De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
park;
plantsoen;
bermen en beplantingen;
ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' voorzieningen ten behoeve van de waterberging en infiltratie;
speelvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
fiets- en wandelpaden
additionele voorzieningen met uitzondering van parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
3.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter.
3.2.4 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen en nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd;
de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m2.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
artikel 3.2.1 teneinde te mogen bouwen ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' mits het belang van de waterberging daardoor niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder;
artikel 3.2.4 onder b. ten behoeve van het bouwen van additionele voorzieningen hoger dan 3 meter, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en de stedenbouwkundige kwaliteit.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding 'waterberging':
het ophogen van gronden;
het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas.
3.6.2 Uitzonderingen
Het in artikel 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
voortvloeien uit de eerste aanleg.
3.6.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de instandhouding van de waterbergende voorzieningen en functies, zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving.