Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Recessenpark fase 1
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0935.bpRecessenpark1-vg01

5.7 Archeologie

 
De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) is op 1 september 2007 in werking getreden. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet is een raamwet, die regelt hoe Rijk, provincies en gemeenten bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De gemeenten zijn in deze wet tot bevoegd gezag aangewezen en dienen de archeologische belangen op een goede manier te verweven in het ruimtelijk beleid.
 
Het uitgangspunt is dat archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden die volgens de in beleidsnota “Springlevend Verleden. Beleidsnota Cultureel Erfgoed 2007-2012” in aanmerking komen, een nader onderzoek plaatsvinden naar archeologische waarden. Als het niet mogelijk is de archeologische waarden te behouden en het bodemarchief verstoord raakt, moet de veroorzaker de kosten voor zijn rekening nemen die nodig zijn om de archeologische informatie die in de bodem ligt opgeslagen, veilig te stellen en de resultaten uit te werken.
   
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, 3 locaties in Malberg te Maastricht, Synthegra bv, projectnummer S110248, 30.01.2012
Door Synthegra is een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend boordonderzoek uitgevoerd om de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied te specificeren. Voor de locatie Recessenplein geldt op basis van het bureauonderzoek een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het midden-paleolithicum tot en met het mesolithicum en nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd geldt een lage verwachting. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van deze verwachtingen. De conclusies van het onderzoek luiden als volgt:
  • wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact?
De ondergrond in het plangebied bestaat uit löss. In alle uitgevoerde boringen is het bodemprofiel verstoord tot een diepte variërend van ten minste 45 cm beneden maaiveld tot 150 cm beneden maaiveld. Het oorspronkelijke bodemtype, een radebrikgrond, is binnen het plangebied niet meer intact, maar verstoord door vergravingen welke zijn toe te schrijven aan de vroegere bebouwing en bijbehorende kabels en leidingen.
  • in hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?
Door de vastgestelde verstoring van de ondergrond wordt verwacht dat in het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd voor de voorgenomen ontwikkeling van het gebied.
De hoge archeologische verwachting uit het bureauonderzoek ten aanzien van de vuursteenvindplaatsen uit het midden-paleolithicum blijft op grond van de resultaten van het veldonderzoek bestaan, maar vormt vanwege de diepteligging van de eventueel aanwezige resten geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het gebied, mits de toekomstige bodemverstoring niet dieper reikt dan de onderzochte diepte (2 meter onder maaiveld). De hoge archeologische verwachting voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum als voor nederzettingssporen uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kan op grond van de resulaten van het veldonderzoek naar laag worden bijgesteld.
 
Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor de locatie Recessenplein geen vervolgonderzoek geadviseerd, mits de toekomstige bodemverstoring niet dieper reikt dan de onderzochte diepte. Indien de plannen zodanig veranderen dat de verstoring  dieper reikt dan 2 meter, zal de locatie waar dit het geval is nader moeten worden onderzocht middels een booronderzoek in verband met de mogelijke aanwezigheid van archeologische resten uit het midden-paleolithicum. Mochten tijdens de geplande werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen dan geldt conform artikel 53 van de Monumentenwet een meldingsplicht bij de gemeente Maastricht.
 
Het bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek is als separate bijlage toegevoegd.