Plan: | Bestemmingsplan Sphinx |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0935.bpSphinx-oh01 |
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a) Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening.
b) Invloed van de omgeving op een bouwwerk.
c) Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer.
d) Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.
e) Het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen.
f) Ruimte tussen bouwwerken.
g) Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Het is verboden de aangegeven bestemmingsgrenzen bij het oprichten van gebouwen overeenkomstig de op de gronden liggende bestemmingen te overschrijden, tenzij in deze regels uitdrukkelijk
Ondergrondse gebouwen of souterrains mogen uitsluitend worden opgericht, met dien verstande dat:
a) de hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter per bouwlaag, tenzij in deze regels anders is aangegeven;
b) het aantal ondergrondse bouwlagen niet meer bedraagt dan 1, tenzij in deze regels anders is aangegeven;
c) de gebouwen maximaal 1,50 meter boven peil worden gebouwd, tenzij in deze regels anders is aangegeven;
d) de gebouwen uitsluitend mogen worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
Het totale aantal parkeerplaatsen in het plangebied dient te voldoen aan de parkeernorm, zoals deze door de raad van de gemeente Maastricht is vastgelegd in de Beleidsnota parkeren d.d. 17 april 2007, van de toe te voegen functies, met dien verstande dat in het plangebied maximaal 1050 openbare parkeeerplaatsen gerealiseerd mogen worden.
De bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3 meter hoger zijn dan de goothoogte van het betreffende gebouw, tenzij in deze regels anders is bepaald.
Binnen de bestemmingen 'Woongebied' en 'Centrum' dient bebouwing te worden voorzien van een dakafdekking conform de dakenstructuur zoals bedoeld in het beeldkwaliteitplan Sphinx (vastgesteld door de raad van de gemeente Maastricht d.d. 22-09-2009) .
Burgemeester en Wethouders kunnen ten aanzien van het bepaalde in artikel 11.6. ontheffing verlenen, met dien verstande dat geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit.
Binnen de onderzoekszones conform artikel 74 van de Wet geluidhinder (Stb. 1981, 533), mogen woningen en andere geluidgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder slechts worden opgericht indien terzake door het college van Burgemeester en Wethouders voor de vaststelling van het bestemmingsplan vastgestelde hogere grenswaarden c.q. de voorkeursgrenswaarden niet worden overschreden en voldaan wordt aan de door het college van Burgemeester en Wethouders te stellen aanvullende eisen.
In gevallen waar een geluidbelasting hoger dan 53 dB zal optreden, dienen geluidgevoelige ruimten c.q. verblijfsruimten binnen de woningen, in overwegende mate aan de geluidluwe, van de weg gekeerde, zijde van de woningen gesitueerd te worden.
Bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover nodig, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van het gehele bouwperceel aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waar door middel van een ontheffings- respectievelijk wijzigingsbevoegdheid gebouwd kan worden. De bouwvergunning zal niet eerder worden verleend dan nadat de gronden indien nodig, zijn gesaneerd dan wel indien er zekerheid bestaat dat alvorens bouwactiviteiten een aanvang nemen bedoelde gronden, indien nodig, feitelijk zullen zijn gesaneerd.
Burgemeester en Wethouders kunnen in het gehele plangebied nadere eisen stellen ten aanzien van:
a) De situering, de afmetingen en de stedenbouwkundige vormgeving van de hoofdgebouwen en bijgebouwen;
b) De situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
c) De situering van in- en uitritten, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, groen- en speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
d) Het gebruik van gebouwen;
e) Het uitvoeren van 'dove gevels' aan gebouwen.
De onder 10.9. genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
a) Indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundig beeld, de cultuurhistorische en/of archeologische waarde ter plaatse, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing;
b) Ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
c) Indien dit noodzakelijk is ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat met betrekking tot Wet geluidhinder.
In het plangebied worden maximaal 750 woningen gerealiseerd.