Het ontwerp van het bestemmingsplan 'Itteren - Borgharen' heeft met ingang van 25 juni 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende die termijn kon eenieder zijn zienswijze tegen het ontwerp naar keuze schriftelijk of mondeling aan de gemeenteraad van Maastricht kenbaar maken. De openbare kennisgeving over de terinzagelegging van het ontwerpplan heeft plaatsgevonden de eisen die de wet daaraan - in artikel 3.8 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht - stelt. De kennisgeving is op 22 juni 2012 gepubliceerd in de Staatscourant. Tevens heeft publicatie plaatsgevonden in het plaatselijke weekblad De Ster en heeft een elektronische kennisgeving plaatsgevonden op de website van de gemeente Maastricht.
Er zijn drie zienswijzen ingediend die allen binnen de daarvoor geldende termijn zijn ontvangen en derhalve ontvankelijk zijn. Voor een weergave van de zienswijzen wordt verwezen naar bijlage 5 van deze toelichting. Onderstaand worden de zienswijzen weergegeven en wordt op de inhoud gemotiveerd ingegaan (cursieve tekst).
I Zienswijze van de heer W. Beijer namens de Dorpsraad Itteren
Zienswijze
Verzocht wordt de bestemming van de locatie “t Brook die in het ontwerp bestemmingsplan de bestemming natuur heeft terug te brengen naar de bestemming groenvoorzieningen omdat deze locatie nu geen natuurlijke waarden heeft, er een speelplek met speelvoorzieningen gevestigd is op deze centrale plek in het dorp en het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft.
De groene Kanjelzone die de tussen de oude dorpskern en het nieuwere deel van Itteren loopt is in het kader van de tot standkoming van de grensmaasplannen aangewezen (o.a. via POL Grensmaas 2006) als EHS en maakt onderdeel uit van de aaneengesloten nieuw te realiseren natuur in het kader van de uitvoering van het Grensmaasplan. De onvergraven gronden behouden in eerste instantie hun oorspronkelijke (veelal agrarische) bestemming. Wel wordt voor deze gronden een wijzigingsbevoegdheid opgenomen zodat deze gronden, nadat zij minnelijk zijn verworven door een natuurbeherende organisatie, kunnen worden omgezet in een natuurbestemming. Omdat de locatie “t Brook eigendom is van onze gemeente en wij qua opzet hebben ingestemd met het Grensmaasplan hebben wij gemeend in het ontwerpplan al de groenbestemming te veranderen in een natuurbestemming.
Naar aanleiding van de ingediende zienswijze en tegen de achtergrond van het beheersmatige karakter van het bestemmingsplan en rekening houdend met de thans op de locatie aanwezige functies en met in acht name van de omstandigheid dat de gronden ten noorden en ten zuiden van ’t Brook nog een agrarische bestemming hebben waarop een wijzigingsbevoegdheid naar natuur is opgenomen stellen wij voor deze zienswijze te volgen en de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen bestemming “Natuur” te veranderen in de bestemming “Groen”. Wel dient ook deze bestemming “Groen”te worden voorzien van een wro-zone wijzigingsgebied 2 naar “Natuur”.
Aan deze wijzigingsbevoegdheid voor deze plek wordt de bepaling toegevoegd dat bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de gevolgen van het op deze plaats vervallen van de aanwezige voorzieningen nadrukkelijk zullen worden gewogen dan wel vervangende voorzieningen inde directe omgeving gegarandeerd zijn.
Omdat de bestemming “Natuur” wordt gewijzigd in “Groen” en bestemming Natuur daardoor niet meer in dit plan voorkomt komen ook planregels die betrekking hebben op de bestemming natuur te vervallen als bestemmingsregels. Deze bepalingen moeten wel weer terugkomen in de wijzigingscriteria om duidelijk aan te geven wat de wijziging naar “Natuur” t.z.t. inhoud. De hierboven genoemde wijzigingsbevoegdheid wordt dus aangevuld zoals hiervoor aangegeven.
Overigens merken wij nog op dat in het thans nog het geldende bestemmingsplan Kern Itteren ook een wijzigingsbevoegdheid naar natuur is opgenomen maar deze is meer gericht op een natuurlijke ontwikkeling van de Kanjelzone.
Zienswijze
Verzocht wordt de wro-zone wijzigingsbevoegdheid naar natuur, die is gelegd over de bestemming verkeersdoeleinden van het voormalig “Kermisterrein” nabij het Martinushoes, te verwijderen aangezien dat centraal gelegen terreindienst doet als ontmoetingsplek, standplaats van de mobiele frituur, parkeerterrein etc. Aangezien er geen alternatieven voorhanden zijn met een dergelijke centrale ligging kan deze functie hier niet vervallen.
Wij onderkennen het belang van de functie van het voormalige Kermisterrein. Evenwel is dit terrein opgenomen binnen de aanduiding EHS ter realisering van de overeengekomen hectares Natuur in het Grensmaasgebied. Derhalve zijn wij genoodzaakt de wro-zone wijzigingsgebied 2 zoals opgenomen in het ontwerpplan formeel te handhaven. Gelet op het belang dat wij aan deze locatie toekennen is in het ontwerpplan al de bepaling opgenomen datbij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de gevolgen van het op deze plaats vervallen van de aanwezige voorzieningen nadrukkelijk zullen worden gewogen. Wij stellen voor daaraan toe te voegen: dan wel vervangende parkeervoorzieningen in de directe omgeving gegarandeerd zijn.
Deze zienswijze wordt in zijn opzet dus niet gevolgd maar is wel aanleiding voor een aanpassing van de planregels.
Zienswijze
In het bestemmingsplan is evenwijdig aan de Pasestraat een dubbelbestemming Leiding-Riool opgenomen die een groot aantal woningen doorkruist. Getwijfeld wordt aan de juistheid van die aanduiding en het plan aan te passen.
Gebleken is dat deze reactie juist is. De aangegeven zone komt voort uit een zogenaamde Klic melding waarop deze leiding is aangegeven, maar deze aanduiding in dit geval slechts de fictieve verbinding tussen twee pompstations weergeeft (naast de feitelijke leiding) Deze dubbelbestemming, die ook in Borgharen voorkomt kan dus vervallen. Het plan wordt op dit onderdeel dus aangepast. Deze zienswijze wordt dus gevolgd.
Zienswijze
Verzocht wordt de tekst “De trappartij is van belang voor de gemeentelijke monumentenlijst. De trap bezit historisch – ruimtelijke waarde vanwege het belang voor de historische geografie en de bijzonder gegroeide ruimtelijke samenhang. Ook heeft de trap cultuurhistorische waarde vanwege de functie van veerhaven en grensovergang over de Maas. Voorts is er sprake van ensemblewaarde met de Maas en het oude dorp Itteren en geniet het een hoge mate van zeldzaamheid.” Op te nemen in het deelrapport Archeologie dat als bijlage 3 is opgenomen bij de toelichting op het bestemmingsplan.
Tevens wordt verzocht bij de vermelding van de “estacade op pagina 34 van dat rapport te vermelden dat op een kaart uit1868 die waarschijnlijk is uitgegeven door de provincie op deze locatie een voetveer is getekend. Bij zeer lage Maaswaterstand is ter plekke nog een plateau van kinderköpkes te zien dat hoogstwaarschijnlijk als aanlegplaats voor dit veer heeft gediend.
De cultuurhistorische waarde van de hardstenen veertrap achter de Mariakapel aan de Pasestraat wordt door ons niet betwist. De trap is immers onlangs ook om die reden gerestaureerd. In het bestemmingsplan is het cultuurhistorisch aspect niet meegenomen omdat deze onderzoeken nog niet afgerond zijn. Derhalve wordt de vermelding van de hiervoor bedoelde passage m.b.t. de trap niet nu in het bestemmingsplan opgenomen maar t.z.t. bij de sectorale aanpassing van het plan op dit onderdeel.
Omdat de estacade aan het Wilgenpad als een archeologisch object wordt beschouwd in de zin van “onderwaterarcheologie” kan de voorgestelde toevoeging “dat op een kaart uit 1868 die waarschijnlijk is uitgegeven door de provincie op deze locatie een voetveer is getekend. Bij zeer lage Maaswaterstand is ter plekke nog een plateau van kinderköpkes te zien dat hoogstwaarschijnlijk als aanlegplaats voor dit veer heeft gediend .” wel worden overgenomen.
Voorgesteld wordt het deelrapport op dit punt aan te passen. Deze zienswijze wordt dus deels wel en deels niet gevolgd.
II Zienswijze van mevrouw L. Engelbert
Zienswijze
Aandacht wordt gevraagd voor een initiatief tot vestigen van een horeca - terras op de binnenplaats van het pand Brigidastraat 64 te Itteren dat noodzakelijkerwijs gekoppeld wordt aan het vestigen van een horecavestiging te plaatse.
De aanvraag omgevingsvergunning is in voorbereiding maar nog niet concreet aangevraagd. Ofschoon er begrip is dat dit nog niet geheel gewogen initiatief nu niet in het plan meegenomen kan worden wordt er wel aandacht voor gevraagd om het t.z.t. wel positief te regelen.
Deze zienswijze is feitelijk geen formele zienswijze waarin wordt gevraagd het bestemmingsplan nu aan te passen. In zoverre kan deze ook niet te worden gevolgd.
Wij staan als college van burgemeester en wethouders in principe positief ten opzichte van het initiatief. Er is nog geen concrete vergunningsaanvraag ontvangen en er heeft derhalve formeel nog geen belangenafweging kunnen plaatsvinden hoe dit initiatief in de omgeving past. Gelet op het beheersmatig karakter van het plan kan dit initiatief dan nu ook niet worden ingepast.
Wel zijn wij in principe bereid dit initiatief positief te benaderen en de strijdigheid met het bestemmingsplan t.z.t. via een Wabo-ontheffingsprocedure) te faciliteren uiteraard onder voorbehoud van de integrale afweging.
III Zienswijze van de heer S. van de Venne van Aelmans ROM namens R.J.J.M. Smeets
Zienswijze
Verzocht wordt om concreet aan te geven op welke wijze in het ontwerpplan een planologisch -juridische waarborg van de door cliënt geëxploiteerde vigerende agrarische (gemengde) bedrijfsvoering op de locatie Geneinde 23 te Itteren heeft plaatsgevonden waarbij eventuele toekomstige (bouw- en/of gebruiks-)ontwikkelingen binnen de milieucirkel van het bedrijf nimmer tot extra beperkingen voor de bedrijfsvoering mogen leiden.
In het ontwerp bestemmingsplan is het uitgangspunt dat uitbreiding van woningen (zowel binnen als buiten de geurzone) niet rechtstreeks mogelijk is maar slechts middels een afwijking van het bestemmingsplan via een omgevingsvergunning. Binnen een geurzone mogen geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd;
Naar aanleiding van de reactie die in het kader van het vooroverleg is ingediend is in de ontwerpfase aan de afwijkingsregels voor het uitbreiden van woningen de voorwaarde toegevoegd, dat: ‘binnen de op de verbeelding aangeduide ‘milieuzone-geurzone’ geen nieuwe geurgevoelige objecten mogen worden opgericht die extra beperkingen opleveren voor de betreffende agrarische bedrijfsvoering.
Om dit aspect volledig te regelen wordt thans voorgesteld na het woord “gebouwd” in art. 26.2 lid a de tekst aan te vullen met c.q. te wijzigen in “ dan wel bestaande geurgevoelige objecten worden uitgebreid of bestaande bebouwde voorzieningen zodanig functioneel in gebruik worden genomen, waardoor extra beperkingen kunnen optreden voor de betreffende agrarische bedrijfsvoering”
Deze zienswijze is dus deels gegrond.
Zienswijze
Verzocht wordt om het loslaten van de verplichting om een omgevingsvergunning conform artikel 4.5.1, sub b en c voor het scheuren van grasland en het omzetten van grasland naar bouwland ten behoeve van veevoedergewassen, waarbij de voorkeur wordt uitgesproken om de eigendomsgronden van cliënt te bestemmen tot “Agrarisch.”
Met het verzoek om voor het scheuren van grasland en het omzetten van grasland naar bouwland ten behoeve van veevoedergewassen vanuit agrarisch landschappelijk oogpunt niet meer onder de verplichting van een omgevingsvergunning (voorheen aanlegvergunning) te laten vallen kan worden ingestemd. In het vigerende plan Kern Itteren is daar ook geen vergunningsplicht voor opgenomen. Ook in het onlangs vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Sint-Pietersberg,Jekerdal Cannerberg is in de planregelsdie betrekking hebben op het agrarisch gebied met waarde geen vergunningensysteem voor genoemde activiteiten opgenomen.
Het verzoek om alle agrarische gronden van de agrariër namens wie deze zienswijze is ingediend te bestemmen tot Agrarisch (zonder waarde) kan niet worden ingewilligd. Ook in het thans geldende bestemmingsplan Kern Itteren zijn deze gronden bestemd tot Agrarisch gebied met Landschappelijke of natuurlijke waarden. Het plan is zoveel mogelijk een beheersplan. Er is geen zwaarwegend argument aangedragen om de bestemming hier fundamenteel te wijzigen.
Deze zienswijze kan dus deels worden gevolgd en wordt deels afgewezen.
Zienswijze
Verzocht wordt om het eenduidig hanteren van een gelijke maximale bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde van 4,00 meter binnen de bestemmingen “Agrarisch”, “Agrarisch met waarde” en “Natuur”.
De hoogtemaat van 2 m komt uit het vigerende bestemmingsplan Itteren. Gelet op de beantwoording van zienswijze 1 van reclamant wordt voorgesteld de directe bestemming natuur in dit bestemmingsplan te laten vervallen. De maat van 4 meter hoogte is opgenomen t.b.v. recreatieve voorzieningen binnen de
bestemming Natuur (maar ook binnen Groen).
Desalniettemin hebben wij in de zienswijze aanleiding gezien de maatvoering in zowel de bestemming Agrarisch als de bestemming Agrarisch met waarde aan te passen in relatie tot onlangs vastgestelde plangebieden. Tevens wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat weideafrasteringen veelal hoger zijn dan 1 m. Veel agrarische gemeenten hanteren hiervoor een hoogte van 1,50 m Voorgesteld wordt de regeling van Art 4 als volgt te wijzigen:
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. Permanente open groeiondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van fruitteelt met een maximale bouwhoogte van 2 meter;
b. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt het volgende:
1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 meter
2. de erf- en terreinafscheiding mag uitsluitend in de vorm van een open constructie
worden vormgegeven;
3. in afwijking van het bepaalde onder 2., mag een erf- of terreinafscheiding worden opgericht in de vorm van een houtstapel, houtwal of takkenwal;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
Deze zienswijze wordt dus deels gevolgd.
Conclusie
Van de door reclamante nummer II kenbaar gemaakte zienswijzen wordt wel kennis genomen maar deze kan niet worden gevolgd en geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. De door de reclamanten I en III kenbaar gemaakte zienswijzen worden deels gevolgd en geven deels aanleiding tot aanpassingen van het ontwerpbestemmingsplan. Een overzicht van de concrete aanpassingen (lijst van wijzigingen) vormt onderdeel van het bij dit bestemmingsplan behorende vaststellingsbesluit.