direct naar inhoud van Artikel 10 Algemene bouwregels
Plan: Nutsbedrijven
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0935.bpNutsbedrijven-oh01

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Ondergronds bouwen
  • a. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden in één laag en direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd
  • b. Op plaatsen waar geen hoofd- en bijgebouwen zijn, maar wel bij rechte gebouwd mogen worden, mag ondergronds gebouwd worden in één laag, met dien verstande dat de maximaal toegelaten oppervlakte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet mag worden overschreden.
  • c. In aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 onoverdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen. in acht wordt genomen;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    • 4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;

10.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

10.2.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

10.2.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

10.2.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 10.2.1 en 10.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

10.3 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het is verboden de aangegeven bestemmingsgrenzen bij het oprichten van gebouwen overeenkomstig de op de gronden liggende bestemmingen te overschrijden, tenzij in deze regels uitdrukkelijk anders is bepaald.

10.4 Parkeerplaatsen

Het totale aantal parkeerplaatsen (hierbij is geen sprake van publieke parkeerplaatsen) in het plangebied dient te voldoen aan de parkeernorm, zoals deze door de raad van de gemeente Maastricht is vastgelegd in de Beleidsnota parkeren d.d. 17 april 2007, van de toe te voegen functies.

10.5 Bouwhoogte

De bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter hoger zijn dan de goothoogte van het betreffende gebouw, tenzij in deze regels anders is bepaald.

10.6 Geluidhinder

10.6.1 Onderzoekszones

Binnen de onderzoekszones conform artikel 74 van de Wet geluidhinder (Stb. 1981, 533), mogen woningen en andere geluidgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder slechts worden opgericht indien terzake door het college van Burgemeester en Wethouders voor de vaststelling van het bestemmingsplan vastgestelde hogere grenswaarden c.q. de voorkeursgrenswaarden niet worden overschreden en voldaan wordt aan de door het college van Burgemeester en Wethouders te stellen aanvullende eisen.

10.6.2 Geluidbelasting hoger dan 53 dB

In gevallen waar een geluidbelasting hoger dan 53 dB zal optreden, dienen geluidgevoelige ruimten c.q. verblijfsruimten binnen de woningen, in overwegende mate aan de geluidluwe, van de weg gekeerde, zijde van de woningen gesitueerd te worden.

10.7 Bodemkwaliteit

Bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover nodig, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van het gehele bouwperceel aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waar door middel van een ontheffings- respectievelijk wijzigingsbevoegdheid gebouwd kan worden. De bouwvergunning zal niet eerder worden verleend dan nadat de gronden indien nodig, zijn gesaneerd dan wel indien er zekerheid bestaat dat alvorens bouwactiviteiten een aanvang nemen bedoelde gronden, indien nodig, feitelijk zullen zijn gesaneerd.

10.8 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen in het gehele plangebied nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. De situering, de afmetingen en de stedenbouwkundige vormgeving van de hoofdgebouwen en bijgebouwen;
  • b. De situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. De situering van in- en uitritten, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, groen- en speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
  • d. Het gebruik van gebouwen;
  • e. Het uitvoeren van 'dove gevels' aan gebouwen;
  • f. de brandveiligheid en de rampenbestrijding.

10.9 Voorwaarden

De onder 10.8. genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. Indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundig beeld, de cultuurhistorische en/of archeologische waarde ter plaatse, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing;
  • b. Ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. Indien dit noodzakelijk is ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat.

10.10 Maximum aantal woningen

In het totale plangebied max. 275 woningen mogen gebouwd.