Plan: | Kissel-Voskuilenweg 2014 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0917.BP031500W000001-0401 |
Binnen het grondgebied van de gemeente Heerlen vigeren nog verschillende bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar, die daarom op grond van de Wet ruimtelijke ordening geactualiseerd moeten worden. Voor deze actualisatieopgave wordt een bepaalde gebiedsindeling gehanteerd, waarbij één nieuw bestemmingsplan verschillende oudere bestemmingsplannen kan vervangen. Eén van de te actualiseren plangebieden is het plangebied 'Kissel-Voskuilenweg 2014'.
Bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' heeft overwegend het karakter van een beheerplan. Slechts aan de zuidoostzijde van het plangebied vindt een zeer beperkte uitbreiding van het bedrijventerrein plaats voor maximaal 3 bedrijfspercelen. Het betreft slechts een afronding van de herstructurering van het terrein, waarbij reeds sprake is van bouwrijpe gronden. Dit betekent dat met uitzondering van de genoemde nieuwe bedrijfspercelen in eerste instantie enkel vigerende rechten in het nieuwe plan worden overgenomen. Op een aantal plaatsen zal dit echter vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet gewenst zijn. Actueel vastgesteld beleid en wetgeving kunnen er daarom toe leiden dat vigerende rechten worden ingeperkt, dan wel uitgebreid. Waar dit in het plangebied het geval is, wordt in voorliggende toelichting de belangenafweging in deze beschreven. De raad verricht in deze een zorgvuldige belangenafweging. Hierbij zal in afweging worden genomen of er bijzondere belangen aanwezig zijn die dermate zwaar wegen ten opzichte van het te dienen belang, dat van strikte uitvoering van het beleid moet worden afgezien.
De bovengenoemde uitgangspunten vormen samen met de voorafgaand aan het bestemmingsplan opgestelde uitgangspunten, een compleet startpunt voor een actueel juridisch-planologisch kader voor Kissel-Voskuilenweg, in de vorm van het nieuwe bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014'.
Het plangebied is gelegen ten oosten van het centrum van Heerlen en wordt aan de westzijde begrensd door het Kisselsbos. Aan de noordzijde bevindt zich het plangebied Heerlen-Noord en in het zuiden de wijk Molenberg.
Het plangebied wordt globaal omsloten door de Schaesbergerweg, de gemeentegrens met de gemeente Landgraaf en de Voskuilenweg. Binnen het plangebied ligt verder een deel van de Euregioweg. De spoorlijn Heerlen-Kerkrade doorsnijdt het plangebied in oostwestelijke richting. Direct aan de oostzijde van het plangebied ligt het Kisselsbos en aan de zuidwestzijde ligt het Aambos.
Aan de noordzijde van de spoorlijn Heerlen-Kerkrade is sprake van een gemengde woonomgeving, waarvan het beschermd dorpsgezicht 'Leenhof' deel uitmaakt, evenals enkele monumenten. Het bedrijventerrein De Kissel bevindt zich aan de zuidkant van de spoorlijn.
Luchtfoto plangebied en omgeving, met in het rood aangegeven de plangrens. |
Kadastrale ondergrond met plangrens. |
Binnen het plangebied zijn de in de onderstaande tabel opgenomen bestemmingsplannen van kracht.
Bestemmingsplan |
Vastgesteld door gemeenteraad Heerlen |
Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten Limburg |
Kissel-Voskuilenweg | 5 september 1995 | 2 april 1996 |
Uitbreidingsplan in hoofdzaken | 7 december 1964 | 21 maart 1966 |
1e wijziging | 4 januari 1977 | 28 november 1977 |
2e wijziging | 11 december 1978 | 7 augustus 1979 |
3e wijziging | 8 januari 1980 | 7 oktober 1980 |
Woonwagenlocaties | 6 juni 1994 | 27 september 1994 |
Binnenring | 6 mei 2003 | 16 december 2003 |
Het bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg' geldt voor vrijwel het gehele plangebied. Het 'Uitbreidingsplan in hoofdzaken' geldt uitsluitend voor de nieuw te ontwikkelen bedrijfspercelen aan de zuidoostzijde van het plangebied.
Naast de bovengenoemde bestemmingsplannen zijn er in de loop van de tijd verschillende vrijstellingen en ontheffingen verleend.
De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan. De toelichting geeft een nadere uitleg van de gemaakte beleidskeuzen en invulling van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status.
Elk bestemmingsplan is te onderscheiden door een landelijk uniek identificatienummer. Onderhavig bestemmingsplan is geregistreerd en vindbaar op het landelijke portaal onder www.ruimtelijkeplannen.nl nummer NL.IMRO.0917.BP031500W000001-0401.
In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende motieven en overwegingen vermeld. Ook wordt verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde overleg en inspraak.
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de gronden, die in het plan zijn gelegen, bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden of functies. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld, die regelingen bevatten over het gebruik van deze gronden en van de opstallen die zich daarop bevinden.
Met het oog op de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen schrijft de SVBP (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) de wijze voor waarop een planregel is opgebouwd en hoe de regels worden ingedeeld (vaste hoofdstukindeling).
De verbeelding geeft een grafische weergave van het plangebied. Op de verbeelding zijn de plangrens, bestemmingen en aanduidingen weergegeven. Het bestemmingsplan onderscheidt een digitale en een analoge verbeelding. Beide verbeeldingen zijn rechtsgeldig, echter bij interpretatieverschillen is de digitale verbeelding beslissend.
De digitale verbeelding is een interactieve raadpleegomgeving via het internet die de gehele inhoud van het bestemmingplan (grafische weergave, regels en toelichting) toont. Door een muisklik op de kaart te geven, verschijnen de bijbehorende regels voor die locatie in beeld. Tevens is het mogelijk om te meten op de kaart en door middel van coördinaten (het Rijksdriehoekscoördinatenstelsel) de exacte locatie te bepalen.
De analoge verbeelding bestaat uit 2 kaartbladen en heeft een schaal van 1:1000. De legenda legt een verbinding tussen de bestemmingen, aanduidingen en de regels en geeft een verklaring van de maatvoering, symbolen en topografische ondergrond(en).
De ondergrond is een samenstelling van de Grootschalige Basiskaart Nederland (landmeetkundig ingemeten topografie) en kadastrale begrenzingen.
Na vaststelling van het bestemmingsplan is de gehanteerde ondergrond onlosmakelijk met het bestemmingplan verbonden. De ondergrond is zichtbaar op de analoge verbeelding, echter deze wordt niet standaard getoond in combinatie met de digitale verbeelding. De topografische kaarten en luchtfoto's die worden getoond op www.ruimtelijkeplannen.nl zijn niet altijd up to date en slechts bedoeld als oriëntatiemiddel. Bij interpretatieverschillen is de vastgestelde ondergrond bepalend.
Hoofdstuk 2 is een opsomming van de planologische beleidskaders bestaande uit rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 3 is het plangebied beschreven. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de wijzigingen binnen het plangebied. Hoofdstuk 5 gaat in op de verschillende omgevingsaspecten. Hoofdstuk 6 beschrijft de verschillende hoofdgroepen van bestemmingen en de verschillende juridische regelingen. In hoofdstuk 7 is de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven en hoofdstuk 8 geeft een beeld van het gevoerde overleg en de doorlopen bestemmingsplanprocedure.
In dit hoofdstuk wordt het beleidskader voor het Rijksbeleid, het provinciaal en regionaal beleid en het gemeentelijk beleid, van toepassing voor het bestemmingsplangebied 'Kissel-Voskuilenweg 2014', toegelicht. Tevens wordt aangegeven welke consequenties het beleid heeft voor het bestemmingsplan.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu.
Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Voor Parkstad Limburg geeft het Rijk in de SVIR wel aan dat het aanpakken van de krimpopgave noodzakelijk is om leegstand en verpaupering te voorkomen. Dit beleid is op regionaal niveau verder uitgewerkt. Verder zijn voor de gemeente Heerlen geen specifieke opgaven van nationaal belang benoemd.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de "ladder voor duurzame verstedelijking" geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' heeft overwegend het karakter van een beheerplan. Slechts aan de zuidoostzijde van het plangebied vindt een zeer beperkte uitbreiding van het bedrijventerrein plaats in de vorm van maximaal 3 bedrijfspercelen. De beperkte uitbreiding voorziet in de vraag naar nieuwe bedrijfspercelen op het bedrijventerrein De Kissel en vindt plaats binnen het stedelijk gebied. Verder is de locatie goed ontsloten, waarmee wordt voldaan aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen.
In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:
Geen van deze nationale belangen heeft betrekking op het plangebied.
Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2006) is zowel streekplan, als provinciaal waterhuishoudingsplan en provinciaal milieubeleidsplan. Tevens bevat het de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Daarnaast vormt het POL2006 een beleidskader op hoofdlijnen voor zover het de fysieke elementen daarvan betreft. Tenslotte is het POL2006 een welzijnsplan op hoofdlijnen voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft. Het POL2006 is in de loop der jaren meerdere malen geactualiseerd. De meest recente actualisatie is in januari 2011 door provinciale staten vastgesteld.
De provincie Limburg wil bijdragen aan een gevarieerde en optimale kwaliteit van de leefomgeving in steden, dorpen en op het platteland, rekening houdend met de diversiteit van de inwoners van Limburg: oud en jong, allochtoon en autochtoon, valide en minder valide. Belangrijke elementen daarin zijn woningen van goede kwaliteit en op de juiste plaats, herstructurering van de woningvoorraad en passende en bereikbare voorzieningen. Dit alles stelt ook hoge eisen aan de milieukwaliteit, de ruimtelijke inrichting en de zorg voor sociale en culturele voorzieningen.
Perspectieven
Op een lager profiel is er behoefte aan nadere nuancering en detaillering.
Het plangebied is gelegen binnen de "grens stedelijke dynamiek" en vrijwel volledig binnen het POL-perspectief P9-stedelijke bebouwing. Slechts een klein deel aan de westzijde van het plangebied is gelegen binnen het POL-perspectief P2-Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) en een klein deel aan de oostzijde binnen het POL-perspectief P1-Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Uitsnede kaart 'Perspectieven' uit het POL2006. |
Stedelijke bebouwing (P9)
De stedelijke bebouwing (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon- en winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem (via de watertoets). Ook dient er aandacht te zijn voor de stedelijke wateropgaven ten aanzien van wateroverlast, afkoppeling, riolering, en ecologisch water. Waar nodig wordt hier door herstructurering de vitaliteit van buurten en wijken geborgd. De ligging binnen de "grens stedelijke dynamiek" houdt in dat het gebied tot een stadsregio wordt gerekend, waar in navolging van het rijksbeleid van bundeling van verstedelijking de groei van wonen, werken en voorzieningen dient te worden opgevangen. Het plangebied is gelegen binnen de stadsregio Parkstad Limburg. Binnen deze stadsregio worden de belangrijkste opgaven gevormd door de transformatie van de bestaande voorraad aan woon- en werkgebieden, het bevorderen van de economische groei en behoud en versterking van het voor deze regio zo kenmerkende stedelijke parklandschap met open ruimten, beken, en kenmerkende elementen uit het verleden als mijnstreek. In deze regio speelt bovendien de bevolkingskrimp een belangrijke rol,waardoor het voorzieningenniveau onder druk kan komen te staan.
Ecologische Hoofdstructuur (P1) en Provinciale Ontwikkelingszone Groen (P2)
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS; POL-perspectief 1) en de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG; POL-perspectief 2) vormen samen de ecologische structuur van Limburg. Binnen de EHS geldt het beschermingsregime 'nee, tenzij', wat betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieve locaties bestaan of sprake is van een groot maatschappelijk belang. Hierover dient nauw overleg plaats te vinden met de provincie Limburg (bevoegd gezag). Binnen de POG geldt het beschermingsregime 'ja, mits', wat betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegestaan mits in afdoende mate mitigatie en/of compensatie van natuurwaarden plaatsvindt. Ook hierover dienen afspraken te worden gemaakt met de provincie.
In algemene zin omvat de POG vooral landbouwgebieden als buffer rond de EHS, delen van steile hellingen met veel natuur en landschapselementen, ecologische verbindingszones, de beken met een specifiek ecologische functie (voor zover geen onderdeel van de EHS), hamsterkernleefgebieden, waterwingebieden met een natuurlijk karakter vanwege de waterbescherming en gronden die een natuurkarakter krijgen zoals bepaalde lopende ontgrondingen. Niet alle gronden binnen dit gebied veranderen in natuur en zullen voor een groot gedeelte landbouwgrond blijven.
De POG is niet volledig afgewogen op bestemmingsplanniveau maar laat toch op dit planniveau een aantal andere bestemmingen en functies zien variërend van infrastructuur, landbouwgronden tot militaire terreinen, woningen en toeristische voorzieningen e.d.
Zoals bovenstaand reeds aangegeven is slechts een zeer klein deel van het plangebied gelegen binnen de EHS en POG. In de directe omgeving van het plangebied zijn echter het Kisselsbos en het Aambos gelegen. Dit betekent dat bekeken moet worden of voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied in de nabijheid van EHS en/of POG enig effect kunnen hebben op deze beschermde gebieden (externe werking). Meer hierover in paragraaf 5.5 Natuur. De als EHS en POG aangewezen gronden zijn in het bestemmingsplan van een beschermende regeling voorzien.
Op 21 juni 2013 hebben Provinciale Staten van de provincie Zuid-Limburg de 'Verordening Wonen Zuid-Limburg' vastgesteld. In de verordening is bepaald dat gemeenten in Zuid-Limburg geen bestemmingsplannen, beheersverordeningen of omgevingsvergunningen meer mogen vaststellen of verlenen voor het bouwen van meer dan één nieuwe woning, tenzij die woningen voldoen aan de kwaliteitscriteria, zoals die zijn opgenomen in de door Gedeputeerde Staten op 2 juli 2013 vastgestelde beleidsregel 'Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg'.
De verordening is gemaakt om op een verantwoorde manier de plancapaciteit voor nieuwe woningen te reguleren. De verordening geldt niet voor plannen die vóór 5 juli 2013 zijn vastgesteld.
Kortweg houdt de beleidsregel in dat er alleen nog nieuwe woningbouwplannen mogen worden gemaakt, als:
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid tot oprichting van nieuwe woningen. Een toetsing aan de verordening 'Wonen Zuid-Limburg' is derhalve niet aan de orde.
Op 1 februari 2011 hebben Provinciale Staten van Limburg de Provinciale Woonvisie 2010-2015 vastgesteld. In deze visie is de ambitie van de provincie op het gebied van wonen uiteengezet en is de rol van regisseur die de provincie binnen dit beleidsveld wil vervullen nader beschreven.
In de woonvisie is nadrukkelijk rekening gehouden met de gevolgen van de bevolkingsdaling voor het woonbeleid van de verschillende woonregio's. Dit leidt tot een gedifferentieerde benadering per regio.
Zuid-Limburg wordt nu al sterk beïnvloed door de krimp. Voor heel Zuid-Limburg wordt voor de periode 2010-2030 een afname van de woningvoorraad met 16.000 woningen verwacht. De Stadsregio Parkstad neemt hierbij binnen Zuid-Limburg een bijzondere positie in. De kwantitatieve sloopopgave in Parkstad is becijferd op ruim 13.000 woningen tot 2020. Om dit te bereiken hanteert de provincie voor Parkstad m.b.t. de woningvoorraadontwikkeling een beleid met als kwantitatief uitgangspunt: "een erbij is twee eraf".
Zowel Heerlen als Parkstad hebben van meet af aan bedenkingen geuit tegen dit kwantitatieve uitgangspunt. Reden daarvoor is, dat een rigide toepassing van dit principe, investeringen in het verbeteren van de woningvoorraad per definitie financieel onhaalbaar maakt. De regio Parkstad heeft het provinciaal woonbeleid - met uitzondering van dit principe - verder uitgewerkt in haar eigen woonbeleid, dat tevens het woonbeleid voor de gemeente Heerlen vormt. Een samenvatting van dit beleid is opgenomen in paragraaf 2.3.
Verder werken de drie stedelijke gemeenten in Zuid-Limburg momenteel samen met de Provincie aan een gezamenlijke visie op wonen in Zuid-Limburg, waarbij de opgaven zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht zullen worden geherdefinieerd.
De beschikbaarheid van ruimte is een belangrijke vestigingsfactor voor bedrijven en diensten. Voor een voorspoedige ontwikkeling van de Limburgse economie is het dan ook belangrijk dat er voldoende werklocaties zijn, van de kwaliteit waar het bedrijfsleven om vraagt en met voldoende variatie in vestigingsmilieus.
In het POL2006 geeft de provincie de kaders hiervoor aan: ambitie, rolverdeling, uitgangspunten en aanpak. De feitelijke planningsopgave, die zowel de herstructurering van bestaande locaties en de ontwikkeling van nieuwe locaties kan omvatten, wordt per regio bepaald, in samenspraak met de gemeenten en is vastgelegd in het Programma Werklocaties Limburg 2020. Dit programma is op 16 december 2008 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg.
In het beleid voor werklocaties staat een regionale aanpak voorop. Door deze aanpak kan elke regio komen tot een goed afgestemd aanbod van werklocaties, waarbij in alle relevante segmenten kan worden voorzien en waarbij optimaal wordt ingespeeld op de kwaliteiten van een regio.
Voor de ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen wordt de SER-ladder toegepast. Dit houdt in dat in eerste instantie beschikbare ruimte binnen bestaande bedrijventerreinen wordt benut. Als dat niet mogelijk is wordt gekozen voor het uitbreiden van bestaande bedrijventerreinen en pas als dat ook niet mogelijk is worden nieuwe bedrijventerreinen aangelegd.
In de regio Parkstad Limburg zijn 50 bedrijventerreinen gelegen, verdeeld over zeven gemeenten. De gemeenten met de meeste werklocaties binnen haar grenzen zijn Heerlen (26) en Kerkrade (9).
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is sprake van een geringe uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein De Kissel. Binnen het bestaande terrein zijn geen mogelijkheden om aan de vraag naar ruimte te voldoen en daarom is er voor gekozen, in lijn met de SER-ladder en het 'Programma werklocaties', om in een beperkte uitbreiding van het terrein aan de zuidoostzijde van het plangebied te voorzien. Tevens is sprake van een logische afronding van het terrein en zijn de betreffenden gronden reeds bouwrijp.
De regio Parkstad Limburg heeft een eigen intergemeentelijke structuurvisie vastgesteld: 'Ruimte voor park & stad' (2009). De visie beoogt de missie van de regio, 'het in duurzame samenhang ruimtelijk-economisch ontwikkelen van de regio en het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit', te verwezenlijken. Als alle partijen hun krachten bundelen, moet het mogelijk zijn om in 2030 deze kwaliteiten in Parkstad Limburg te ervaren:
De intergemeentelijke structuurvisie zet de toekomstlijnen uit voor twee structuurdragers: ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit en de economisch-maatschappelijke ontwikkeling. Deze dragers zijn uitgewerkt door middel van vier hoofdthema's:
Ruimtelijke identiteit - regionale ontwikkeling met de natuur als goede buur
Natuur en landschap, inclusief het rijke erfgoed, beek- en rivierdalen vormen de basis voor een duurzame versterking van identiteit en vitaliteit. De stad krimpt, verdicht en laat zo de natuur ruimte voor groen en waterstructuren.
Economie - meer vitaliteit vanuit historische en huidige kracht
Hoofdambitie is economische structuurversterking met als strategie ruimtelijke concentratie en revitaliseren van locaties die niet aan moderne eisen voldoen, onder toepassing van de SER-ladder. Bij revitalisering van bestaande locaties krijgt kleinschalige bedrijvigheid nadrukkelijk de ruimte.
Wonen - meer kwaliteit voor een veranderende bevolking
Herstructurering gaat voor uitbreiding: het bedienen van de veranderende wensen van bestaande en nieuwe doelgroepen verloopt dus vooral via een kwalitatieve vervangingsopgave. In principe geen uitbreiding buiten huidige stedelijke contour.
Mobiliteit - meer samenhang, betere bereikbaarheid
De ambitie is een betere bereikbaarheid via weg en spoor, zowel regionaal als internationaal. De nieuwe ringstructuur ontlast de oude radiale wegenstructuur. Hierbij hoort een heldere, eenduidige categorisering van wegen naar hun functie. Dit is in de structuurvisie vertaald naar een XL t/m S-aanduiding.
Het voorliggende bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Er vinden buiten de realisatie van een beperkte uitbreiding van bedrijventerrein De Kissel geen ontwikkelingen plaats. Daarnaast dient te worden aangetekend dat het bedrijventerrein De Kissel reeds gerevitaliseerd is.
De vier hoofdthema's uit de structuurvisie zijn concreet uitgewerkt in diverse beleidsnota's, op zowel regionaal als gemeentelijk niveau. Deze komen in de volgende paragrafen aan bod, waarbij tevens wordt aangegeven hoe deze hun uitwerking hebben op bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014'.
Uitsnede ontwikkelingskaart Structuurvisie Parkstad Limburg. |
Onder regie van de regio Parkstad Limburg werken de Parkstadgemeenten en de woningcorporaties samen aan het woonbeleid voor onze regio. In dit kader heeft de Parkstad Raad op 11 december 2006 de Regionale Woonvisie op Hoofdlijnen vastgesteld. De visie markeerde de overgang van groei naar krimp en had als voornaamste doel het afremmen van de woningbouwproductie met het oog op de demografische ontwikkelingen. In de later vastgestelde Herstructureringsvisie Parkstad is vervolgens de verdunningsopgave per stadsdeel gekwantificeerd en vastgesteld in een "envelop". Deze enveloppen zijn nog steeds maatgevend voor het invullen van herstructureringsopgaven.
Bij het uitvoeren van deze opgaven is echter gebleken dat er nog vele knelpunten bestaan die de uitvoering vertragen. Daarom hebben Parkstad en de Parkstadgemeenten ervoor gekozen om niet weer een nieuwe woonvisie te maken maar een woonstrategie, gericht op het oplossen van knelpunten bij de uitvoering. Die regionale woonstrategie: "Kiezen voor Parkstad", is inmiddels gereed en is op 17 december 2012 vastgesteld door de Parkstadraad. Een drietal thema's zijn tijdens de gevoerde gebiedsgesprekken aangeduid als centrale vraagstukken voor de woningvoorraad en vormen voor deze woonstrategie de afzonderlijke hoofdstukken:
Het voorliggende bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. In lijn met de regionale woonstrategie wordt de (indirecte) woonvoorraad echter wel beperkt, doordat de uit te werken bestemmingen grotendeels worden omgezet naar een groenbestemming. Voor het overige levert de regionale woonstrategie geen concrete uitgangspunten op voor bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014'.
Vanuit het gestelde kader in de regionale woonstrategie heeft de Parkstadraad op 11 december 2013 de regionale woningmarktprogrammering voor de periode 2013-2016 vastgesteld. Met deze regionale woningmarktprogrammering spreken de gemeenten in Parkstad Limburg uit rekening te houden met elkaars belangen en te streven naar een evenwichtige woningmarkt. De regionale woningmarktprogrammering koppelt kwaliteit aan kwantiteit en is daarmee een belangrijk instrument voor de regiogemeenten. De gemeenten geven met deze regionale woningmarktprogrammering aan welke woningbouwprojecten het best aansluiten bij de huidige marktomstandigheden en hoe in de toekomst met nieuw toe te voegen woningbouwprojecten wordt omgegaan. Hiermee beogen we van de regio Parkstad een aantrekkelijke woonregio te maken.
In de regionale woningmarktprogrammering is een onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe projecten. In beide gevallen geldt dat er zowel kwantitatieve als kwalitatieve toetsing plaats heeft gevonden. De kwantitatieve toets is voor beiden gelijk, de kwalitatieve toets verschilt.
De bestaande projecten zijn vanuit een markttechnisch perspectief getoetst op de locatie van het woningbouwproject en de productmarktcombinatie. Dit heeft erin geresulteerd dat de bestaande woningbouwprojecten kunnen worden verdeeld in de volgende categorieën:
Bij de vraag of een nieuw initiatief kan worden opgenomen in de regionale woningmarktprogrammering, wordt getoetst aan de transformatieopgave voor het betreffende woongebied waarin dat plan is gelegen. Een nieuw initiatief kan worden toegevoegd aan de regionale woningmarkprogrammering, indien het aantal toe te voegen woningen kleiner dan of gelijk is aan nul (bijvoorbeeld bij een herstructureringsgebied met sloop en vervangende nieuwbouw) óf indien het een project betreft in een woongebied met een verdichtingsopgave met woningen waarin de programmering nog niet voorziet. De regionale woningmarktprogrammering bevat geen plannen welke zijn gelegen binnen onderhavig plangebied.
In december 2009 heeft het Parkstadbestuur de "Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad Parkstad Limburg 2008-2020" vastgesteld, die in januari 2010 door de raden van de Parkstadgemeenten is bekrachtigd. De Herstructureringsvisie geeft inzicht in de gebieden waar in Parkstad Limburg transformatie van de woningvoorraad nodig is, in het licht van de teruglopende en veranderende woningbehoefte, om te komen tot een duurzame ruimtelijke structuur. Per gemeente en voor geheel Parkstad is de transformatie-opgave tot en met 2020 geformuleerd in de vorm van een ‘envelop’. Deze enveloppen bestaan uit een kwantitatieve en een kwalitatieve transformatieopgave (onttrekkingen ten gevolge van bevolkingsdaling en bouwplannen en vervangingsopgave), zodat de partners gestimuleerd worden om afwegingen te maken: soms kan het verstandiger zijn een ‘papieren plan’ te stoppen dan een daadwerkelijke woning te slopen. Met overzichtskaarten is aangegeven waar de herstructureringsopgave gaat 'landen', waarbij onderscheid is gemaakt in drie typen gebieden:
Beheergebieden
In deze gebieden vindt, buiten de eventuele realisatie van ABC-plannen, geen herstructurering van de woningvoorraad plaats. Binnen beheergebieden kunnen wel overige ontwikkelingen plaatsvinden, niet zijnde woningbouwherstructurering.
Verdunningsgebieden
In verdunningsgebieden zal de verdunningsopgave landen. Dit zijn gebieden waar een kwaliteitsslag gemaakt kan worden door verdunning, voor wat betreft o.a. het wonen, het verminderen van druk op het openbaar gebied, vergroening en verbetering van leefbaarheid in het algemeen. Hierbij kan gedacht worden aan sloop en nieuwbouw, maar ook aan bijvoorbeeld samenvoeging en aanpassing van woningen.
Ontwikkelingsgebieden
Dit zijn gebieden waar door de gemeenten (en partners), in het kader van de krimp, reeds integrale plannen zijn opgesteld die structuur-en functieverandering omvatten en die bekend zijn in de gemeente. Naast ontwikkelingsgebieden in het kader van de krimp, kunnen ook nog andere (grootschalige) ontwikkelingen binnen de gemeenten gepland of in uitvoering zijn die losstaan van de krimpopgave. Tevens kan in een aantal ontwikkelingsgebieden een deel van de verdunningsopgave landen.
Een deel van het ten noorden van de spoorlijn gelegen deel van het plangebied is aangewezen als ontwikkelingsgebied. Een deel van het ten zuiden gelegen deel van het plangebied is aangewezen als verdunningsgebied. Binnnen het plangebied zijn geen nieuwe woningbouwontwikkelingen voorzien. Wel worden de uit te werken bestemmingen grotendeels vervangen door een groenbestemming, waarmee feitelijk de indirecte woningvoorraad wordt teruggebracht.
Op 31 oktober 2011 heeft het Parkstadbestuur een structuurvisiebesluit genomen, dat ingaat op het thema wonen. Zoals geschetst in het regionale woonbeleid (o.a. Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad, Parkstad Limburg) is het, mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg, niet gewenst om de regionale woningvoorraad verder te laten toenemen om het (toekomstige) overschot aan woningen niet nog verder te laten toenemen. Wel blijft de noodzaak aanwezig om de samenstelling van de woningvoorraad aan te passen aan de veranderende woonwensen. Daarvoor zullen nieuwe woningen moeten worden gerealiseerd die dienen als vervanging van bestaande voorraad.
Geen verdere toename van de omvang van de regionale woningvoorraad betekent dat het wenselijk is dat nog beschikbare vigerende plancapaciteiten die leiden tot een toename van de regionale woningvoorraad niet per definitie moeten worden gerealiseerd en dat in voorbereiding zijnde uitbreidingen van de regionale woningvoorraad niet altijd worden omgezet in daadwerkelijke additionele plancapaciteit.
Beleidsbesluit
In haar regionaal woonbeleid, gepubliceerd als eigen beleid door de Parkstadgemeenten, geeft de Stadsregio aan wat de opgave in de regionale woningvoorraad t/m 2020 is (regionale kaders). Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de woningvoorraad binnen de gemeenten in Parkstad Limburg zich te bewegen binnen deze gestelde kaders.
Vigerende bestemmingen woningbouw, waarvan op 1 januari 2013 nog geen gebruik is gemaakt, zullen daartoe bij actualisatie van het bestemmingsplan worden herzien tenzij de locatie is opgenomen / past binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. woningbouwprogrammering).
In het voorliggende bestemmingsplan zijn de bestaande woningen positief bestemd, door ze binnen de woonbestemming een bouwvlak toe te kennen.
Binnen het plangebied zijn enkele onbenutte rechtstreekse bouwtitels aangetroffen die worden herzien. Het betreft de achterzijdes van de woonpercelen aan de noordzijde van de Limaweg. Ter plaatse zijn op de achterzijdes van deze percelen behorend bij de woningen aan de Schaesbergerweg in de huidige situatie bijgebouwen en garageboxen gesitueerd. Ook was er op het hoekperceel Schaesbergerweg 120 nog een onbenutte bouwtitel aanwezig, die in voorliggend bestemmingsplan is herzien.
Verder geldt voor het plangebied als gevolg van het beleidsbesluit dat de uitwerkingsplicht in het vigerende bestemmingsplan Kissel-Voskuilenweg, zoals vastgesteld op 5 september 1995, is komen te vervallen en grotendeels wordt vervangen door een groenbestemming.
De Parkstad Raad heeft op 21 februari 2011 de Retailstructuurvisie Parkstad Limburg 2010-2020 vastgesteld. Doel van deze visie is te komen tot een duurzame retailstructuur voor Parkstad Limburg die bestand is tegen de demografische ontwikkelingen en ruimte biedt voor de dynamiek in de retailsector, waardoor het een bijdrage levert aan het versterken van de economische structuur.
De huidige retailstructuur in Parkstad Limburg bestaat uit de Heerlense binnenstad (inclusief winkelcentrum 't Loon) en de centra van de satellietsteden, te weten Brunssum centrum, Kerkrade centrum, Hoensbroek centrum en Landgraaf op de Kamp. Daarnaast zijn er nog verschillende buurt- en wijkverzorgende centra, de dorpscentra en de grootschalige perifere locaties.
Voor de gewenste toekomstige retailstructuur van Parkstad vormt de bestaande retailstructuur het vertrekpunt. Daarbij gaat de beleidsagenda van Parkstad uit van de binnenstad van Heerlen als binnenstedelijk (winkel)centrum voor Parkstad met daaromheen de binnenstedelijke satellietcentra. De overige stedelijke centra richten zich op de lokale consumentenverzorging zonder daarbij de regionale hoofdstructuur nadelig te beïnvloeden.
Vanuit dit gegeven is de toekomstige retailstructuur van Parkstad opgebouwd uit de volgende detailhandelsconcentraties:
(Bestaand) winkelaanbod in gebieden buiten de aangewezen locaties (onder andere verspreid en op bedrijfsterrein) is ongewenst.
Tot slot wordt met richtbeelden aangegeven welk type voorzieningen per soort detailhandelsconcentratie passend zijn. Deze richtbeelden maken de consument duidelijk waar het primaat ligt voor de aankoop van dagelijkse artikelen, waar doelgerichte aankopen zijn geclusterd en welk profiel hier aan is gekoppeld en dat Heerlen centrum de primaire functie vervult voor recreatief winkelen binnen de regio Parkstad Limburg.
Binnen het plangebied is geen sprake van een locatie met een detailhandelsconcentratie met een groot verzorgingsgebied, zoals benoemd in de Retailstructuurvisie. Er komt alleen verspreid aanbod voor. In lijn met het regionaal retailbeleid wordt in bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' de mogelijkheid van vestiging van detailhandel in panden waar ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan géén detailhandel was gevestigd, uitgesloten.
Op 31 oktober 2011 heeft het Parkstadbestuur een structuurvisiebesluit genomen, dat ingaat op het thema retail. Zoals geschetst in het regionale retailbeleid (Retailstructuurvisie 2010-2020, Parkstad Limburg) is het, mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg en de daarmee samenhangende afname van het bestedingspotentieel, niet gewenst om de regionale retailvoorraad nu verder te laten toenemen om het (toekomstige) overschot aan winkelvloeroppervlak niet nog verder te laten toenemen. Echter, ondanks het teruglopen van het omzetpotentieel dient er wel ruimte geboden te worden aan uitbreiding van winkelaanbod op bepaalde locaties. Door deze structuurbepalende gebieden als uitgangspunt te nemen, wordt uitval aan de onderkant van de markt in werking gezet en ontstaat er zodoende schaarste die noodzakelijk is om wenselijke ontwikkelingen ook op wenselijke locaties te laten plaatsvinden.
Geen verdere toename van de omvang van de regionale retailvoorraad betekent dat het wenselijk is dat nog beschikbare vigerende plancapaciteiten die leiden tot een toename van de regionale retailvoorraad niet per definitie moeten worden gerealiseerd en dat in voorbereiding zijnde uitbreidingen van de regionale retailvoorraad niet altijd worden omgezet in daadwerkelijke additionele plancapaciteit.
Beleidsbesluit
In haar regionaal retailbeleid, gepubliceerd als eigen beleid door de Parkstadgemeenten, geeft de Stadsregio aan wat de opgave in de regionale winkelvoorraad t/m 2020 is (regionale kaders). Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de winkelvoorraad binnen de gemeenten in Parkstad Limburg zich te bewegen binnen deze gestelde kaders. Vigerende bestemmingen detailhandel, waarvan op 1 januari 2013 nog geen gebruik is gemaakt, zullen daartoe bij actualisatie van het bestemmingsplan worden herzien tenzij de locatie is opgenomen / past binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. beslisboom Retailstructuurvisie).
Binnen het plangebied is geen sprake van een locatie met een detailhandelsconcentratie met een groot verzorgingsgebied, zoals benoemd in de Retailstructuurvisie. Er komt alleen verspreid aanbod voor. In lijn met het regionaal retailbeleid wordt in bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' de mogelijkheid van vestiging van detailhandel in panden waar ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan géén detailhandel was gevestigd, uitgesloten.
In 2008 is de "Stadsvisie 2026" door de raad van de gemeente Heerlen vastgesteld. In deze visie worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen benoemd waar Heerlen mee te maken heeft en die ook in de komende jaren van groot belang zullen zijn: de bevolkingskrimp als gevolg van vergrijzing en ontgroening, de individualisering van de samenleving en de daarmee onder druk staande sociale cohesie in buurten en de mondialisering van de economie. Aan de hand van deze thema's worden kansen gezocht voor de komende jaren. Deze lijken met name te liggen in samenwerking op regionaal (Parkstad Limburg), nationaal (Tripool Zuid-Limburg, G27) en internationaal (MAHHL, Eurocities, Heerlen-Aken) gebied. Naast deze kansen vorm de belangrijkste bedreiging het verminderen van de aantrekkelijkheid, veiligheid en levendigheid van het stadscentrum, waarbij het van belang wordt geacht dat de inwoners zich samen met de stad ontwikkelen. De afgelopen jaren heeft ten aanzien van veiligheid en levendigheid een duidelijke verbeteringsslag plaatsgevonden, die de komende jaren moet worden doorgezet.
Met het thema "Van Coriovallum naar Corioforum" worden vier speerpunten geformuleerd voor Heerlen: Centrumstad, Ondernemende stad, Jeugdige stad en Netwerkstad. De visie wordt samengevat als "Heerlen 2026: Energiek hart van Parkstad".
De Stadsvisie kent geen specifieke uitgangspunten voor het voorliggende bestemmingsplan.
In de "Structuurvisie Kantoren Heerlen tot 2010" is het gemeentelijk kantorenbeleid uiteengezet. Hoewel de visie in eerste instantie gericht was tot 2010, geldt deze momenteel nog steeds als uitgangspunt voor het kantorenbeleid. Overigens is nieuw beleid in ontwikkeling, dat zal gaan gelden voor alle Parkstad-gemeenten.
In de structuurvisie wordt aangegeven dat het grootste deel van de Heerlense werkgelegenheid zich in de commerciële en niet-commerciële dienstverlening bevindt. In het algemeen zijn de bedrijfsactiviteiten van deze sectoren hoofdzakelijk gehuisvest in kantoorpanden. Het creëren en het behoud van werkgelegenheid vormt één van de speerpunten van het economisch beleid.
Er wordt uitgegaan van vier schaalniveaus voor kantoorlocaties:
Huidige situatie
Heerlen is hét kantorencentrum van Parkstad Limburg. Dankzij de samenstelling van bedrijven en instellingen (voornamelijk (semi)overheid en voormalige overheidsbedrijven) kent Heerlen een andere kantorenmarkt dan andere kantoorsteden. Het leegstandspercentage ligt onder het landelijk gemiddelde.
Het probleem in Heerlen is echter dat sprake is van relatief veel incourante leegstaande kantoorgebouwen. Voor een incourant pand geldt dat het leeg staat en er geen zekerheid is dat het in de toekomst weer verhuurd zal worden, met structurele leegstand tot gevolg.
Heerlen zet daarom in de realisatie van courante kantoorgebouwen (zoals in het Maankwartier en het Schinkelkwadrant) én de transformatie van incourante kantoorgebouwen (bijvoorbeeld het CBS-gebouw). Bij de locatiekeuze voor nieuwe kantoren zal uitgegaan worden van het kantoorlocatiebeleid, zoals hierboven genoemd.
Binnen het plangebied blijven uitsluitend de bestaande kantoren mogelijk.
Het gemeentelijk Groenbeleidsplan is op 14 mei 2013 vastgesteld en vormt sindsdien het gemeentelijk groenbeleid. In dit plan is het vorige groenstructuurplan geïntegreerd. Het Groenbeleidsplan geeft een middellange termijnvisie (2010-2025) op de gewenste ontwikkeling van het (semi-)openbare groen van de gemeente Heerlen. Behalve een visie op de gemeentelijke groenstructuur bevat het Groenbeleidsplan ook een kader voor het groenbeheer en is er tevens een uitvoeringsprogramma aan gekoppeld. Het Groenbeleidsplan heeft als hoofddoelstelling een integrale, samenhangende en tevens duurzame groenstructuur te realiseren, die recht doet aan de identiteit en eigenheid van Heerlen als onderdeel van Parkstad Limburg en voldoende robuust van karakter is waar het gaat om behoud en verbetering van leefbaarheid en groene kwaliteit.
In de visie op de groenstructuur van de gemeente Heerlen is uitgegaan van de volgende integraal samenhangende componenten:
De hoofdgroenstructuur van Heerlen kadert de ligging van de verschillende stadsdelen in. Om een goede aansluiting te vormen op de gemeentelijke hoofdgroenstructuur is per stadsdeel de gewenste ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur verder uitgewerkt.
Vervolgens is nog verder ingezoomd en is de gewenste groenstructuur in de buurten en buurtschappen beschreven. Hierbij is onderscheid gemaakt in verschillende buurttypen. De visies voor de verschillende buurttypen zijn vertaald in een gereedschapskist voor de groenstructuur per buurttype, waarin de karakteristieken en functies van de hoofd- en subgroenstructuur van een buurttype zijn vastgelegd. Onderscheid wordt gemaakt in structuurgroen en snippergroen, waarbij het uitgangspunt geldt dat snippergroen kan worden afgestoten zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de openbare ruimte.
Uitsnede kaart Groenstructuur Heerlen. |
Binnen het plangebied maakt met name het ten oosten van de Euregioweg gelegen deel van het Kisselsbos deel uit van de hoofdgroenstructuur van Heerlen. Het betreffende bosgebied blijft behouden en is in het bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' van een passende juridisch-planologische regeling voorzien.
Voor het overige is binnen het plangebied met name sprake van structuurgroen en snippergroen. Ter behoud van de stedenbouwkundige structuur in de buurten krijgt het structuurgroen zoveel mogelijk een groene bestemming.
In Heerlen ontspringen vier beken. Twee daarvan, de Geleenbeek en de Caumerbeek, vormen samen bijna 20 kilometer beekdal in de stad. Deze beekdalen spelen een belangrijke rol in de stedenbouwkundige opbouw van de stad, ze leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van de stad en de buurten en wijken, ze hebben een interessante natuur- en landschapswaarde en een belangrijke functie voor het bergen en afvoeren van water.
Op 2 november 2004 heeft de gemeenteraad de Inrichtingsvisie beken vastgesteld. Primair uitgangspunt van de visie is de beekdalen als een robuuste structuur in het stedelijk weefsel herkenbaar te maken en waar mogelijk te accentueren. Daarmee kunnen de beken weer hun oorspronkelijke functie van dragers van de ruimtelijke structuur krijgen. Er zijn drie hoofdlijnen van ingrepen om dit te bereiken:
De Caumerbeek grenst aan de westzijde van het plangebied en is ter plaatse overkluisd. Aangezien de beek en de beschermingszone buiten het plangebied liggen gelden er voor het bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' geen nadere voorwaarden.
Op 12 maart 2003 heeft de gemeenteraad het horecabeleid vastgesteld, beschreven in de visie 'Heerlen heeft 't!'. Belangrijk uitgangspunt voor de visie is dat Heerlen de hoofdkern is in Parkstad Limburg en dat deze functie verder uitgebouwd moet worden. Binnen de gemeente is het centrum van Heerlen het gebied waar horeca met een bovenlokale functie is gesitueerd. In de stadsdelen en buurten heeft de horeca een buurtfunctie, is ondersteunend aan andere voorzieningen en wordt optimaal gefaciliteerd.
Horecabedrijven in de (woon)buurten hebben naast een horecafunctie vaak ook een maatschappelijke functie (ontmoetingsfunctie, verenigingsleven). Omdat deze horeca belangrijk is voor de bewoners van Heerlen, dient deze gekoesterd te worden en zoveel mogelijk te worden gefaciliteerd.
Wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden voor de horeca in de buurten buiten het centrum geldt dat er in principe geen uitbreiding van het aantal horecazaken wordt toegestaan. Voor de leefbaarheid is het belangrijk het huidige aanbod te behouden.
In bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' zijn de bestaande horecazaken positief bestemd. Waar op grond van het huidig vigerend bestemmingsplan mogelijkheden tot vestiging van horeca bestaan, maar die momenteel niet zijn benut, zijn deze verwijderd om ongewenste uitbreiding van het horeca aanbod te voorkomen.
Op 2 november 2010 heeft de gemeenteraad de Parkeernota Heerlen 2010 vastgesteld. Aan de hand van deze parkeernota zet de gemeente Heerlen onder meer in op een bruisend en levendig stadscentrum, aantrekkelijke leefbare woonmilieus, een goede bereikbaarheid, een krachtig ondernemersklimaat en hoogwaardig onderwijs. Het parkeerbeleid moet bijdragen aan de totstandkoming van deze speerpunten. De visie op parkeren is dan ook als volgt geformuleerd:
'Heerlen streeft naar een evenwichtige balans tussen parkeervraag en -aanbod waarbij aan de parkeerbehoefte van diverse doelgroepen (bewoners, bezoekers en bedrijven) zoveel mogelijk wordt voldaan, zonder dat dit ten koste gaat van de leefbaarheid in de wijk en de kwaliteit van de openbare buitenruimte.'
De parkeerbalans is in evenwicht op het moment dat de parkeerbezetting ligt tussen de 50 en de 80 procent. Per gebied kan het moment waarop deze parkeerbezetting wordt gemeten verschillen. Uitgangspunt is dat de parkeerbezetting gemeten dient te worden als de gemiddelde parkeerbehoefte het hoogst is.
Voor een optimaal parkeerbeleid is het van belang dat er sprake is van een adequaat openbaar vervoer, dat de bereikbaarheid per fiets optimaal is en (zonodig) de omliggende woonbuurten afgeschermd worden middels parkeren voor vergunninghouders.
Aangezien sprake is van een overwegend conserverend bestemmingsplan, zullen als gevolg van het bestemmingsplan geen wijzigingen worden doorgevoerd aan de parkeersituatie binnen het plangebied. Uitzondering hierop wordt gevormd door de te ontwikkelen bedrijfspercelen aan de zuidkant van bedrijventerrein De Kissel. Ter plaatse zal bij de aanvraag voor omgevingsvergunning voor de realisatie van de bedrijfspercelen voldaan moeten worden aan de parkeernormen, zoals vastgelegd in de Parkeernota Heerlen 2010 (onderdeel uitmakend van de gemeentelijke bouwverordening).
In het Meerjarig Bestuurlijk programma 2011-2014 wordt de aandacht gevraagd voor duurzaamheid als leidend principe in herstructurering en integrale afweging van energie, groen, geluid, klimaat en luchtkwaliteit om een aantrekkelijke stad met een eigen karakter te realiseren en behouden. Duurzaamheid betreft een integrale afweging van belangen voor de korte en de lange termijn, voor alle relevante stakeholders in het gebied en binnen de tijdshorizon. Uitgaande van de 'Triple PPP'-benadering (people-planet-prosperity) betekent duurzaamheid voor gebiedsinrichting en herstructurering dat de gebiedsinrichting zelf en het gebruik van het gebied toekomstbestendig moeten zijn. Daarbij dient de balans van voorraadgebruik (materiaal, energie) en belasting van de omgeving (lokaal, klimaat) waarde toe te voegen aan één of meer duurzaamheidsbelangen, rekening houdend met alle relevante stakeholders.
De belangrijkste duurzaamheidsbelangen zijn:
Er zijn geen normen vastgelegd voor het begrip duurzaamheid. Op enkele genoemde belangen, zoals leefomgeving en duurzaam bouwen, is sectorale wet- en regelgeving van toepassing. Hierin zijn kaders geformuleerd voor de toepassing van het duurzaamheidsprincipe.
Klimaatbeleidsplan
Het gemeentelijk Klimaatbeleidsplan 2010-2020 gaat in op klimaatmitigatie en bevat naast een algemene ambitie een aanpak voor de thema's gemeentelijke organisatie, wonen, mobiliteit en bedrijven. De algemene ambitie voor 2020 bestaat uit het:
Mijnwater
Het mijnwaterproject is een alternatief duurzaam energieconcept, gebaseerd op aardwarmte in combinatie met de bestaande mijngangen. Het is ontwikkeld als experiment onder beheer van de gemeente Heerlen en met steun van de Europese Unie. Het mijnwaternetwerk zal steeds verder worden uitgebreid, waarbij onder andere voor gemeentelijke gebouwen onderzocht zal worden of aansluiting op het netwerk mogelijk en haalbaar is. Het mijnwaterproject is beoogd als aanjager en hefboom voor een grootschalige energietransitie in Heerlen.
Het bestemmingsplan heeft overwegend het karakter van een beheerplan. Dat betekent dat de huidige functies behouden blijven en er vrijwel geen veranderingen optreden in het gebiedsgebruik. Omdat het een beheerplan is, zijn duurzaamheidsmaatregelen met ruimtelijke consequenties uitgesloten. Veranderingen van gedrag zijn uiteraard wel mogelijk, maar kunnen niet worden geregeld in een bestemmingsplan. Indien bestaande bebouwing wordt verbouwd, zijn de energieprestatiecoëfficiënt (EPC)-eisen van het Bouwbesluit van toepassing. Voor mijnwater zijn in het plangebied momenteel geen toepassingsmogelijkheden voorzien. Er is daarom geen aanleg noodzakelijk van de hiervoor benodigde infrastructuur. Het bestemmingsplan is verder voldoende flexibel ingericht zodat mogelijke toekomstige aanleg van mijnwaterleidingen niet uitgesloten is.
Voor het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangssituatie, de bestaande situatie in het plangebied, goed in beeld wordt gebracht.
In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van het plangebied 'Kissel-Voskuilenweg 2014' en zijn directe omgeving. Zowel de historie van het plangebied als de huidige ruimtelijke en functionele structuur worden beschreven.
In de historie is de mijnbouwperiode voor heel Limburg, en Heerlen in het bijzonder, voor de stedenbouwkundige ontwikkeling heel bepalend geweest. In de periode tussen 1890 - 1960 vond in Heerlen een grote toename aan industriële activiteiten plaats. Met name de mijnbouw en de toeleveringsbedrijven zorgden in deze periode voor een sterke groei. Door de aanleg van de steenkolenmijnen moesten mijnwerkers worden gezocht die vervolgens vaak in de directe omgeving (op loopafstand) van de mijnen werden gehuisvest. Zo verrezen in de periode 1905 - 1917 onder meer de mijnkoloniën Leenhof en Schaesberg, waarvan de woongroepen Leenhof I en II binnen het plangebied liggen.
Topografische kaart van 1955. |
In de jaren 60 van de 20e eeuw schakelde Nederland over op aardgas, met als gevolg de sluiting van veel mijnen in deze periode en de daaropvolgende jaren '70. Hierdoor trad er een verandering op in de sociale en economische structuur. Er werden in Heerlen nieuwe bedrijventerreinen aangelegd, waaronder ook bedrijventerrein De Kissel. Verder werd in de gemeente in de delfstoffenwinning een nieuwe industriële activiteit gevonden.
In de stedelijke context is het plangebied gelegen aan de oostzijde van het centrum, tussen de Groene Boord en Euregioweg, grenzend aan de gemeente Landgraaf.
De ruimtelijke structuur van het plangebied wordt in belangrijke bepaald door de bebouwingsstructuur en de wegenstructuur, met dwars door het plangebied de spoorlijn Heerlen-Kerkrade, die een belangrijke barrière vormt.
Heerlen wordt wel gekarakteriseerd als een 'gefragmenteerde', groene stad. Een stad die
bestaat uit bebouwingskernen, omgeven door onbebouwde, groene ruimten. Ook voor het plangebied is deze beschrijving van toepassing, met aan de westzijde het beekdal van de overkluisde Caumerbeek, aan de zuidwestzijde het Aambos, aan de oostzijde het Kisselsbos en de diverse groene percelen centraal in het plangebied, waaronder het voormalige Glasmij-terrein.
Binnen het plangebied bestaan duidelijke hoogteverschillen, waarbij de maaiveldhoogtes variëren van ca. 110 m +NAP in het westen langs de Caumerbeek tot ca. 140 m +NAP in het oosten.
Het plangebied is voor een belangrijk deel bebouwd en verhard. Het betreft voor het overgrote deel bebouwing in de vorm van woningen en bedrijfsgebouwen. Er is echter ook bebouwing aanwezig ten behoeve van diverse andere functies.
Aan de Schaesbergerweg, Spoordamstraat en Voskuilenweg is voornamelijk sprake van aaneengesloten woonbebouwing bestaande uit 2 bouwlagen afgedekt met een kap. Op de hoek van de Gasthuisstraat en de Groene Boord is sprake van twee aaneengebouwde flatgebouwen. Binnen het beschermde dorpsgezicht Leenhof is sprake van enkele blokken van vier rug-aan-rug-woningen bestaande uit anderhalve bouwlaag, afgedekt met een kap. Aan de Crutserveldweg is tot slot sprake van een klein woonwagencentrum.
Qua bedrijfsbebouwing is binnen het plangebied sprake van wisselende bebouwingsvormen, overwegend bestaande uit één of twee bouwlagen, met diverse dakvormen.
Het plangebied is goed ontsloten. Dwars door het plangebied loopt de Mijnspoorweg als belangrijke interne ontsluitingsroute. Aan de oostzijde sluit de Mijnspoorweg aan op de Euregioweg en aan de westzijde via de Gasthuisstraat op de Groene Boord. Daarnaast vormen ook de Schaesbergerweg en Voskuilenweg belangrijke ontsluitingswegen binnen het plangebied.
Ook met het openbaar vervoer is het plangebied goed ontsloten. Zo zijn er diverse bushaltes aanwezig langs de Schaesbergerweg, de Mijnspoorweg en de Voskuilenweg en ligt centraal in het plangebied treinstation De Kissel.
De spoorlijn die dwars door het plangebied loopt vormt een fysieke barrière tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van het plangebied. Binnen het plangebied zijn een beperkt aantal noord-zuid verbindingen aanwezig. Deze zijn gesitueerd aan de Groene Boord, de Glasmijweg, De Kissel - Spoordamstraat en de Euregioweg.
Binnen het plangebied is sprake van een redelijk gemengd gebied. Aan de zuidkant van de spoorlijn ligt het recentelijk gerevitaliseerde bedrijventerrein De Kissel en zijn verder diverse andere veelal solitaire functies aanwezig. Aan de Noordzijde van de spoorlijn heeft het plangebied overwegend een woonfunctie. Ook hier komen echter diverse andere solitair gelegen functies voor. De diverse afzonderlijke functies worden onderstaand beschreven.
Binnen het plangebied zijn enkele verspreid liggende maatschappelijke voorzieningen aanwezig, waaronder Mijnstreek Dierentehuis, Lionarons GGZ, gezondheidscentrum EMARE, een apotheek, Vrije School Heerlen en Islamitische Basisschool El Wahda. Tevens bevindt zich aan de Gasthuisstraat 52 Scouting Kapelaan Berix en is aan de Gasthuisstraat 35 een klooster gesitueerd.
Een belangrijk deel van het plangebied wordt gevormd door het recentelijk gerevitaliseerde bedrijventerrein De Kissel, een modern gemengd stedelijk bedrijventerrein. De bruto oppervlakte van het bedrijventerrein bedraagt circa 16,34 ha. De netto oppervlakte bedraagt circa 12,19 ha. Het terrein is volledig uitgegeven, met uitzondering van de nieuwe kavels aan het uiteinde van de Kissel.
Naast het bedrijventerrein zijn binnen het plangebied nog enkele solitaire bedrijven gelegen.
Qua bedrijvigheid binnen het plangebied is sprake van uiteenlopende typen bedrijven, waaronder groothandelsvestigingen, transportbedrijven en bijvoorbeeld bedrijven in de medische sector. Tevens zijn bij enkele bedrijven bedrijfswoningen aanwezig.
Binnen het plangebied zijn geen detailhandelsvestigingen aanwezig.
Binnen het plangebied is slechts één horecavestiging aanwezig. Het betreft 'Sportcafé Ons Honk' aan de Schaesbergerweg 138.
Binnen het plangebied is slechts één dienstverlenende instelling aanwezig, aan De Kissel 53 op het bedrijventerrein De Kissel. Het betreft Taxi Kleinen.
Binnen het plangebied zijn geen specifieke sport- en/of recreatieve voorzieningen aanwezig.
Karakter bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' heeft een overwegend conserverend karakter, met uitzondering van de uitbreiding van het bedrijventerrein De Kissel aan de zuidoostzijde van het plangebied.
Specifieke ontwikkelingen
Binnen het plangebied vinden enkele specifieke ontwikkelingen plaats. De benodigde juridisch-planologische procedures zijn reeds gestart of al dan niet afgerond. In dit bestemmingsplan zijn de vigerende rechten overgenomen en zijn niet-afgeronde ontwikkelingen niet meegenomen. Voor de volledigheid zijn de betreffende ontwikkelingen in het plangebied in dit hoofdstuk opgesomd.
Uitbreiding De Kissel
Uitzondering op het bovenstaande vormt de afronding van het bedrijventerrein De Kissel door de uitbreiding met maximaal 3 bedrijfskavels op de reeds bouwrijpe gronden aan de zuidoostkant van het terrein. Ter plaatse worden bedrijven in de milieucategorieën 2 en 3.1 toegestaan, overeenkomstig het reeds bestaande deel van bedrijventerrein De Kissel.
Uitbreiding bedrijventerrein De Kissel. |
Herontwikkeling Glasmij-terrein en MSP-Allee
Op het voormalige Glasmij-terrein is een nieuw speelterrein voorzien. Ook is aan de overzijde van de Glasmijweg een parkeerterrein gepland. Beide ontwikkelingen vallen samen met het project MSP-Allee, die parallel aan de Glasmijweg ligt en verder in noordelijke richting (Amsterdamstraat) de wijk MSP doorsnijdt.
Voor de realisatie van deze ontwikkelingen zijn afzonderlijke reeds afgeronde juridisch-planologische procedures doorlopen. De betreffende ontwikkelingen passen binnen de in het bestemmingsplan toegekende bestemmingen.
In dit hoofdstuk worden de diverse relevante omgevingsaspecten aangehaald en wordt aangegeven hoe deze in het bestemmingsplan zijn ingepast.
Voor plannen en besluiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben, kan een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden opgesteld. In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald voor welke ontwikkelingen een m.e.r. verplicht is.
In dit geval is sprake van een overwegend conserverend bestemmingsplan waarbinnen slechts een zeer beperkte ontwikkeling van bedrijfspercelen aan de zuidoostzijde van het plangebied mogelijk wordt gemaakt. Gezien de beperkte omvang van deze uitbreiding, de verwaarloosbare kans op nadelige effecten, het feit dat de uitbreiding niet zal leiden tot grote emissies en daarnaast binnen de hinderafstand van 50 meter voor de toegestane bedrijvigheid van maximaal milieucategorie 3.1 geen milieugevoelige functies gesitueerd zijn, is het opstellen van een milieueffectrapportage niet noodzakelijk. Daarnaast valt de ontwikkeling beneden de drempelwaarden zoals genoemd in bijlage D 11.3 van het Besluit milieueffectrapportage, waarin wordt gesteld dat artikelen 7.16 tot en met 7.20 van de Wet milieubeheer van toepassing zijn voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare op meer.
De Wet geluidhinder bepaalt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek moet plaatsvinden naar de geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen vanwege de invloed van onder andere wegverkeerslawaai. Tevens dient daarbij onderzoek te worden gedaan naar de doeltreffendheid van verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat eventueel optredende geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai de wettelijke waarden te boven gaat. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moeten immers de ten hoogst toelaatbare waarden voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen vanwege het wegverkeerslawaai in acht worden genomen (artikel 76, eerste lid, Wet geluidhinder).
Indien echter - zo bepaalt artikel 76 tweede lid onder punt 3. - op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is dan behoeven die waarden niet in acht te worden genomen voor in de zone van een weg gelegen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.
Dit betekent dat bij een beheerplan, dat dus niet in nieuwe ontwikkelingen voorziet zoals de aanleg van een nieuwe weg of het bouwen van nieuwe woningen, maar betrekking heeft op bestaande wegen en bestaande woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen/terreinen, die waarden niet in acht behoeven te worden genomen. In een zodanige situatie behoeft evenmin een akoestisch onderzoek naar de invloed van wegverkeerslawaai te vinden. Het vorenstaande geldt eveneens voor spoorweglawaai. Industrielawaai als bedoeld in de Wet geluidhinder is niet aan de orde omdat het plangebied van het bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' niet binnen het invloedsgebied van een gezoneerd industrieterrein is gelegen.
Middels het bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Wel is sprake van een lichte uitbreiding van het bedrijventerrein De Kissel, maar aangezien dit geen geluidsgevoelige functies betreft, is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek conform de Wet geluidhinder niet noodzakelijk. Voor wat betreft het effect op de omgeving wordt de milieuzonering conform de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG als uitgangspunt gehanteerd. Dit houdt in dat binnen het uitbreidingsdeel overeenkomstig het bestaande deel van bedrijventerrein De Kissel bedrijven in de milieucategorieën 2 en 3.1 worden toegestaan. In relatie tot het aspect geluid geldt voor bedrijven in de milieucategorie 3.1 een aan te houden afstand van 50 meter ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen. In onderhavig geval wordt hieraan voldaan.
In het kader van de Watertoets moet elk bestemmingsplan een waterparagraaf bevatten, waarin wordt aangegeven hoe in het bestemmingsplan wordt omgegaan met water. In deze paragraaf is dit beschreven. Voordat wordt ingegaan op de locatiespecifieke kenmerken van het plangebied, is eerst het relevant beleid samengevat.
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren te verbeteren ("goede toestand") en die kwaliteit goed te houden. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is het stroomgebiedbeheersplan (SGBP). In een dergelijk plan worden de waterkwaliteitsdoelen en de daarvoor benodigde maatregelen beschreven om deze goede toestand te bereiken. Nederland maakt deel uit van vier internationale stroomgebieden, waarbij de gemeente Heerlen in het stroomgebied van de Maas is gelegen.
Het stroomgebiedbeheersplan Maas is op 27 november 2009 vastgesteld en heeft een looptijd tot eind 2015. Een belangrijk onderdeel van het SGBP is een maatregelenprogramma. Het maatregelenprogramma bestaat enerzijds uit maatregelen die worden genomen in het kader van reeds bestaande nationale en/of Europese wetgeving (bijv. Europese Nitraatrichtlijn) en anderzijds een groot aantal regionale en locatiegebonden maatregelen.
Waterwet
De Waterwet (december 2009) stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteem-benadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening.
Met de Waterwet is de gemeente beter uitgerust om onder andere wateroverlast tegen te gaan.
Wet ruimtelijke ordening en de Watertoets
De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht (en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening). De watertoets betekent dat ruimtelijke plannen die vanaf deze datum ter inzage worden gelegd, voorzien moeten zijn van een waterparagraaf. Ruimtelijke plannen van de initiatiefnemer worden overlegd met de waterbeheerder.
In de waterparagraaf geeft de initiatiefnemer aan welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant. In geval van locatiekeuzes en bij herinrichting van bestaand bebouwd gebied geeft de initiatiefnemer expliciet aan welke rol de kosten en risico's van verdroging, verzilting, overstroming en overlast hebben gespeeld bij de besluitvorming. De waterparagraaf grijpt zichtbaar terug op de afsprakennotitie en het wateradvies van de waterbeheerder.
Nationaal Waterplan 2009-2015
Onderdeel van de bovengenoemde Waterwet is het zesjaarlijkse Nationaal Waterplan. Dit plan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding (1998) en heeft de status van structuurvisie binnen de Wet ruimtelijke ordening. Tevens maken de (vier) stroomgebiedsbeheersplannen (SGBP's) onderdeel uit van het Nationaal Waterplan. Op deze wijze ontstaat er een heldere koppeling tussen Europees beleid (KRW) en Rijksbeleid.
Duurzaam waterbeheer is het devies van het Nationaal Waterplan. Gemeenten hebben hierin specifieke taken op het gebied van omgaan met afvalwater, hemelwater en grondwater. Daarnaast kunnen gemeenten faciliterend optreden bij het nemen van bepaalde ruimtelijke maatregelen. Gemeenten en waterschappen informeren de provincies over voortgang van het uitvoeringsbeleid en knelpunten bij de uitvoering. Het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement van de gemeente Heerlen speelt daar een belangrijke rol in (zie paragraaf 5.3.2).
Waterbeleid 21e eeuw: anders omgaan met water
Door de opgetreden wateroverlast heeft de regering de commissie Waterbeheer 21e eeuw in het leven geroepen. De commissie geeft advies over de problemen en hoe die in de toekomst te voorkómen zijn. Op 31 augustus 2000 bracht de commissie het advies Waterbeleid voor de 21e eeuw "Geef water de ruimte en de aandacht die het verdient" uit. De commissie concludeerde dat de manier waarop wij nu met water omgaan niet voldoende is voor de verwachte klimaatsveranderingen. De bevindingen van de commissie zijn verwoord in de hedendaagse wetgeving en beleidsnota's. In grote lijnen ligt de nadruk op de kwantiteitstrits vasthouden-bergen-afvoeren en de kwaliteitstrits schoonhouden-scheiden-schoonmaken.
Nationaal Bestuursakkoord Water
Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) (2008) onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord.
Het NBW is een uitwerking van het waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de KRW. De belangrijkste doelen en taken zijn:
Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015
Het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 omvat de strategische hoofdlijnen voor het provinciale waterhuishoudkundig beleid. De operationele uitwerking vindt plaats via POL-aanvullingen en beleidsregels. Samen met deze uitwerkingen vormt het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 het nieuwe provinciale waterhuishoudingsplan.
Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015
Het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015 is het centrale beleidsplan van het waterschap. Het bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2010-2015. Daarnaast wordt een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst.
Het watersysteem moet op de toekomst worden voorbereid. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is afgesproken dat het watersysteem in 2015 op orde moet zijn. Daarvoor moet het waterschap nog aanzienlijke inspanningen leveren. Voor een belangrijk deel gebeurt dit in de planperiode van dit beheersplan. Bij de waterkeringszorg staat veiligheid voorop. De waterkeringen langs de Maas blijven daarvoor op de afgesproken hoogte en sterkte. Tevens zorgt het waterschap voor een goede bescherming van de bebouwde omgeving tegen wateroverlast. Een omvangrijke stedelijke wateropgave maakt hier deel vanuit.
Water is ook een belangrijke drager van het landschap en het ecologisch functioneren. Het waterschap realiseert zich ook ten volle dat een gezond ecosysteem een absolute randvoorwaarde is voor de leefbaarheid maar ook het economisch belangrijke recreatie en toerisme. Met onder andere een verdere verbetering van de waterkwaliteit (zuiveren) en een natuurlijke inrichting van beken wordt getracht om de doelstellingen vanuit de Kaderrichtlijn Water zoveel mogelijk te realiseren.
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied gelden voor hemelwater de volgende richtlijnen van het Waterschap Roer en Overmaas:
Beleidsplan Stedelijk Watermanagement gemeente Heerlen 2011-2015
Vanuit de Wet milieubeheer zijn gemeenten wettelijk verplicht een vigerend rioleringsplan te hebben. Het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement van de gemeente Heerlen is daar het gevolg van en heeft een looptijd van 2011 tot en met 2015. Het BSW is de opvolger van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2006-2010.
Het BSW heeft een strategisch en beleidsmatig karakter, en vormt de basis voor het bestuur bij besluiten over de aanpak van aanleg en beheer van het stedelijk watermanagement binnen de planperiode.
Hoofddoelstelling van het BSW is invulling geven aan de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, overtollig hemel water en overtollig grondwater. Het BSW geeft inzicht in:
Algemeen
De maaiveldhoogtes in het plangebied variëren van ca. 110 m +NAP in het westen tot ca. 140 m +NAP in het oosten. Aan de westzijde van het plangebied stroomt de (deels overkluisde) Caumerbeek van zuid naar noord.
Geohydrologie en grondwater
Op basis van geohydrologische gegevens is bekend dat ter plaatse van de onderzoekslocatie binnen een diepte van 5,0 m-mv geen grondwater wordt aangetroffen.
Waterbelangen
Aan de westzijde van het plangebied stroomt de primaire watergang Caumerbeek. Direct langs het plangebied is de Caumerbeek overkluisd. Verder zijn binnen het plangebied geen belangrijke wateren, waterkeringen en/of waterregulerende kunstwerken gelegen.
Uitsnede leggerkaart. |
Riolering
Het overgrote gedeelte van het plangebied is (verbeterd) gescheiden gerioleerd, dit wil zeggen dat er twee riolen in de straat liggen, één voor de afvoer van het regenwater en één voor de afvoer van het vuilwater van de woningen. Het gescheiden rioolstelsel ligt in de Schaesbergerweg (deels), Voskuilenweg (deels) Crutserveldweg, Spoordamstraat, Kissel, Euregioweg en Mijnspoorweg (deels). Voor het regenwater van het fietspad tussen de Voskuilenweg en de Mijnspoorweg zijn twee infiltratiebuffer langs het fietspad aangelegd.
Regeling bestemmingsplan
In bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' worden de waterbelangen gerespecteerd. Uitgangspunt is dat de huidige waterhuishoudkundige situatie van het plangebied ook in het nieuwe bestemmingsplan in stand kan blijven en wordt beschermd tegen ontwikkelingen met een negatief effect. Alle toekomstige ontwikkelingen dienen het water op eigen terrein vast te houden en te infiltreren, conform de waterkwantiteitstrits 'vasthouden - bergen - afvoeren'.
Binnen het plangebied is verder een bluswatervoorziening aanwezig, die middels het toekennen van een groenbestemming wordt beschermd.
Bij een bestemmingsplanprocedure moet het bevoegd gezag Wet bodembescherming voldoende inzicht hebben om de vraag te kunnen beantwoorden of de bodem geschikt is voor de in het bestemmingsplan toe te kennen functie.
Bodembeleidsplan
Voor de gemeente Heerlen is sinds 1 januari 2011 het bodembeleidsplan Heerlen van toepassing. In dit bodembeleidsplan wordt het gemeentelijk bodembeleid beschreven en het beleidsplan is derhalve het richtinggevend kader (uiteraard naast de wettelijke regelingen) voor zowel bodembescherming als bodemsanering. Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt de bestaande functie veelal gehandhaafd. Dan vindt geen grondverzet plaats en worden geen saneringen opgestart. Bij de actualisatie van een bestemmingsplan, zoals in onderhavige procedure, vinden geen functiewijzigingen plaats. Daarom kan volstaan worden met een globale toets van het bodeminformatiesysteem op knelpunten en middels de bodemkwaliteitskaart. Bij toekomstige ontwikkelingen in deze gebieden zal beoordeeld worden of een bodemonderzoek uitgevoerd moet worden.
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft invulling aan het op duurzaamheid gerichte bodembeleid. De nota bodembeheer beschrijft hoe de gemeente Heerlen invulling geeft aan het Bbk. Op 5 juli 2011 is de nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart gemeente Heerlen vastgesteld. Heerlen heeft gekozen voor een zogenaamd gebiedsspecifiek beleid. Op basis van dit beleid zijn Lokale maximale waarden opgesteld. De gemiddelde kwaliteit van de bodem is ingedeeld in drie algemene categorieën te weten: industrie, wonen en achtergrondwaarde. Voor gebieden waar lokale maximale waarden zijn opgesteld gelden de benamingen uit de algemene categorieën niet meer.
Voor het overgrote deel van het plangebied geldt dat sprake is van het actualiseren van het bestemmingsplan. Hiervoor is een knelpuntenanlyse uitgevoerd.
Knelpuntenanalyse:
Een uitgevoerde globale inventarisatie heeft geen knelpunten aangetoond. Wel wordt opgemerkt dat in het kader van de realisatie van het speelterrein op het Glasmij-terrein een bodemverontreiniging met asbest en met zware metalen in juni 2013 gesaneerd is, waardoor de bodemkwaliteit van dit terrein niet als knelpunt gezien wordt voor deze actualisatie.
Voor de kleine uitbreiding van het bedrijventerrein De Kissel zijn een voor- en verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.
Uitgevoerde onderzoeken:
Resultaat onderzoeken:
Conclusie
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit het aspect bodem geen belemmeringen bestaan voor de voorgenomen actualisatie.
De Europese Unie (EU) wil de biodiversiteit in Europa beschermen met Natura 2000. Dat is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Nederland zijn meer dan 160 natuurgebieden aangemeld. Deze liggen allemaal binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Oorspronkelijk zijn deze gebieden aangewezen als Habitat- of Vogelrichtlijngebied. Al deze gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van planten- en diersoorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.
In Nederland zijn de Europese regels voor gebiedsbescherming vertaald in de Natuurbeschermingswet. De Minister van Economie, Landbouw & Innovatie (EL&I) wijst de gebieden aan. In dat traject kunnen provincies, gemeenten, eigenaren en gebruikers van het aan te wijzen gebied hun zienswijze kenbaar maken. In het aanwijzingsbesluit van het betreffende Natura 2000-gebied wordt de exacte ligging aangegeven, evenals de soorten en habitattypen die in het gebied moeten worden beschermd. Het plangebied ligt niet in de directe in de nabijheid van een Natura 2000-gebied.
Het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn is in Nederland vertaald in de Flora- en Faunawet. Deze wet kent een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. Dat betekent dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn (nalaten tot) handelen nadelige gevolgen heeft voor de aanwezige natuurwaarden, verplicht is dit achterwege te laten. Men dient alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden verwacht om nadelige gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Verder dient in geval van een voorgenomen ingreep tijdig vooraf te worden nagegaan of zich (mogelijk) strenger beschermde soorten in het gebied bevinden, of en welk effect de ingreep heeft op deze soorten, of mitigerende dan wel compenserende maatregelen moeten worden genomen en of bij het Ministerie van EL&I ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet moet worden aangevraagd.
De EHS en de POG vormen samen de ecologische structuur van Limburg. De EHS is het strengste beschermingsregime. Hier geldt het 'nee, tenzij-principe'. Dat betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen niet zijn toegestaan, tenzij geen alternatieve locatie voorhanden is of sprake is van groot maatschappelijk belang. Hierover dient nauw overleg plaats te vinden met de provincie Limburg. Binnen de POG geldt het beschermingsregime 'ja, mits', wat betekent dat ruimtelijke ingrepen zijn toegestaan mits in afdoende mate mitigatie en/of compensatie van natuurwaarden plaatsvindt. Ook hierover dienen afspraken te worden gemaakt met de provincie.
Door BRO is een natuurtoets uitgevoerd in het kader van de zeer beperkte uitbreiding van het bedrijventerrein De Kissel (BRO, Natuurtoets uitbreiding de Kissel, 29 mei 2013). Hieruit blijkt dat de uitbreiding in overeenstemming met de Flora- en faunawet kan worden uitgevoerd. Vanuit de natuurwetgeving zijn geen specifieke voorwaarden verbonden aan de geplande ontwikkeling.
Op 15 november 2007 is een wijziging van de Wet milieubeheer (Wm) van kracht geworden. In hoofdstuk 5 is titel 2 luchtkwaliteitseisen ingevoegd (ook 'Wet luchtkwaliteit' genoemd). Gelijktijdig zijn de volgende besluiten en regelingen van kracht geworden:
Deze nieuwe wet- en regelgeving omvat maatregelen om zowel de uitstoot van schadelijke stoffen te beperken en te voorkomen dat mensen langdurig worden blootgesteld aan verontreiniging.
Bestaande situatie luchtkwaliteit plangebied
Uit een quickscan middels de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) blijkt dat overal in het plangebied de normen voor luchtkwaliteit worden gerespecteerd.
Besluit gevoelige bestemmingen
Conform artikel 5.16a van de 'Wet luchtkwaliteit' kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur nog nadere regels worden gesteld om te voorkomen dat bij een (dreigende) overschrijding van één of meerdere grenswaarden projecten doorgang vinden die er toe leiden dat het aantal blootgestelden met een verhoogde gevoeligheid toeneemt. Dit Besluit gevoelige bestemmingen beperkt de mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren in overschrijdingssituaties voor zogenaamde 'gevoelige bestemmingen'. Tot die gevoelige bestemmingen worden scholen, kinderopvang en bejaarden-, verpleeg- of verzorgingshuizen gerekend.
Plangebied
In onderhavig plan zijn geen ontwikkelingen voorzien welke een luchtonderzoek vereisen. De enige ontwikkeling die wordt mogelijk gemaakt is de beperkte uitbreiding van bedrijventerrein 'De Kissel'. Deze ontwikkeling heeft echter geen betrekking op de ontwikkelingen van gevoelige bestemmingen; het Besluit gevoelige bestemmingen is derhalve op dit plan niet van toepassing.
Niet in betekenende mate (NIBM)
In de Algemene Maatregel van Bestuur 'Niet in betekenende mate' en de ministeriële regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Onderhavige ontwikkeling (uitbreiding bedrijventerrein) kan niet worden toegewezen aan één van de beschreven categorieën van gevallen.
Plangebied
Middels onderhavig bestemmingsplan wordt een beperkte uitbreiding van bedrijventerrein 'De Kissel' mogelijk gemaakt. Om te bepalen of dit plan bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit is gebruik gemaakt van de NIBM-tool van het Ministerie van I&M. Om de generatie van verkeersbewegingen te bepalen is gebruik gemaakt van publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW, oktober 2012). In deze tool dient het extra aantal verkeersbewegingen ten opzichte van de bestaande situatie te worden ingevoerd.
Volgens de CROW-publicatie 317 leidt de uitbreiding van het bedrijventerrein (plusminus 1.925 m² netto uitgeefbaar) tot een maximale verkeersgeneratie van 30 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Bij doorrekening middels de NIBM-tool wordt het volgende resultaat gegenereerd:
Uit deze berekening kan worden geconcludeerd dat de bijdrage van het extra verkeer in niet betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging en er geen nader onderzoek noodzakelijk is. De luchtkwaliteitseisen zoals aangegeven in artikel 5.16 lid 1 onder b Wet milieubeheer levert derhalve geen beperkingen op voor de ontwikkeling.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing.
In de Besluiten (Bevi, Btev en Bevb) zijn kwaliteitseisen/normen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Doel is om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en transportroutes, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze normen zijn gekwantificeerd in de vorm van het zogenaamde plaatsgebonden en groepsrisico.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans, per jaar, op overlijden van een onbeschermd individu ten gevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid van een persoon is fictief. Niet wordt beoordeeld hoe groot de kans op de aanwezigheid van een persoon feitelijk is. Het PR kan op de kaart van een gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Via het PR wordt een basisbeschermingsniveau gewaarborgd.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen het slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt ook beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Bij het GR wordt wel beoordeeld hoeveel personen zich redelijkerwijs in de omgeving kunnen bevinden. Voor het GR geldt geen grenswaarde, maar een oriëntatiewaarde. Dit is een ijkwaarde waaraan veranderingen getoetst kunnen worden. Deze oriëntatiewaarde mag overschreden worden, mits goed beargumenteerd door het bevoegd gezag. Deze argumentatie is een onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
In beginsel geldt voor het bevoegd gezag een verantwoordingsplicht wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten via het bestemmingsplan worden toegelaten. Dit betreft ook de al bestaande (beperkt) kwetsbare objecten, zoals al gebouwde woningen.
Een risicobron is bijvoorbeeld een buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Met het invloedsgebied wordt gedoeld op het gebied waarbinnen minimaal 1% van de aanwezige personen overlijdt als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen ter plaatse van de risicobron. Het invloedsgebied van een risicobron is soms vastgelegd in de wet. In de andere gevallen kan het worden berekend aan de hand van vastgelegde rekenregels.
De (beperkte) verantwoording van het groepsrisico is één van de onderdelen van een goede ruimtelijke ordening.
Bereikbaarheid
De brandweer beoordeelt de bereikbaarheid van plangebieden en daaraan verbonden objecten c.q. inrichtingen aan de hand van de Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid.
Er wordt speciale aandacht gevraagd voor de hoofdaanrijroutes en de wijkontsluitingswegen van de brandweer.
De basis kan gevonden worden in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Er kunnen regels opgenomen worden die aanvullende eisen stellen aan de bluswatervoorziening en/of bereikbaarheid, teneinde ervoor te zorgen dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is.
Risicovolle inrichtingen
Binnen het plangebied is één risicovolle inrichting gelegen. Het betreft tankstation 'Tamoil - De Kissel' aan De Kissel 43. Bij de betreffende inrichting zijn LPG-voorzieningen aanwezig met een maximale plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 45 meter. Binnen deze contour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen noch voorziet het bestemmingsplan in de mogelijkheid om binnen deze contour (beperkt) kwetsbare objecten op te richten. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 150 meter.
Voor het overige zijn binnen het plangebied zelf en in de directe nabijheid van het plangebied volgens de Risicokaart Limburg geen bedrijven gelegen die in het kader van externe veiligheid een risico opleveren. Ook ligt het plan niet binnen het invloedsgebied van (verder weg gelegen) bedrijven die onder de werkingssfeer van het BEVI vallen.
Buisleidingen
In de directe nabijheid van het plan zijn geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen gelegen. Het plan ligt niet binnen het invloedsgebied van een buisleiding.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Over de door het plangebied lopende spoorlijn Kerkrade – Sittard-Geleen, vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het plaatsgebonden risico beperkt zich tot het spoortracé. Aangezien hier geen (beperkt) kwetsbare objecten kunnen worden gevestigd, heeft de betreffende risicocontour geen ruimtelijk relevante consequenties voor het plangebied.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor betreft maximaal 2670 wagons brandbaar gas butaan/butadieen of butaan /buteen) per jaar. Dit vervoersplafond wordt vastgelegd via het Basisnet Spoor en het Besluit transportroutes externe veiligheid. Op basis van het Basinet Spoor is sprake van een invloedsgebied voor het groepsrisico van 200 meter vanaf het spoorwegtracé.
Gelet op de omstandigheid dat het voorliggende bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is en slecht een beperkte uitbreiding van het bedrijventerrein De Kissel mogelijk maakt, wordt als gevolg van het bestemmingsplan geen siginificant gewijzigde invloed op het groepsrisico uitgeoefend. Door het laten vervallen van de uitwerkingsplicht voor wonen binnen het plangebied is feitelijk zelfs sprake van een afname van het aantal mogelijk aanwezig personen binnen het plangebied. Aangezien er geen sprake is van een overschrijding of een toename van het groepsrisico, is het niet noodzakelijk een verantwoording van het uit te voeren.
In bestemmingsplan Kissel-Voskuilenweg 2014 hoeven geen beschermende regelingen met betrekking tot externe veiligheid te worden opgenomen. Omgekeerd worden in het bestemmingsplan ook geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een toename van het risiconiveau tot gevolg hebben (bijvoorbeeld uitsluiten van de vestiging van Bevi-inrichtingen). De vaststelling van dit bestemmingsplan wordt dan ook niet belemmerd door externe veiligheidsaspecten.
Binnen het plangebied zijn geen technische voorzieningen zoals kabels, leidingen en/of straalpaden gelegen die in het bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' opgenomen dienen te worden.
Uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan is dat de bestaande bedrijven hun activiteiten kunnen blijven voortzetten. Daarnaast moet rekening worden gehouden met een goed woonklimaat voor nabij gelegen woningen, zodat moet worden voorkomen dat een verandering van bedrijfsactiviteiten hinder gaat opleveren.
Binnen en grenzend aan woongebieden, is het vanuit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat wenselijk de bedrijfsactiviteiten op bedrijfspercelen in het plangebied te beperken tot milieucategorie 2. Bedrijfsactiviteiten tot deze categorie worden conform de actuele inzichten algemeen aanvaardbaar geacht in een woongebied. Reeds aanwezig bedrijven in een hogere milieucategorie worden specifiek worden aangeduid, waarmee bestaande rechten gerespecteerd worden.
Binnen het bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' kan een onderscheid worden gemaakt tussen het bedrijventerrein De Kissel en solitaire bedrijfslocaties. Aan de percelen die deel uitmaken van het bedrijventerrein De Kissel is de bestemming 'Bedrijventerrein' toegekend. Op deze percelen is bedrijvigheid toegestaan van categorie 2 en 3.1, conform de huidige situatie.
Voor de als 'Bedrijf' bestemde percelen, de solitaire bedrijfslocaties die geen deel uitmaken van het bedrijventerrein De Kissel, geldt dat hier in verband met de nabijheid van woningen in principe bedrijvigheid van maximaal categorie 2 is toegestaan. Bestaande bedrijvigheid van een hogere milieucategorie is specifiek aangeduid, waarmee bestaande rechten worden gerespecteerd. Tevens is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen waarmee bedrijven van milieucategorie 3.1 kunnen worden toegestaan, mits deze naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1, en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten. Op deze wijze wordt overlast van bedrijvigheid voor de omliggende milieugevoelige functies zoveel mogelijk beperkt.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan zijn in de directe nabijheid van de bedrijvigheid geen nieuwe milieugevoelige bestemmingen opgenomen. Ook vinden er, buiten de geringe uitbreiding van het bedrijventerrein, geen nieuwe ontwikkelingen plaats die leiden tot een gewijzigde situatie in milieutechnische zin. Voor de uitbreiding van het bedrijventerrein geldt dat er bedrijvigheid van milieucategorie 2 en 3.1 mogelijk wordt gemaakt met een maximale hindercontour (richtafstand) van 50 meter, overeenkomstig met de reeds bestaande bedrijfspercelen op bedrijventerrein De Kissel. Binnen deze afstand zijn geen milieugevoelige bestemmingen gelegen, waardoor ervan uitgegaan kan worden dat deze bedrijvigheid het woon- en leefklimaat van de milieugevoelige bestemmingen in de omgeving niet aantast.
De bestaande milieutechnische situatie, met de diverse binnen het plangebied aanwezige functies en typen bedrijvigheid, blijft overwegend gehandhaafd en vanuit het oogpunt van bedrijfshinder bestaan er derhalve geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe het Rijk, provincies en gemeenten bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De gemeenten zijn in deze wet tot bevoegd gezag aangewezen en dienen de archeologische belangen op een goede manier te verweven in het ruimtelijk beleid.
In dit kader is op 1 oktober 2013 door de gemeenteraad van Heerlen de 'archeologische verwachtings- en beleidskaart' Heerlen' vastgesteld.
Uitsnede van de 'Archeologische verwachtings- en beleidskaart. |
Voor het plangebied zijn diverse verwachtingswaarden van toepassing. Voor het deel ten noorden van de Mijnspoorweg geldt waardecategorie 5 (een lage verwachtingswaarde). Voor het deel ten zuiden van de Mijnspoorweg is deels waardecategorie 5 van toepassing en deels waardecategorie 2 (monumenten: terreinen van zeer hoge waarde). Voor enkele zeer kleine delen van het plangebied aan de oost- en westzijde zijn verder waardecategorieën 3 (overige monumenten en gebieden met een hoge verwachtingswaarde) en 4 (gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde) van toepassing.
Voor de resterende gebieden waarvoor een verwachtingswaarde geldt, of waarbij sprake is van waardevol gebied, is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen, waarmee de (mogelijk) aanwezige waarden voldoende bescherming wordt geboden.
Rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, hebben per besluit van 21 februari 2007 Heerlen en Landgraaf, Leenhof-Schaesberg aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988.
Begrenzing beschermd dorpsgezicht 'Heerlen en Landgraaf, Leenhof-Schaesberg'. |
Het binnen Heerlen gelegen gedeelte van het beschermde dorpsgezicht betreft de woninggroepen Leenhof I en II van de kolonie Leenhof, inclusief spoorwegtalud en ruimte achter de woningen van Leenhof I. Dit gebied is van belang voor de uitstraling en opzet van de woninggroep. De spoorlijn is van belang geweest voor het functioneren van de gehele mijnstreek.
Binnen het beschermd dorpsgezicht dat deel uitmaakt van het plangebied, bevinden zich enkele karakteristieke blokken van vier rug-aan-rug-woningen. Deze woningen, behorende tot de mijnkoloniën, zijn van groot architectonisch belang. Leenhof behoort vanwege de stedenbouwkundige opzet, de architectuur en het kleur- en materiaalgebruik tot de zeldzame voorbeelden van op de internationale, 19e eeuwse traditie gebaseerde arbeiderswoningenbouw door industriëlen.
De mijnkoloniën zijn verder van groot historisch belang omdat zij door structuur, bestemming en verschijningsvorm verbonden zijn met, en uitdrukking geven aan een cruciale fase in de cultuurhistorische en sociaal-economische ontwikkeling van Zuid-Limburg. De mijnkoloniën behoren tot de weinige overgebleven materiële overblijfselen van dit tijdperk.
In het bestemmingsplan zijn de bovengenoemde waarden onder meer beschermd door strakke bouwvlakken rond de bebouwing op te nemen, overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Tevens is de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' opgenomen, waarin verdere voorwaarden ter bescherming van de aanwezige waarden zijn opgenomen. Alle vigerende bouwrechten zijn in dit bestemmingsplan overgenomen.
Rijksmonumenten
Binnen het plangebied zijn enkele Rijksmonumenten aangewezen. Het betreft een zestal woningen aan de Leenhofstraat. Aan de Gasthuisstraat 45 is verder een deel van het Kloostercomplex met kapel als Rijksmonument aangewezen. Dit Rijksmonument ligt echter net buiten het plangebied. De binnen het plangebied aanwezige Rijksmonumenten zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Rijksmonumentnummer | Oorspronkelijke functie | Categorie |
342706 (Leenhofstraat 14) | Woonhuis | woonhuizen |
342690 (Leenhofstraat 13) | Woonhuis | woonhuizen |
342701 (Leenhofstraat 6) | Woonhuis | woonhuizen |
342685 (Leenhofstraat 5) | Woonhuis | woonhuizen |
322695 (Leenhofstraat 2) | Woonhuis | woonhuizen |
342679 (Leenhofstraat 1) | Woonhuis | woonhuizen |
De bescherming van de bovengenoemde Rijksmonumenten vindt plaats via de Monumentenwet.
Gemeentelijke monument
Binnen het plangebied zijn geen gemeentelijke monumenten aangewezen.
Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de SVBP 2012 alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het bestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' is vervat in de planstukken bestaande uit:
Het bestemmingsplan bezit in hoofdzaak een beheersgericht karakter waarin bestaande functies merendeels worden beschermd. Tevens zijn geldende rechten in acht genomen, is gekeken naar verruiming van de mogelijkheden op de kavel en wordt enige flexibiliteit geboden.
Centraal uitgangspunt voor de planinrichting is dus dat de bestaande situatie op een adequate wijze in een nieuw actueel bestemmingsplan met een flexibele bestemmingsregeling wordt opgenomen. Dat houdt in dat het plan in een zodanige vorm gegoten wordt, dat het kan dienen voor een op het plangebied toegesneden ruimtelijk beleid.
De bestemmingen zijn zoveel mogelijk afgestemd op handhaving van de bestaande functies en op het gebruik van gronden en gebouwen.
De verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale ondergrond (kadastraal en GBKN), schaal 1:1.000. Op de analoge verbeelding wordt door middel van matrices per bestemming specifieke informatie weergegeven, zoals de maximale goot- en bouwhoogte, bebouwingspercentages etc.
Bij het opstellen van de regels is uitgegaan van het Sjabloon regels van de gemeente Heerlen en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).
De regels zijn verdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels met daarin de begrippen en de wijze van meten;
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels. Hierin worden de regels voor de op de verbeelding opgenomen bestemmingen gegeven;
Hoofdstuk 3: Algemene regels, waaronder zijn opgenomen de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels en algemene afwijkings-, wijzigings- en procedureregels;
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels, waarin het overgangsrecht en de slotregel zijn opgenomen.
Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de verschillende bestemmingen aan te geven.
Begrippen (art. 1)
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Voor het gemak zijn enkele begrippen uit de Woningwet/ Bouwverordening overgenomen. Verder zijn enkele begrippen afkomstig van de SVBP 2012
Wijze van meten (art. 2)
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken / percelen gemeten moeten worden. Bij de wijze van meten zijn de bindende regels uit het SVBP 2012 overgenomen, aangevuld met een aanvullende wijze van meten.
De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
Duidelijk zal zijn dat een bestemming niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Indien nodig worden vervolgens de andere aan de grond toegekende functies genoemd.
In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een bouwvergunning aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is.
In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.
Bestemmingen
De bestemming 'Bedrijf' is opgenomen voor de solitaire bedrijfslocaties binnen het plangebied.
De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening ' is van toepassing voor de grotere nutsvoorzieningen binnen het plangebied.
De bestemming 'Bedrijventerrein' is opgenomen voor het bedrijventerrein De Kissel.
Direct gekoppeld aan de bestemming 'Bedrijventerrein' is een 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' opgenomen. De Staat van bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de categorale bedrijfsindeling uit de herziene uitgave van de publicatie `Bedrijven en milieuzonering` van de Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG).
Deze lijst is als volgt opgebouwd. Naast een omschrijving van de 'bedrijfstypen' is in deze lijst de 'milieucategorie' aangegeven waartoe een bepaald bedrijfstype wordt gerekend. Verder is aangegeven de 'grootste afstand' in meters geldend voor een bepaald bedrijfstype binnen een bepaalde milieucategorie. Dit is dan een indicatie van de minimale afstand die in beginsel, vanuit een bedrijf tot een rustige woonwijk, aangehouden dient te worden.
Naar gelang de aard van bedrijvigheid varieert de aan te houden grootste afstand. Voor de milieucategorieën 1, 2 en 3 worden de volgende afstanden aangehouden:
Doordat bij de milieucategorisering uitgegaan moet worden van gemiddelden, dienen de in de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde afstanden niet als vaststaande normen, maar als indicaties te worden gehanteerd.
Om te komen tot een Staat van bedrijfsactiviteiten die is afgesteld op de specifieke situatie binnen een plangebied bevat de `Bedrijvenlijst Indicatief` slechts een selectie uit de in de SBI (Standaard Bedrijfsindeling) onderscheiden bedrijfstypen. In deze lijst zijn, bedrijfstypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten in een woongebied (of specifiek voor het plangebied) niet toelaatbaar worden geacht, geschrapt (of weggelaten). Eventuele veranderingen van soort bedrijf worden getoetst aan de hand van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Dit betekent dat deze lijst een planologisch middel vormt om te toetsen maar dat de werkelijke toelaatbaarheid van een bedrijf ten allen tijden ook nog de toetsing aan de milieuwetgeving moet doorlopen.
De bestemming 'Gemengd' is opgenomen voor het gebouw op hoek van de Voskuilenweg (nr. 127 t/m 131) en de Crustserveldweg (nr. 1 t/m 21), waar sprake is van een mix van functies.
Voor de groenvoorzieningen binnen het plangebied is de bestemming 'Groen' opgenomen. Het betreft hier voornamelijk groenvoorzieningen langs wegen.
De bestemming 'Maatschappelijk' is opgenomen voor de maatschappelijke voorzieningen binnen het plangebied.
Voor het Kisselsbos aan de oostzijde van de Euregioweg is de bestemming 'Natuur' opgenomen.
De bestemming Tuin is opgenomen ten behoeve van de tuinen bij woningen.
De bestemming ' Verkeer - Railverkeer' geldt voor de spoorweg met bijbehorende voorzieningen.
Voor de binnenwegen en de aangrenzende parkeerplaatsen binnen het plangebied is de bestemming ' Verkeer - Verblijfsgebied' van toepassing.
De bestemming ' Verkeer - Wegverkeer' is opgenomen voor de doorgaande wegen binnen het plangebied.
De bestemming 'Wonen' is opgenomen voor de burgerwoningen binnen het plangebied. De gemeente Heerlen hecht er belang aan dat inwoners van de gemeente zoveel mogelijk dezelfde rechten krijgen. Om die reden hanteren wij een standaard woonbestemming.
In de standaard woonbestemming wordt uitgegaan van een bouwvlak per woning of totaal aaneengesloten woningen, waarbij met een bouwaanduiding het woningtype wordt bepaald. De bouwmogelijkheden hangen af van het woningtype. Zo wordt bij elk woningtype uitbreiding van een woning op de begane grond direct mogelijk gemaakt. Voor de woningtypes rijwoning, half vrijstaande woning en vrijstaande woning wordt een standaard bouwdiepte voor de hoofdmassa (maximaal twee lagen met kap) gehanteerd: respectievelijk 10 meter, 12 meter en 15 meter. Voorwaarde hierbij is dat de afstand tussen achtergevel en achterste perceelsgrens altijd minimaal 5 meter bedraagt.
Ondanks de ruime directe bouwmogelijkheden kunnen bewoners behoefte hebben aan uitbreiding over twee lagen aan de zijkant van hun woning óf hun woning willen slopen en op een andere plek op het perceel herbouwen. Voor deze twee gevallen zijn binnen de standaard woonbestemming afwijkingsbevoegdheden opgenomen, zodat (indien voldaan wordt aan de bijbehorende voorwaarden) via een versnelde procedure een omgevingsvergunning kan worden verkregen.
Verder is in de standaard woonbestemming een standaard maximale goot- en bouwhoogte (7 meter respectievelijk 12 meter) opgenomen, gebaseerd op een woning van twee lagen met kap.
Bepaalde woningen kunnen door hun specifieke situering en/of bebouwingskenmerken voor maatwerk in aanmerking komen. In dat geval kan de toegestane diepte van het bouwvlak en/of de hoogte van de woning afwijkend zijn. Dit is op de verbeelding weergegeven door de grootte van het ingetekende bouwvlak respectievelijk een maatvoeringsaanduiding die de maximum goot- en bouwhoogte aangeeft.
Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde), Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde), Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde), Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)
De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde), Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde), Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde) en Waarde - Archeologie 5 (lage waarde) zijn opgenomen voor de gebieden met een bepaalde archeologische waarde of verwachtingswaarde.
Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht' is opgenomen voor het binnen het plangebied gelegen deel van het beschermd dorpsgezicht 'Heerlen en Landgraaf, Leenhof-Schaesberg', zijnde de woninggroepen Leenhof I en II van de kolonie Leenhof, inclusief spoorwegtalud en ruimte achter de woningen van Leenhof I.
Het komt regelmatig voor dat mensen bij de gemeente een verzoek indienen om een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit te mogen uitoefenen in hun woning. De gemeente staat hier niet onwelwillend tegenover, mits dit binnen bepaalde kaders plaatsvindt. Een belangrijk criterium is dat de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Voor een eenduidige beoordeling van dergelijke verzoeken is de beleidsregel 'beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving' op 25 februari 2014 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.
In de beleidsregel wordt bedrijvigheid in de woonomgeving in een tweetal subcategorieën onderverdeeld:
Aan huis gebonden beroepen
Onder de aan huis gebonden beroepen worden in ieder geval begrepen: architect, advocaat, acupuncturist, beeldhouwer, belastingadviseur, fysiotherapeut, grafisch ontwerper / desktop publisher, huisarts, hypotheekadviseur, juridisch adviseur, kunstschilder, makelaar, notaris, psycholoog, tandarts, verloskundige, dierenarts (kleine huisdieren), zakelijke dienstverlener, logopedist.
Aan huis gebonden beroepen worden van oudsher geacht binnen de woonbestemming te passen. In de regels van dit bestemmingsplan zijn aan huis gebonden beroepen binnen de bestemming Wonen dan ook rechtstreeks toegestaan.
Consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten
Onder consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten wordt dienstverlenende of ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging verstaan. Dergelijke activiteiten wijken qua aard, karakter en hinder niet wezenlijk af van aan huis gebonden beroepen en kunnen dus eveneens plaatsvinden in de woonomgeving. Wel gelden hiervoor specifieke randvoorwaarden, die zijn vastgelegd in de beleidsregel.
Tot consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten worden onder meer de volgende activiteiten/beroepen gerekend: fotograaf/videograaf, autorijschool (geen theorielessen aan huis), bloemschikker, decorateur, fietsenreparateur, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, pottenbakker, instrumentenmaker, kaarsenmaker, klompenmaker, lijstenmaker, loodgieter, meubelmaker, computerservice (o.a. systeembouw/-analyse), schoonheidsspecialist, kapsalon, traiteur, muziekinstrumentenmaker, zadelmaker, nagelstudio, reisorganisatie (kleinschalig), koeriersdienst (zonder afhalen aan huis), prothesemaker, reparatie van kleine consumentenartikelen (smartphones, radio's, tv's, horloges, antiek, etc.), glazenwasser, webshop (administratie, opslag, logistiek, zonder afhalen aan huis).
In de bestemming Wonen van dit bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, waarmee de uitoefening van consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten mogelijk wordt gemaakt. Wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden, zoals die ook in de beleidsregel zijn opgenomen, kan de omgevingsvergunning worden verleend.
In de Anti-dubbeltelregel wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.
In de Algemene bouwregels zijn regelingen opgenomen ten behoeve van nutsvoorzieningen, het splitsen van woningen, ondergronds bouwen en de aanvullende werking van de bouwverordening.
In de Algemene gebruiksregels is een bepaling opgenomen ten behoeve van verboden gebruik van gronden en bouwwerken.
De Algemene afwijkingsregels en Algemene wijzigingsregels verschaffen het bevoegd gezag en/of burgemeester en wethouders de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn.
In de Overige regels is een bepaling opgenomen in verband met de rangorde van bestemmingen en een bepaling ten aanzien van verwijzingen in de regels naar andere wettelijke regelingen. Hiervoor geldt dat deze dienen te worden gelezen zoals deze luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan.
In de bepaling Overgangsrecht is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.
In de Slotregel is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan heeft verscheidene functies.
De belangrijkste functie betreft wellicht de normerende functie.
Het bestemmingsplan geeft bindende regels voor het gebruik van de in het betreffende plan opgenomen gronden. Dit betreft gebruik in ruime zin. Niet enkel het feitelijke gebruik, maar ook de bebouwing van deze gronden en het gebruik van opstallen worden door het bestemmingsplan gereguleerd.
Om recht te doen aan deze functie, is tijdens het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan ruime aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels.
Er is sprake van een inzichtelijke en realistische juridische regeling. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel is. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is. Daarnaast is er sprake van een ondubbelzinnige en juridisch juiste regeling, die voor eenieder duidelijk is en weinig procesrisico kent.
Binnen de gemeente Heerlen vormt de handhaving van bestemmingsplannen een expliciet onderdeel van het handhavingsbeleid en is opgenomen in de beleidsnota
"Handhaving bouw- en ruimtelijke regelgeving". In deze nota wordt onder meer aandacht besteed aan de wijze, waarop handhaving zal plaatsvinden. Uitgangspunt is dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden. Verder wordt in deze nota de wijze van prioritering weergegeven. Op basis van jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma's vindt vervolgens het uitvoeren van toezicht en daadwerkelijke handhaving plaats.
Bij het overtreden van de regels van het bestemmingsplan kan het college de volgende sanctionerende maatregelen toepassen: bestuursrechtelijke handhaven (bestuursdwang of dwangsom) of strafrechtelijk handhaven (economisch delict).
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te worden gegeven over de uitvoerbaarheid van het plan. Hiermee wordt mede de financieel economisch uitvoerbaarheid bedoeld.
Dit bestemmingsplan betreft overwegend een beheerplan, waarin in beginsel enkel de bestaande situatie en het geldende recht is overgenomen. Voor wat betreft de beperkte uitbreiding van bedrijventerrein De Kissel geldt dat de betreffende gronden in gemeentelijk eigendom zijn en het kostenverhaal plaatsvindt middels de grondverkoop. Hiermee vervalt de noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan. Het is daarom ook niet nodig een exploitatieplan vast te stellen.
Een bestemmingsplan kent de volgende procedurestappen:
Een voorontwerp bestemmingsplan ligt op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Heerlen gedurende zes weken voor eenieder ter inzage. Gedurende deze termijn kan men een inspraakreactie indienen bij het college van burgemeester en wethouders. Tevens wordt het voorontwerpbestemmingsplan in verband met het vooroverleg naar diverse instanties gestuurd.
De ingediende inspraakreacties worden verwerkt, wat eventueel kan leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het ontwerp bestemmingsplan wordt behandeld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders. Een ontwerp bestemmingsplan ligt vervolgens gedurende zes weken ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad.
De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. De ingediende zienswijzen kunnen leiden tot een gewijzigde vaststelling ten opzichte van het ontwerp.
Nadat de raad het bestemmingsplan heeft vastgesteld, wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Daarna bestaat nog de mogelijkheid tot het indienen van een beroepsschrift bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' is in
verband met het vooroverleg naar diverse instanties gestuurd en heeft met ingang van
13 februari 2014 zes weken in het kader van de inspraak en het vooroverleg ter inzage gelegen. Daarnaast is op 27 februari 2014 een inloopbijeenkomst georganiseerd in het gebouw van de dienst Beheer en Onderhoud van de gemeente Heerlen aan de Voskuilenweg 109.
In totaliteit zijn 3 vooroverlegreacties en 4 inspraakreacties binnengekomen. Deze reacties zijn samengevat en opgenomen in Bijlage 4. Daarbij is ook het standpunt van het college van burgemeester en wethouders opgenomen.
Het ontwerpbestemmingsplan 'Kissel-Voskuilenweg 2014' heeft met ingang van 14 augustus 2014 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen.
In totaliteit zijn 4 zienswijzen binnengekomen. Deze zienswijzen zijn samengevat en opgenomen in de als Bijlage 5 in deze toelichting opgenomen Zienswijzennota bestemmingsplan ‘Kissel-Voskuilenweg 2014’ . Daarbij is ook het gemeentelijk standpunt opgenomen.
De ingediende overlegreacties en zienswijzen hebben op enkele punten geleid tot wijzigingen in het bestemmingsplan. Het gewijzigde bestemmingsplan'Kissel-Voskuilenweg 2014' is op 7 april 2015 vastgesteld door de gemeenteraad.