direct naar inhoud van Artikel 20 Algemene afwijkingsregels
Plan: Kapel in 't Zand
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000126-VG01

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

20.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken:

20.1.1 Algemene afwijking 15%

Van de desbetreffende bepalingen van het plan voor het met 15% afwijken van de toegelaten maximum maten ten aanzien van enige maatvoering.

20.1.2 Afwijkingen c.q. overschrijdingen bestemmingsgrenzen

Voor geringe afwijkingen c.q. overschrijdingen van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

20.1.3 Zend-, ontvangst- en/of sirenemasten

Voor het oprichten van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15,00 m voor privé-gebruik en niet meer dan 40,00 m voor gemeenschappelijk gebruik.

20.1.4 Waterretentiebekkens

Voor het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud niet meer bedraagt dan 4.000 m³;
  • b. ingeval van ondergrondse bekkens:
      • de bovenzijde van de bekkens minimaal 0,50 m onder het aangrenzende maaiveld blijft;
      • de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn.

20.1.5 Evenementen

Voor evenementen, voorzover:

  • a. de in de bestemmingsomschrijving beschreven gebiedswaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. er geen mogelijkheid aanwezig is om het evenement te houden op het binnen de gemeente aangewezen evenemententerrein of het terrein niet geschikt is voor dit specifieke evenement.


20.2 Voorwaarden afwijkingsmogelijkheden
  • a. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de onder 20.1.3. en 20.1.4. bedoelde bouwwerken en voorzieningen ten einde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
  • b. De in 20.1 genoemde afwijkingen door middel van een omgevingsvergunning mogen slechts worden verleend indien hierdoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.