De watertoets is een procesinstrument dat als doel heeft te komen tot een betere inbreng van wateraspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De kern bestaat uit een set van procedure afspraken, vormvereisten en inhoudelijke aandachtspunten en wordt toegepast binnen de bestaande procedures en regelgeving. Voor initiatiefnemers van ruimtelijke plannen en besluiten, met name gemeenten en waterschappen, is het van belang om te weten dat de provincie toeziet of in ruimtelijke plannen en besluiten aan de watertoets gevolg wordt en is gegeven. De watertoets is van toepassing op bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen (grotere projecten). De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dient in principe de watertoets uit te voeren en de uitkomsten daarvan aan te geven in een waterparagraaf. De waterhuishoudkundige aspecten omvatten onder meer veiligheid voor water, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging.
De gemeente Maastricht valt in de zin van wateraangelegenheden binnen de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas. Conform het stroomschema van het Waterschap Roer en Overmaas dienen bestemmingsplannen te worden ingediend bij het Watertoetsloket. Voor het voorliggende conserverende bestemmingsplan kan worden volstaan met een beschrijving van het watersysteem: er vinden geen wijzigingen plaats in de waterhuishouding binnen het plangebied, het plan voorziet niet in nieuwe initiatieven en er is derhalve geen sprake van een toename van verharding.
Het waterregime in Maastricht zal in de toekomst waarschijnlijk wijzigen als gevolg van verwachte klimaatveranderingen. Nattere winters, drogere zomers en een hogere neerslagintensiteit zullen dan leiden tot watertekorten in de zomer, extremere Maasoverstromingen in de winter en heviger en vaker optredende regen- en grondwateroverlast. Maastricht streeft naar een watersysteem dat hierop is voorbereid. Dit heeft ook consequenties voor de inrichting van de stad.
Regenwater
Maastricht heeft de ambitie om wijken met weinig groen om te vormen tot gebieden met meer bomen en oppervlaktewater. Maastricht heeft ook de ambitie om op termijn vrijwel al het regenwater af te koppelen van het riool. Dit bespaart zuiveringskosten van het afvalwater en leidt tot een betere waterkwaliteit van de beken en de Maas. Zowel het voorkomen van wateroverlast als het afkoppelen van regenwater van de riolering vraagt om ruimte om het regenwater te bergen, te verzamenelen en te transporteren, te infiltreren dan wel af te voeren naar een beek of de Maas. Maastricht streeft hierbij naar een aaneengesloten gebiedsdekkende waterafvoerstructuur. Voor onderhavig plangebied vormen de Jeker, de Lange Zouw en de Kleine Zouw in samenhang met de Maas de hoofdsafwateringsstructuur. De Lange Zouw heeft in onderhavig plangebied de vorm van een gerioleerde watergang. De als open watergang vormgegeven Lange Zouw bevindt zich net buiten het plangebied ten zuiden van Wolder. De Kleine Zouw is binnen het plangebied overwegend als open watergang vormgegeven en is gelegen in de groenzone tussen Campagne en Wolder. De Jeker heeft eveneens de vorm van een open watergang en is gelegen in het noordelijk plangebied op de overgang tussen Jeker en Biesland tussen de Jekerweg en Chamsp Elyseeweg. De regenwaterstructuur ligt bij voorkeur bovengrond. Ondergrondse afvoer wordt alleen toegepast bij gebrek aan ruimte. Zo bevat het plangebied twee regenwaterbuffers (regenwaterbuffers Vroenhovenweg, 16.503). Net buiten het plangebied bevindt zich de regenwaterbuffer Wolder (16.504).
Rioolwater
Nabij de Jekerweg en de Blekerij zijn twee rioolwatertransportleidingen gelegen. Via deze leidingen (Blekerij-Prins Bisschopssingel (59.03) en 'Jekerdal-Jekerweg (59.11)) wordt het rioolwater afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallaties, die het na zuivering lozen op de Maas of het Julianakanaal. Omdat nog teveel regenwater op het rioolstelsel aangesloten is vinden met enige regelmaat riooloverstorten plaats op beken, vijvers en de Maas. Als gevolg van de Kaderrichtlijn Water dient dit aantal overstorten teruggedrongen te worden. De gemeente Maastricht streeft er naar deze amibitie te hebben gerealiseerd in 2021 met een combinatie van afkoppelen en de aanleg van open bergingsvoorzieningen.
Gezien de aard van het bestemmingsplan, een conserverend actualiserend bestemmingsplan zonder nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en wijzigingen in de waterhuishouding, is het aspect water daarmee in voldoende mate onderzocht en levert het aspect water geen belemmeringen op voor de uitvoering van het bestemmingsplan. De in het plangebied aanwezige primaire open watergangen (Jeker, Lange Zouw en Kleine Zouw) zijn ter bescherming van de directe waterbelangen en regenwaterstructuren voorzien van de bestemming 'Water' en de hierbij behorende beschermingszones zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen'. De overkluisde watergangen zijn voorzien van een specifieke functieaanduiding en eveneens een beschermingszone waarbinnen de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing is. Om het slingeren/meanderen van de Jeker in de toekomst mogelijk te laten zijn, is in het bestemmingsplan een meanderzone opgenomen. Tevens zijn de rioolwatertransportleidingen inclusief de bijbehorende beschermingszone positief bestemd. De regenwaterbuffers aan de Vroenhovenweg zijn in het bestemmingsplan specifiek aangeduid en beschermd middels de aanduiding 'waterberging'. De binnen het plangebied gelegen waterkering en het stroomvoerende deel van het rivierbed van de Maas zijn middels een dubbelbestemming in het voorliggende plangebied bestemd. Binnen alle bestemmingen zal de realisatie van waterhuishoudkundige voorzieningen rechtstreeks mogelijk worden gemaakt.
Nieuwe ontwikkelingen
Nieuwe ontwikkelingen in het plangebied zullen via aparte ruimtelijke procedures worden vormgegeven en vormen geen onderdeel van onderhavig bestemmingsplan. Deze ontwikkelingen dienen alsdan te voldoen aan de principes van duurzaam stedelijk waterbeheer. Algemeen geldt dat regenwater van nieuwe bebouwing en verharding niet wordt aangesloten op de gemeentelijke riolering en binnen het plangebied moet worden verwerkt. De waterbeheerders hebben een voorkeursvolgorde uitgewerkt. Hergebruik van hemelwater heeft de eerste voorkeur, gevolgd door infiltratie in de bodem en afvoer naar oppervlaktewater. Of lozing op oppervlaktewater mogelijk is, is afhankelijk van de kwaliteit van het regenwater en de kwetsbaarheid van het oppervlaktewater. De levensgemeenschappen in bronbeken en bovenlopen van beken zijn over het algemeen te kwetsbaar om lozing van afgekoppeld regenwater toe te staan en wordt alleen overwogen als er geen alternatieven zijn en er goede zuiverende voorzieningen worden toegepast. Minder beperkingen gelden voor het lozen in grotere, minder kwetsbare wateren. Een laatste optie is lozen op de gemengde riolering.
Het water wordt bij voorkeur binnen de plangrens geborgen om afwenteling naar andere gebieden te voorkomen. Hiervoor moet dan ruimte worden gereserveerd binnen het plan, bijvoorbeeld in combinatie met groen. Richtlijn is om 10% ruimte binnen het plangebied te reserveren voor water. De waterbeheerders hebben een grote voorkeur voor bovengrondse voorzieningen voor het inzamelen, transporteren, bergen en infiltreren van regenwater om het beheer en onderhoud van deze voorzieningen relatief eenvoudig is. Ook kunnen bovengrondse voorzieningen goede zuiverende eigenschappen bezitten. Bovengrondse voorzieningen zijn tevens goed te combineren met groenvoorzieningen en kunnen bijdragen aan de waterbeleving van het plangebied. Voor de dimensionering van regenwatervoorzieningen wordt een bui van 35 mm in 45 minuten (T=25 jaar)gehanteerd. Een doorkijk naar een bui van 45 mm in 30 minuten (T=100 jaar) biedt zicht op de kans op wateroverlast in extreme situaties. De voorzieningen dienen na 24 uur weer beschikbaar te zijn voor een eventuele volgende bui.
Diffuse verontreinigingen van water worden voorkomen door het nemen van bronmaatregelen zoals het toepassen van duurzame (niet uitlogende) bouwmaterialen. Qua beheer moet worden gekozen voor chemievrije onkruidbestrijding, minimaal gebruik van strooizoout en het ontmoedigen van autowassen op straat en honden uitlaten. Geconcentreerde infiltratie van regenwater op locaties met mobiele bodemverontreiniging is af te raden in verband met het risico op verplaatsing van de verontreiniging. Bij immobiele bodemverontreiniging is infiltratie wel te overwegen. Diepte-infiltratie wordt in alle gevallen afgeraden omdat hiermee eventuele verontreinigingen direct in de ondergrond worden gebracht.
Maastricht heeft de ambitie om voor het gehele grondgebied een regenwaterafvoerstructuur te definiëren, bestaande uit een hoofdstructuur van beek- en droogdalen met vertakkingen in de wijken. Deze structuur dient om wateroverlast op te heffen of te voorkomen en om het (toekomstig) afgekoppelen van regenwater mogelijk te maken. Bij gebiedsontwikkelingen dient de benodigde ruimte voor het verzamelen, bergen, infiltreren en/of transporteren van regenwater vanaf het begin te worden meegenomen in het ontwerp.