Plan: | Ruimtelijke onderbouwing Haver, perceel K2, Leveroy |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0946.BAHaver2016-VA01 |
Voor een perceel aan de Haver te Leveroy is een bouwplan ontwikkeld dat wat betreft maatvoering niet past binnen het vigerende bestemmingsplan Kern Leveroy, vastgesteld door de gemeenteraad van Nederweert op 1 februari 2011. Om het bouwplan toch mogelijk te maken, is deze ruimtelijke onderbouwing opgesteld ten behoeve van het buitenplans afwijken ingevolge artikel 2.10 lid 1 onder c en lid 2.12 lid 1 onder a, sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het projectgebied is gelegen aan de zuidwestzijde van de kern Leveroy binnen de uitbreidingslocatie Leiverse Velden ter plaatse van de voormalige voetbalvelden van S.V. Leveroy. Het betreft een perceel op de hoek van de Haver en Graanmolen.
Luchtfoto projectgebied (© Globespotter Cyclomedia, 2015), bouwplanloctie rode ster.
Het bouwplan voorziet in een vrijstaande woning binnen het project Leiverse Velden in de kern Leveroy. Zie de onderstaande tekening voor het totale bouwproject voor deze fase.
Bouwproject Leiverse velden (perceel K2)
De onderhavige woning is gelegen op een hoekpeceel. De woning wordt uitgevoerd in twee bouwlagen, afgetopt met een schilddak en aan de voorzijde een klein steekdak. De goothoogte van de nieuwe woning betreft 5,70 meter, terwijl de bouwhoogte 9,20 meter hoog is. De nokrichting van de woning loopt parallel aan de Haver. De voorgevel van de woning komt op 7,09 meter van de weg te liggen, waarbij het deel van de gevel dat naar voren steekt op 6,49 meter uit de weg komt te liggen. De afstand van de voorgevel tot de voorgevelrooilijn bedraagt daarmee maximaal 2,20 meter. De afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens is op enig punt 2,70 meter.
Aan de woning wordt een garage gebouwd met daarboven in de kap (zadeldak) een zolderruimte. De goothoogte van de garage is 3 meter en de bouwhoogte 5 meter.
Het perceel waarop het bouwplan wordt gesitueerd heeft een omvang van circa 609 m2.
Voorgevel
Achtergevel
Doorsneden
Situering voorgevel
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het ministerie van Infrastructuur & Milieu heeft op 13 maart 2012 de structuurvisie Infrastructuur & Ruimte "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig" vastgesteld. De definitieve structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.
In de structuurvisie geeft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Hierbij staat kwaliteit voor kwantiteit centraal. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de Rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de structuurvisie maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid en welke instrumenten voor deze belangen door de Rijksoverheid worden ingezet. Het Rijk heeft daarvoor 3 hoofddoelen geformuleerd:
Daarbij zijn 13 nationale belangen benoemd; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale inpassingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met het Barro geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast.
Een belangrijk instrument is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen op basis van deze ladder te worden gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ruimtevraag, de beschikbare ruimte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.
Het Rijk biedt bij de doorwerking van de nationale belangen de provincie en de gemeente ruimte om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geeft ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling. Het Rijk geeft daarbij aan dat er ten alle tijde sprake moet zijn van een optimale inpassing en bereikbaarheid.
Tot slot is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van.
De ontwikkeling die met deze omgevingsvergunning mogelijk wordt gemaakt doet op geen enkele wijze afbreuk aan het ruimtelijk beleid van het rijk. Het Rijksbeleid vormt dan ook geen belemmering voor het planvoornemen. Op de ladder voor duurzame verstedelijking wordt in paragraaf 4.6 nader ingegaan.
Provincaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) en Omgevingsverordening Limburg
Op 12 december 2014 hebben Gedeputeerde Staten het POL2014, met bijbehorend Plan-MER, de omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal verkeers- en vervoersprogramma vastgesteld. Allemaal als onderdeel van deze integrale omgevingsvisie.
Het POL 2014 omvat een visie waarin wordt uiteengezet wat nodig is om de kwaliteit van onze fysieke leefomgeving te verbeteren voor de komende 10 jaar. Het is een visie waarin uitnodiging en inspiratie centraal staan. De ambitie is een voortreffelijk leef- en vestigingsklimaat te creëren, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg. Deze ambitie vraagt om een krachtig omgevingsbeleid, dat is vastgelegd in het POL en focust op de fysieke aspecten van het leef- en vestigingsklimaat.
Deelgebied
De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL 2014 zeven deelgebieden onderscheiden. Het projectgebied is gelegen in deelgebied "Overig bebouwd gebied". Dit betreft gemengde woon-/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. Accenten zijn gelegen in de thema's transformatie regionale woningvoorraad, bereikbaarheid, balans vooorzieningen en detailhandel, stedelijk groen en water alsmde kwaliteit leefomgeving.
Uitsnede POL-kaart 'zonering Limburg'
Wonen
De ambitie is een voortreffelijk woon- en leefklimaat, waar mensen zich prettig voelen. De Limburgse woningmarkt biedt voldoende woningen van de juiste kwaliteit op de juiste plek. De woningvoorraad biedt voldoende mogelijkheden voor doorstromingen, is toekomstbestendig en kan flexibel inspelen op (veranderende) woonwensen.
De Limburgse woningmarkt moet kwalitatief en kwantitatief de sprong maken naar een nieuwe werkelijkheid. Kwantitatief ligt er een aanzienlijke opgave om ervoor te zorgen dat de woningmarkt aansluit bij de demografische ontwikkeling.
De kwalitatieve opgave is mogelijk nog uitdagender. Allereerst gaat het daarbij om het toekomstbestendig houden en maken van de bestaande woningvoorraad. Deze kwalitatieve opgave moet, gezien de afnemende kwantitatieve vraag, vooral gerealiseerd worden in de bestaande woningvoorraad, waarbij nieuwbouw (in de vorm van uitbreiding dan wel vervanging) vooral moet worden ingezet om te voorzien in de vraag naar datgene waaraan ook op langere termijn het meest behoefte bestaat.
Noord-Limburg kenmerkt zich door een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Er dient een transformatie van de bestaande woningvoorraad plaats te vinden, aangezien er nauwelijks bevolkingsgroei meer is. Daarbij zal primair worden gekozen voor inbreiding, aanpassing en functieverandering en slechts beperkte uitbreiding in de nabijheid van kleine kernen. Uitbreiding via uitleggebieden slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, met als uitgangspunt bouwen voor eigen behoefte. Hierbij is aandacht voor huisvesting van bijzondere doelgroepen (woonurgenten) en de aanpak van leegstand.
Regionaal watersysteem
Het projectgebied is aangewezen als Waterbeheer bebouwd gebied.
Uitsnede POL-kaart 'regionaal watersysteem"
Een schoon, gezond, duurzaam, klimaatrobuust regionaal watersysteem vormt samen met het natuurnetwerk het fundament onder het vestigingsklimaat in Limburg. Rivier- en beekdalen zijn toegerust op extreme perioden van wateroverlast en droogte, waarbij overstromingsrisico’s en perioden met watertekort maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Diverse vormen van klimaatbuffers zijn aanwezig voor het opvangen van wateroverlast en watertekort in landelijk en stedelijk gebied, en het mitigeren van hittestress in steden en dorpen.
De provincie stemt haar waterbeheer af met de aangrenzende provincies teneinde tot optimalisatie van het doelbereik te komen.
De opgave is te komen tot robuuste en natuurlijk functionerende, veerkrachtige watersystemen, waardoor risico’s op wateroverlast en watertekort verminderen en ook bij klimaatverandering beheersbaar en maatschappelijk acceptabel blijven. Er dient voldaan te worden aan de regionale normering voor wateroverlast.
De provincie streeft naar ontwikkeling, herstel en behoud van de kwaliteit van onze natuurbeken en natte natuurgebieden binnen het provinciaal natuurnetwerk, waarbij tenminste voldaan wordt aan de normen van de Kaderrichtlijn Water (KRW).
Afvoer van water uit bebouwd gebied wordt beperkt door het afkoppelen en vervolgens laten infiltreren van regenwater. Gemeenten dienen bij nieuwbouw en herstructurering 100% af te koppelen.
De voorkeursvolgorde is: zoveel mogelijk vasthouden/infiltreren, als dat niet kan dan bergen en pas als laatste optie het afvoeren van het gescheiden regenwater. Gemeentelijke overstorten van het riool op het oppervlaktewater dienen sterk verminderd te worden en op de lange termijn zoveel mogelijk te worden opgeheven om aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water te kunnen voldoen. Dit draagt zowel bij aan een gezonder watersysteem en leefklimaat als ook aan de beperking van wateroverlast.
Natuur en landschap
Ter plaatse of in de directe nabijheid van het projectgebied zijn geen natuur- en landschapswaarden aanwezig.
Uitsnede kaart 'beschermingszones natuur en landschap" uit de Omgevingsverordening
Boringsvrije zone Roerdalslenk III
Het projectgebied maakt deel uit van de boringsvrije zone Roerdalslenk III.
Uitsnede kaart 'milieubeschermingsgebieden" uit de Omgevingsverordening
Voor deze zone is in de Omgevingsverordening van de provincie geregeld dat het verboden is om
Het voornemen tot het maken van een boorput, het aanleggen van een bodemenergiesysteem of het roeren van grond in de Roerdalslenk III dieper dan 80 meter tot aan de Bovenste Brunssumklei dient vier weken tevoren schriftelijk te worden gemeld aan gedeputeerde staten.
Conclusie
Het onderhavige voornemen is gelegen binnen een gebied dat is aangeduid als 'overig bebouwd gebied' en omvat gemengde woon-/werkgebieden. Het bouwen van een woning met een grotere goot- en bouwhoogte dan toegestaan in het bestemmingsplan is niet strijdig met het POL. Er is evenmin strijdigheid aanwezig met de Omgevingsverordening 2014.
De Structuurvisie Nederweet is 9 november 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Nederweert. In de Structuurvisie is aangegeven dat in het kader van het DOP Leveroy diverse ontwikkelingen plaatsvinden. Belangrijk onderdeel daarin is de ontwikkeling van de woonbuurt ‘Leiverse velden’ op de huidige velden van S.V. Leveroy.
Op deze velden wordt in drie fasen een buurt ontwikkeld van circa 80 woningen. De wijk zal aansluiten op de Pastoor de Fauwestraat (fase 1 en 3) en Haveshof (fase 2) naar de Liesjeshoek en de Dorpstraat. Het woningaanbod zal zeer gevarieerd zijn.
Er zijn zowel starterswoningen, vrijstaande woningen als kavels voor zelfrealisatie voorzien in alle fasen. De nieuwe buurt krijgt ruime kavels met brede profielen en een ruime uitstraling, passend bij het karakter van Leveroy. Ook bij de inrichting van het openbaar gebied is rekening gehouden met het dorpse karakter, hierin is ruimte voor groen en water. In het ontwerp is de aanwezige groenstructuur zoveel mogelijk gehandhaafd waardoor het gebied direct een groen karakter krijgt.
Aan zuidrand zal langs de historische groenstuctuur een wandelpad worden gerealiseerd dat zorgt voor een verbinding met het buitengebied en het nieuw aan te leggen sportcomplex.
Het bestemmingsplan Kern Leveroy is vastgesteld door de gemeenteraad van Nederweert op 1 februari 2011. Binnen het bestemmingsplan heeft het perceel waar de woning gerealiseerd wordt de bestemming Wonen.
Digitale verbeelding bestemmingsplan Leveroy
De woning (hoofdgebouw) dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd. De voorgevel van de woning mag in dan wel maximaal 2 m achter de op de verbeelding aangegeven voorgevelrooilijn worden opgericht. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 meter en de bouwhoogte niet meer dan 7 meter. De diepte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 meter. De inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1.000 m3. De minimale breedte van het hoofdgebouw moet ten minste 6 meter zijn en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter.
Bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en het vlak met de aanduiding bijgebouwen. De gezamelijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat de gronden gelegen achter de achtergevelrooijlijn en het verlengde daarvan voor maximaal 40% bebouwd mogen worden.
De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter. Bijgebouwen dienen in de zijdelingse perceelgrens te worden opgericht, danwel ten minste 1 m daaruit.
Verder geldt voor bijgebouwen dat deze aan een zijde van het hoofdgebouw minimaal 2 meter en aan de andere zijde minimaal 5 meter achter de op de verbeelding aangegeven voorgevelrooilijn dienen te worden opgericht, met uitzondering van een carport die 0,50 meter voor de voorgevelrooilijn dan wel 0,50 meter achter de voorgevelrooilijn mag worden opgericht.
In de toelichting op het bestemmingsplan is voor het project Leiverse velden de tekst van de structuurvisie Nederweert aangehaald (zie paragraaf 3.3.1). Verder wordt aangegeven dat kavels voor zelfrealisatie alleen aanwezig ziijn in fasen 1 en 2. De nieuwe buurt krijgt ruime kavels met brede profielen en een ruime uitstraling, passend bij het karakter van Leveroy. Ook bij de inrichting van het openbaar gebied is rekening gehouden met het dorpse karakter, hierin is ruimte voor groen en water.
Het bouwplan (zie hoofdstuk 2) wijkt op de volgende onderdelen af van het bestemmingsplan Leveroy:
Voor de onderdelen a en b kan alleen buitenplans worden afgeweken; voor de onderdelen c en d kan gebruik worden gemaakt van de binnenplanse mogelijkheid om met maximaal 10% af te wijken van de in het plan opgenomen maatvoeringen.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten waaraan in het kader van een goede ruimtelijke ordening aandacht moet worden besteed. Op voorhand kan reeds geconcludeerd worden dat deze aspecten in de onderhavige situatie geen rol spelen omdat, zoals reeds uit hoofdstuk 3 blijkt, voor het onderhavige bouwplan slechts wordt afgeweken van de voorgeschreven goot- en bouwhoogte.
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) van kracht en dienen gemeenten in hun bestemmingsplannen rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.
Naar aanleiding van archeologisch onderzoek zijn de gronden in het kader van het bestemmingsplan Leiverse velden vrijgegeven. Het aspect archeologie verzet zich dan ook niet tegen het toepassen van een grotere goot- en bouwhoogte en het afwijken van de afstanden tot de voorgevelrooilijn en de zijdelingse perceelsgrens.
De milieuhygiënische bodemkwaliteit is van belang voor van het realiseren van ruimtelijke ontwikkelingen. In het kader van het bestemmingsplan Leveroy zijn bodemonderzoeken verricht waaruit blijkt de bodem geschikt is voor een woonbestemming. Aangezien de ruimtelijke onderbouwing slechts wordt opgesteld voor een afwijking van de goot- en bouwhoogte alsmede afwijkingen ten aanzien van de afstanden tot de voorgevelrooilijn en de zijdelingse perceelsgrens, is daarmee een bestemmingswijziging niet aan de orde is, zodat het aspect bodem zich niet tegen deze ontwikkeling verzet.
In of direct grenzend aan het projectgebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Het aspect cultuurhistorische waarden verzet zich dan ook niet tegen het toepassen van een grotere goot- en bouwhoogte en het afwijken van de afstanden tot de voorgevelrooilijn en de zijdelingse perceelsgrens.
In het onderzoek naar externe veiligheid in het bestemmingsplan Leveroy blijkt dat er geen belemmeringen zijn geconstateerd voor de voorgenomen ontwikkelingsplannen voor het project Leiverse velden. Zowel het plaatsgebonden risico als groepsrisico is niet relevant. Het aspect externe veiligheid verzet zich dan ook niet tegen de voorgenomen verhoging van de goot- en bouwhoogte en de afwijking van de afstanden ten aanzien van de voorgevelrooilijn en de zijdelingse perceelsgrens.
Uit het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan Leveroy, blijkt dat er geen problemen zijn. Aangezien de ruimtelijke onderbouwing slechts wordt opgesteld voor een afwijking van de goot- en bouwhoogte alsmede het afwijken van de afstanden ten aanzien van de voorgevelrooilijn en de zijdelingse perceelsgrens, is bestemmingswijziging niet aan de orde en verzet het aspect geluid zich niet tegen deze ontwikkeling.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. De ladder bestaat uit drie treden:
In de onderhavige situatie is slechts sprake van het vergroten van de goot- en bouwhoogte alsmede het afwijken van de afstanden tot de voorgevelrooilijn en de zijdelingse perceelsgrens van een reeds geprojecteerde woning. Hiervoor hoeft de ladder voor duurzame verstedelijking niet te worden doorlopen. Dit aspect verzet zich dan ook niet tegen de onderhavige ontwikkeling.
In hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer zijn per 15 november 2007 luchtkwaliteitseisen opgenomen. De betreffende artikelen van de Wet milieubeheer worden in de regel aangeduid als “Wet luchtkwaliteit”. In de “Wet luchtkwaliteit” zijn de Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen.
In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
Conform artikel 5.16 van de Wet milieubeheer zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen.
In de onderhavige situatie is slechts sprake van het vergroten van de goot/ en bouwhoogte alsmede het afwijken van de afstanden tot de voorgevelrooilijn en de zijdelingse perceelsgrens van de reeds geprojecteerde woning. Hiervoor hoeft niet getoetst te worden aan het aspect luchtkwaliteit. Dit aspect verzet zich dan ook niet tegen de onderhavige ontwikkeling.
Het projectgebied is niet gelegen binnen of direct grenzend aan de het Nationaal Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS). Eenmin is in de directe nabijheid een Natura 2000-gebied gelegen. Het uitvoeren van de woning met een grotere goot- en bouwhoogte alsmede het afwijken van de afstanden tot de voorgevelrooilijn en de zijdelingse perceelsgrens heeft geen gevolgen voor de aspecten waarop de Flora- en faunawet toeziet. Geconcludeerd kan worden dat het aspect natuur zich niet verzet tegen deze ontwikkeling.
De woning wordt gebouwd aan de nieuw aan te leggen weg de 'Haver' en ontsluit hier ook op. Bij de woning is een garage gelegen en er is voldoende opstelplaats voorzien aan de voorzijde van de garage. Hiermee is de parkeergelegenheid op eigen terrein afdoende.
Het verhogen van de goot- en dakhoogte alsmede het afwijken van de afstanden tot de voorgevelrooilijn en de zijdelingse perceelsgrens zal niet zorgen voor verslechtering van de verkeersveiligheid of verkeersafwikkeling ter plaatse.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect verkeer en parkeren zich niet verzet tegen deze ontwikkeling.
De voorgenomen ontwikeling is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Immers het vigerende bestemmingsplan schrijft op de onderhavige locatie een goothoogte van maximaal 4,50 meter voor een een bouwhoogte van maximaal 7 meter. Voorts dient een afstand van ten hoogste 2 meter tot de voorgevelrooilijn in acht te worden genomen en een afstand ten minste 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.
In afwijking hiervan voorziet het bouwplan in een goothoogte van 5,70 meter, een bouwhoogte van 9,20 meter, een afstand tot de voorgevelrooilijn van 2,20 meter en een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 2,70 meter.
De impact van het voornemen kan als volgt worden samengevat:
Uit hoofdstuk 3 blijkt dat het bouwplan niet strijdig is met het rijks- en provincinciaal beleid. Er is enkel strijdigheid met het gemeentelijk bestemmingsplan.
Uit hoofdstuk 4 blijkt dat het bouwplan evenmin strijdig is met de milieu- en omgevingsaspecten.
Voor de twee onderdelen waarvoor het vigerende bestemmingsplan een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid biedt, geldt dat daarvoor moet worden aangegeven dat de afwijking nodig is vanwege een doelmatiger of technisch beter verantwoorde uitvoering van het bouwwerk. De huidige bouwlijn en voorschriften van het plan zijn zo krap dat het ontwerp niet kan worden uitgevoerd, dit ondanks aanpassingen aan het bouwplan (garage en carport zijn inmiddels 0,30 meter smaller gebouwd en het huis is 0,60 meter verder naar de straat gezet). Om het bouwplan nog op een goede wijze te kunnen uitvoeren, dient de gebruik te worden gemaakt van de betreffende binnenplanse afwijking.
Het aantonen van de ruimtelijke aanvaardbaarheid kan daarmee beperkt blijven tot een onderbouwing waaruit blijkt dat de ruimtelijke uitstraling op deze locatie stedenbouwkundig/landschappelijk aanvaardbaar is.
Uit de verbeelding van het bestemmingsplan (zie hierna) blijkt dat voor de onderhavige woning en de woning binnen hetzelfde bouwblok dezelfde maximale goot- en bouwhoogte gelden.Voor het perceel ten zuidoosten van de onderhavige locatie alsmede het perceel tegenover de onderhavige locatie geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bebouwingshoogte van 10 meter.
Uitsnede analoge verbeelding bestemmingsplan Leveroy (onderhavige locatie rood gearceerd)
Het opnemen van een lagere goot- en bouwhoogte is indertijd gemotiveerd vanuit een oogpunt van landschappelijk overgang:
"Op de grens van het buitengebied is gekozen voor een ruime landelijke opzet. Aandacht voor deze
begrenzing is nodig omdat verwacht mag worden dat deze begrenzing tot in lengte van jaren het beeld
vanuit het buitengebied richting de zuidwestzijde van Leveroy zal bepalen. Er is dan ook gekozen
voor een geleidelijke overgang richting het buitengebied. Om deze reden wordt hier ruimte geboden
voor de realisatie van vrijstaande woningen met een beperkte hoogte. Een aanpassing in de hoogte
zou de geleidelijke overgang richting het buitengebied schaden."
Voor enkele percelen is dus gekozen om met een lagere goot- en bouwhoogte te werken in verband met de geleidelijke overgang naar het buitengebied.
Op dit moment is het gebied in ontwikkeling en zijn reeds diverse woningen gerealiseerd. Daarmee ontstaan duidelijk de eerste bebouwingscontouren en krijgt het beeld van het woongebied Leiverse velden naar het buitengebied nadrukkelijk vorm.
Navolgende foto's schetsen dit beeld.
Projectgebied gezien vanaf de Graanmolen (© Globespotter Cyclomedia)
Projectgebied gezien vanaf de Graanmolen ter hoogte van de parkeerplaats van het sportpark (© Globespotter Cyclomedia)
Projectgebied gezien vanaf de Heerbaan ter hoogte van het sportpark (© Globespotter Cyclomedia)
Projectgebied gezien vanaf de Heerbaan (© Globespotter Cyclomedia)
Uit deze foto's blijkt dat de bouw van de voorgenomen woning vanuit de omgeving gezien geen nadelige invloed heeft op het reeds gecreëerde beeld. De omliggende woningen hebben een nagenoeg vergelijkbare bouwhoogte en door de ontwikkeling van het sportcomplex met recent aangeplante hoog opgaande bomen wordt het zicht op de nieuw toe te voegen woning vanuit het buitengebied vrijwel weggenomen. De bebouwing loopt als het ware in elkaar over.
Wat betreft het woongebied zelf kan worden opgemerkt dat de woning als een entree vanaf de zuidelijke zijde (Heerbaan, Graanmolen) kan worden beschouwd en dat door de voorgenomen hogere maten de woning gezien kan worden als een herkenningspunt van de entree tot het nieuwe woongebied. Deze entreefunctie wordt versterkt door het feit dat voor de woning aan de andere zijde van de Graanmolen reeds hogere maten zijn toegestaan in het bestemmingsplan.
Geconcludeerd kan worden dat de woning op een zorgvuldige wijze ingepast kan worden in het reeds bestaande beeld.
Er is in dit geval geen sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Immers er wordt geen nieuw gebouw toegestaan, het initiatief voorziet slechts in een afwijkende maatvoering.
Overigens acht de gemeente het project economisch uitvoerbaar.
De ontwerp omgevingsvergunning heeft conform artikel 3.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van @@@@ tot en met @@@ ter inzage gelegen.