direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijventerrein
Plan: Gebbelsweg 9 en Kreijelmusweg 4
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0946.BPGebbelsweg92012-VA01

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven of inrichtingen, welke voorkomen in de categorieën 2 en 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, welke als bijlage 2 in deze regels is opgenomen alsmede daarmee naar aard vergelijkbare bedrijven of inrichtingen;
  • b. de bestaande bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. opslagdoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • d. de landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie en waterhuishoudkundige voorzieningen, een en ander overeenkomstig het landschap- water- en natuurontwikkelingsplan zoals weergegeven in bijlage 1 bij de regels, ter plaatse van de aanduiding 'groen'.
5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van het in 5.1.1 toegestane gebruik:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. één bedrijfswoning per bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ten behoeve van de in 5.1.1 bedoelde doeleinden;
  • c. bijgebouwen ten behoeve van de onder b genoemde functie;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen en erven;
  • f. wegen, verhardingen en parkeer- en groenvoorzieningen;
  • g. doeleinden van openbaar nut.
5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', mag niet worden overschreden;
  • b. de maximale bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte', mag niet worden overschreden.
  • c. bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • d. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen dient minimaal 5 m te bedragen.
5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een bedrijfswoning mag worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen;
  • c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat:
    • 1. de goothoogte van een bedrijfswoning niet meer dan 7 m mag bedragen;
    • 2. een bedrijfswoning dient te worden afgedekt met een plat dak of met ten minste 2 hellende dakvlakken waarvan de helling niet meer dan 60º mag bedragen.
5.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij niet-inpandige bedrijfswoningen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag per bedrijfswoning maximaal 100 m² bedragen;
  • c. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen dient minimaal 5 m te bedragen;
  • d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,50 m bedragen;
  • e. de nokhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3,50 m mag bedragen en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend maximaal 6 m mag bedragen, behoudens het onder 2 bepaalde;
    • 2. indien de betreffende gebouwen aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, mag de hoogte maximaal 6 m bedragen;
    • 3. bijgebouwen mogen uitsluitend minimaal 3 m achter de voorgevellijn worden opgericht.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de hoogte maximaal 3 m mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. erfafscheidingen die maximaal 2 m hoog mogen zijn;
  • b. voorzieningen voor de openbare verlichting die maximaal 8 m hoog mogen zijn;
  • c. antennes en antennemasten die maximaal 12 m hoog mogen zijn;
  • d. silo's of daarmee vergelijkbare voorzieningen die maximaal 10 m hoog mogen zijn.
5.2.6 Bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut geldt dat de inhoud maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk mag bedragen en de hoogte mag maximaal 3 m bedragen.

5.2.7 Landschappelijke inpassing

Het oprichten van gebouwen op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing en waterhuishoudkundige voorzieningen conform het landschap- water- en natuurontwikkelingsplan zoals weergegeven in bijlage 1 bij de regels, zijn uitgevoerd en/of in stand worden gehouden.

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. bebouwing;
    • 2. verhardingen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 10% regeling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de in deze regels voorgeschreven minimum en maximum maten, aantallen en percentages met niet meer dan 10%, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels al anderszins kan worden afgeweken. De omgevingsvergunning mag slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4.2 Voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning (voorheen: ontheffing) verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.5 voor het bouwen van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, met dien verstande dat:

  • a. deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn;
  • b. de hoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 15 m;
  • c. Burgemeester en Wethouders bij het verlenen van de omgevingsvergunning voorwaarden kunnen stellen ten aanzien van de situering van de in de aanhef van dit artikel bedoelde antennes, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4.3 Afwijken ten behoeve van minimale afstand tot zijdelingse en achterste perceelsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning (voorheen: ontheffing) verlenen voor afwijking van het bepaalde:

  • a. in artikel 5.2.2 onder d ten behoeve van een minimale afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen van 3 m;
  • b. in artikel 5.2.4 onder c ten behoeve van een minimale afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen van 3 m.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Algemeen

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

5.5.2 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:

  • a. de gronden voor de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis, anders dan als onderdeel van het toegestane gebruik;
  • b. de gronden voor de opslag van rij- of voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of daaruit reeds gesloopte materialen;
  • c. de gronden en bouwwerken als verkooppunt voor motorbrandstoffen
  • d. gebouwen voor een speelautomatenhal;
  • e. bouwwerken voor zelfstandige bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. bouwwerken voor de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, tenzij dit krachtens een omgevingsvergunning voor afwijking van de regels is toegestaan;
  • g. de gronden en gebouwen voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • h. de gronden en gebouwen voor detailhandel;
  • i. de gronden en gebouwen voor horecadoeleinden.
5.5.3 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing en de waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bedoeld in artikel 5.1.1 onder d en conform het landschap- water- en natuurontwikkelingsplan zoals weergegeven in bijlage 1 bij de regels, zijn uitgevoerd en/of in stand worden gehouden.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.1.1 ten behoeve van:

  • a. het vestigen van een bedrijf of inrichting, welke voorkomt in categorie 4 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, welke als bijlage 2 in deze regels is opgenomen, alsmede daarmee naar aard vergelijkbare bedrijven of inrichtingen;
  • b. het uitoefenen van detailhandel in:
    • 1. grove bouwmaterialen;
    • 2. landbouwmachines;
    • 3. brand- en explosiegevaarlijke stoffen
    • 4. handel in tweedehands auto's.
  • c. verkoop van goederen, die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met de hiervoor onder b bedoelde goederen, mits deze detailhandel als een ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • d. ter plaatse vervaardigde, bewerkte en herstelde goederen, als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;

Met dien verstande dat de onder a, b en c bedoelde omgevingsvergunningen slechts verleend mogen worden, indien voldoende parkeergelegenheid en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.