Plan: | Maasoever |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0957.BP00000146-VG01 |
De Strategische Visie Roermond 2020 beschrijft het gewenste toekomstbeeld van de gemeente Roermond en is vastgesteld op 30 oktober 2008. De visie omvat doelstellingen, standpunten, sterke
punten en onderscheidende kenmerken en betreft een koers tot 2020 op hoofdlijnen. In 2020 dient
Roermond een stad te zijn voor mensen van alle leeftijden, voor alle bevolkingsgroepen, waar het goed wonen, werken, vertoeven en recreëren is. De strategische visie is uitgewerkt in zes aandachtsgebieden waarin de komende jaren geïnvesteerd dient te worden:
De structuurvisie Roermond bevat een 'streefbeeld 2030', waarin Roermond neergezet wordt als een dynamische, compacte kwaliteitsstad aan het water. De visie vormt een belangrijke basis voor het ruimtelijke beleid van de gemeente. De beleidsdoelstellingen richten zich op kwaliteitsverbeteringen van de ruimtelijke structuur, te bereiken door middel van herstructurering, inbreiding en optimale benutting van de beschikbare ruimte. De ligging aan de Maas is van groot belang voor hoogwaardig wonen en recreëren aan en op het water. Het oplossen van knelpunten in de hoofdwegenstructuur en de aanleg van een efficiënt fietspadennetwerk moeten leiden tot een betere bereikbaarheid van de stad.
Het plangebied van dit bestemmingsplan maakt onderdeel uit van Roerdelta. Voor het gebied Roerdelta en zijn relatie met de Maas en Maasplassen wordt aangegeven dat Roermond zich regionaal en boven-regionaal kan profileren. Herstructurering en uitbreiding van het havengebied kan de mogelijkheden voor passanten vergroten. Hiernaast dient ingezet te worden op kwaliteitsverbetering van de aanwezige voorzieningen en het landschap. De ruimtelijk-functionele relatie tussen het waterfront en de binnenstad moet versterkt worden en de toeristische potenties van de Roerkade moeten beter worden benut. Bij de verdere ontwikkeling van Roerdelta moet worden ingezet op functiemenging van wonen en recreëren. Met name de Maasboulevard kan heel aantrekkelijk gemaakt worden door toevoeging van horeca en themagerichte voorzieningen.
In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten. Voor het andere deel van Roerdelta is het bestemmingsplan Roerdelta fase 1 opgesteld. Dit bestemmingsplan maakt wel nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
De Nota integraal horecabeleid beschrijft het horecabeleid van de gemeente Roermond. Het doel van dit beleid is het versterken van toerisme in het kerngebied, een goed evenwicht creëren tussen bedrijvigheid en leefbaar wonen, goede serviceverlening richting ondernemers en streven naar een economisch gezonde en dynamische horecabedrijfstak. In het horecabeleid is aandacht voor de wijze van bestemmen van horecavoorzieningen in nieuwe bestemmingsplannen. In woonwijken worden enkel bestaande horecavoorzieningen positief bestemd zodat uitbreidingsmogelijkheden in de meeste gevallen afwezig zijn. In dit bestemmingsplan zijn de bestaande horecafuncties positief bestemd. Daarnaast is het toevoegen van nieuwe horecagelegenheden binnen het plangebied niet mogelijk gemaakt. Dit is in overeenstemming met het gemeentelijke horecabeleid.
Het Groenstructuurplan van de gemeente Roermond legt op hoofdlijnen beleid vast dat dient te zorgen voor bescherming, ontwikkeling en uitbreiding van groene waarden. Het geeft een lange termijn visie op de wijze waarop groenvoorzieningen in samenhang met andere ruimtelijke functies vorm gegeven dienen te worden. Het groenstructuurplan richt zich daarbij onder andere op de volgende onderdelen:
Groen leent zich bij uitstek om in samenhang met de gebouwde omgeving in de stad of bij kenmerkende situaties in het landelijke gebied, identiteit te verlenen aan een plek. Omvang en soortenkeuze spelen hierbij een belangrijke rol. Het groen neemt daarbij wisselende vormen aan. Groen langs wegen heeft een andere vorm en functie dan het groen rond een speelplek of in een plantenbak in het centrumgebied. Een andere belangrijke functie van het groen is de verbindende waarde of de mogelijkheid om structuren aan te brengen. Groen kan de samenhang van ruimtelijke onderdelen of functies bevorderen en daarmee zorgen voor structuur binnen de opeenvolging van groene waarden in het stedelijk gebied of in het omringende buitengebied.
In het Groenstructuurplan wordt ten aanzien van het plangebied opgemerkt dat met name vanaf Het Steel tot aan de eerste bebouwing langs de Roer waardevolle structuurelementen liggen bestaande uit wegbegeleidende boombeplanting. Langs de Roer zijn zitjes aan het water aangelegd om de Roer toegankelijker te maken. Achter het Witte Kerkje ligt naast de Ster een goed verzorgde speelvoorziening in het groen. Ter hoogte van Over Brugge ligt een driehoekig plein in een karakteristieke vormgeving met natuursteenbestratingen en lindeboombeplanting. Vanaf dit plein is een groene asverbinding met de bebouwing 'Achter de Ster' en aan het waterfront aanwezig. Ook de omgeving van de Vismarkt kent groenvoorzieningen langs de stedelijke Roer die doorlopen tot het clubhuis van roeivereniging Nautilus. De groenvoorzieningen langs de stedelijke Roer en op de privéterreinen in de oude delen van de Voorstad St. Jacob zijn de belangrijkste groenelementen in de wijk.
Het bestemmingsplan maakt ook geen ontwikkelingen mogelijk die de aanwezige groene waarden aantasten. Bovendien kan binnen het bestemmingsplan de kwaliteit van de bestaande groene waarden wel worden verbeterd doordat groen is medebestemd in diverse bestemmingen.
Op 7 juli 2011 heeft de gemeenteraad van Roermond de Nota bodembeheer regio Maas & Roer, gedeelte Roermond inclusief bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Nota is het bodembeleid van de gemeente beschreven. De Nota is opgesteld in samenwerking met de gemeenten Maasgouw, Beesel en Leudal.
De Nota geeft naast een uitwerking van het Besluit bodemkwaliteit ook op eenduidige wijze invulling aan het gemeentelijk bodembeleid, waarin de bodemdoelstellingen binnen de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit gelijk zijn.
De Nota bodembeheer geeft aan hoe moet worden omgegaan met de diffuse bodemverontreiniging. De stedelijke dynamiek wordt aangegrepen om de bodemkwaliteit waar nodig te verbeteren en geschikt te maken voor het gewenste gebruik. In dit kader is de reikwijdte van de Nota bodembeheer beperkt tot die situaties waarbij er een maatschappelijke ontwikkeling gepland is die aanleiding is om eisen te stellen aan de bodemkwaliteit, de zogenaamde 'nieuwe situaties'.
De Nota bodembeheer bevat het toetsingskader voor de te hanteren bodemkwaliteit afhankelijk van de nieuwe functie en de huidige bodemkwaliteit, de zogenaamde dubbele toets. De volgende kwaliteitsklassen worden gehanteerd: Wonen, Industrie en Overig (landbouw en natuur). Op grond van de bodemfunctiekaart is het plangebied, met uitzondering van het noordelijk deel, ingedeeld in de functie 'wonen'. Het noordelijk deel van het plangebied (vanaf Buitenop en ten noorden van de N280) is ingedeeld in de functie 'industrie'.
Aangezien het voorliggende plan een beheersplan betreft en geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen worden meegenomen bestaat er vanuit de Nota bodembeheer geen beletsel.
De nota perifere detailhandel gemeente Roermond beschrijft het beleid voor de aan de rand van het stadscentrum gelegen detailhandel. In de nota perifere detailhandel wordt het plangebied aangemerkt als mogelijke locatie waarin het thema 'recreatie en (water)sport' verder uitgewerkt zou kunnen worden. Momenteel zijn reeds diverse bedrijven in dit thema ter plekke gevestigd en vinden watersportactiviteiten en detailhandel plaats. De bestaande situatie van de bedrijfsactiviteiten wordt vastgelegd en draagt daarmee bij aan het behoud van het bestaande bedrijvenaanbod in het plangebied en aan de doelstellingen uit de nota om aan de ruimtebehoefte te voldoen.
De Parkeernota Roermond is op 29 juni 2006 door de gemeenteraad van Roermond vastgesteld. Doel van deze nota is om voldoende parkeerplaatsen op de juiste locaties in de stad te realiseren. Het parkeerbeleid van de gemeente Roermond vormt zowel een volgend als een sturend beleid. Met een sturend beleid wil de gemeente het selectief gebruik van de auto bevorderen. Dit wordt toegepast op de functies werken, winkelen en recreëren. Bij de functie wonen wordt een volgend beleid toegepast dat inspeelt op de vraag naar parkeerplaatsen. Een sturend beleid weerhoudt burgers in die situatie niet om een tweede auto te kopen waardoor parkeerproblemen ontstaan. Bij het opstellen van bestemmingsplannen en de bouwverordening worden parkeernormen gehanteerd als norm voor het minimum aantal te realiseren parkeerplaatsen voor een gebouw of functie binnen een plangebied. Daarbij gaat het om nieuw te realiseren bestemmingen; bij bestaande bebouwing blijft de parkeernorm gehandhaafd die bij het vaststellen van het oorspronkelijke bestemmingsplan is vastgesteld. Het aantal parkeerplaatsen is afhankelijk van de functie en omvang van het gebouw of de functies binnen het plangebied.
De parkeerkencijfers van het CROW worden beschreven in publicatie nummer 182 ‘Parkeerkencijfers Basis voor parkeernormering’ en in het nieuwe ASVV 2004. Deze parkeerkencijfers zijn echter niet concreet, maar vormen een hulpmiddel bij het vaststellen van lokale parkeernormen. Het is daarom noodzakelijk om de kencijfers van het CROW te vertalen naar parkeernormen voor de Roermondse situatie, iets wat ook door het CROW wordt aanbevolen. De parkeerkencijfers van CROW zijn niet overal in Nederland hetzelfde. De parkeerbehoefte is immers afhankelijk van de locatie van de voorziening en van het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerswijze. Daarom wordt door CROW onderscheid gemaakt naar de stedelijkheidsgraad van de kern waarin de locatie zich bevindt en wordt tevens onderscheid gemaakt naar de zone binnen de kern waarin de voorziening gelegen is. Tevens wordt aan de gemeente de ruimte gegeven om een sturend of een vraagvolgend beleid te voeren door een bandbreedte aan te geven bij de parkeerkencijfers. De mate van stedelijkheid wordt bepaald op basis van de omgevingsadressendichtheid, oftewel het aantal adressen per km2 binnen de bebouwde kom.
In de publicatie van het CROW wordt de mate van stedelijkheid in vijf categorieën verdeeld:
Binnen Roermond geldt een omgevingsadressendichtheid van 1.200 adressen/km2. Daarmee wordt Roermond als matig stedelijk aangemerkt. In Roermond worden drie zones onderscheiden:
Voor het plangebied gelden de normen uit de categorie 'schil/overloopgebied'. De parkeernormen uit de parkeernota zijn verankerd in de regels van dit bestemmingsplan.
In de nota archeologie is de gemeentelijke archeologievisie en het beleid voor de komende jaren geformuleerd (vastgesteld op 7 juli 2011). Leidraad daarbij is dat archeologie een integraal onderdeel vormt bij afwegingen betreffende de ruimtelijke ordening. In 2008 is de Archeologieatlas vastgesteld door de gemeenteraad. Deze Atlas vormt de basis voor het archeologiebeleid dat transparant is voor burgers en investeerders en verantwoord omgaat met het ondergrondse erfgoed. Op basis van de Atlas is de Beleidskaart Archeologie opgesteld. Op deze kaart wordt een onderscheid gemaakt in drie gebieden. In het plangebied zijn de gebieden gelegen aangeduid als 'archeologisch waardevol gebied' en 'historische kern'. Daarnaast is een klein deel van het plangebied gelegen binnen 'overige gebieden'. Per gebied worden verschillende eisen gesteld aan archeologisch onderzoek. In de nota archeologie worden de drie fasen van archeologisch onderzoek beschreven. De eerste fase betreft het vooronderzoek. De tweede fase betreft het uitvoeren van vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. De laatste fase is een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische opgraving. Uit de in het bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemmingen blijkt of een vooronderzoek noodzakelijk is. Uit het vooronderzoek blijkt of verder onderzoek moet plaatsvinden. Voor het archeologisch vervolgonderzoek zijn de in de nota opgenomen onderzoekthema's van belang.
Dit bestemmingsplan is een beheersplan waardoor geen archeologisch onderzoek nodig is. Binnen het plangebied zullen in beginsel geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Mogelijk voorkomende archeologische waarden worden beschermd via dubbelbestemmingen.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid.
Op bovenstaande categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor transport over weg, water en spoor staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs), die op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid'. Het beleid met betrekking tot het gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Besluit externe veiligheid buileidingen (Bevb), dat op 1 januari 2011, in werking is getreden is het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het transporteren van gevaarlijke stoffen door buileidingen weergegeven.
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groeprisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.
Verantwoordingsplicht
Voor elke significante verandering van het groepsrisico in het invloedsgebied dient verantwoording afgelegd te worden, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering in de besluitvorming betrokken is. Naast de omvang van het groepsrisico dienen andere kwalitatieve aspecten meegewogen te worden in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen onder andere zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Een verplicht onderdeel in invulling van de verantwoordingsplicht is advies vragen aan de regionale brandweer.
Visie externe veiligheid Roermond
De Visie externe veiligheid Roermond (kortweg Visie) is op 10 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Visie zijn de ambities en de visie van de gemeente Roermond geformuleerd die gebruikt worden bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente. Bovendien zijn in de Visie planologische kaders opgesteld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In het kader van het opstellen van de Visie externe veiligheid Roermond zijn risicovolle inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen in de gemeente geïnventariseerd.
Op 26 augustus 2009 heeft de raad het Mobiliteitsplan 2020 vastgesteld. Het plan is een actualisering van de nota Verkeer en Vervoer. De verschillende ontwikkelingsambities van de gemeente brengen extra verkeersbewegingen met zich mee. Om deze ambities te kunnen verwezenlijken is een verkeerssysteem noodzakelijk dat is afgestemd op deze ambities. Met behulp van het geactualiseerde verkeersrekenmodel zijn de verwachte verkeersknelpunten zichtbaar gemaakt. De verwachte knelpunten en de geformuleerde doelstellingen zijn vertaald in concrete maatregelen en projecten. Het realiseren van de doelstellingen kan via meerdere wegen, daarom is een aantal varianten opgesteld. Deze vormen een voorwaarde om de vastgestelde streefbeelden te bereiken. Ongeacht de uiteindelijke variantkeuze moeten deze worden uitgevoerd. Samenvattend houden deze basismaatregelen het volgende in:
Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die extra verkeersbewegingen mee brengen. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden om binnen de bestemmingen te voldoen aan de meeste in het mobiliteitsplan gestelde basismaatregelen.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 27 juni 2006 de beleidsregel ‘Aan huis gebonden beroepen en kleine economie’ vastgesteld. Hierin wordt aangegeven welke bedrijfsmatige activiteiten als een aan huis gebonden beroep en welke als zogenaamde ‘kleine economie’ beschouwd kunnen worden.
Aan huis gebonden beroepen
De zogenaamde aan huis gebonden beroepen vallen binnen de woonbestemming als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Voor de toepassing van de beleidsregel wordt als definitie aangehouden: “de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.”. De zogenaamde vrije beroepen, die onderdeel uitmaken van de aan huis gebonden beroepen, worden geacht binnen de woonbestemming te passen als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Onder vrije beroepen worden onder meer begrepen de beroepen van arts, advocaat, notaris en makelaar.
Kleine economie
Overige bedrijvigheid die niet valt onder de aan huis gebonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen is, wordt aangemerkt als kleine economie. De definitie van kleine economie is: “bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.”. De activiteiten die tot de kleine economie behoren zijn niet rechtstreeks toegestaan binnen de woonbestemming. Wel is het mogelijk een omgevingsvergunning te verlenen. Voorwaarde daarbij is dat de ruimtelijke uitwerking overeenkomt met die van de aan huis gebonden beroepen. De uitoefening van deze beroepen mag immers niet ten koste gaan van een goed woon- en leefmilieu in de omgeving. Ter invulling hiervan worden bij de afweging om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen, de volgende voorwaarden aangehouden:
De hiervoor beschreven regeling is in de planregels van dit bestemmingsplan verwerkt. In de planregels is een afwijkingsmogelijkheid van de gebruiksregels opgenomen om nieuwe bedrijvigheid, die valt onder de categorie 'kleine economie', toe te staan.
Bij besluit van 7 november 2006 is door het college van de gemeente Roermond besloten in te actualiseren bestemmingsplannen een regeling op te nemen ten aanzien van evenementen. Aan de betreffende bestemmingen dient aan de bestemmingsomschrijving toegevoegd te worden dat het houden van evenementen toegestaan is, zodat dit rechtstreeks mogelijk is, zonder afzonderlijke procedures te volgen. Voorgesteld wordt de bedoelde verruiming van de bestemming toe te passen bij gronden met een openbare functie in het stedelijk gebied en die nu reeds gebruikt worden voor het houden van evenementen, zoals straten, pleinen en groenvoorzieningen. Het betreft dan onder meer gronden met de bestemming ‘verkeersdoeleinden’ en ‘groenvoorziening’. De regeling ‘Evenementen’ is opgenomen in de planregels van dit bestemmingsplan.