Plan: | Bestemmingsplan Sphinx |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0935.bpSphinx-oh01 |
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voor een ontsluitingsweg in de vorm van een woonstraat met een minimale breedte van 5 meter;
c. aan huis verbonden beroepen, publiekverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid, kantoordoeleinden, ateliers en galeries;
d. tuinen en erven;
e. wegen, paden;
f. (ondergrondse) parkeervoorzieningen in maximaal 3 ondergrondse bouwlagen;
g. nuts- en (ondergrondse) afvalvoorzieningen;
h. groenvoorzieningen, waaronder speelvoorzieningen;
i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j. gebouwen;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. Op en in de tot 'Woongebied' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht die in overeenstemming zijn met het bepaalde in dit artikel.
b. Uitsluitend grondgebonden en gestapelde woningen mogen worden gebouwd, tenzij één van de volgende aanduidingen is aangegeven:
(1) Gestapeld uitgesloten: ter plaatse zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan;
(2) Specifieke bouwaanduiding uitgesloten - grondgebonden: ter plaatse zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
c. Het aantal bouwlagen per bestemmingsvlak dan wel per gedeelte van een bestemmingsvlak (als een scheidingslijn is aangegeven) dient minimaal 3 bouwlagen te bedragen en mag niet meer bedragen dan het maximale aantal bouwlagen dat is aangegeven. Dit maximum is exclusief de dakafdekking.
d. De ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande bebouwing, dan wel de bebouwing die op basis van een afgegeven bouwvergunning mag worden dan wel is gebouwd, mag niet worden uitgebreid;
e. Anders dan bebouwing, dan wel de bebouwing die op basis van een afgegeven bouwvergunning mag worden dan wel is gebouwd mogen geen nieuwe woningen en de daarbij behorende bijgebouwen worden opgericht, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw toegestaan";
f. In tegenstelling tot het bepaalde in 6.2.1.d. mogen de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande bijgebouwen bij woningen worden uitgebreid tot maximaal 80 m2 per woning, volgens de in 6.2.2. gegeven regels;
g. De inhoud van een nog te realiseren grondgebonden woning dient minimaal 200 m3 en mag maximaal 1.200 m3 bedragen en de inhoud van een nog te realiseren gestapelde woning dient minimaal 150 m3 en mag maximaal 900 m3 bedragen;
h. Voor woningen die worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw toegestaan" geldt dat na voltooien van de bouw van deze woningen de woningen uitsluitend mogen worden uitgebreid met toepassing van de ontheffingen van 6.3. Eventuele uitbreiding van de bijgebouwen is wel toegestaan, mits wordt voldaan aan de bepalingen van 6.2.2;
i. Het bepaalde in artikel 11.6. dient in acht te worden genomen.
j. De nieuw op te richten bouwblokken worden in een carrevorm gebouwd, die voor een deel geopend is waardoor een U-vorm ontstaat. De ruimtes binnen de U-vormige bouwblokken zijn georiënteerd op de groene ruimtes tussen de bouwblokken.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. De oppervlakte van bijgebouwen per grondgebonden woning mag maximaal 80 m2 bedragen, waarvan ten hoogste 12 m2 bestemd is voor dierenverblijf, met dien verstande dat maximaal 30% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
b. De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van duivenhokken, waarvan de goothoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
c. De goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
d. De bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 5 meter bedragen.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nuts-, afval- en verkeersvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a. De oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 15 m2 bedragen, met uitzondering van nutsvoorzieningen, die worden gebouwd ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorzieningen', waarvoor geldt dat de oppervlakte maximaal 55 m² mag bedragen'.
b. De bouwhoogte mag niet meer dan 4 meter bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw ten hoogste 1 meter mag bedragen.
b. De hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan 8 meter bedragen.
c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
d. De bouw van ondergrondse afvalvoorzieningen is toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m2.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a. Voor de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met maximaal 30% van de bestaande inhoud, met dien verstande dat:
(1) Maximaal 50% van het erf mag worden bebouwd en voor zover reeds meer dan 50% is bebouwd dit percentage niet verder mag worden verhoogd en met inachtneming van het bepaalde in 6.2.1.g.;
(2) De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
(3) De ruimtelijke kwaliteit ter plaatse niet vermindert;
b. Van het bepaalde in 6.2.1.c. om het maximale aantal toegestane bouwlagen te verhogen met 1 bouwlaag.
c. Van het bepaalde in 6.2.2.a. om het bebouwingspercentage van erven ten behoeve van bijgebouwen bij woningen van 30 naar 40 te verhogen, mits;
(1) De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
(2) Het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse niet vermindert;
d. Van het bepaalde in 6.2.4.a. om de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw te verhogen.
a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande bijge-bouwen voor bewoning.
b. In het hoofdgebouw van de woning zijn aan huis verbonden beroepen, publiekverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid, kantoordoeleinden, ateliers en galeries toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
(1) de woonfunctie in het hoofdgebouw in overwegende mate gehandhaafd blijft;
(2) maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning exclusief de daarbij behorende bijgebouwen als zodanig mag worden gebruikt;
(3) er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
(4) de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
(5) geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a. Van het bepaalde in 6.4.a. voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
(1) Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
(2) Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder belangen van derden en die van aangrenzende percelen;
(3) De afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
b. Van het bepaalde in 6.4.a. voor het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
(1) Het bijgebouw deel blijft uitmaken van het perceel waarop het hoofdgebouw zich bevindt;
(2) Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder belangen van derden en die van aangrenzende percelen;
c. Van het bepaalde in 6.4.b. voor het gebruik van bijgebouwen behorende bij een woning voor de uitoefening van aan huis verbonden beroepen, publiekverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid, kantoordoeleinden, ateliers en galeries, mits:
(1) de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
(2) geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
(3) de functie alleen wordt uitgeoefend door de feitelijke bewoner(s) van het pand.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen:
a.voorzover het betreft de gronden met de aanduiding 'Wro zone - wijzigingsgebied I' te wijzigen in de bestemming 'Centrum', mits:
(1) de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
(2) geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
(3) er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder belangen van derden en die van aangrenzende percelen.
b.voorzover het betreft de gronden met de aanduiding 'Wro zone - wijzigingsgebied II' te wijzigen in (een) bestemming(en) ten behoeve van de functies kantoor, cultuur en ontspanning en/of maatschappelijk, mits:
(1) de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
(2) geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
(3) er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder belangen van derden en die van aangrenzende percelen.