Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Vrijveld Lommerveld
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0957.BP00000130-VG01

Artikel 12 Woongebied

12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven, alsmede aan huis verbonden beroepen;
  2. detailhandel, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  3. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  4. detailhandel in caravans, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - caravanhandel';
  5. horeca', categorie 2, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  6. maatschappelijke functies in de vorm van activiteiten gericht op sociaal en medische dienstverlening, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  7. een praktijk voor orthodontie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  8. een werkplaats voor het uitvoeren van orthopedische werkzaamheden en reparatie van schoenen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schoenmaker';   
  9. een tunnel voor het wegverkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';
met daarbij behorende:
  1. verkeersvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' ook in de vorm van een parkeergarage;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. evenementen.
12.2.1 Gebouwen
  1. het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen en/of toevoegen van nieuwe woningen is binnen deze bestemming niet toegestaan, behoudens herbouw en het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 sub b, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  2. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaand bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan met niet meer dan 20% wordt vergroot; 
  3. gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  4. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gelijk aan de voorgevel van de hoofdgebouwen op de belendende percelen binnen deze bestemming gesitueerd, met dien verstande dat, wanneer de voorgevels van de belendende percelen niet in dezelfde lijn zijn gelegen, de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gesitueerd binnen de zone tussen de voorgevels op de belendende percelen;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat;
  6. de afstand van de hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient voor vrijstaande gebouwen tenminste 2,50 meter en voor geschakelde gebouwen aan de niet aangebouwde zijde van het hoofdgebouw tenminste 2,50 meter te bedragen;
  7. het maximale bebouwingspercentage bedraagt:
    1. per bouwperceel voor woondoeleinden tot 200 m2 maximaal 70%;
    2. per bouwperceel voor woondoeleinden tussen 200 m2 en 400 m2 maximaal 60%;
    3. per bouwperceel voor woondoeleinden tussen 400 m2 en 600 m2 maximaal 50%;
    4. per bouwperceel voor woondoeleinden groter of gelijk aan 600 m2 maximaal 40%.
12.2.2 Bijgebouwen
  1. bijgebouwen worden tenminste 3,00 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde gelegen open stallingsruimte voor personenauto's betreft;
  2. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel tot en met 700 m2 ten hoogste 70 m2, waarbij het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 onder g, van overeenkomstige toepassing is;
  3. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel groter dan 700 m2 ten hoogste 10% van de totale oppervlakte per bouwperceel, met en maximum van 200 m2, waarbij het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 onder g, van overeenkomstige toepassing is;
  4. de maximale goothoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 2,70 meter en de maximale bouwhoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 5,00 meter;
  5. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen zonder kap bedraagt 3,00 meter;
  6. de goothoogte van bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarbij de hoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde voor de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter bedragen, mits deze ten minste 1,00 meter achter de perceelsgrens wordt geplaatst;
  2. in afwijking van het bepaalde in artikel 12 lid 2.3 sub a, bedraagt de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de tunnel voor het wegverkeer maximaal 10,00 meter.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
  1. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
  2. de inrichting van terreinen;
  3. de bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) en de hoogte van gebouwen;
  4. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 2.3 sub a, voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:
  1. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
  2. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van (vrijstaande) gebouwen voor :
  1. zelfstandige bewoning;
  2. als afhankelijke woonruimte.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
12.6.1 Kleine economie
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 12 lid 1 voor de uitoefening van bedrijven, vallende onder de kleine economie, met dien verstande dat:
  1. geen onevenredige hinder mag worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  2. door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig mag veranderen, dat het karakter ervan geheel of gedeeltelijk verloren gaat, dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  3. de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, niet meer dan 50% van de begane grond en maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedraagt en de totale oppervlakte van de activiteit niet meer bedraagt dan 25 m²;
  4. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  5. de uitvoerder van de activiteiten op hetzelfde perceel woont;
  6. detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor de ontheffing wordt verleend;
  7. activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig  of activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevinsrecht vergunningplichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, of daarmee qua aard en invloed op de woonomgeving vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.
12.6.2 Afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 5 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of een gedeelte van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte voor het verlenen van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. er is sprake van een objectieve indicatiestelling waaruit de noodzaak van zorg blijkt;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  3. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  4. de vloeroppervlakte van de afhankelijke woonruimte bedraagt maximaal 70 m2;
  5. de afhankelijke woonruimte mag niet worden gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijvoorbeeld een stacaravan);
  6. er mag geen tweede zelfstandige woning ontstaan;
  7. per bouwperceel kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  8. de omgevingsvergunning vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg voor de desbetreffende persoon komt te vervallen;
  9. in zeer uitzonderlijke situaties kan van bovenstaande voorwaarden worden afgeweken.