Plan: | BP Kleine kernen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0951.BPkleinekernen-VA08 |
De voor 'Waterstaat – Erosie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor maatregelen en voorzieningen voor het bestrijden en voorkomen van:
een en ander op basis van de Erosieverordening.
Binnen 'Waterstaat-Erosie' wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen, opgenomen in het convenant “Versterking aanpak bodemerosie en wateroverlast 2000", of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader, alsmede aan de uit dit convenant voortvloeiende Erosieverordening van het Hoofdproductschap voor de akkerbouw (HPA), of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader, en de Keur van het Waterschap.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan gebruik van de grond voor en/of als:
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 26.2 en 29.3 ten behoeve van het uitoefenen van het gebruik, zoals beschreven onder 26.2.1 en het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zoals beschreven onder 29.3.1, mits voor de desbetreffende percelen voldoen aan de regelgeving omtrent erosie.
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid de in artikel 33.1 gegeven procedure.
Het is verboden op of in de tot 'Waterstaat – Erosie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 26.4.1. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind. Een en ander met een onderbouwing te worden aangetoond.
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning de procedure zoals vervat in artikel 3.18 Wro.