Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Maastricht Zuidwest
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0935.bpMtrichtZuidwest-vg02

Artikel 23 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

23.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed.
23.2 Bouwregels
 
Op de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' bestemde gronden mag niet worden gebouwd.
23.3 Afwijken van de bouwregels
  1. mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend en stroomvoerend vermogen van het gebied kan het bevoegd gezag, mits gehoord Rijkswaterstaat, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 2 ten behoeve van de onder lid b., c. en e. genoemde activiteiten en mede conform het bepaalde in de onderliggende bestemming;
  2. de riviergebonden activiteiten zijn:
    1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
    2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
    3. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
    4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
    5. de aanleg of wijziging van scheepswerven;
    6. de realisatie van natuur;
    7. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
    8. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of;
    9. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
  3. de niet-riviergebonden activiteiten betreffen:
    1. een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
    2. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kand redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
    3. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing, of;
    4. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
  4. de activiteiten genoemd onder artikel 23 lid 3 sub b. en c.  moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
    1. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    2. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert;
    3. er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    4. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
    5. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
    6. specifiek voor het bepaalde in artikel 23 lid 3 sub c. onder punt 4 geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
  5. in afwijking van het bepaalde in artikel 23 lid 3 sub a is een aantal activiteiten toegestaan, mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 23 lid 3 sub d onder punt 1 tot en met 3. Deze activiteiten betreffen:
    1. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing;
    2. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of -verruiming;
    3. tijdelijke activiteiten;
    4. overige activiteiten van rivierkundig ondergeschikt belang.
23.4 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten.
23.5 Afwijken van de gebruiksregels
  1. mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend en stroomvoerend vermogen van het gebied kan het bevoegd gezag, mits gehoord Rijkswaterstaat, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 4 ten behoeve van de onder lid b., c. en e. genoemde activiteiten en mede conform het bepaalde in de onderliggende bestemming;
  2. de riviergebonden activiteiten zijn:
    1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
    2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
    3. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
    4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
    5. de aanleg of wijziging van scheepswerven;
    6. de realisatie van natuur;
    7. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
    8. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of;
    9. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
  3. de niet-riviergebonden activiteiten betreffen:
    1. een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
    2. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kand redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
    3. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing, of;
    4. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
  4. de activiteiten genoemd onder artikel 23 lid 5 sub b. en c. moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
    1. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    2. er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    3. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
    4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
    5. specifiek voor het bepaalde in artikel 23 lid 5 sub c onder punt 4 geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
  5. in afwijking van het bepaalde in artikel 23 lid 5 sub a is een aantal activiteiten toegestaan, mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 23 lid 5 sub d onder punt 1 tot en met 3. Deze activiteiten betreffen:
    1. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing;
    2. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of -verruiming;
    3. tijdelijke activiteiten;
    4. overige activiteiten van rivierkundig ondergeschikt belang.