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. per aaneengesloten 2 hectare als agrarische bestemde gronden wordt maximaal 1 schuilgelegenheid opgericht;
  • b. het bebouwingsoppervlak van de schuilgelegenheid maximaal 30 m2 bedraagt;
  • c. de oppervlakte van het perceel waarop de schuilgelegenheid gerealiseerd wordt minimaal 2000 m2 bedraagt;
  • d. de goothoogte van de schuilgelegenheid maximaal 2 meter bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van de schuilgelegenheid maximaal 3 meter bedraagt;
  • f. de schuilgelegenheid wordt opgericht op een afstand van maximaal 5 meter van de perceelsgrens;
  • g. aangetoond is dat er ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', waarop de dieren gehuisvest worden, geen ruimte is voor het oprichten van een schuilgelegenheid, dan wel dat de betreffende gronden niet grenzen aan het bouwvlak waarop de dieren gehuisvest zijn;
  • h. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies, hetgeen onder andere betekent dat de schuilgelegenheid passend in het landschap is of gemaakt wordt.
4.4.3 Hoogzitten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2 ten behoeve van het oprichten van een hoogzit buiten de als 'bouwvlak' aangeduide gronden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bebouwingsoppervlak van de hoogzit maximaal 6 m2 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van de hoogzit maximaal 4 meter bedraagt;
  • c. de hoogzit gerealiseerd wordt op een afstand van maximaal 5 meter van gronden met de bestemming 'Bos';
  • d. de afstand tot een andere hoogzit minimaal 500 meter bedraagt;
  • e. aangetoond is dat er ter plaatse van de bestemming 'Bos', geen ruimte is voor het oprichten van een hoogzit;
  • f. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast;
  • g. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies, hetgeen onder andere betekent dat de hoogzit passend in het landschap is of gemaakt wordt.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden als volkstuin;
  • b. het beoefenen van lawaaisporten;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking / -verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven is niet toegestaan, met dien verstande dat mestbewerking / - verwerking als nevenactiviteit voor het eigen agrarisch bedrijf wel is toegestaan;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden buiten een bouwvlak voor buitenopslag;
  • g. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • h. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte;
  • i. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • j. het gebruik van bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • k. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning;
  • l. het gebruik van gronden voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen van derden.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Kamperen bij de boer

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.5 teneinde kleinschalig kamperen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het kampeerterrein gesitueerd wordt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', of indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, op de gronden die direct grenzen aan de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. dat het kamperen plaatsvindt gekoppeld aan een agrarisch bedrijf op het naastgelegen bouwvlak;
  • c. het terrein dat voor kamperen bij de boer gebruikt wordt maximaal 0,5 hectare bedraagt;
  • d. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (zoals tenten, caravans of vouwwagens);
  • e. het oppervlak per staanplaats minimaal 40 m2 bedraagt;
  • f. aangetoond is dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  • g. aangetoond is dat er per standplaats minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein beschikbaar is;
  • h. aangetoond is dat de voorzieningen ten behoeve van het kamperen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerd worden;
  • i. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond.
4.6.2 Recreatiewoningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.5 om ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' recreatiewoningen te realiseren, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het aantal recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt maximaal 5;
  • b. de recreatiewoningen worden gerealiseerd binnen bestaande bebouwing;
  • c. per recreatiewoning het oppervlak maximaal 100 m2 bedraagt;
  • d. aangetoond is dat er per recreatiewoning minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein beschikbaar is;
  • e. permantente bewoning van een recreatiewoning niet is toegestaan;
  • f. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke en natuurwaarden;
  • g. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • h. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
4.6.3 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.1 voor de het bieden van kleinschalige verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:

  • a. Het nachtverblijf uitsluitend aangeboden mag worden in een bestaande (bedrijfs)woning of een bestaand daarbij behorend bijgebouw;
  • b. Er ten hoogste 3 (slaap)kamers gerealiseerd mogen worden ten behoeve van in totaal maximaal 6 personen;
  • c. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt blijft aan het wonen;
  • d. parkeren conform Bijlage 4 Parkeernormen moet worden ingevuld, waarbij aangesloten wordt bij de norm die geld voor een 2 sterren hotel;
  • e. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige vakantiewoning. Dit betekent mede dat een aparte kookgelegenheid (keuken) niet is toegestaan;
  • f. er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven mogen ontstaan.
4.6.4 Niet-agrarische nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.5 ten behoeve van niet-agrarische nevenactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteiten plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. buitenactiviteiten uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. de activiteiten niet de functies horeca of detailhandel betreffen;
  • d. de oppervlakte die voor de nevenactiviteit wordt gebruik niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • e. aangetoond is dat er geen sprake is van een verkeersaantrekkende activiteit die de omgeving onevenredig belast;
  • f. aangetoond is dat er op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is;
  • g. aangetoond is dat omliggende (agrarische) bedrijven door de activiteiten niet in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • h. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • i. aangetoond is dat er geen onevenredige hinder wordt toegebracht aan het woon- en leefklimaat van omliggende woningen.
4.6.5 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.5 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of een gedeelte van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte voor het verlenen van mantelzorg, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een objectieve indicatiestelling (bijvoorbeeld een doktersverklaring) waaruit de noodzaak van mantelzorg blijkt, met uitzondering van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie);
  • b. aangetoond is dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerd wordt;
  • d. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • e. bij de behandeling van een aanvraag tevens wordt getoetst aan stedenbouwkundige en andere ruimtelijke aspecten;
  • f. voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van het afhankelijk wonen de regels uit artikel 4.2 van toepassing zijn maar dat het vloeroppervlak dat voor de afhankelijke woonruimte gebruikt wordt ten hoogste 70 m2 bedraagt;
  • g. de afhankelijke woonruimte niet wordt gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijvoorbeeld een stacaravan);
  • h. er geen tweede woning ontstaat;
  • i. per bouwperceel kan op enig moment slechts één ontheffing van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • j. de ontheffing is persoonsgebonden en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg komt te vervallen.
4.6.6 Huisvesting tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.5 voor het huisvesten van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond is dat een dergelijke huisvesting noodzakelijk is vanuit het oogpunt van de tijdelijke arbeidsbehoefte in het betreffende agrarische bedrijf;
  • b. tijdelijke huisvesting uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' in bestaande bebouwing of tijdelijke woonunits plaatsvindt;
  • c. de tijdelijke huisvesting enkel werknemers betreft die werkzaam zijn binnen het agrarische bedrijf dat ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' waar zij gehuisvest zijn, gevestigd is;
  • d. het aantal te realiseren woonunits bedraagt maximaal 10;
  • e. huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan in kampeermiddelen met een niet-permanent karakter (zoals tenten, caravens of vouwwagens);
  • f. het aantal te huisvesten tijdelijke werknemers ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt maximaal 20;
  • g. de goothoogte van woonunits die gerealiseerd worden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt maximaal 3 meter;
  • h. de bouwhoogte van woonunits die gerealiseerd worden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt maximaal 5 meter;
  • i. de totale vloeroppervlakte die voor de huisvesting van tijdelijke werknemers in gebruik is bedraagt maximaal 120 m2;
  • j. aangetoond is dat omliggende (agrarische) bedrijven door de tijdelijke huisvesting niet in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • k. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • l. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig aangetast wordt;
  • m. de ontheffing is persoonsgebonden en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan tijdelijke werknemers komt te vervallen.
4.6.7 Verlenen van zorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.5 voor het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen, excursies en bezichtigingen van (sier)tuinen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond is dat de activiteiten ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. de activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en binnen de bestaande bouwmassa worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan waarbij voor het bouwen van bouwwerken en bouwwerken,geen gebouwen zijnde de regels uit artikel 4.2 van toepassing zijn;
  • c. aangetoond is dat omliggende (agrarische) bedrijven door de tijdelijke huisvesting niet in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • d. aangetoond is dat er op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is;
  • e. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • f. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig aangetast wordt;
  • g. aangetoond is dat de dagrecreatieve activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden' voor zover gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het ontginnen, afgraven, ontgronden, egaliseren en ophogen van gronden;
  • b. het (half)verharden van paden en wegen;
  • c. vellen, rooien of beschadigen van bomen, heggen en overige houtgewassen;
  • d. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het aanbrengen van houtopstanden;
4.7.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het in 4.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. vallen onder de kapvergunningplicht zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
4.7.3 Voorwaarde

De in artikel 4.7.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de betreffende gronden en de gronden binnen de omringende bestemmingen.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van het bouwvlak gelijk blijft;
  • b. aangetoond is dat de vormverandering noodzakelijk is vanuit een efficiënte agrarische bedrijfsvoering;
  • c. een goede landschappelijke inpassing verzekerd is. Hiertoe wordt een beplantingsplan overgelegd;
  • d. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • f. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond.
4.8.2 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van een bouwvlak van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de totale omvang van het bouwvlak maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  • b. aangetoond is dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf noodzakelijk is in verband met de continuiteit van het agrarisch bedrijf;
  • c. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast door uitbreiding van het bouwvlak;
  • d. een goede landschappelijke inpassing verzekerd is. Hiertoe wordt een beplantingsplan overgelegd;
  • e. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • f. aangetoond is dat de wijziging niet leidt tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • g. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond.
4.8.3 Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van een wijziging van gebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen in de functie 'wonen' en het realiseren van nieuwe woningen, met dien verstande dat:

  • a. de agrarische functie in zijn geheel komt te vervallen;
  • b. hergebruik plaatsvindt in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  • c. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht mag worden en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden uit artikel 4.2.2 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. de inhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerde en bestaande woningen minimaal 350 m3 en maximaal 800 m3 bedraagt;
  • e. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. voldaan wordt aan de normen voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • g. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • i. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • j. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
4.8.4 Wijziging naar recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de functie agrarisch ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' naar een bij het gebied passende recreatieve bestemming, met dien verstande dat:

  • a. het kleinschalige vormen van recreatieve bedrijvigheid betreft, zoals:
  • dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een kinderboerderij of museum alsmede hiermee qua aard en omvang overeenkomstige voorzieningen;
  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een pension, vakantieappartementen en een groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij / kamphuis;
  • kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten en losstaande recreatiewoningen niet zijn toegestaan;
  • b. de agrarische bedrijfsuitoefening op het betreffende bouwvlak in zijn geheel komt te vervallen;
  • c. hergebruik uitsluitend is toegestaan binnen de bestaande bebouwing. In geval van nieuwbouw dient tenminste 50% van het bestaande bebouwde oppverlak en inhoud van de opstallen te worden gesloopt, waarbij een totaal bebouwd oppervlak van maximaal 750 m2 aanwezig mag blijven;
  • d. per recreatiewoning het oppervlak maximaal 100 m2 bedraagt;
  • e. er per recreatiewoning minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd wordt;
  • f. voldaan wordt aan de normen voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • g. permantente bewoning van een recreatiewoning niet is toegestaan;
  • h. er ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' geen nieuwe woning mag worden opgericht;
  • i. horeca niet is toegestaan, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van de hoofdfunctie;
  • j. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke en natuurwaarden;
  • k. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • m. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig aangetast wordt.
4.8.5 Wijziging naar camping

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het omzetten van gronden binnen deze bestemming naar de functie 'camping', met dien verstande dat:

  • a. de gronden direct grenzen aan een bouwvlak;
  • b. het terrein dat voor de camping gebruikt wordt maximaal 1 hectare bedraagt;
  • c. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (zoals tenten, caravens of vouwwagens);
  • d. het oppervlak per standplaats maximaal 40 m2 bedraagt;
  • e. aangetoond is dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  • f. er per standplaats minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd wordt;
  • g. de gebouwde voorzieningen ten behoeve van de camping ter plaatse van een aangrenzende aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerd worden;
  • h. het oppervlak aan bebouwing dat in gebruik is ten behoeve van de camping maximaal 200 m2 bedraagt;
  • i. voor het bouwen de bouwregels van het betreffende aangrenzende bouwvlak van toepassing zijn;
  • j. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond.
4.8.6 Wijzigen naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen ten behoeve van het veranderen van de functie van de gronden ter plaatse van deze aanduiding naar de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. de agrarische functie in zijn geheel komt te vervallen;
  • b. hergebruik plaatsvindt in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  • c. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht mag worden en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden uit artikel 4.2.2 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. voldaan wordt aan de normen voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • f. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • h. voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • i. er geen nieuwe woning wordt gerealiseerd;
  • j. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. de regels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.
4.8.7 Gebruiksgerichte paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de functie agrarisch ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' naar de bestemming , met dien verstande dat:

  • a. de agrarische bedrijfsuitoefening op het betreffende bouwvlak in zijn geheel komt te vervallen;
  • b. voldaan dient te worden aan de normen voor wat betreft aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • c. aangetoond is dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  • d. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de regel van artikel wordt van overeenkomstige toepassing verklaard.
  • f. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • h. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond.
4.8.8 Wijziging naar natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het wijzigigen van de functie agrarisch naar de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat:

  • a. de wijziging pas plaatsvindt nadat de aankoop / overdracht door degene die de natuur gaat aanleggen of beheren is verzekerd of al heeft plaatsgevonden;
  • b. aangetoond is dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  • c. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • d. de regels van de bestemming 'Natuur' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij deze regels. Onder de hier bedoelde bedrijven worden niet begrepen geluidhinderlijke inrichtingen, horecabedrijven en detailhandelsbedrijven;
  • b. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • c. verkeersvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Bedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 5.1 genoemde functies worden gebouwd.

5.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwd;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  • d. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter;
  • e. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage' weergegeven percentage.
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 en achter de voorgevelroolijn maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden als staanplaats of ligplaats voor onderkomens;
  • b. het gebruik van gronden voor woondoeleinden;
  • c. het gebruik van gronden voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van horeca en/ of detailhandel,anders dan genoemd onder 5.1;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van propaantanks met een inhoud kleiner dan 13m³, waarvan de veiligheidsafstanden zoals aangewezen in artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit buiten de bouwperceelgrens liggen;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van buitenopslag.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Gelijkwaardige bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet staan genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij deze regels, maar die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten genoemd in 5.1 onder a.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van gebruik van vrijkomende bedrijfsgebouwen in de functie 'wonen' ten behoeve van de realisatie van één woning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsfunctie in zijn geheel vervalt;
  • b. hergebruik plaatsvindt in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  • c. de inhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' aanwezige woning minimaal 300m3 en maximaal 800m3 bedraagt;
  • d. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht wordt en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden uit artikel 5.1 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • e. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. wordt voldaan aan de normen voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • g. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • i. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • j. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
5.5.2 Wijziging naar recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de bedrijfsfunctie ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' naar een bij het gebied passende recreatieve bestemming, met dien verstande dat:

  • a. het kleinschalige vormen van recreatieve bedrijvigheid betreft, zoals:
  • dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een kinderboerderij of museum alsmede hiermee qua aard en omvang overeenkomstige voorzieningen;
  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een pension, vakantieappartementen en een groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij / kamphuis. Kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten en losstaande recreatiewoningen zijn niet toegestaan;
  • b. de bedrijfsuitoefening op het betreffende bouwvlak in zijn geheel vervalt;
  • c. hergebruik uitsluitend is toegestaan binnen de bestaande gebouwencontour;
  • d. per recreatiewoning het oppervlak maximaal 100 m2 bedraagt;
  • e. wordt voldaan aan de normen voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • f. permantente bewoning van een recreatiewoning niet is toegestaan;
  • g. er ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' geen nieuwe woning wordt opgericht;
  • h. horeca niet is toegestaan, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van de hoofdfunctie;
  • i. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke en natuurwaarden;
  • j. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • l. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 6 Bedrijf - Botenreparatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Botenreparatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een botenreparatiewerkplaats;
  • b. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daarbij behorende:

  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de als 'Bedrijf - Botenreparatie' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 6.1 genoemde functies worden gebouwd.

6.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen en/of het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan, behoudens herbouw en het bepaalde onder 6.2.1 onder c, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • c. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaand bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan met niet meer dan 20% wordt vergroot;
  • d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  • f. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • g. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter;
  • h. de bouwhoogte van de bedrijfwoning bedraagt maximaal 9 meter;
  • i. de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter.
  • j. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage' weergegeven percentage.
6.2.2 Bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning
  • a. bijgebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het totale grondoppervlak van de bijgebouwen bedraagt per bouwvlak maximaal 100 m2;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,50 meter.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 5 meter;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking / -verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichtinghting;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca;
  • d. het gebruik van gronden buiten een bouwvlak voor buitenopslag;
  • e. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • f. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte;
  • g. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • h. het gebruik van bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • i. het gebruik van gronden voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen van derden.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 6.3 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of (een gedeelte van) het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte voor het verlenen van mantelzorg, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een objectieve indicatiestelling (bijvoorbeeld een doktersverklaring) waaruit de noodzaak van mantelzorg blijkt, met uitzondering van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie);
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerd wordt;
  • d. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • e. bij de behandeling van een aanvraag tevens wordt getoetst aan stedenbouwkundige en andere ruimtelijke aspecten;
  • f. voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van het afhankelijk wonen de regels uit lid 6.2 van toepassing zijn, maar dat het vloeroppervlak dat voor de afhankelijke woonruimte gebruikt wordt maximaal 70 m2 bedraagt;
  • g. de afhankelijke woonruimte niet wordt gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijvoorbeeld een stacaravan);
  • h. er ontstaat geen tweede woning;
  • i. per bouwperceel kan op enig moment slechts één ontheffing van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • j. de ontheffing is persoonsgebonden en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg komt te vervallen.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
6.5.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van gebruik van vrijkomende bedrijfsgebouwen in de functie 'wonen' ten behoeve van de realisatie van één woning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsfunctie in zijn geheel komt te vervallen;
  • b. hergebruik plaatsvindt in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  • c. de inhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' aanwezige woning bedraagt minimaal 300m3 en maximaal 800m3;
  • d. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht mag worden en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden uit artikel 5.1 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • e. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. wordt voldaan aan de normen voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • g. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • i. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • j. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
6.5.2 Wijziging naar recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de functie agrarisch ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' naar een bij het gebied passende recreatieve bestemming , met dien verstande dat:

  • a. het kleinschalige vormen van recreatieve bedrijvigheid betreft, zoals:
  • dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een kinderboerderij of museum alsmede hiermee qua aard en omvang overeenkomstige voorzieningen;
  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een pension, vakantieappartementen en een groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij / kamphuis;
  • kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten en losstaande recreatiewoningen zijn niet toegestaan;
  • b. de bedrijfsuitoefening op het betreffende bouwvlak in zijn geheel komt te vervallen;
  • c. hergebruik uitsluitend is toegestaan binnen de bestaande gebouwencontour;
  • d. per recreatiewoning het oppervlak ten hoogste 100 m2 bedraagt;
  • e. wordt voldaan aan de normen voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • f. permantente bewoning van een recreatiewoning niet is toegestaan;
  • g. er ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' geen nieuwe woning mag worden opgericht;
  • h. horeca niet is toegestaan, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van de hoofdfunctie;
  • i. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke en natuurwaarden;
  • j. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • l. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig aangetast wordt;

Artikel 7 Bedrijf - Hovenier

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Hovenier' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsuitoefening in de vorm van een hoveniersbedrijf;
  • b. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daarbij behorende:

  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de als 'Bedrijf - Hovenier' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 7.1 genoemde functies worden gebouwd.

7.2.1 Gebouwen
  • a. bebouwing wordt uitsluitend opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. nieuwbouw van een bedrijfswoning is, behoudens herbouw, niet toegestaan, waarbij de bouwregels van dit artikel van toepassing zijn;
  • c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 meter;
  • f. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • g. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  • h. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage' weergegeven percentage.
7.2.2 Bijgebouwen ten behoeve van een bedrijfswoning
  • a. bijgebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het totale grondoppervlak van de bijgebouwen bedraagt per bouwvlak maximaal 100 m2;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,50 meter.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 5 meter;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 7.2 teneinde lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten ten behoeve van het hoveniersbedrijf buiten het bouwvlak te plaatsen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond is dat het redelijkerwijs niet mogelijk is deze voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' op te richten;
  • b. de bouwwerken uitsluitend aanwezig zijn zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden;
  • c. de hoogte van hagelnetten maximaal 4 meter bedraagt;
  • d. de hoogte van andere teeltondersteunende voorzieningen maximaal 5 meter bedraagt;
  • e. de totale oppervlakte aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen per hoveniersbedrijf, buiten het bouwvlak, maximaal 1 hectare bedraagt;
  • f. aangetoond is dat er geen overwegende bezwaren vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem bestaan;
  • g. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond;
  • h. aangetoond is dat de lanschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. aangetoond is dat er sprake is van een bedrijfseconomische noodzaak voor het plaatsen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking / -verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichtinghting;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca;
  • d. het gebruik van gronden buiten een bouwvlak voor buitenopslag;
  • e. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • f. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte;
  • g. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • h. het gebruik van bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • i. het gebruik van gronden voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen van derden.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 7.4 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of (een gedeelte van) het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte voor het verlenen van mantelzorg, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een objectieve indicatiestelling (bijvoorbeeld een doktersverklaring) waaruit de noodzaak van mantelzorg blijkt, met uitzondering van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie);
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerd wordt;
  • d. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • e. bij de behandeling van een aanvraag tevens wordt getoetst aan stedenbouwkundige en andere ruimtelijke aspecten;
  • f. voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van het afhankelijk wonen de regels uit lid 7.2 van toepassing zijn, maar dat het vloeroppervlak dat voor de afhankelijke woonruimte gebruikt wordt maximaal 70 m2 bedraagt;
  • g. de afhankelijke woonruimte niet wordt gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijvoorbeeld een stacaravan);
  • h. er ontstaat geen tweede woning;
  • i. per bouwperceel kan op enig moment slechts één ontheffing van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • j. de ontheffing is persoonsgebonden en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg komt te vervallen.
7.5.2 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 7.1 voor de het bieden van kleinschalige verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:

  • a. Het nachtverblijf uitsluitend aangeboden mag worden in een bestaande (bedrijf)swoning of een bestaand daarbij behorend bijgebouw;
  • b. Er ten hoogste 3 (slaap)kamers gerealiseerd mogen worden ten behoeve van in totaal maximaal 6 personen;
  • c. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt blijft aan het wonen;
  • d. parkeren conform Bijlage 4 Parkeernormen moet worden ingevuld, waarbij aangesloten wordt bij de norm die geld voor een 2 sterren hotel);.
  • e. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige vakantiewoning. Dit betekent mede dat een aparte kookgelegenheid (keuken) niet is toegestaan;
  • f. er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven mogen ontstaan.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak van een hoveniersbedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de totale oppervlakte van het bouwvlak gelijk blijft;
  • b. aangetoond is dat de vormverandering noodzakelijk is vanuit een efficiënte bedrijfsvoering;
  • c. een goede landschappelijke inpassing verzekerd is. Hiertoe wordt een beplantingsplan overgelegd;
  • d. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • f. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond.
7.6.2 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van een bouwvlak van een hoveniersbedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de totale omvang van het bouwvlak maximaal 1,5 hectare bedraagt;
  • b. aangetoond is dat de uitbreiding van het hoveniersbedrijf noodzakelijk is in verband met de continuïteit van het bedrijf;
  • c. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast door uitbreiding van het bouwvlak;
  • d. een goede landschappelijke inpassing verzekerd is en hiertoe een beplantingsplan wordt overgelegd;
  • e. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • f. aangetoond is dat de wijziging niet leidt tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsvoering van de omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond.
7.6.3 Vrijkomende agrarische bebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van een wijziging van het gebruik van vrijkomende (voormalige agrarische) bedrijfsgebouwen in de functie 'wonen' en het realiseren van een nieuwe woning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsfunctie in zijn geheel vervalt;
  • b. hergebruik plaatsvindt in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  • c. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht wordt en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden uit lid 7.2.2 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. de inhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerde en bestaande woningen minimaal 350 m3 en maximaal 800m3 bedraagt;
  • e. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. voldaan wordt aan de normen voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • g. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • i. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • j. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
7.6.4 Wijzigen naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' naar de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsfunctie in zijn geheel vervalt;
  • b. hergebruik plaatsvindt in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  • c. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht wordt en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden uit lid 7.2.2 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. voldaan wordt aan de normen voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • f. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • h. er geen nieuwe woning wordt gerealiseerd;
  • i. voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • j. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. de regels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Artikel 8 Bedrijf - Loonwerkbedrijf

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Loonwerkbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een loonwerkbedrijf;
  • b. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. buitenopslag uitsluitend ter plekke van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de als 'Bedrijf - Loonwerkbedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 8.1 genoemde functies worden gebouwd.

8.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen en/of het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan, behoudens herbouw en het bepaalde onder 10.2.1 onder c, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • c. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaand bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan met niet meer dan 20% wordt vergroot;
  • d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  • f. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • g. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter;
  • h. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 meter;
  • i. de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • j. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' weergegeven percentage.
8.2.2 Bijgebouwen ten behoeve van een bedrijfswoning
  • a. bijgebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het totale grondoppervlak van de bijgebouwen bedraagt per bouwvlak maximaal 100 m2;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,50 meter.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 5 meter;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking / -verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichtinghting;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca;
  • d. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte;
  • f. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • g. het gebruik van bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • h. het gebruik van gronden voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen van derden.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 8.3 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of (een gedeelte van) het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte voor het verlenen van mantelzorg, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een objectieve indicatiestelling (bijvoorbeeld een doktersverklaring) waaruit de noodzaak van mantelzorg blijkt, met uitzondering van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie);
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerd wordt;
  • d. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • e. bij de behandeling van een aanvraag tevens wordt getoetst aan stedenbouwkundige en andere ruimtelijke aspecten;
  • f. voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van het afhankelijk wonen de regels uit lid 7.2 van toepassing zijn, maar dat het vloeroppervlak dat voor de afhankelijke woonruimte gebruikt wordt maximaal 70 m2 bedraagt;
  • g. de afhankelijke woonruimte niet wordt gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijvoorbeeld een stacaravan);
  • h. er ontstaat geen tweede woning;
  • i. per bouwperceel kan op enig moment slechts één ontheffing van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • j. de ontheffing is persoonsgebonden en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg komt te vervallen.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
8.5.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen ten behoeve van het veranderen van de functie van de gronden ter plaatse van deze aanduiding naar de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsfunctie in zijn geheel komt te vervallen;
  • b. hergebruik plaatsvindt in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  • c. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht mag worden en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden uit lid 7.2.2 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. voldaan wordt aan de normen voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • f. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • h. er geen nieuwe woning wordt gerealiseerd;
  • i. voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • j. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. de regels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen van algemeen nut;
  • b. het behoud en het herstel van landschappelijke waarden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daarbij behorende:

  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de als 'Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 9.1 genoemde functies worden gebouwd.

9.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' weergegeven maat;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' weergegeven maat;
  • d. de bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' weergeven maat;
  • e. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' weergeven percentage;
  • f. de afstand van bebouwing tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter;
  • g. de afstand van bebouwing tot de bestemmingsgrenzen bedraagt minimaal 2,5 meter.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de onder 9.1 genoemde functies bedraagt maximaal 15 meter;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter.

Artikel 10 Bedrijf - Timmerbedrijf

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Timmerbedrijf' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. een timmerbedrijf;
  • b. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de als 'Bedrijf - Timmerbedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 10.1 genoemde functies worden gebouwd.

10.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. het bouwen van nieuwe bedrijfsgebouwen en het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan, behoudens herbouw en het bepaalde onder 10.2.1 onder d, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • d. ten behoeve van de uitbreiding van bedrijfsgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaand bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan met niet meer dan 20% wordt vergroot;
  • e. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • f. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • g. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  • h. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter;
  • i. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 meter;
  • j. de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter.
  • k. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage' weergegeven percentage.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarbij de hoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking / -verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichtinghting;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca;
  • d. het gebruik van gronden buiten een bouwvlak voor buitenopslag;
  • e. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • f. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte;
  • g. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • h. het gebruik van bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • i. het gebruik van gronden voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen van derden.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 10.3 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of (een gedeelte van) het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte voor het verlenen van mantelzorg, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een objectieve indicatiestelling (bijvoorbeeld een doktersverklaring) waaruit de noodzaak van mantelzorg blijkt, met uitzondering van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie);
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerd wordt;
  • d. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • e. bij de behandeling van een aanvraag tevens wordt getoetst aan stedenbouwkundige en andere ruimtelijke aspecten;
  • f. voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van het afhankelijk wonen de regels uit lid 10.3 van toepassing zijn, maar dat het vloeroppervlak dat voor de afhankelijke woonruimte gebruikt wordt maximaal 70 m2 bedraagt;
  • g. de afhankelijke woonruimte niet wordt gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijvoorbeeld een stacaravan);
  • h. er ontstaat geen tweede woning;
  • i. per bouwperceel kan op enig moment slechts één ontheffing van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • j. de ontheffing is persoonsgebonden en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg komt te vervallen.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen ten behoeve van het veranderen van de functie van de gronden ter plaatse van deze aanduiding naar de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsfunctie in zijn geheel vervalt;
  • b. hergebruik plaatsvindt in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  • c. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht wordt en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden uit lid 7.2.2 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. voldaan wordt aan de normen voor wat betreft het aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen bij deze regels;
  • f. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • h. er geen nieuwe woning wordt gerealiseerd;
  • i. voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • j. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. de regels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Artikel 11 Bos

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en bebossing;
  • b. bestaande houtproductie;
  • c. een kampeerterrein voor maximaal 6 personen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. bestaande parkeervoorzieningen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. onverharde paden;
  • j. extensief recreatief medegebruik.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de als 'Bos' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in 11.1 genoemde functies worden gebouwd met een hoogte van maximaal 3 meter, met uitzondering van hoogzitten die met een bouwhoogte van maximaal 4 meter gerealiseerd mogen worden.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden als staanplaats of ligplaats voor onderkomens;
  • b. het gebruik van gronden als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • c. het gebruik van gronden voor woondoeleinden;
  • d. het gebruik van gronden voor buitenopslag.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het kappen en / of rooien van bomen en / of houtgewas;
  • b. het aanleggen van verharde of halfverharde paden en wegen;
  • c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.
11.4.2 Uitzonderingen

Het in 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. vallen onder de kapvergunningplicht zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
11.4.3 Voorwaarde

De onder 11.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien duidelijk is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de betreffende gronden en de gronden binnen de omringende bestemmingen.

Artikel 12 Detailhandel

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel uitsluitend in diervoeding ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
  • a. op de als 'Detailhandel' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de onder 12.1 genoemde functies worden gebouwd;
  • b. bedrijfsgebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. nieuwbouw van bedrijfsgebouwen is niet toegestaan, behoudens herbouw en het bepaalde onder 12.2 onder d, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • d. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaand bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpplan met niet meer dan 15% wordt vergroot;
  • e. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 meter.

Artikel 13 Groen - Landgoed

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waarbij maximaal het aantal woningen is toegestaan zoals weergegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden';
  • b. behoud en herstel van de cultuurhistorische, natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwd;
  • b. nieuwbouw van hoofdgebouwen en/of het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan behoudens herbouw en het bepaalde in 13.2.1 onder c, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • c. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaand bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpplan met niet meer dan 15% wordt vergroot;
  • d. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' weergegeven maat.
13.2.2 Bijgebouwen
  • a. bijgebouwen worden tenminste 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde gelegen open stallingsruimte voor personenauto's betreft;
  • b. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel tot en met 700 m2 maximaal 70 m2;
  • c. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel groter dan 700 m2, maximaal 10 % van de totale oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 200 m2 per bouwperceel;
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 3 meter en de maximale bouwhoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 5,5 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen zonder kap bedraagt 3 meter;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een overschrijding van 30 centimeter is toegestaan.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarbij de hoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter.

Artikel 14 Horeca

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van horecaactiviteiten:

  • a. in de categorie 2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  • b. in de categorie 3 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
  • c. detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. één bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daarbij behorende:

  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de als 'Horeca' bestemde gronden mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwen ten dienste van de onder 14.1 genoemde functies worden gebouwd.

14.2.1 Gebouwen
  • a. het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan, behoudens herbouw waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • b. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag niet worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte, maximale bouwhoogte' weergegeven maat;
  • d. het bebouwd oppervlak bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwd oppervlak' weergegeven maat;
  • e. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage' weergegeven percentage.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 5 meter;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter.

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke doeleinden;
  • b. behoud van cultuurhistorische waarden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daarbij behorende:

  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen.
15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de als 'Maatschappelijk' bestemde gronden mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwen ten dienste van de onder 15.1 genoemde functies worden gebouwd.

15.2.1 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' weergegeven maat;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' weergegeven maat;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' weergegeven percentage;
  • d. het bebouwde oppervlak bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' weergegeven maat.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels;

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 5 meter;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 15.2.1 onder de voorwaarden dat:

  • a. de bebouwde oppervlakte met maximaal 10% wordt vergroot;
  • b. aangetoond is dat de vergroting noodzakelijk is voor de continuïteit van de betreffende maatschappelijke doeleinden;
  • c. de belangen van de omliggende (agrarische) bedrijven en andere functies niet onevenredig worden aangetast;
  • d. er geen toename van de milieubelasting plaatsvindt;
  • e. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • f. middels een inrichtingsplan wordt aangetoond dat zorg wordt gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval begrepen het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5.1 Aanlegverbod

Het is verboden op gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning cultuurhistorisch waardevolle gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.

15.5.2 Uitzonderingen

Het onder 15.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren.
15.5.3 Voorwaarden

De onder 15.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend:

  • a. indien door de genoemde werken of werkzaamheden danwel door de daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen blijvende onomkeerbare verstoring van de cultuurhistorische structuur tot gevolg zal hebben;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm niet is te handhaven;
  • d. het delen van een pand of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 16 Maatschappelijk - Opvang

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Opvang' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opvang en huisvesting van dak- en thuislozen en andere personen die vanwege een vergelijkbare sociale situatie huisvesting behoeven;
  • b. uitsluitend ten dienste van de onder a. genoemde functies is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kringloop' toegestaan:
    • 1. detailhandel in tweedehands en kringloop artikelen met daarbij behorende werkruimten;
    • 2. ondergeschikte horeca met daarbij behorende werkruimten;
    • 3. bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de onder 1. genoemde aan- en verkoop van tweedehands artikelen;
  • c. één bedrijfswoning;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de als 'Maatschappelijk - Opvang' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 16.1 genoemde functies worden gebouwd.

16.2.1 Gebouwen
  • a. Het bouwen van nieuwe gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan, behoudens herbouw.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarbij de hoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.2 voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen, mits aangetoond is dat:

  • a. de cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;
  • b. de gebouwen noodzakelijk zijn voor het gebruik van de bestemming;
  • c. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt.

Artikel 17 Maatschappelijk - Scouting

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Scouting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van activiteiten ten behoeve van een scoutingvereniging;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • c. verkeersvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. evenementen.
17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Maatschappelijk - Scouting' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de onder 17.1 genoemde functies.

17.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4,5 meter.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - Scouting' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het aanbrengen van verhardingen en halfverhardingen;
  • c. het aanbrengen van boven- en / of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  • d. het verwijderen van houtopstanden.
17.3.2 Uitzonderingen

Het in 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. vallen onder de kapvergunningplicht zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
17.3.3 Voorwaarde

De onder 17.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien duidelijk is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de betreffende gronden en de gronden binnen de omringende bestemmingen.

Artikel 18 Natuur

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding, ontwikkeling en de kwaliteitsverhoging van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en landschapsecologische waarden;
  • b. op natuurbeheer gericht agrarisch grondgebruik;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. een clubgebouw ten behoeve van de hengelsportvereniging uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  • g. paden en wegen;
  • h. bestaande parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels

Op of in de als ' Natuur' bestemde gronden mag geen bebouwing worden opgericht.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden wordt in elk geval begrepen:

  • i. agrarische doeleinden, behoudens voorzover deze ten dienste staan van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • j. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • k. het gebruik van gronden als volkstuin;
  • l. het gebruik voor recreatiedoeleinden, behoudens extensief recreatief medegebruik;
  • m. het beoefenen van lawaaisporten en het gebruik als sport- en wedstrijdterreinen;
  • n. paardenbakken;
  • o. het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;
  • p. het dempen van wateren, behoudens voor zover dit ten dienste staat aan het instandhouden van de natuurwaarden;
  • q. het aanleggen van drainage en het graven van sloten, behoudens voor zover dit ten dienste staat aan het instandhouden van de natuurwaarden;
  • r. militair gebruik;
  • s. het ontginnen van gronden, behoudens voor zover dit ten dienste staat aan het instandhouden van de natuurwaarden;
  • t. het winnen van bosstrooisel of mos, behoudens voor zover dit ten dienste staat aan het instandhouden van de natuurwaarden;
  • u. houtwinning;
  • v. de aanleg van boven- en ondergrondse leidingen.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden of picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem dieper dan 0,30 meter;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van boven- en / of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben.
18.4.2 Uitzonderingen

Het in 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. vallen onder de kapvergunningplicht zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
18.4.3 Voorwaarde

De onder 18.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien duidelijk is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de betreffende gronden en de gronden binnen de omringende bestemmingen.

Artikel 19 Recreatie - Botenopslag

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Botenopslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opslag van boten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Botenopslag' bestemde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.

Artikel 20 Recreatie - Clubhuis

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Clubhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een clubhuis ten behoeve van een watersportvereniging;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen.
20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Recreatie - Clubhuis' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 20.1 genoemde functies worden gebouwd.

20.2.1 Gebouwen
  • a. het bouwen van nieuwe gebouwen is, behoudens herbouw, niet toegestaan, waarbij de bouwregels van dit lid van toepassing zijn;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 8 meter;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage' weergegeven percentage.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter.

Artikel 21 Recreatie - Groepsaccommodatie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Groepsaccommodatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een groepsaccommodatie voor maximaal 20 personen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daarbij behorende:

  • c. verkeersvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Recreatie - Groepsaccommodatie' bestemde gronden mogen uitslutitend bouwwerken ten dienst van de onder 21.1 genoemde functies worden gebouwd.

21.2.1 Gebouwen
  • a. het bouwen van nieuwe gebouwen is, behoudens herbouw, niet toegestaan, waarbij de bouwregels van dit lid van toepassing zijn;
  • b. gebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 6 meter.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter.

Artikel 22 Recreatie - Hondenterrein

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Hondenterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van de hondensport;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen.
22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Recreatie - Hondenterrein' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 22.1 genoemde functies worden gebouwd.

22.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. nieuwbouw van gebouwen is, behoudens herbouw, niet toegestaan, waarbij de bouwregels van dit lid van toepassing zijn;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter.

Artikel 23 Recreatie - Kampeerterrein

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een kampeerterrein;
  • b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. evenementen.
23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Recreatie - Kampeerterrein' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 23.1 genoemde functies worden gebouwd.

23.2.1 Gebouwen
  • a. het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen en/of het toevoegen van nieuwe woningen is binnen deze bestemming niet toegestaan, behoudens herbouw en het bepaalde in 23.2.1 onder b, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • b. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaand bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan met niet meer dan 20% wordt vergroot;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgbouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 7 meter;
  • e. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 2%.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het aanbrengen van verhardingen en halfverhardingen;
  • c. het aanbrengen van boven- en / of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  • d. het verwijderen van houtopstanden.
23.3.2 Uitzonderingen

Het in 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. vallen onder de kapvergunningplicht zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
23.3.3 Voorwaarde

De onder 23.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien duidelijk is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de betreffende gronden en de gronden binnen de omringende bestemmingen.

Artikel 24 Recreatie - Outdoorcentrum

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Outdoorcentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een outdoorcentrum, met daaraan ondergeschikte en dienstbare horeca, met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. maximaal 6 boomhutten, 8 trekkershutten en 16 kampeerplaatsen;
  • c. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daarbij behorende:

  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de als 'Recreatie - Outdoorcentrum' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken met een maximale oppervlakte van 1500m2, met uitzondering van de bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen, worden gebouwd ten dienste van de 24.1 genoemde functies.

24.2.1 Gebouwen
a boomhutten
  • 1. een boomhut bestaat uit een leeflaag;
  • 2. de oppervlakte van een boomhut bedraagt maximaal 9m2;
  • 3. de goothoogte van een boomhut bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • 4. de bouwhoogte van een boomhut bedraagt maximaal 5,20 meter.
b trekkershutten
  • 1. de oppervlakte van een trekkershut bedraagt maximaal 40m2;
  • 2. de goothoogte van een trekkershut bedraagt maximaal 1,30 meter;
  • 3. de bouwhoogte van een trekkershut bedraagt maximaal 3,70 meter.
c overige gebouwen
  • 1. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4,5 meter;
  • 2. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter;
  • 3. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 meter.
24.2.2 Bijgebouwen ten behoeve van een bedrijfswoning
  • a. de oppervlakte van de bij de woning behorende bijgebouwen bedraagt maximaal 70m2;
  • b. de maximale goothoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 2,70 meter en de maximale bouwhoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 5 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen zonder kap bedraagt 3 meter;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw, bedraagt maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een overschrijding van 30 cm is toegestaan;
24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 8 meter;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 15 meter;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 meter.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Recreatie - Outdoorcentrum' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het aanbrengen van verhardingen en halfverhardingen;
  • c. het aanbrengen van boven- en / of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  • d. het verwijderen van houtopstanden.
24.3.2 Uitzonderingen

Het in 24.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. vallen onder de kapvergunningplicht zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
24.3.3 Voorwaarde

De onder 24.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien duidelijk is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de betreffende gronden en de gronden binnen de omringende bestemmingen.

Artikel 25 Recreatie - Zwembad

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Zwembad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een openluchtzwembad met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. een camperplaats voor 49 campers uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'camperplaats';
  • c. maximaal 5 trekkershutten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  • d. ondergeschikte horeca ten dienste van het onder a genoemde openluchtzwembad;
  • e. ondergeschikte detailhandel ten dienste van het onder a genoemde openluchtzwembad;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. verkeersvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen
  • j. evenementen.
25.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de als 'Recreatie - Zwembad' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 25.1 genoemde functies worden gebouwd.

25.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • b. de totale bebouwde oppervlakte van gebouwen, met uitzondering van de trekkershutten, bedraagt maximaal 1700m2;
  • c. de totale bebouwde oppervlakte van de trekkershutten bedraagt maximaal 150m2;
  • d. de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4 meter;
25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de oppervlakte van de zwembassins bedraagt maximaal 1500m2;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 8 meter;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 15 meter.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Recreatie - Zwembad' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het aanbrengen van verhardingen en halfverhardingen;
  • c. het aanbrengen van boven- en / of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het verwijderen van houtopstanden.
25.3.2 Uitzonderingen

Het in 25.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. vallen onder de kapvergunningplicht zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
25.3.3 Voorwaarde

De onder 25.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien duidelijk is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de betreffende gronden en de gronden binnen de omringende bestemmingen.

Artikel 26 Sport

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportbeoefening met daarbij behorende voorzieningen zoals sporthallen, sportterreinen, kantines en kleedlokalen;
  • b. horeca, uitsluitend indien deze verband houdt met de ter plaatse gevestigde sportactiviteiten en de horeca-activiteiten qua aard en omvang van ondergeschikte betekenis te zijn;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • d. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en open terreinen;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. evenementen;
  • i. groenvoorzieningen.
26.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de als 'Sport' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 26.1 genoemde functies worden gebouwd.

26.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. nieuwbouw van gebouwen is niet toegestaan behoudens herbouw en het bepaalde in 26.2.1 onder c, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • c. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaande bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzagenlegging van het ontwerpbestemmingsplan met niet méér dan 25% van dezelfde functie wordt vergroot;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals weergegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte'.
26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 8 meter;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 meter.
26.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Sport' te wijzigen in de bestemmingen 'Bos', 'Natuur', of 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Artikel 27 Tuin

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor de inrichting en gebruik als een landschappelijke overgangszone tussen de tuin bij de woning en het omliggende agrarische gebied.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen

Op de tot 'Tuin' bestemde gronden, niet zijnde erf, zijn geen gebouwen toegestaan.

27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan, met uitzondering van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1 meter.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de als 'Tuin' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of andere verhardingen;
  • b. het ontginnen, afgraven, ontgronden, egaliseren en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van houtopstanden;
  • d. vellen, rooien of beschadigen van bomen, heggen en overige houtgewassen;
  • e. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
27.3.2 Uitzonderingen

Het onder 27.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. vallen onder de kapvergunningplicht zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
27.3.3 Voorwaarde

De onder 27.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de betreffende en omringende gronden.

Artikel 28 Verkeer - Railverkeer

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation': tevens een spoorwegstation met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca, voor zover voorkomend in categorie 1 van Bijlage 3 Staat van horeca-activiteiten;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
28.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de als 'Verkeer - Railverkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 28.1 genoemde functies worden gebouwd, zoals seinhuisjes, transformatorstations, onderstations, schakelstations en relaishuisjes;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 9 meter;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • d. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 150m2 per gebouw.

Artikel 29 Verkeer - Wegverkeer

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. een tunnel ten behoeve van wegverkeer, ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. evenementen.
29.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de als 'Verkeer - Wegverkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen in de vorm van een 'tunnel, worden gebouwd ten dienste van de onder 29.1 genoemde functies;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde'en bouwwerken in de vorm van een 'tunnel', bedraagt maximaal 15 meter.

Artikel 30 Water

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen, eventueel in combinatie met infiltratievoorzieningen;
  • c. bruggen.

met daarbij behorende:

  • d. verhardingen;
  • e. oevers;
  • f. taluds;
  • g. onderhoudspaden.
30.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de als 'Water' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in artikel 30.1 genoemde functies;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 31 Wonen

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven, alsmede aan huis verbonden beroepen;
  • b. een bed & breakfast uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed and breakfast';
  • c. een recreatiewoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • d. detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daarbij behorende:

  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen.
31.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

Op de als ‘Wonen’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 31.1 genoemde functies worden gebouwd;

31.2.1 Gebouwen
  • a. het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen en/of het toevoegen van nieuwe woningen is binnen deze bestemming niet toegestaan, behoudens herbouw en het bepaalde in 31.2.1 onder b, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • b. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaand bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan met niet meer dan 20% wordt vergroot;
  • c. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gelijk aan de voorgevel van de hoofdgebouwen op de belendende percelen binnen deze bestemming gesitueerd, met dien verstande dat, wanneer de voorgevels van de belendende percelen niet in dezelfde lijn zijn gelegen, de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gesitueerd binnen de zone tussen de voorgevels op de belendende percelen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen maximaal de op de verbeelding weergegeven maat;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen maximaal de op de verbeelding weergegeven maat;
  • f. de afstand van de hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient voor vrijstaande woningen minimaal 2,5 meter en voor geschakelde woningen aan de niet aangebouwde zijde van het hoofdgebouw minimaal 2,5 meter te bedragen;
  • g. het maximale bebouwingspercentage bedraagt:
    • 1. per bouwperceel voor woondoeleinden tot 200 m2 maximaal 70%
    • 2. per bouwperceel voor woondoeleinden tussen 200 m2 en 400 m2 maximaal 60%;
    • 3. per bouwperceel voor woondoeleinden tussen 400 m2 en 600 m2 maximaal 50%;
    • 4. per bouwperceel voor woondoeleinden groter of gelijk aan 600 m2 maximaal 40%.
31.2.2 Bijgebouwen
  • a. bijgebouwen worden minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde gelegen open stallingsruimte voor personenauto’s betreft;
  • b. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel tot en met 700 m2 maximaal 70 m2, waarbij het bepaalde in 31.2.1 onder g van overeenkomstige toepassing is;
  • c. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel groter dan 700 m2, maximaal 10 % van de totale oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 200 m2 per bouwperceel, waarbij het bepaalde in 31.2.1 onder g van overeenkomstige toepassing is;
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 2,70 meter en de maximale bouwhoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 5 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen zonder kap bedraagt 3 meter;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw, bedraagt maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een overschrijding van 30 cm is toegestaan;
31.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarbij de hoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde voor de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedragen, mits deze ten minste 1 meter achter de perceelsgrens wordt geplaatst.

31.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 31.2.3 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:

  • a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet belemmert en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar oplevert;
  • b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
31.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
31.5 Afwijken van de gebruiksregels
31.5.1 Kleine economie

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 31.1 voor de uitoefening van bedrijven, vallende onder de kleine economie, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige hinder wordt toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • b. door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat het karakter ervan geheel of gedeeltelijk verloren gaat. Dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • c. de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, niet meer dan 50 % van de begane grond en maximaal 30 % van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedraagt en de totale oppervlakte van de activiteit niet meer bedraagt dan 25 m²;
  • d. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • e. de uitvoerder van de activiteiten op hetzelfde perceel woont;
  • f. detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend;
  • g. activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig zijn of activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningplichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van Bijlage 1 Bedrijvenlijst kleine economie of daarmee qua aard en invloed op de woonomgeving vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.
31.5.2 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 31.1 voor de het bieden van kleinschalige verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:

  • h. Het nachtverblijf uitsluitend aangeboden mag worden in een bestaande (bedrijfs)woning of een bestaand daarbij behorend bijgebouw;
  • i. Er ten hoogste 3 (slaap)kamers gerealiseerd mogen worden ten behoeve van in totaal maximaal 6 personen;
  • j. de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt blijft aan het wonen;
  • k. parkeren conform Bijlage 4 Parkeernormen moet worden ingevuld, waarbij aangesloten wordt bij de norm die geld voor een 2 sterren hotel;
  • l. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige vakantiewoning. Dit betekent mede dat een aparte kookgelegenheid (keuken) niet is toegestaan;
  • m. er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven mogen ontstaan.
31.5.3 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 31.1 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of een gedeelte van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte voor het verlenen van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er sprake is van een objectieve indicatiestelling waaruit de noodzaak van zorg blijkt;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  • c. er sprake is van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • d. de vloeroppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m2 bedraagt;
  • e. de afhankelijke woonruimte niet wordt gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijv. een stacaravan);
  • f. er geen tweede zelfstandige woning ontstaat;
  • g. per bouwperceel kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • h. de omgevingsvergunning vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg voor de desbetreffende persoon komt te vervallen;
  • i. in zeer uitzonderlijke situaties kan van bovenstaande voorwaarden worden afgeweken.

Artikel 32 Leiding - Brandstof

32.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer en onderhoud van een brandstoftransportleiding met bijbehorende beschermingszone.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
32.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de tot 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, ten dienste van de onder 32.1 genoemde leiding;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 5 meter.
32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 32.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming, dan wel, gebouwen ten dienste van de leiding, mits:

  • a. geen aantasting ontstaat van de onder 32.1 genoemde leiding met bijbehorende beschermingszone;
  • b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 32.1 genoemde leiding;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Brandstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
  • d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het aanbrengen van bovengrondse leidingen met de daarbij behorende apparatuur en installaties.
32.4.2 Uitzondering

Het in 32.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn of waarvoor reeds een aanlegvergunning verleend is op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. die worden uitgevoerd ten dienste van de onder 32.1 bedoelde leiding;
  • d. als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
32.4.3 Voorwaarde

De in 32.4.1 genoemde aanlegvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover geen aantasting van de belangen van de leiding en de daarbij behorende beschermingszones ontstaat of kan ontstaan. Dienaangaande wordt voor verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 33 Leiding - Gas

33.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding met bijbehorende beschermingszone.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
33.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

33.2.1 Gebouwen

Op de als 'Leiding - Gas' bestemde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

33.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. op de als 'Leiding - Gas' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van onder 33.1 genoemde leiding;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 5 meter.
33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 33.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming, dan wel gebouwen ten dienste van de leiding, mits:

  • a. geen aantasting ontstaat van de onder 33.1 genoemde leiding met bijbehorende beschermingszone;
  • b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 33.1 genoemde leiding;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • c. het rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
  • d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het aanbrengen van leidingen met de daarbij behorende apparatuur en installaties;
  • g. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
33.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 33.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd ten dienste van de in 33.1 bedoelde leiding;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
33.4.3 Voorwaarde

De in 33.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover geen aantasting van de belangen van de leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook ontstaat of kan ontstaan. Dienaangaande wordt voor verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 34 Leiding - Hoogspanningsverbinding

34.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse 150 kV hoogspanningsverbinding met bijbehorende beschermingszone.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
34.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

34.2.1 Gebouwen

Op of in de tot 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

34.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Op de tot 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden, mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, ten dienste van de onder 34.1 genoemde leiding;
  • b. de bouwhoogte van masten ten behoeve van hoogspanningsleidingen bedraagt maximaal 50 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
34.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 34.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming, dan wel, bouwwerken ten dienste van de leiding, mits:

  • a. geen aantasting ontstaat van de onder 34.1 genoemde leiding met bijbehorende beschermingszone;
  • b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 34.1 genoemde verbinding;
  • c. de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
  • d. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende beheerder van de verbinding.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het ontginnen, afgraven, ontgronden, egaliseren en ophogen van gronden.
34.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 34.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. worden uitgevoerd ten dienste van de in lid 34.1 bedoelde verbinding;
  • d. waarvoor ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan een vergunning is verleend.
34.4.3 Voorwaarden

De in 34.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover geen aantasting van de belangen van de leiding en de daarbij behorende beschermingszone ontstaat of kan ontstaan. Dienaangaande wordt voor verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 35 Leiding - Riool

35.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolwatertransportleiding met bijbehorende beschermingszone.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
35.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de tot 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, ten dienste van de onder 35.1 genoemde leiding;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 5 meter.
35.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 35.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming, dan wel, gebouwen ten dienste van de leiding, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting ontstaat van de onder 35.2 genoemde leiding met bijbehorende beschermingszone;
  • b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 35.2 genoemde leiding;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren;
  • b. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien van diepwortelende en/of hoogopgaande beplantingen;
  • e. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • f. het verrrichten van grondactiviteiten, anders dan normaal spit- en ploegwerk en het diepploegen;
  • g. het permanent opslaan van goederen, waartonder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • i. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • j. het aanbrengen van bovengrondse leidingen met de daarbij behorende apparatuur en installaties.
35.4.2 Uitzonderingen

Het in 35.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. worden uitgevoerd ten dienste van de in lid 35.1 bedoelde leiding;
  • d. waarvoor ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan een vergunning is verleend.
35.4.3 Voorwaarden

De in 35.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover geen aantasting van de belangen van de leiding en de daarbij behorende beschermingszone ontstaat of kan ontstaan. Dienaangaande wordt voor verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 36 Waarde - Archeologie

36.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
36.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
  • b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken, of;
  • c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een opppervlak beslaan van minder dan 100 m².
36.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 36.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:

  • a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichte van archeologisch vervolgonderzoek, of;
  • c. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden binnen de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 1.000 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument, of;
  • d. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden buiten de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 2.500 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument.
36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen, op een grotere diepte dan 40 centimeter, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke archeologische vindplaatsen worden uitgevoerd;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze voorwerpen in de grond drijven.
36.4.2 Uitzondering

Het onder 36.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. een oppervlak beslaan van minder dan 100m2;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
36.4.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 36.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de werken of werkzaamheden plaatsvinden in een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
36.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 37 Waarde - Archeologie historische kern

37.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
37.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
  • b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken, of;
  • c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m2.
37.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 37.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:

  • a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichte van archeologisch vervolgonderzoek.
37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie historische kern' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen op een grotere diepte dan 40 centimeter, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke archeologische vindplaatsen worden uitgevoerd;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze voorwerpen in de grond drijven.
37.4.2 Uitzondering

Het onder 37.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. een oppervlak beslaan van minder dan 100m2;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
37.4.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 37.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de werken of werkzaamheden plaatsvinden in een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvind van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
37.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 38 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

38.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het beschermd dorpsgezicht en daarmee voor het behoud en/of herstel van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden. De aanwezige cultuurhistorische waarden worden gekenmerkt door de herkenbaarheid van de volgende elementen:
      • steilranden en terrasranden;
      • historische parcelering;
      • transparantie van de bouwpercelen en het omliggende buitengebied;
      • introverte bebouwing;
      • haaks op de steilranden gesitueerde boerderijen;
      • situering van de bebouwing dicht op de weg en de steilranden en/of terrasrand;
      • bebouwing bestaande uit één laag met een met pannen gedekt zadeldak;
      • inpandige stallen en schuren.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Deze bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
38.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van bebouwing, die:

  • de bestaande bouwwijze, gekenmerkt door de onder 38.1 omschreven elementen, niet veranderd;
  • de bestaande situering en hoofdvormgeving van hoofdgebouwen niet wijzigt of aantast.
38.3 Afwijken van de bouwregels
38.3.1 Afwijking bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 38.2 voor het overeenkomstig de basisbestemming bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien door het bouwplan:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke uitstraling van in de nabijheid gelegen rijksmonumenten of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • b. geen onevernredige aantasting plaatsvindt van het stedenbouwkundig en landschappelijk karakter en de bouwkundige samenhang;
  • c. de mogelijkheid voor het herstel van de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden verkleind of kunnen worden verkleind.
38.3.2 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de besluitvorming omtrent de afwijking als bedoeld onder 38.3.1 verplichten dat voorafgaand een cultuurhistorische analyse met waardenstelling wordt uitgevoerd met betrekking tot het terrein waarop het bouwen plaatsvindt en de zich eventueel daarop bevindende opstallen.

38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
38.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of bouwwerken uit te voeren:

  • a. het aanleggen van boven of ondergrondse leidingen;
  • b. het ontginnen, afgraven, ontgronden, egaliseren en ophogen van gronden;
  • c. het (half)verharden van paden en wegen;
  • d. vellen, rooien of beschadigen van bomen, heggen en overige houtgewassen;
  • e. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het aanbrengen van houtopstanden.
38.4.2 Uitzondering

Het in 38.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. een oppervlak beslaan van minder dan 100m2;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn danwel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
38.4.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 38.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, danwel herstel is verzekerd van de cultuurhistorische structuur van het beschermd dorpsgezicht, zoals omschreven onder 38.1, of mogelijke verstoring wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden.

Artikel 39 Waterstaat

39.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  • dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  • (overkluisde) watergangen;
  • de bescherming, het beheer en het onderhoud van waterkeringen en watergangen inclusief het profiel van vrije ruimte.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
39.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de voor 'Waterstaat' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 39.1 genoemde functies;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,5 meter.
39.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 39.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de basisbestemming, mits:

  • a. het belang van de waterkering en/of de watergang niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of de watergang.

Artikel 40 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

40.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de berging van het Maaswater, de afvoer en berging van oppervlaktewater, sediment en ijs, de waterhuishouding en het vergroten van de afvoercapaciteit en bescherming en behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
40.2 Bouwregels
40.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' bestemde gronden mag niet worden gebouwd.

40.2.2 Uitzondering

Het in 40.2.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op de bouwwerken die krachtens Hoofdstuk 2 van deze regels mogen worden opgericht en waarvoor de vereiste vergunning op grond van artikel 6.5 Waterwet is verleend, dan wel de daarvoor vereiste melding op grond van de Waterwet is gedaan of aangetoond is dat een dergelijke vergunning niet noodzakelijk is.

40.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 40.2.1 ten behoeve van bouwwerken die krachtens Hoofdstuk 2 van deze regels mogen worden opgericht, mits:

  • a. het bouwen plaatsvindt ten behoeve van een van de hieronder genoemde activiteiten:
  • 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
  • 2. de verwezenlijking van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
  • 3. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
  • 4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
  • 5. de aanleg of wijziging van scheepswerven voor beroeps- of pleziervaartuigen;
  • 6. de verwezenlijking en het beheer van natuurterreinen;
  • 7. de uitbreiding of wijziging van bestaande steenfabrieken;
  • 8. de verwezenlijking van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
  • 9. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
  • 10. de verwezenlijking van voorzieningen van groot openbaar belang die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
  • 11. activiteiten van een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
  • 12. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
  • 13. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien zo gunstig mogelijke locatie.
  • b. het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam (de Maas) gewaarborgd blijft, en;
  • c. geen sprake is van een feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier (de Maas), en;
  • d. de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is en deze verhoging of afname wordt gecompenseerd, en;
  • e. de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam (de Maas) niet verslechtert;
  • f. voor het verlenen van de vergunning advies wordt ingewonnen bij de rivierbeheerder omtrent de toepassing van de voorwaarden a. t/m e.
40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het ontginnen, afgraven, ontgronden, egaliseren, ophogen en verharden van gronden;
  • b. het (half)verharden van paden en wegen;
  • c. vellen, rooien of beschadigen van bomen, heggen en overige houtgewassen;
  • d. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het aanbrengen van houtopstanden;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen;
  • g. het verlagen of verhogen van het waterpeil.
40.4.2 Uitzonderingen

Het in 40.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. welke betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. welke vallen onder de kapvergunningplicht en de in dat kader opgelegde herplantplicht, zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan welk krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd;
  • d. waarvoor de vereiste vergunning op grond van artikel 6.5 Waterwet is verleend, dan wel de daarvoor vereiste melding op grond van de Waterwet is gedaan.
40.4.3 Voorwaarden

De in 40.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktelichaam (de Maas) gewaarborgd blijft, en;
  • b. geen sprake is van een feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier (de Maas), en;
  • c. de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is en deze verhoging of afname wordt gecompenseerd, en;
  • d. de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam (de Maas) niet verslechtert;
  • e. voor het verlenen van de vergunning schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de rivierbeheerder omtrent de toepassing van de voorwaarde a t/m d.

Artikel 41 Waterstaat - Waterbergend rivierbed

41.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de berging van het Maaswater, de afvoer en berging van oppervlaktewater, sediment en ijs, de waterhuishouding en het vergroten van de afvoercapaciteit en bescherming en behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
41.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de voor ' Waterstaat - Waterbergend rivierbed' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 41.1 genoemde functies;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
41.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 41.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de basisbestemming, mits:

  • a. dit niet leidt tot een onevenredige vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen;
  • b. het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktelichaam (de Maas) gewaarborgd blijft, en;
  • c. geen sprake is van een feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier (de Maas), en;
  • d. de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is en deze verhoging of afname wordt gecompenseerd, en;
  • e. de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam (de Maas) niet verslechtert;
  • f. voor het verlenen van de vergunning schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de rivierbeheerder omtrent de toepassing van de voorwaarde a t/m e.
41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het ontginnen, afgraven, ontgronden, egaliseren, ophogen en verharden van gronden;
  • b. het (half)verharden van paden en wegen;
  • c. vellen, rooien of beschadigen van bomen, heggen en overige houtgewassen;
  • d. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het aanbrengen van houtopstanden;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen;
  • g. het verlagen of verhogen van het waterpeil.
41.4.2 Uitzonderingen

Het in 41.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. welke betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. welke vallen onder de kapvergunningplicht en de in dat kader opgelegde herplantplicht, zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan welk krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd;
  • d. waarvoor de vereiste vergunning op grond van artikel 6.5 Waterwet is verleend, dan wel de daarvoor vereiste melding op grond van de Waterwet is gedaan.
41.4.3 Voorwaarden

De in 41.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktelichaam (de Maas) gewaarborgd blijft, en;
  • b. geen sprake is van een feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier (de Maas), en;
  • c. de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is en deze verhoging of afname wordt gecompenseerd, en;
  • d. de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam (de Maas) niet verslechtert;
  • e. voor het verlenen van de vergunning schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de rivierbeheerder omtrent de toepassing van de voorwaarde a t/m d.

Artikel 42 Waterstaat - Waterwingebied

42.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat - Waterwingebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
42.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de als 'Waterstaat - Waterwingebied' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de onder 42.1 worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 meter.
42.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 42.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de basisbestemming, mits:

  • a. dit niet leidt tot het toebrengen en/of kunnen toebrengen van schade aan de waterwinbelangen;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheersinstantie omtrent voorwaarde a.
42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterwingebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of doen uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies en installaties en het uitvoeren van werken en werkzaamheden ten behoeve van het vervoeren en/of bergen, opslaan, storten, verzinken of overslaan van schadelijke stoffen;
  • b. het tot stand brengen van constructies en installaties voor het verwerken van afvalstoffen;
  • c. het tot stand brengen van waterwegen.
42.4.2 Voorwaarden

Het in 42.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik vallen;
  • d. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
42.4.3 Uitzondering

De in lid 42.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien aangetoond is dat er geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de waterwinbelangen. Voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheersinstantie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 43 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 44 Algemene bouwregels

44.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
44.1.1 Overschrijding voorgeschreven maten

Indien afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

44.1.2 Minimaal toelaatbare maten

In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

44.1.3 Heroprichting van gebouwen

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 44.1.1 en 44.1.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 45 Algemene gebruiksregels

45.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik voor een seksinrichting;
  • b. het permanent bewonen van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • d. het gebruik van niet-bebouwde staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  • e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 46 Algemene aanduidingsregels

46.1 Geluidzone - industrie
46.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

46.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals omschreven in de Wet geluidhinder, worden gebouwd.

46.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 46.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege de inrichting op de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

46.2 Veiligheidszone - LPG
46.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - LPG' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG - installatie.

46.2.2 Verboden gebruik

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de onder 46.2.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

46.2.3 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de onder 46.2.1 genoemde functies.

46.2.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 46.2.2 en 46.2.3 voor het toestaan van de in lid 46.2.2 genoemde functies en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die functies voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

46.3 Vrijwaringszone - weg 100 meter
46.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - weg 100 meter' mag geen bebouwing worden opgericht anders dan met de Rijksweg A73 verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende en ecologische voorzieningen.

46.3.2 Afwijkingsbevoegdheid
  • a. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder 46.3.1 voor het bouwen van een bouwwerk gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - weg 100 meter', mits door de bouw van dit bouwwerk de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord.
  • b. De in lid a bedoelde afwijking wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bouwwerken die bestaan op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het plan, dan wel mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning.
46.4 Vrijwaringszone - weg 50 meter

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - weg 50 meter' mag geen bebouwing worden opgericht anders dan met de Rijksweg A73 verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende en ecologische voorzieningen.

46.5 Vrijwaringszone - tunnel

In afwijking van het bepaalde in de bestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels, mogen ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - tunnel' geen bouwwerken worden gebouwd, zulks met uitzondering van bouwwerken, welke samenhangen met de tunnel.

46.5.1 Afwijkingsbevoegdheid
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 46.5 voor het bouwen van bouwwerken, welke zijn toegelaten krachtens de aan de desbetreffende gronden gegeven bestemming indien het bouwen boven dan wel onder maaiveld of de aanwezigheid van het bouwwerk ter plaatse niet een zodanige belasting van de bodem oplevert dat er een onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan voor de constructie of stabiliteit van de tunnel.
  • b. de onder a. genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend nadat de beheerder van de tunnel is gehoord.
46.5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Anlegverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - tunnel' de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te verrichten:

  • het ophogen, egaliseren, verlagen of afgraven van de bodem;
  • het aanbrengen van diepgewortelde beplantingen;
  • het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • het heien of het in de grond brengen van andere voorwerpen.
b Uitzonderingen

Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • het normale onderhoud betreffen;
  • werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • werken of werkzaamheden tot een diepte van 1,00 m onder maaiveld;
  • werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in uitvoering zijn danwel waarvoor op voornoemd tijdstip een vergunning is verleend.
c Voorwaarden
  • De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a mogen slechts worden toegestaan, indien uitvoering ervan geen onevenredige schade of ander onevenredig nadeel toebrengt of kan toebrengen aan de constructie of stabiliteit van de tunnel;
  • de vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden dan nadat de beheerder van de tunnel is gehoord.

Artikel 47 Algemene afwijkingsregels

47.1 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. het afwijken van de maatvoering (exclusief percentages) met ten hoogste 15%;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 20m2 hebben;
  • c. het oprichten van gebouwtjes ten dienste van de verkoop van kranten en tijdschriften, bloemen, ijs, frisdranken en straatconsumpties, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 12m2 hebben;
  • d. geringe afwijkingen, van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking niet meer dan 2,00m bedraagt;
  • e. het oprichten van zend; ontvangst; en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15 meter voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor gemeenschappelijk gebruik;
  • f. het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 4000m3;
    • 2. ingeval van ondergrondse bekkens:
      • de bovenzijde van de bekkens minimaal 0,50 meter onder het aangrenzende maaiveld blijft;
      • de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn.
  • g. evenementen voor zover de bestemming niet onevenredig wordt aangetast;
47.2 Voorwaarden
47.2.1 Voorwaarden ten aanzien van de situering

Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de in 47.1 bedoelde bouwwerken, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van deze bouwwerken ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

47.2.2 Geen onevenredige afbreuk aan gebruiksmogelijkheden

De in artikel 47.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 48 Algemene wijzigingsregels

48.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:

  • a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 25%;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 49 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:

  • a. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  • b. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van het ontwerpbesluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 50 Overige regels

50.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

50.2 Parkeren
50.2.1 Bepaling met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen. Voor de toepassing dienen de norm uit de kolom 'rest bebouwde kom' gebruikt te worden.

50.2.2 Afwijken van het benodigd aantal parkeerplaatsen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 50.2.1 bepaalde indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.

50.3 Nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen te stellen aan:

  • a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
  • b. de inrichting van terreinen;
  • c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
  • d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 51 Overgangsrecht

51.1 Overgangsrecht bouwen
51.1.1 Algemeen overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
51.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 51.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 51.1.1 met maximaal 10%.

51.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 51.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

51.2 Overgangsrecht gebruik
51.2.1 Algemeen overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

51.2.2 Wijzigen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 51.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

51.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 51.2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

51.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 51.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 52 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Swalmen'.