De werken of werkzaamheden als bedoeld onder
artikel 23 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect, te verwachte gevolgen de in de aanhef van dit artikel omschreven doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder
artikel 23 lid 5.1 dient Rijkswaterstaat toestemming te hebben verleend.