Plan: | Maasoever |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0957.BP00000146-VG01 |
Het vigerende nationale beleidskader wordt gevormd door de Nota Ruimte, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland zijn vastgelegd. Daarbij gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende functies op het beperkte oppervlak in Nederland. Daarbij richt het kabinet zich op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.
In het kader van het ruimtelijke beleid hanteert het kabinet het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Verantwoordelijkheden worden zoveel mogelijk op decentraal niveau neergelegd. Om uitvoering en kwaliteit van deze decentrale verantwoordelijkheden te waarborgen is in de Nota een basiskwaliteit vastgelegd in de vorm van een ondergrens, die geldt voor alle ruimtelijke plannen.
Wat betreft de leefbaarheid van dorpen en steden wordt in de Nota Ruimte opgemerkt dat bundeling van verstedelijking en economische activiteiten gewenst is. Dat betekent dat nieuwe functies of bebouwingen grotendeels geconcentreerd tot stand moeten komen: in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters daarbuiten. Uitgangspunt is dat gemeenten voldoende ruimte krijgen om te voorzien in woningbouw voor de natuurlijke bevolkingsaanwas en te voorzien in aanwezige woningbehoefte. Hierbij geldt als streven om een flink deel van de woningbehoefte door middel van benutting van bestaand bebouwd gebied te realiseren. In geval van functieverlies vormt transformatie een goede mogelijkheid om vrijkomende gronden te benutten voor woningbouw.
Door het beheersmatige karakter van dit bestemmingsplan zijn binnen het plangebied geen grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen of wijzigingen in gebruik mogelijk. Binnen de bestaande bestemmingen is een omschakeling naar een andere functie toegestaan. Hiermee kan de kwaliteit en behoefte van de woningvoorraad en vestigingsklimaat voor bedrijven worden gewaarborgd. Het plan voldoet daarmee aan de beleidslijnen die de Nota Ruimte stelt.
De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in het POL2006 uitgewerkt.
De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura-2000-gebieden en de beschermde natuurmonumenten. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of beschermd Natuurmonument) zijn vergunningplichtig. De EHS is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot de EHS. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats door de uitwerking van het provinciaal beleid in gemeentelijke bestemmingsplannen.
De Roer is gedeeltelijk in het plangebied gelegen. De Roer is een onderdeel van het Natura 2000-gebied Roerdal (Habitatrichtlijngebied 150). De kwaliteit van leefgebieden van beschermde soorten in Natura 2000-gebieden mag niet verslechteren. Verder mogen geen storende factoren in of buiten de gebieden optreden die significante negatieve gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstelling van het gebied. Met dit bestemmingsplan worden geen grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt waardoor geen storende factoren optreden voor het Natura 2000-gebied Roerdal.
Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden opgenomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Door de dreigende overstromingen van de grote rivieren in 1993 en 1995 is duidelijk geworden dat anders met de ruimte voor afvoer en berging van (rivier)water omgegaan moet worden. Er is meer ruimte voor de rivier nodig. In 1996 is daarom de Beleidslijn ruimte voor de rivier tot stand gekomen welke in 2006 vervangen is door de Beleidslijn grote rivieren.
Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. De Beleidslijn grote rivieren probeert initiatieven waarbij het rivierbelang mede gewaarborgd is, tot uitvoer te laten komen.
Voor de Beleidslijn gelden twee concrete doelstellingen:
Het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren omvat het gehele rivierbed, waarvoor de Waterwet van toepassing is. Het toepassingsgebied is, met daarbij de te onderscheiden gebiedsdifferentiatie naar ‘stroomvoerend’ en ‘bergend’ regime op kaarten weer gegeven. Deze kaart is onderdeel van de beleidsregel. In figuur 2 is de voor Maasoever relevante kaart weergegeven. Zoals te zien is, is zowel het stroomvoerend regime, als het waterbergend regime op delen van het plangebied van toepassing.
Figuur 2: Uitsnede kaart Beleidslijn grote rivieren
De Beleidslijn is van toepassing op alle nieuwe activiteiten en wijzigingen van bestaande activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. De Beleidslijn biedt een afwegingskader voor het bouwen in het rivierbed van rivieren waaronder de Maas. Of er in het rivierbed gebouwd mag worden, hangt onder meer af van de vraag of er gebouwd wordt voor een riviergebonden activiteit, en de effecten op de afvoercapaciteit.
In de regeling wordt een onderscheid gemaakt tussen 3 soorten gebieden: stroomvoerend regime, bergend regime, en gebieden waar paragraaf 6, hoofdstuk 6 van het Waterbesluit (voorheen artikel 2a Wbr) van toepassing is. Voor wat betreft gebieden onder een bergend regime zijn alle activiteiten toegestaan mits ze kunnen voldoen aan de gestelde rivierkundige randvoorwaarden. Onder het stroomvoerend regime zijn enkel zogenaamde riviergebonden activiteiten toegestaan. De lijst met dit type activiteiten is beperkt en limitatief. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan activiteiten als de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken of de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart.
Bij de gebieden waar paragraaf 6, hoofdstuk 6 van het Waterbesluit van toepassing is, hoeft niet te worden getoetst aan de Beleidslijn grote rivieren. Dit zijn gebieden die weliswaar deel uitmaken van het rivierbed, maar waar geen vergunningplicht op grond van de Waterwet geldt. Bouwen binnen deze gebieden is op eigen risico en verantwoordelijkheid. Het Rijk kan niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele schade voortkomend uit bouw binnen deze gebieden. Eventuele schade kan niet op het Rijk worden verhaald.