Artikel 18 Waarde - Archeologie
De regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van het bestemmingsplan 'Buitengebied Nederweert', vastgesteld door de gemeenteraad van Nederweert op 24 november 2009, zoals onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 oktober 2011 (zaaknummer 201000964/1/R3) blijven van toepassing, met dien verstande dat:
- in artikel 18.4.2. sub b de onderdelen 1, 2 en 3 worden vervangen door nieuwe onderdelen 1, 2 en 3, die als volgt luiden:
"1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. In dit geval worden aan de vergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden."
- in artikel 18.5.3. sub a en sub b alsmede de daarna volgende tekstpassage luidende "Alvorens de aanlegvergunning te verlenen,....bij de vergunning te stellen kwalificaties" worden vervangen door een nieuw sub a en sub b, die als volgt luiden:
"a. uit gemeentelijk archeologisch beleid blijkt dat geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is, of
b. uit archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en zo nodig zeker is gesteld. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. In dit geval worden aan de vergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden."