Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Centrum
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0935.bpCentrum-vg01

Artikel 15 Verkeer-Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:    
  1. verkeersontsluiting;
  2. verblijfsgebied;
  3. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  4. een informatievoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-informatievoorziening (sv-iv)',
  5. een brug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug (br)';
  6. een tunnel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel (tu)';
  7. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage (pg)';
  8. een rederij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-rederij (sb-r)';
  9. water in de vorm van een rivier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'water (wa)';
  10. evenementen;
  11. terrassen, conform de uitgangspunten van het terrasbeleid;
  12. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]’ tevens voor de bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument(en);
  13. groenvoorzieningen;
  14. speelvoorzieningen;
  15. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  16. additionele voorzieningen.
 
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen
 
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van: 
  1. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen.
  2. een informatievoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-informatievoorziening (sv-iv)', waarvoor geldt dat het op de verbeelding aangegeven bouwvlak volledig mag worden bebouwd en de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  3. een rederijgebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-rederij (sb-r)',
    waarvoor geldt dat het op de verbeelding aangegeven bouwvlak volledig mag worden bebouwd en
    de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  4. de bouwdiepte van de ondergrondse openbare parkeergarage mag maximaal 10 meter bedragen.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer
    alsmede de bouwhoogte voor voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer mag niet
    meer bedragen dan 10 meter;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  3. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  5. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
 
15.2.3 Additionele voorzieningen
 
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen voor additionele voorzieningen mogen zowel bovengronds als ondergronds worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  4. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw, met uitzondering van ondergrondse en bovengrondse stallingsvoorzieningen voor (brom- en snor-) fietsen, die maximaal 500 m² mogen bedragen.
15.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
15.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in  artikel 15 lid 2.1 onder a. ten behoeve van:
  1. het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen tot maximaal 4 meter boven de bestaande goothoogte, zoals vermeld in bijlage 3 'Bestaande situatie functies en goothoogten' bij deze regels,
    met dien verstande dat de nokhoogte daarbij met dezelfde maat mag worden verhoogd;
  2. het vergroten van de diepte van hoofdgebouwen aan de achtergevel;
  3. het doorbreken van panden,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. er moet voldaan kunnen worden aan de regelgeving met betrekking tot het geldende risicoprofiel aangaande externe veiligheid vanwege het spooremplacement en doorgaande transporten;
  7. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden;
  8. de regels zoals aangegeven in de dubbelbestemming Waarde-Maastrichts Erfgoed worden gerespecteerd.
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Horeca
 
Horecafuncties zijn uitsluitend toegestaan conform de in artikel 29 lid 1 t/m 4 aangegeven gebiedsaanduidingen.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
15.6.1 Verruiming functionele gebruiksmogelijkheden horecafuncties
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:   
  1. artikel 15 lid 5.1 en artikel 29 lid 1 (Horeca-winkelgebied (A)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 15 lid 5.1 en artikel 29 lid 1 (Horeca-winkelgebied (A)) en artikel 29 lid 2 (Horeca-horecaconcentratie gebied (B)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5;
  3. artikel 15 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1 op de begane grond en/of in kelders;
  4. artikel 15 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 1,
waarbij bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid onder a. tot en met d. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
  4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
  5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  6. aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

    en waarbij bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid als genoemd in artikel 15 lid 6.1 sub c. aanvullend op de punten 1. tot en met 6. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

  7. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
  8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
  9. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
  10. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie
     
  
15.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het bepaalde in:
  1. artikel 15 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorieën 2 en 3 op de begane grond en/of in kelders;
  2. artikel 15 lid 5.1 en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 2;
  3. artikel 15 lid 5.1 en artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) en artikel 29 lid 4 (Horeca-woongebied (D)) ten behoeve van het toestaan van horeca in de categorie 5,

    waarbij bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onder a. tot en met c. voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

    1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    2. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet nadelig worden beïnvloed;
    4. er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan;
    5. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse,

      en waarbij bij toepassing van de wijzigingsmogelijkheid als genoemd onder sub a. en c. voor zover gelegen binnen de gebiedsaanduiding conform artikel 29 lid 3 (Horeca-overig Centrum (C)) aanvullend op de punten 1. tot en met 5. tevens aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

    6. de te vestigen horecafunctie is fysiek onmogelijk te realiseren in een bestaand horecapand;
    7. de te vestigen horecafunctie is versterkend voor de doelen van het horecabeleid;
    8. de maximale geluidbelasting binnen de inrichting mag nooit meer dan Lamax=80 dB(A) (of Laeq=70 dB(A)) bedragen;
    9. in de straat waarin de nieuwe horecafunctie wordt gerealiseerd is de woonfunctie niet de hoofdfunctie.