Plan: | MSP |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0917.BP030200W000002-0401 |
Binnen het grondgebied van de gemeente Heerlen vigeren nog verschillende bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar, die daarom op grond van de Wet ruimtelijke ordening geactualiseerd moeten worden. Voor deze actualisatieopgave wordt een bepaalde gebiedsindeling gehanteerd, waarbij één nieuw bestemmingsplan verschillende oudere bestemmingsplannen kan vervangen. Eén van de te actualiseren plangebieden is het plangebied MSP.
Het bestemmingsplan MSP heeft het karakter van een beheerplan en maakt slechts een enkele nieuwe ontwikkeling mogelijk. Een beheerplan betekent dat in eerste instantie enkel vigerende rechten in het nieuwe plan worden overgenomen. Op een aantal plaatsen zal dit echter vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet gewenst zijn. Actueel vastgesteld beleid en wetgeving kunnen er toe leiden dat vigerende rechten worden ingeperkt dan wel uitgebreid. Waar dit in het plangebied het geval is, wordt in deze toelichting beschreven. Ook de mogelijk gemaakte ontwikkeling wordt in deze toelichting beschreven.
De vigerende rechten, (nieuw) beleid en wetgeving vormen een compleet startpunt voor het opstellen van een actueel juridisch-planologisch kader voor MSP, in de vorm van het nieuwe bestemmingsplan MSP.
Centraal in de gemeente Heerlen, globaal gelegen tussen de gemeente Landgraaf en de A76, ligt het stadsdeel Centrum.
Het plangebied van bestemmingsplan MSP ligt in het noordoostelijk gebied van het stadsdeel Centrum en bevat de woonbuurten Meezenbroek, Schaesbergerveld, Burettestraat e.o. en het buurtschap Palemig. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 188 hectare.
Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door een deel van de Euregioweg, de Binnenring Parkstad. De oostelijke begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de gemeente Landgraaf. De zuidelijke grens van het plangebied bestaat uit de Schaesbergerweg. De Schandelerboord die overgaat in de Palemigerboord vormt de begrenzing aan de westzijde van het plangebied.
i
Ligging plangebied in de gemeente
Begrenzing plangebied
Binnen het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht.
Overzicht vigerende plannen
Bestemmingsplan | Vastgesteld door de gemeenteraad Heerlen | Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten Limburg | |
Palemig | 5 juni 1990 | 15 januari 1991 | |
Heldevierlaan | 11 februari 1992 | 9 juni 1992 | |
Binnenring | 6 mei 2003 | 16 december 2003 | |
Heerlen Noord | 4 december 2006 | van rechtswege goedgekeurd | |
Beheersverordening | 7 januari 2014 | n.v.t. | |
BMV MSP | 30 september 2014 | n.v.t. |
Daarnaast gold voor het uiterste zuidwestelijk deel van het plangebied het Hoofdzakenplan (vastgesteld op 7 december 1964 en goedgekeurd op 21 maart 1966). Omdat dit plan op 1 juli 2013 is vervallen, gelden voor dit gebied op dit moment enkel de stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening.
De regels en de verbeelding vormen de juridische bindende onderdelen van het bestemmingsplan. De toelichting geeft een nadere uitleg van de gemaakte beleidskeuzen en invulling van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status.
Elk bestemmingsplan is te onderscheiden door een landelijk uniek identificatienummer. Onderhavig bestemmingsplan is geregistreerd en vindbaar op het landelijke portaal onder www.ruimtelijkeplannen.nl nummer NL.IMRO.0917.BP030200W000002-0401
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het actuele beleidskaders, waarbij wordt aangegeven hoe dit beleid vertaald wordt naar het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Ook is hierin de huidige situatie vergeleken met de vigerende rechten. In hoofdstuk 4 worden de actuele ontwikkelingen in het plangebied genoemd. Hoofdstuk 5 gaat in op de omgevingsaspecten. Vervolgens is in hoofdstuk 6 een eerste aanzet gegeven voor de juridische regeling van het nieuwe bestemmingsplan. Hoofdstuk 7 gaan in op de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van de opgestelde regels. In hoofdstuk 8 is de procedure van het bestemmingsplan beschreven.
In dit hoofdstuk wordt het beleidskader voor het Rijksbeleid, het provinciaal en regionaal beleid en het gemeentelijk beleid, van toepassing voor het bestemmingsplangebied MSP, toegelicht. Tevens wordt aangegeven welke consequenties het beleid heeft voor het bestemmingsplan.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu.
Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Voor Parkstad Limburg geeft het Rijk in de SVIR wel aan dat het aanpakken van de krimpopgave noodzakelijk is om leegstand en verpaupering te voorkomen. Dit beleid is op regionaal niveau verder uitgewerkt.
Verder zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan MSP geen specifieke opgaven van nationaal belang benoemd.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zodat de ruimte in stedelijke gebieden optimaal wordt benut. De ladder is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid Bro). Op 12 mei 2017 is de nieuwe (gewijzigde) Ladder voor duurzame verstedelijking gepubliceerd in het Staatsblad. De gewijzigde Ladder zal op 1 juli 2017 in werking treden.
De ladder is van toepassing op stedelijke ontwikkelingen. Hieronder wordt de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen verstaan. Deze laatste categorie is in de handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking (ministerie van Infrastructuur en Milieu) nader gespecificeerd in accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.
Kern van de ladder is dat de stedelijke ontwikkeling op een locatie pas doorgang kan vinden als op regionaal niveau is aangetoond dat er daadwerkelijk een behoefte aan is en dat de beschikbare ruimte in het stedelijk gebied optimaal wordt benut. Van belang daarbij is of elders in de regio een soortgelijke ontwikkeling is gepland die reeds in de behoefte kan voorzien.
Dit betekent dat als in een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, de behoefte aan die ontwikkeling moet worden beschreven. Indien de ntwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Indien een nieuwe stedelijke ontwikkeling middels een uitwerkingsplicht of wijzigingsbevoegdheid mogelijk wordt gemaakt dan kan worden bepaald dat de Laddertoets pas hoeft te worden verricht in het kader van de vaststelling van het uitwerkings- of wijzigingsplan.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft het karakter van een zogenoemd beheerplan en bevat slechts een enkele nieuwe ontwikkeling. Ter plaatse van de Heiveldjensweg 10-12 wordt het gebruik van de bestaande terreinen en gebouwen ten behoeve van stadslandbouw mogelijk gemaakt. Het doorlopen van de procedure zoals voorgeschreven in de ladder is enkel aan orde voor deze ontwikkeling. Hiervoor wordt verwezen naar de in bijlage 2 bij de toelichting toegevoegde ruimtelijke onderbouwing.
Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen.
In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:
Er is één nationaal belang dat betrekking heeft op het plangebied, namelijk de ecologische hoofdstructuur. Ten westen van de wijk Palemig en ten noorden van de overkluisde Caumerbeek, ligt een gebied dat is aangeduid als ecologische hoofdstructuur. Het Barro beschrijft het beschermingsregime.
Bij provinciale verordening worden regels gesteld aan een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied behorende tot de ecologische hoofdstructuur en aan een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste
lid, onderdeel a, onder
3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken.
Deze regels bewerkstelligen dat in het bestemmingsplan geen activiteiten worden mogelijk gemaakt -ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan- die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden of van de samenhang tussen die gebieden. Van deze regels kan alleen worden afgeweken indien:
De betreffende gronden worden in het toekomstige bestemmingsplan MSP bestemd als 'Natuur'. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan. De aanwezige waarden en kwaliteiten worden op deze manier gewaarborgd.
Op 12 december 2014 hebben Provincale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014, de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers- en Vervoersprogramma 2014 vastgesteld. Gezamenlijk vormen deze beleidsdocumenten een integrale omgevingsvisie, die vier wettelijke functies vervult: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer).
In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderende opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.
De centrale ambitie komt voort uit de Limburgagenda: gestreefd wordt naar een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat er aan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven.
Verder staat in het POL kwaliteit centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
Visie Zuid-Limburg
De aantrekkelijkheid van Zuid-Limburg wordt in sterke mate bepaald door de aanwezigheid van relatief op korte afstand van elkaar gelegen, dicht bevolkte stedelijke gebieden (vergelijkbaar met de dichtheid van de Randstad) en het daartussen gelegen unieke Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Dit heuvellandschap geeft samen met de historische binnenstad van Maastricht een bijzondere kwaliteit aan deze regio. In Zuid-Limburg wonen ruim 600.000 mensen, meer dan de helft van alle inwoners in Limburg. Het maakt onderdeel uit van een Europese regio met een rijk palet van economische topsectoren.
Tegelijkertijd is Zuid-Limburg in economische opzicht te typeren als een 'tussenregio', tussen de metropoolregio's Randstad, Vlaamse Ruit en Ruhrgebied. Er zijn relatief weinig bereikbare banen binnen de landsgrenzen en daarmee is sprake van een beperkte veerkracht van de regionale en lokale economie. Daarbij kampt Zuid-Limburg met leegstandsproblematiek op het gebied van woningbouw, kantoren, verblijfsrecreatie, bedrijventerreinen en detailhandel: er is van alles te veel, en dat vraagt om een heldere visie en bovenal sturing.
Visie op wonen
Het POL 2014 geeft aan dat er een kwaliteitsslag nodig is van de bestaande woningvoorraad. In kwantitatief opzicht dient de woningmarkt aansluiting te zoeken bij de demografische ontwikkelingen en in kwalitatief opzicht dient het woningaanbod beter te worden afgestemd op de veranderende woningvraag. In plaats van eengezinswoningen is er meer vraag naar woningen voor eenpersoonshuishoudens. Ook is er meer vraag naar levensloopbestendige woningen en energiezuinige woningen.
Het POL2014 beschrijft hiertoe een aanpak van 'dynamisch voorraadbeheer' waarbij onder meer wordt ingezet op kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en transformatie en hergebruik van bestaand vastgoed. Het principe van dynamisch voorraadbeheer dient te worden uitgewerkt in een regionale structuurvisie wonen Zuid-Limburg.
(Perspectieven) Zones
Op een lager profiel is er behoefte aan nadere nuancering en detaillering. Binnen het plangebied zijn vier zones van toepassing.
Overig bebouwd gebied
De zone 'Overig bebouwd gebied' is een gemengd woon/werkgebied met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. De accenten van deze zone zijn:
Bijna het gehele plangebied valt binnen de zone 'Overig bebouwd gebied', alleen het beekdal van de Caumerbeek en het gebied ten noorden van het buurtschap Palemig valt buiten deze zone.
Bronsgroene Landschapszone
De 'Bronsgroene landschapszone' omvat Beekdalen én gebieden met steilere hellingen met een grote variatie aan functies, in hoge mate bepalend voor het beeld van het Limburgs landschap. Omvat ook het winterbed van de Maas. De accenten van deze zone zijn:
Het gebied ten noorden van het buurtschap Palemig en de zone rondom de Caumerbeek behoort tot de 'Bronsgroene landschapszone'. De betreffende gronden ten noorden van Palemig worden in het toekomstige bestemmingsplan MSP bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Deze bestemming laat beperkte ontwikkelingen toe waarbij de aanwezige waarden en kwaliteiten worden gewaarborgd.
De gronden langs de Caumerbeek worden in het bestemmingsplan grotendeels bestemd als 'Groen'. Deze bestemming sluit aan bij het stedelijk gebied waarbinnen de Caumerbeek loopt. Binnen deze bestemming zijn o.a. kleinschalige speelvoorzieningen toegestaan die passen bij het karakter en ligging van het groen.
In 2014 en 2015 hebben ter plekke van het bestemmingsplan MSP herinrichtingswerkzaamheden plaatsgevonden aan de Caumerbeek. De werkzaamheden bestonden uit de renaturalisatie en het ontkluizen en weer zichtbaar maken van de beek. Daarnaast zijn nieuwe fiets- en wandelpaden aangelegd, waardoor er volop genoten kan worden van de mooie beek. Door de uitgevoerde werkzaamheden krijgt de natuur, die bij het beekdal hoort, de mogelijkheid om keren terug.
Buitengebied
De zone 'Buitengebied' zijn alle andere gronden in het landelijk gebied, vaak met een agrarisch karakter. De accenten van deze zone zijn:
Enkele kleine gebieden aan de rand van Palemig vallen binnen de zone 'Buitengebied'. De betreffende gronden ten noorden van Palemig worden in het toekomstige bestemmingsplan MSP bestemd als 'Agrarisch met waarden. Deze bestemming laat beperkte ontwikkelingen toe waardoor de aanwezige waarden en kwaliteiten worden gewaarborgd.
Goudgroene natuurzone
De 'Goudgroene natuurzone' zijn gebieden waar natuur en natuurontwikkeling het primaat hebben vanwege de voorkomende waardevolle flora en fauna, vaak van (inter)nationale betekenis (zoals de Natura 2000-gebieden). De accenten van deze zone zijn:
Ten westen van de wijk Palemig en ten noorden van de overkluisde Caumerbeek, ligt een gebied dat is aangeduid als 'Goudgroene natuurzone'. De betreffende gronden worden in het toekomstige bestemmingsplan MSP bestemd als 'Natuur'. Deze bestemming laat geen ontwikkelingen toe waardoor de aanwezige waarden en kwaliteiten worden gewaarborgd.
De Omgevingsverordening Limburg 2014 bevat regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL 2014 juridische binding te geven. Specifiek voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid is in de verordening een hoofdstuk Ruimte opgenomen. Dit hoofdstuk bevat uitsluitend instructiebepalingen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Zij moeten deze regels in acht nemen bij het vaststellen van bestemmingsplannen, beheersverordeningen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen.
In het hoofdstuk Ruimte zijn voor een beperkt aantal onderdelen van het POL-beleid regels opgenomen. die naar de mening van het Rijk door de Provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale ruimteverordening. Met name gaat het dan om de regels voor de ecologische hoofdstructuur, die zijn ondergebracht in het onderdeel Goudgroene natuurzone.
In de verordening is onder andere bepaald dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen in beginsel een plaats moeten krijgen binnen het bestaande stedelijk gebied (overeenkomstig de Ladder voor duurzame verstedelijking). Herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen krijgt hierbij bijzondere aandacht.
Verder bevat de Omgevingsverordening de bepaling dat een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Zuid-Limburg niet voorziet in de toevoeging van nieuwe woningen aan de bestaande planvoorraad (ofwel de woningen die zijn opgenomen in de voor 5 juli 2013 vastgestelde ruimtelijke plannen en die nog niet zijn gerealiseerd).
Herziening verordening
Een belangrijk onderdeel van het POL, zoals dat in december 2014 is vastgesteld, betreft de opgave voor de drie regio's Noord, Midden en Zuid-Limburg om voor die thema's waarvoor dynamisch voorraadbeheer aan de orde is, regionale structuurvisies op te stellen en daarover ook op regionaal niveau bestuursafspraken te maken.
Om de naleving van de nieuwe regionale afspraken ook juridisch te borgen is op 11 november 2016 door Provinciale Staten de Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014 geamendeerd vastgesteld. Hierdoor wordt invulling gegeven aan de bestuursafspraken met betrekking tot de regionale uitwerking POL 2014 door middel van zogenoemde voorzorgsbepalingen.
Concreet komt het er op neer, dat gemeenten geen nieuwe woningen meer mogen toevoegen aan de voorraad, tenzij de raad van die gemeente de "Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg" heeft vastgesteld waarin is geregeld dat er een regionale programmering dient te zijn, waarin afspraken zijn gemaakt over compenserende maatregelen in geval van nieuwe toevoegingen aan de woningvoorraad. Deze structuurvisie is door de raad van Heerlen vastgesteld op 23 november 2016.
Conclusie
Aangezien het bestemmingsplan MSP een conserverend karakter heeft en over het algemeen - uitgezonderd de te schrappen onbenutte woon- en detailhandelsfuncties - een voortzetting van de bestaande aanwezige planologische situatie inhoudt, zijn de regels van de verordening niet van toepassing. Het bestemmingsplan MSP voldoet aan de bepalingen zoals deze zijn gesteld in de Omgevingsverordening Limburg 2014.
Deze structuurvisie betreft de regionale structuurvisie zoals aangehaald onder Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014. In de SVWZL hebben 18 Zuid-Limburgse gemeenten onderling afspraken gemaakt over de wijze waarop de transformatie van de woningvoorraad in Zuid-Limburg gestalte dient te krijgen. De woningmarkt in Zuid-Limburg heeft te maken met een kwantitatieve én kwalitatieve mismatch: er zijn te veel woningen en tevens sluit het aanbod niet meer aan op de toekomstige vraag. Daarom worden er afspraken gemaakt over een gezamenlijke aanpak.
In de visie wordt op hoofdlijnen de gewenste kwaliteitsslag beschreven die nodig is om het aanbod beter aan te laten sluiten op de vraag. De belangrijkste conclusies hierbij zijn, dat de grootste problemen thans optreden in het particulier bezit en dat er naar verhouding meer huurwoningen gewenst zijn. Kansrijke doelgroepen zijn onder meer jongeren, ouderen en zorgbehoevenden.
Het belangrijkste uitgangspunt daarbij is evenwel dat de woningvoorraad in omvang niet meer mag groeien, dit om te voorkomen dat de leegstand toeneemt. Leegstand leidt tot verloedering en ook tot waardedaling. Dit basisprincipe leidt ertoe dat nieuwe toevoegingen aan de woningvoorraad zullen moeten worden gecompenseerd, hetzij met sloop, hetzij met het schrappen van harde bouwtitels, hetzij met een financiële bijdrage (waarmee sloop kan worden gefinancierd).
Voor iedere gemeente wordt daarom aan de hand van actuele demografische gegevens en leegstandscijfers een 'transformatieopgave' afgesproken, zijnde de kwantitatieve koers die de gemeente dient te varen. Die kwantitatieve koers moet worden beschouwd als richtinggevend wat betreft het maken van beleidsmatige keuzes en niet als een harde slooptaakstelling. Deze 'transformatieopgave' wordt tweejaarlijks herijkt. Gemeenten worden verplicht een woningmarkt-programmering op te stellen, die is geënt op zowel de kwalitatieve en kwantitatieve woonopgaven.
Voor het opnemen van nieuwe plannen op de woningmarktprogrammering zijn in Zuid-Limburgs verband uniforme spelregels geformuleerd en vastgelegd in een 'Beslisboom'.
De regio Parkstad Limburg heeft een eigen intergemeentelijke structuurvisie vastgesteld: 'Ruimte voor park & stad' (2009). De visie beoogt de missie van de regio, 'het in duurzame samenhang ruimtelijk-economisch ontwikkelen van de regio en het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit', te verwezenlijken. Als alle partijen hun krachten bundelen, moet het mogelijk zijn om in 2030 deze kwaliteiten in Parkstad Limburg te ervaren:
De intergemeentelijke structuurvisie zet de toekomstlijnen uit voor twee structuurdragers: ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit en de economisch-maatschappelijke ontwikkeling. Deze dragers zijn uitgewerkt door middel van vier hoofdthema's:
Ruimtelijke identiteit - regionale ontwikkeling met de natuur als goede buur
Natuur en landschap, inclusief het rijke erfgoed, beek- en rivierdalen vormen de basis voor een duurzame versterking van identiteit en vitaliteit. De stad krimpt, verdicht en laat zo de natuur ruimte voor groen en waterstructuren.
Economie - meer vitaliteit vanuit historische en huidige kracht
Hoofdambitie is economische structuurversterking met als strategie ruimtelijke concentratie en revitaliseren van locaties die niet aan moderne eisen voldoen, onder toepassing van de SER-ladder. Bij revitalisering van bestaande locaties krijgt kleinschalige bedrijvigheid nadrukkelijk de ruimte.
Wonen - meer kwaliteit voor een veranderende bevolking
Herstructurering gaat voor uitbreiding: het bedienen van de veranderende wensen van bestaande en nieuwe doelgroepen verloopt dus vooral via een kwalitatieve vervangingsopgave. In principe geen uitbreiding buiten huidige stedelijke contour.
Mobiliteit - meer samenhang, betere bereikbaarheid
De ambitie is een betere bereikbaarheid via weg en spoor, zowel regionaal als internationaal. De nieuwe ringstructuur ontlast de oude radiale wegenstructuur. Hierbij hoort een heldere, eenduidige categorisering van wegen naar hun functie. Dit is in de structuurvisie vertaald naar een XL t/m S-aanduiding.
Voor het plangebied zijn de volgende thema's van belang:
Op de bij de structuurvisie behorende ontwikkelingskaart is binnen het thema ruimtelijke identiteit in het plangebied MSP het versterken en renatureren van de beekdalstructuur van de Caumerbeek aangegeven. De Caumerbeek moet weer ontkluist worden. Daarnaast zou het noordelijk deel van het plangebied (Palemig) een betere groene verbinding moeten krijgen met het zandgroeven gebied gelegen ten noorden van het plangebied. Verder is het van belang aan de oostzijde de ruimtelijke structuur van de stadsranden te verbeteren. Nu vormt de binnenring de fysieke begrenzing.
Binnen het thema wonen komt een groot deel van het plangebied in aanmerking voor herstructurering. De groene setting van het woongebied in het noorden van het plangebied moet behouden en versterkt worden.
Binnen het thema mobiliteit vormt de Binnenring de begrenzing van het plangebied aan de noord en oostzijde. Deze Pakstadring moet gecompleteerd worden.
Deze beleidsuitgangspunten hebben geen consequenties voor de planopzet.
De vier hoofdthema's uit de structuurvisie zijn concreet uitgewerkt in diverse beleidsnota's, op zowel regionaal als gemeentelijk niveau. Deze komen in de volgende paragrafen aan bod, waarbij tevens wordt aangegeven hoe deze hun uitwerking hebben op bestemmingsplan MSP.
Uitsnede ontwikkelingskaart Structuurvisie Parkstad Limburg
De gemeenten in Parkstad willen inzetten op het vergroten van de aantrekkelijkheid van het wonen in de regio, door samen met bewoners, marktpartijen en maatschappelijke partners te komen tot een aanbod van woningen dat aansluit bij de behoefte in de toekomst. De grootste opgave ligt daarbij in het kwalitatief op peil houden van de bestaande woningvoorraad en het kwantitatief in balans brengen van de woningvoorraad. Het gelijktijdig werken aan een kwantitatief en kwalitatief evenwicht is noodzakelijk, ook om problemen in zwakke woningmarktgebieden te voorkomen.
De Parkstadgemeenten hebben in samenwerking met de Provincie Limburg en het Rijksvastgoedbedrijf een filosofie uitgewerkt om in de transformatieopgave op de woningmarkt, met beperkte financiële middelen, zoveel mogelijk resultaat te boeken. Hiertoe zijn zeven leidende principes benoemd, waarlangs op een zo rendabel mogelijke wijze kan worden gewerkt aan de totstandkoming van een gezonde woningmarkt:
De Parkstadgemeenten willen de woonaantrekkelijkheid in de regio versterken, door aanwezige woonmilieus beter positioneren en profileren voor de woonconsument. Op deze wijze wordt het woon- en werkklimaat in de regio verbeterd. Dit betekent dat ontwikkelingen in woongebieden recht moeten doen aan de verschillen tussen woonmilieus. Op sommige plekken kunnen nog woningen worden toegevoegd, terwijl in met name het suburbaan gebied een overschot optreedt. Door de overschotten weg te werken moeten vraag en aanbod van woningen meer in evenwicht met elkaar worden gebracht en ontstaat er bovendien een kans om meer ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden toe te voegen.
Buiten de kwalitatieve ontwikkeling van woonmilieus, heeft de gehele regio een overkoepelende volkshuisvestelijke opgave: het voorkomen van concentraties van leegstand en ruimtelijke segregatie en de spreiding van kansen van doelgroepen over de regio.
Algemene visie op wonen in Heerlen
Heerlen maakt onderdeel uit van de Tripool Maastricht, Sittard, Heerlen die samen het economische hart van Zuid-Limburg vormen. Regionaal economische ontwikkelingen hebben belang bij een sterke centrumstad met stedelijke woonmilieus. Een aantrekkelijk woonklimaat is namelijk een van de randvoorwaarden voor het vestigingsklimaat in de regio. Wonen ondersteunt ontwikkelingen rondom de Campussen, RWTH, etc. Deze ontwikkelingen leiden tot een andere additionele woonvraag van kenniswerkers en expats. Dit komt tot uitdrukking in het versterken van de woonmilieus in Heerlen.
Het centrum van Heerlen biedt binnen de regio een uniek centrumstedelijk woonmilieu. De gemeente wil dit woonmilieu versterken door cultureel aanbod, kwaliteit van de openbare ruimte en goede voorzieningen. De woonfunctie moet in het centrum meer ruimte krijgen. Door toevoeging van appartementen en stadsvilla's voor stedelijke, vaak jongere, leefstijlen. Dat betekent wel een omslag ten opzichte van de huidige vergrijsde bevolkingsopbouw van het Centrum.
Bij de woonmilieus op afstand van het centrum kiest de gemeente juist voor 'verdunnen' en 'vergroenen' van wijken, zodat hier aantrekkelijke woonmilieus ontstaan. Het parkachtige wonen in de verschillende stadsdelen dat hiermee versterkt wordt, biedt kansen om kenniswerkers, nieuwe economische clusters en studenten uit Aachen aan te trekken. Voor deze groepen wil Heerlen aantrekkelijke woonconcepten bieden.
Naast economische structuurversterking en de functie van wonen hierbij geven we tegelijkertijd aandacht aan het woonklimaat voor andere inwoners, ook die met een kleine beurs. De wijkenaanpak heeft hierin een belangrijke rol. Heerlen heeft een traditie om via de wijkenaanpak samen met maatschappelijke partners de woonkwaliteit van stadsdelen en woonwijken te verbeteren.
De gemeente kiest hierbij een twee-sporenaanpak, waarbij zij voor wijken met een opstapeling van problemen kiest voor een actieve begeleiding van de ontwikkeling van de wijken, volgens de wijkenaanpak. Voor andere wijken kiest de gemeente voor een ondersteunende benadering, waarbij zij initiatieven vanuit de wijk ondersteunt. De wijkenaanpak richt zich bewust op zowel de fysieke als sociale verbetering van wijken. Corporaties, zorg- en welzijnsaanbieders zijn net als de bewoners belangrijke partners bij de wijkenaanpak.
Vanuit het gestelde kader in de regionale woonstrategie heeft de Parkstadraad op 11 december 2013 de Regionale Woningmarktprogrammering voor de periode 2013-2016 vastgesteld. Met deze regionale woningmarktprogrammering spreken de gemeenten in Parkstad Limburg uit rekening te houden met elkaars belangen en te streven naar een evenwichtige woningmarkt. De regionale woningmarktprogrammering koppelt kwaliteit aan kwantiteit en is daarmee een belangrijk instrument voor de regiogemeenten. De gemeenten geven met deze regionale woningmarktprogrammering aan welke woningbouwprojecten het best aansluiten bij de huidige marktomstandigheden en hoe in de toekomst met nieuwe toe te voegen woningbouwprojecten wordt omgegaan. Hiermee beogen we van de regio Parkstad een aantrekkelijke woonregio te maken.
In de regionale woningmarktprogrammering is een onderscheid gemaakt tussen de bestaande en nieuwe projecten. In beide gevallen geldt dat er zowel kwantitatieve als kwalitatieve toetsing heeft plaatsgevonden. De kwantitatieve toets is voor beiden gelijk, de kwalitatieve toets verschilt.
De bestaande projecten zijn vanuit een markttechnisch perspectief getoetst op de locatie van het woningbouwproject en de productmarktcombinatie. Dit heeft er in geresulteerd dat de bestaande woningbouwprojecten kunnen worden verdeeld in de volgende categorieën:
Bij het opnemen van nieuwe plannen op de programmering worden de spelregels toegepast die gemeenten op Zuid-Limburgs niveau met elkaar hebben afgesproken.
Binnen MSP zijn een aantal projecten opgenomen in de projectenlijst Regionale Woningbouwprogrammering 2013-2016. Per locatie zijn een aantal te bouwen woningen opgenomen. Het betreft de volgende projecten:
code | projectnaam | toevoeging | onttrekking | locatie | cat | ||||||
A | Meezenbroek/Mesdagstraat/Govert Flinckstraat | 15 | 127 | Mesdagstraat/ Govert Flinckstraat | 1 | ||||||
B | Meezenbroek/Plan onbekend | 18 | 44 | Rembrandtstraat | 1 | ||||||
C | Schaesbergerveld | 90 | 231 | Limburgiastraat | 1 | ||||||
D | Kasteellaan | 12 | 14 | Kasteellaan | 1 | ||||||
E | Schandelerboord / Parkheuvel | 36 | 0 | Van Limburg Stirumstraat | 2 | ||||||
F | De Savornin Lohmanstraat | 12 | 0 | De Savornin Lohmanstraat | 2 | ||||||
G | De Viersprong | 18 | 0 | Schimmelpennicnkstraat | 2 | ||||||
H | Burrettestraat e.o. Dobbelsteijnstr. | 15 | 4 | Burrettestraat | 3 | ||||||
I | Palemig West | 68 | 0 | Onderstestraat | 3 |
Woningbouwprogramma locaties
Op de locaties van de projecten A, C en H heeft inmiddels sloop plaatsgevonden. Deze projecten zijn in de regionale woningbouwprogrammering opgenomen in categorie 1 (zie 4.3 Herstructureringslocaties) en hebben daardoor geen negatieve invloed op andere plannen. Voor deze locaties zijn prestatieafspraken gemaakt met de woningbouwcorporaties.
In het (voor)ontwerp bestemmingsplan MSP was er nog geen concreet bouwplan bekend en hebben deze locaties conform de feitelijke inrichting de bestemming Groen gekregen.
De eigenaren van de locaties hebben het belang zij toekennen aan de locaties in de planperiode onderzocht. Gebleken is dat het op dit moment nog te vroeg is om een woningbouwplan voor deze locaties te ontwikkelen.
Op een aantal locaties nabij de Limburgiastraat is een nieuwe invulling wenselijk c.q. noodzakelijk, omdat anders enorme gaten in het stedelijk weefsel ontstaan. De vrijkomende schoollocaties aan de Witstraat en Eindhovenstraat worden daarbij ook beschouwd.
Daarnaast zal worden onderzocht of het mogelijk is om een deel van het programma voor MSP te verschuiven naar Heerlen Centrum.
De overige herstructureringslocaties zijn nog niet in ontwikkeling en hier heeft nog geen sloop plaatsgevonden. Daarom worden op deze locaties de vigerende bestemmingen worden overgenomen.
De overige projecten (E,F,G en I) zijn ontwikkelingslocaties.
Voor het project E, Parkheuvel (zie: 4.4 Parkheuvel) is een omgevingsvergunning voor de bouw van drie urban-villa's verleend. Deze omgevingsvergunning is onherroepelijk en wordt in het bestemmingsplan overgenomen. Omdat de realisatie nog niet is gestart, wordt er wel een wijzigingsbevoegdheid op genomen om de woonbestemming tussentijds, nog gedurende de bestemmingsplanperiode, te wijzigen in de bestemming Groen.
Het project G, De Viersprong wordt op dit moment gerealiseerd en wordt positief bestemd.
Aangezien voor de locatie I, Palemig West, nog geen uitgewerkte plannen bestaan en nog geen omgevingsvergunningen zijn aangevraagd, worden deze locatie bestemd conform vigerende bestemming, dan wel feitelijk gebruik.
De overige onbenutte bouwtitels in het plangebied, die niet zijn opgenomen in de Woningmarktprogrammering, zullen worden herbestemd.
In december 2009 heeft het Parkstadbestuur de "Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad Parkstad Limburg 2008-2020" vastgesteld, die in januari 2010 door de raden van de Parkstad gemeenten is bekrachtigd.
In de Herstructureringsvisie Parkstad is op kaart aangegeven in welke gebieden in Parkstad de herstructureringsopgave met voorrang dient te worden opgepakt. Bovendien is hier het principe bepaald van verdichten in de centra in combinatie met verdunnen in de randen. In de hestructureringsvisie is ook het systeem van 'de envelop' geïntroduceerd. De envelop is een modelmatige benadering van de gewenste kwantitatieve ontwikkeling van de woningvoorraad op stadsdeelniveau in de gemeente Heerlen. De systematiek van de envelop is in de SVWZL vertaald in de 'transformatieopgave'.
Met overzichtskaarten is aangegeven waar de herstructureringsopgave gaat 'landen'.,
Uitsnede Herstructureringsvisie
Het stadsdeel Heerlen noord (MSP) in de visie aangeduid als ontwikkelingsgebied. Voor deze wijk is een integraal plan (Wijkactieplan (WAP)) opgesteld dat de ontwikkelingen schetst tot 2020 met een doorkijk naar 2035. Ambitie is een samenhangende wijk te ontwikkelen met een sterkere relatie met het omliggende landschap, met nieuwe duurzame woonconcepten, een centraal hart met geconcentreerde voorzieningen en betekenisvolle plekken.
Een deel van de woningvoorraad zal de komende 15 jaar gesloopt gaan worden. Er zal gedoseerd een gedifferentieerd, kwalitatief hoogwaardig en vernieuwend aanbod van nieuwbouwwoningen gerealiseerd worden. Er zullen woningen gebouwd worden die een aanvulling zijn op de huidige voorraad, in eerste instantie gericht op de huisvesting van ouderen, starters en het vasthouden van de middeninkomens in de buurt. Daarnaast moeten bewoners binnen MSP een woningcarrière kunnen maken en diverse inkomensgroepen moeten in MSP terecht komen.
Het stadsdeel Burettestraat e.o. is in de visie aangeduid als een "verdunningsgebied". In het bestemmingsplan MSP moet daarom in dit gebied op zijn minst de toevoeging van woningen zoveel mogelijk worden tegengegaan. Hierop wordt nader ingegaan in de volgende paragraaf.
Als gevolg van de voorziene herstructurering van het gebied en de realisatie van een BMV krijgt de omgeving een kwaliteitsimpuls en wordt bijgedragen aan de leefbaarheid van de wijk. Dit is in lijn met de herstructureringsvisie en ook het eerder genoemde masterplan, het Wijkactieplan MSP.
Op 31 oktober 2011 heeft het Parkstadbestuur een structuurvisiebesluit genomen, dat ingaat op het thema wonen. Zoals geschetst in het regionale woonbeleid (o.a. Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad, Parkstad Limburg) is het, mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg, niet gewenst om de regionale woningvoorraad verder te laten toenemen om het (toekomstige) overschot aan woningen niet nog verder te laten toenemen. Wel blijft de noodzaak aanwezig om de samenstelling van de woningvoorraad aan te passen aan de veranderende woonwensen. Daarvoor zullen nieuwe woningen moeten worden gerealiseerd die dienen als vervanging van bestaande voorraad.
Geen verdere toename van de omvang van de regionale woningvoorraad betekent dat het wenselijk is dat nog beschikbare vigerende plancapaciteiten die leiden tot een toename van de regionale woningvoorraad niet per definitie moeten worden gerealiseerd en dat in voorbereiding zijnde uitbreidingen van de regionale woningvoorraad niet altijd worden omgezet in daadwerkelijke additionele plancapaciteit.
Het Structuurvisiebesluit gaat daarbij uit van een "nee-tenzij" principe, waarbij de "tenzij"
bestaat uit de regionale afspraken zoals vastgelegd in de regionale woningbouwprogrammering.
Beleidsbesluit
In haar regionaal woonbeleid, gepubliceerd als eigen beleid door de Parkstadgemeenten, geeft de Stadsregio aan wat de opgave in de regionale woningvoorraad t/m 2020 is (regionale kaders). Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de woningvoorraad binnen de gemeenten in Parkstad Limburg zich te bewegen binnen deze gestelde kaders.
Vigerende bestemmingen woningbouw, waarvan op 1 januari 2013 nog geen gebruik is gemaakt, zullen daartoe bij actualisatie van het bestemmingsplan worden herzien tenzij de locatie is opgenomen / past binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. woningbouwprogrammering).
Toepassing in het plangebied
Conform het beleidsbesluit worden in bestemmingsplan MSP de vigerende bouwtitels die niet zijn benut en niet zijn opgenomen in de woningbouwprogrammering geschrapt. Een overzicht van de onbenutte plancapaciteit voor woningbouwtitels is opgenomen in Bijlage 1 Vervallen
planologische titels van de toelichting.
In het plangebied zijn 10 woningen, die zijn gesloopt en wegbestemd in het voorliggende bestemmingsplan, ingezet ter compensatie van de geplande nieuwbouw van 7 woningen op het perceel Hoek Molenberglaan - St. Franciscusweg. De sloopcompensatie vindt plaats in het kader van de Omgevingsverordening Limburg 2014. Het betreft 4 woningen aan Amsterdamstraat, die zijn gesloopt t.b.v. de realisatie van BMV MSP, en 4 woningen aan de Frans Halsstraat en 2 aan de Thorbeckestraat, die gesloopt zijn t.b.v. de realisatie van MSP-Allee.
Op drie locaties in het plangebied zijn nog geen woningen zijn gebouwd, maar is wel recent een (onherroepelijke) omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van woningen. Het gaat om de locaties Pleijweg naast nummer 61, Kapelweg 55 en Parkheuvel (urbanvilla's Donker Curtiushof, Geerlingslaan en Samuel van Houtenstraat). Omdat deze vergunningen in rechte onaantastbaar zijn, dient de raad bij de vaststelling van het plan rekening te houden met deze verleende vergunningen.
Dit laat onverlet dat provinciaal en regionaal woningbouwbeleid erop toe zien dat de omvang van de planvoorraad voor woningbouw niet verder wordt vergroot. Daarom wordt op deze locaties een wijzigingsbevoegdheid gelegd, waarbij de mogelijkheid om woningen te bouwen op deze locaties kan worden verwijderd.
Met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid kan die planologische mogelijkheid binnen de looptijd van het bestemmingsplan worden verwijderd. Dit is wenselijk gezien de bevolkingskrimp in de regio Parkstad. Daarnaast kan met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden voorkomen dat binnen de planperiode bouwplannen worden gerealiseerd die niet passen in het woonbeleid.
Ten gevolge van het rechtszekerheidsbeginsel kan de wijzigingsbevoegdheid pas worden toegepast na het verstrijken van een periode van één, respectievelijk twee, jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan om de verleende omgevingsvergunning te benutten en nadat deze vergunning is ingetrokken. De wijzigingsbevoegdheid, inclusief deze voorwaarden is opgenomen in regels van de bestemming 'Wonen'.
De Parkstad Raad heeft op 21 februari 2011 de Retailstructuurvisie Parkstad Limburg 2010-2020 vastgesteld. Doel van deze visie is te komen tot een duurzame retailstructuur voor Parkstad Limburg die bestand is tegen de demografische ontwikkelingen en ruimte biedt voor de dynamiek in de retailsector, waardoor het een bijdrage levert aan het versterken van de economische structuur.
De huidige retailstructuur in Parkstad Limburg bestaat uit de Heerlense binnenstad (inclusief winkelcentrum 't Loon) en de centra van de satellietsteden, te weten Brunssum centrum, Kerkrade centrum, Hoensbroek centrum en Landgraaf op de Kamp. Daarnaast zijn er nog verschillende buurt- en wijkverzorgende centra, de dorpscentra en de grootschalige perifere locaties.
Voor de gewenste toekomstige retailstructuur van Parkstad vormt de bestaande retailstructuur het vertrekpunt. Daarbij gaat de beleidsagenda van Parkstad uit van de binnenstad van Heerlen als binnenstedelijk (winkel)centrum voor Parkstad met daaromheen de binnenstedelijke satellietcentra. De overige stedelijke centra richten zich op de lokale consumentenverzorging zonder daarbij de regionale hoofdstructuur nadelig te beïnvloeden.
Vanuit dit gegeven is de toekomstige retailstructuur van Parkstad opgebouwd uit de volgende detailhandelsconcentraties:
(Bestaand) winkelaanbod in gebieden buiten de aangewezen locaties (onder andere verspreid en op bedrijfsterrein) is ongewenst.
Tot slot wordt met richtbeelden aangegeven welk type voorzieningen per soort detailhandelsconcentratie passend zijn. Deze richtbeelden maken de consument duidelijk waar het primaat ligt voor de aankoop van dagelijkse artikelen, waar doelgerichte aankopen zijn geclusterd en welk profiel hier aan is gekoppeld en dat Heerlen centrum de primaire functie vervult voor recreatief winkelen binnen de regio Parkstad Limburg.
Het cluster rond de Kasteellaan wordt in de retailstructuurvisie aangewezen als buurtwinkelcentrum. De buurtwinkelclusters zijn kwetsbaar, omdat deze een klein verzorgingsgebied hebben en meestal drijven op één supermarkt.
Op dit moment is er geen supermarkt gevestigd in het buurtwinkelcentrum en is het winkelaanbod enigszins verspreid. Omdat Meezenbroek is aangewezen als buurtwinkelcentrum zal ook het bestemmingsplan MSP de vestiging van een supermarkt mogelijk blijven maken. Het bestemmingsplan MSP is actualiserend van aard en maakt voortzetting van de bestaande detailhandelsactiviteiten mogelijk.
Op 31 oktober 2011 heeft het Parkstadbestuur een structuurvisiebesluit genomen, dat ingaat op het thema retail. Zoals geschetst in het regionale retailbeleid (Retailstructuurvisie 2010-2020, Parkstad Limburg) is het, mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg en de daarmee samenhangende afname van het bestedingspotentieel, niet gewenst om de regionale retailvoorraad nu verder te laten toenemen om het (toekomstige) overschot aan winkelvloeroppervlak niet nog verder te laten toenemen. Echter, ondanks het teruglopen van het omzetpotentieel dient er wel ruimte geboden te worden aan uitbreiding van winkelaanbod op bepaalde locaties. Door deze structuurbepalende gebieden als uitgangspunt te nemen, wordt uitval aan de onderkant van de markt in werking gezet en ontstaat er zodoende schaarste die noodzakelijk is om wenselijke ontwikkelingen ook op wenselijke locaties te laten plaatsvinden.
Geen verdere toename van de omvang van de regionale retailvoorraad betekent dat het wenselijk is dat nog beschikbare vigerende plancapaciteiten die leiden tot een toename van de regionale retailvoorraad niet per definitie moeten worden gerealiseerd en dat in voorbereiding zijnde uitbreidingen van de regionale retailvoorraad niet altijd worden omgezet in daadwerkelijke additionele plancapaciteit.
Beleidsbesluit
In haar regionaal retailbeleid, gepubliceerd als eigen beleid door de Parkstadgemeenten, geeft de Stadsregio aan wat de opgave in de regionale winkelvoorraad t/m 2020 is (regionale kaders). Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de winkelvoorraad binnen de gemeenten in Parkstad Limburg zich te bewegen binnen deze gestelde kaders. Vigerende bestemmingen detailhandel, waarvan op 1 januari 2013 nog geen gebruik is gemaakt, zullen daartoe bij actualisatie van het bestemmingsplan worden herzien tenzij de locatie is opgenomen / past binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. beslisboom Retailstructuurvisie).
In lijn met het regionaal retailbeleid wordt in bestemmingsplan MSP de mogelijkheid van vestiging van detailhandel uitgesloten in panden, gelegen buiten het gebied van het buurtcentrum aan de Kasteellaan, waar ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan géén detailhandel was gevestigd. Een overzicht van de onbenutte plancapaciteit voor retail is opgenomen in Bijlage 1 Vervallen planologische titels van de toelichting.
Het Regionaal Verkeer- en Vervoersplan (RVVP) is aangenomen door de raad van Parkstad Limburg in 2011. Deze nota sluit sterk aan op het Regio programma van Parkstad Limburg waarin de nadruk wordt gelegd op de economische structuurversterking via ringwegen en Euregionaal openbaar vervoer door middel van onder andere de aanleg of optimalisatie van diverse structurerende wegen (o.a. Buitenring Parkstad Limburg, Euregioweg, flankerende infrastructuur) en het verbeteren van het Euregionaal openbaar vervoersaanbod (onder andere IC Eindhoven-Heerlen-Aachen en Avantislijn). Het RVVP stelt verder voorop dat de verkeers- en vervoersystemen moeten bijdragen aan een voor wonen en recreëren aantrekkelijke regio met goed bereikbare voorzieningen en een minimum aan verkeersonveiligheid en aan milieuoverlast.
Voor het bestemmingsplan MSP zijn in het Regionaal verkeer- en vervoerplan geen specifieke uitgangspunten opgenomen. In paragraaf 3.3 wordt het thema verkeer verder uitgewerkt in de beschrijving van het plangebied.
Op 7 juli 2015 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Heerlen 2035 vastgesteld. Met dit planologisch instrument kan de gemeente de ruimtelijke sturing beter afstemmen op de ruimtelijke opgaven van de toekomst.
De structuurvisie is opgesteld op basis van een belangrijk kantelpunt in de historie van ruimtelijke ontwikkeling in Nederland. De grenzen van de groei zijn bereikt. Er is een eind gekomen aan een onafgebroken periode van vraag naar ruimte en vastgoed.
Nieuwe ontwikkelvraagstukken hebben nu vooral te maken met de vraag hoe om te gaan met bestaand vastgoed en vrijkomende ruimte. De ruimtelijke opgaven voor de toekomst hebben veel vaker betrekking op bestaand vastgoed in plaats van nieuwbouw en zullen gekenmerkt worden door termen als: flexibel, tijdelijk, duurzaam en kleinschalig. Ook de rol van de gemeente verandert. Heerlen moet de slag maken van een toetsende naar een faciliterende overheid. Niet alles zelf herontwikkelen, maar vooral ook initiatieven van ondernemers, marktpartijen en inwoners mogelijk maken, met de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in deze structuurvisie als uitgangspunt.
Deze transitieopgaven lopen als een rode draad door de structuurvisie. In de structuurvisie staan inhoudelijk vier thema’s centraal: Vitale stad, Centrale stad, Innovatieve stad en Verrassende stad.
Vitale stad
In het thema Vitale stad wordt een beeld geschetst van woonwijken in 2035. Aan de ene kant willen we inzetten op minder woningen, maar vooral ook op woningen met meer kwaliteit en variatie. Dus geen grootschalige uitbreidingsnieuwbouw meer, maar inzetten op het doorbreken van de eentonigheid van sommige woonbuurten. Aan de andere kant willen we goede voorzieningen blijven aanbieden. Dat kan soms betekenen dat een voorziening uit de buurt verdwijnt als het verzorgingsgebied voor die voorziening te klein wordt. In die gevallen zetten we in op het vormen van sterke voorzieningenclusters in buurten en stadsdelen.
Centrale stad
In het thema Centrale stad beschrijven we hoe we de rol van Heerlen als centrumgemeente in de regio kunnen versterken. Belangrijke speerpunten daarbij zijn een compact kernwinkelgebied met een compleet en gevarieerd winkelaanbod, het realiseren van een Smart Services Campus en het versterken van het stedelijk woonmilieu. Cultuur in al zijn facetten is daarbij een belangrijke bindende factor.
Innovatieve stad
In het thema Innovatieve stad geven we aan hoe we anders kunnen omgaan met stedelijke ontwikkelopgaven bij veranderende omstandigheden. Het hergebruiken van bestaand vastgoed en vrijkomen van ruimte na sloop spelen daarbij een belangrijke rol. Bovendien willen we mondiale duurzaamheidsvraagstukken verbinden met lokale transitieopgaven. Heerlen heeft de ambitie om in 2040 een klimaat-neutrale stad te zijn. Dat is een stad waarin processen rond wonen, werken en leven, niet op negatieve wijze bijdragen aan klimaatverandering.
Verrassende stad
In het thema Verrassende stad wordt beschreven hoe we bestaande cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten beter zichtbaar en tastbaar kunnen maken in de stad. Door het behoud van deze waarden te integreren in de lokale transitieopgaven, krijgen plekken en panden waarmee mensen zich verbonden voelen nieuwe betekenis. Het resultaat van deze transitie is een verrassende stad, waarin het “Verhaal van Heerlen” tot uitdrukking komt.
MSP wordt in deze visie aangeduid als een van de wijken waar de transitieopgave van de woningvoorraad nog steeds loopt. Samen met burgers, woningcorporaties en maatschappelijke organisaties probeert de gemeente de leefbaarheid structureel te verbeteren.
Het bestemmingsplan MSP heeft een conserverend karakter en zal ontwikkelingen in het kader van de herstructureringsopgave alleen mee nemen, indien hier besluitvorming over heeft plaatsgevonden en gebleken is dat deze initiatieven (financieel) uitvoerbaar zijn.
Heerlen heeft in december 2016 prestatieafspraken gemaakt met de woningcorporaties in de stad. De afspraken hebben betrekking op de activiteiten die woningcorporaties ondernemen in Heerlen, zowel op het vlak van het ontwikkelen van de woningvoorraad (nieuwbouw, sloop, renovatie) als op het vlak van het verhuren van woningen aan diverse doelgroepen. Met deze afspraken wil de gemeente kunnen sturen op de gewenste ontwikkeling van de voorraad sociale huurwoningen en waar mogelijk vrije sector huurwoningen in de stad. Daar waar tekorten worden geconstateerd binnen bepaalde marktsegmenten is het de insteek dat deze worden aangevuld, bij voorkeur door het transformeren van bestaand leegstaand vastgoed. Wanneer dat niet mogelijk blijkt is nieuwbouw ook een optie.
Het op dit moment vigerende kantorenbeleid is in de "Structuurvisie Kantoren Heerlen tot 2010" neergelegd. Sinds het opstellen van dit beleid is er echter het nodige veranderd op kantorengebied. Daarom is er momenteel nieuw kantorenbeleid in ontwikkeling. Dat beleid zal mede gestoeld worden op het nieuwe Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014. Limburg heeft momenteel genoeg kantoorruimte, maar een kwaliteitsslag is wel gewenst. De centrale opgave is dan ook een groei in kwaliteit zonder dat de kwantiteit toeneemt, daarbij meer schaarste creërend, met ruimte voor maatwerk. Dat maatwerk ziet er voor verschillende typen van gebieden anders uit:
Naast verbeteren van de kwaliteit van de bestaande voorraad dient er ook gezorgd te worden voor een optimale benutting van die voorraad. Locaties die niet meer aan de huidige marktvraag voldoen moeten van kleur verschieten.
Naar de Heerlense situatie vertaald, ziet de bovenstaande aanpak er als volgt uit:
Huidige situatie
Heerlen is hét kantorencentrum van Parkstad Limburg. Een zeer groot gedeelte van de Heerlense werkgelegenheid zit nog steeds in de dienstverlening. Met de huidige kantorenvoorraad beweegt Heerlen zich rond de twintigste plek van kantorensteden in Nederland. Dankzij de samenstelling van bedrijven en instellingen (voornamelijk (semi)overheid en voormalige overheidsbedrijven) kent Heerlen een andere kantorenmarkt dan andere kantoorsteden.
Conclusie
In het plangebied van bestemmingsplan MSP bevindt zich slechts een grootschalige kantoorpand aan de Meezenbroekerweg. Het bestemmingsplan is conserverend van karakter en zal dit pand en de overige bestaande kantoren positief bestemmen. Nieuwe kantoorontwikkelingen maakt het bestemmingsplan niet mogelijk. Kantoortitels, die niet passen in een van de vier schaalniveau's uit de Structuurvisie Kantoren Heerlen tot 2010, worden herbestemd.
Het gemeentelijk Groenbeleidsplan is op 14 mei 2013 vastgesteld en vormt sindsdien het gemeentelijk groenbeleid. In dit plan is het vorige groenstructuurplan geïntegreerd.
Het Groenbeleidsplan geeft een middellange termijnvisie (2010-2025) op de gewenste ontwikkeling van het (semi-)openbare groen van de gemeente Heerlen. Behalve een visie op de gemeentelijke groenstructuur bevat het Groenbeleidsplan ook een kader voor het groenbeheer en is er tevens een uitvoeringsprogramma aan gekoppeld. Het Groenbeleidsplan heeft als hoofddoelstelling een integrale, samenhangende en tevens duurzame groenstructuur te realiseren, die recht doet aan de identiteit en eigenheid van Heerlen als onderdeel van Parkstad Limburg en voldoende robuust van karakter is waar het gaat om behoud en verbetering van leefbaarheid en groene kwaliteit.
In de visie op de groenstructuur van de gemeente Heerlen is uitgegaan van de volgende integraal samenhangende componenten:
Groenbeleidsplan Heerlen
De hoofdgroenstructuur van Heerlen kadert de ligging van de verschillende stadsdelen in. Om een goede aansluiting te vormen op de gemeentelijke hoofdgroenstructuur is per stadsdeel de gewenste ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur verder uitgewerkt.
Uitsnede Groenbeleidsplan Heerlen stadsdeel Heerlen-Centrum
Vervolgens is nog verder ingezoomd en is de gewenste groenstructuur in de buurten en buurtschappen beschreven. Hierbij is onderscheid gemaakt in verschillende buurttypen. De visies voor de verschillende buurttypen zijn vertaald in een gereedschapskist voor de groenstructuur per buurttype, waarin de karakteristieken en functies van de hoofd- en subgroenstructuur van een buurttype zijn vastgelegd. Onderscheid wordt gemaakt in structuurgroen en snippergroen, waarbij het uitgangspunt geldt dat snippergroen kan worden afgestoten zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de openbare ruimte.
Aandachtspunten hoofd- en subgroenstructuur deelgebied Meezenbroek
Aandachtspunten hoofd- en subgroenstructuur deelgebied Vignonstraat e.o.
Aandachtspunten hoofd- en subgroenstructuur deelgebied Meezenbroek, Schaesbergerveld
Binnen het plangebied van bestemmingsplan MSP ligt het Caumerbeekdal en het stedelijke Geleenbeekdal die allen een belangrijk onderdeel vormen van de hoofdgroenstructuur van het stadsdeel Heerlen-centrum. In bestemmingsplan MSP moet deze situatie daarom behouden blijven en wordt de bestaande groen en waterstructuur positief bestemd.
Verder geldt dat in de buurten ter behoud van de stedenbouwkundige structuur het structuurgroen zoveel mogelijk een groene bestemming moet krijgen, met name in de buurt Palemig.
In Heerlen ontspringen vier beken. Twee daarvan, de Geleenbeek en de Caumerbeek, vormen samen bijna 20 kilometer beekdal in de stad. Deze beekdalen spelen een belangrijke rol in de stedenbouwkundige opbouw van de stad, ze leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van de stad en de buurten en wijken, ze hebben een interessante natuur- en landschapswaarde en een belangrijke functie voor het bergen en afvoeren van water.
Op 2 november 2004 heeft de gemeenteraad de Inrichtingsvisie beken vastgesteld. Primair uitgangspunt van de visie is de beekdalen als een robuuste structuur in het stedelijk weefsel herkenbaar te maken en waar mogelijk te accentueren. Daarmee kunnen de beken weer hun oorspronkelijke functie van dragers van de ruimtelijke structuur krijgen. Er zijn drie hoofdlijnen van ingrepen om dit te bereiken:
Ontwerptekening ontkluizing Caumerbeek(Palemigerboord - Meezenbroekerweg)
De overkluisde Caumerbeek doorsnijdt in oost-westelijke richting het plangebied van bestemmingsplan MSP. Belangrijk onderdeel van de inrichtingsvisie voor de Caumerbeek is het loskoppelen van beek en riool. Het regenwater dient zoveel mogelijk via een bovengrondse beek te worden afgevoerd.
De in de visie beschreven inrichting van de Caumerbeek is al grotendeels mogelijk op grond van het huidig vigerend bestemmingsplan. In bestemmingsplan MSP wordt deze vigerende situatie overgenomen.
Op 12 maart 2003 heeft de gemeenteraad het horecabeleid vastgesteld, beschreven in de visie 'Heerlen heeft 't!'. Belangrijk uitgangspunt voor de visie is dat Heerlen de hoofdkern is in Parkstad Limburg en dat deze functie verder uitgebouwd moet worden. Binnen de gemeente is het centrum van Heerlen het gebied waar horeca met een bovenlokale functie is gesitueerd. In de stadsdelen en buurten heeft de horeca een buurtfunctie, is ondersteunend aan andere voorzieningen en wordt optimaal gefaciliteerd.
Horecabedrijven in de (woon)buurten hebben naast een horecafunctie vaak ook een maatschappelijke functie (ontmoetingsfunctie, verenigingsleven). Omdat deze horeca belangrijk is voor de bewoners van Heerlen, dient deze gekoesterd te worden en zoveel mogelijk te worden gefaciliteerd.
Wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden voor de horeca in de buurten buiten het centrum geldt dat er in principe geen uitbreiding van het aantal horecazaken wordt toegestaan. Voor de leefbaarheid is het belangrijk het huidige aanbod te behouden.
Conclusie
In bestemmingsplan MSP worden de bestaande horecazaken positief bestemd. Waar op grond van het huidig vigerend bestemmingsplan mogelijkheden tot vestiging van horeca bestaan, maar die momenteel niet zijn benut, worden deze verwijderd om uitbreiding van het horeca-aanbod te voorkomen.
Op 20 april 2016 heeft de gemeenteraad van Heerlen de Parkeernota Heerlen –Visie en Ambitiedocument vastgesteld.
Het College van Burgemeester en Wethouders en de gemeenteraad hebben de wens uitgesproken om het bestaande parkeerbeleid te herijken. Zowel in het coalitieakkoord 2014-2018 als in het addendum is aangegeven dat er behoefte is aan een nieuwe parkeernota waarin de diverse parkeersystemen integraal meegenomen worden. Daarnaast is de positie van de gemeente op de parkeermarkt veranderd na de verkoop van haar parkeervastgoed. De gemeente is nu slechts een speler op de markt van straatparkeren. Ook is haar rol op publiekrechtelijk gebied constant in ontwikkeling.
Op hoofdlijnen dient het nieuwe parkeerbeleid te zorgen voor een betere afstemming tussen de vraag naar en het aanbod van parkeren, zonder dat dit ten koste gaat van de leefbaarheid en de kwaliteit van de openbare buitenruimte. Het anticiperen op nieuwe ontwikkelingen en het bieden van een gastvrij en klantvriendelijk parkeersysteem maken hier onderdeel van uit.
Aan de hand van de huidige situatie en een aantal toekomstige ontwikkelingen is een beeld geschetst van de verwachtingen ten aanzien van het parkeren in Heerlen de komend jaren. Hierbij is onder andere aandacht besteed aan ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit, technologie en maatschappij.
Uit de sessies met de klankbordgroep zijn drie ambities afgeleid: Toegankelijk, leefbaar en praktisch passend. Deze ambities vormen de rode draad bij de verdere invulling van de beleidsuitgangspunten en uit te werken acties c.q. maatregelen. Enkele in het oog springende beleidskeuzes zijn, per deelgebied:
Daarnaast worden de acht actuele thema's die niet direct gerelateerd zijn aan één van de drie gebieden, kort uitgewerkt. Per doelgroep worden beleidspunten weergegeven, wederom per geografisch deelgebied. Enkele in het oog springende punten zijn:
Tot slot wordt een aantal concrete acties beschreven die op korte termijn uitgevoerd dienen te worden zoals een bezoekersregeling bewoners, de tariefdifferentiatie en de toegangscontrole centrum. Ook een zestal acties voor de lange termijn wordt kort aangehaald.
In tegenstelling tot het eerdere document in 2010 is ervoor gekozen om deze beleidsnota in twee delen op te knippen en wel: de 'Parkeervisie & Ambitie' en de 'Parkeermaatregelen'.
In het eerste deel 'Parkeervisie & Ambitie', wordt de parkeervisie van de gemeente Heerlen uiteengezet op basis van haar ambitie in de stad, de relaties naar de ruimtelijke en economische ontwikkeling in de stad en de beleidskaders die hierbij passend zijn. In het tweede deel 'Parkeermaatregelen' worden de verschillende beleidsinstrumenten (maatregelen) uitgewerkt.
De Parkeernota is de visie op parkeren geldt als “rode draad” voor het totale parkeerbeleid en geeft richtlijnen voor de verder uit te werken maatregelen en deelnota's. De juridische en beleidsmatige verankering is vastgelegd in het visiedocument, de uitwerking van deze visie in de praktijk vindt in diverse deelnota's, die de maatregelen bevatten, plaats. De status van deze nota is derhalve richtinggevend voor deelnota's. Een en ander is in het onderstaande schema weergegeven. De onderhavige Parkeernota zal ondergeschikt zijn aan de nog op te stellen Verkeersvisie Heerlen. Uiteindelijk zal de VerkeersVisie Heerlen als kapstok dienen voor de diverse thematische nota's, zoals de Parkeernota. Onder de Parkeernota hangen vervolgens de verschillende uitvoeringsnota's, zoals de 'Nota Parkeernormen' en de 'Nota Digitalisering'.
Ten behoeve van het economisch goed functioneren van een winkelgebied dan wel binnenstad alsook het omfaciliteren van verschillende doelgroepen, zowel in garages als op straat, wordt het parkeren in Heerlen gereguleerd. In Heerlen kunnen er immers verschillende parkeerreguleringsgebieden teruggevonden worden:
Totdat deel 2 van de Parkeernota - met name “Parkeernormen” door de gemeenteraad van Heerlen is vastgesteld, gelden de parkeernormen uit de Parkeernota Heerlen 2010. Bij (toekomstige) ontwikkelingen in het plangebied zal moeten worden getoetst aan de parkeernormen, zoals vastgelegd in deze Parkeernota.
De gemeente Heerlen is eigenaar van de buitensportcomplexen van de sporttakken atletiek, voetbal, hockey, korfbal, cricket en honk- en softbal. De praktijk voor voetbal is dat bijna elke voetbalvereniging momenteel als alleengebruiker op een buitensportcomplex opereert. De velden worden op zeer beperkte schaal door scholen gebruikt voor schoolsportactiviteiten. Er is daardoor sprake van overcapaciteit van de velden. Daarnaast is er geen evenwichtige spreiding van de buitensportcomplexen over de stad. Hier tegenover is er juist weer sprake van een groeiende behoefte aan multifunctionele voorzieningenclusters die financieel gezond geëxploiteerd worden.
De gemeenteraad heeft vanuit deze achtergrond in oktober 2010 besloten het overschot aan voetbalvelden in Heerlen te reduceren en te komen tot een geringer aantal buitensportcomplexen op strategische locaties in de stad. Met de nota 'Herstructurering buitensportcomplexen' (vastgesteld door het college van b&w in maart 2011) wordt een globaal voorstel gedaan voor het herstructureringsontwerp voor de buitensportcomplexen in Heerlen, met daarbij de focus op het veldvoetbal.
De visie van de gemeente op de toekomstige situatie van de buitensportcomplexen is in eerste instantie dat de complexen beschikbaar en geschikt zijn voor alle burgers van de gemeente Heerlen om te sporten en te bewegen. De accommodaties zijn goed bereikbaar, toegankelijk en veilig. Daarnaast zijn ze kwalitatief hoogwaardig, duurzaam, toekomstbestendig en daar waar mogelijk multifunctioneel met plek voor sport- en culturele evenementen. Ook zijn andere maatschappelijke functies/voorzieningen actief op de complexen. De vaste gebruikers van de buitensportcomplexen zijn vitale sportverenigingen.
In het plangebied van het bestemmingsplan MSP ligt aan de Govert Flinckstraat het voormalige voetbalcomplex Meezenbroek. Dit complex is in de nota rood gemarkeerd. De rode complexen in de gemeente zijn de complexen die afgestoten zullen worden. Een belangrijke reden om het complex Meezenbroek af te stoten was de ligging van het complex. Het complex ligt aan de rand van de gemeente en niet in de nabijheid van onderwijsinstellingen. Daarbij kampte het complex, met drie voetbalvelden en een kleine vereniging kampte met een grote overcapaciteit aan velden.
Het complex is gedeeltelijk afgebouwd. Nadat de activiteiten van SV MSP`03 werden beëindigd, heeft een groep mensen in samenwerking met de gemeente Heerlen in 2013 de wijkvereniging: WV KCC`13 opgericht. Het doel van deze vereniging is om voor alle inwoners uit de MSP wijken ( Meezenbroek – Schaesbergerveld en Palemig) activiteiten, waar onder voetbal, te gaan organiseren. Deze vereniging maakt voor haar activiteiten gebruik van de nog bestaande velden en clubgebouw.
Conclusie
Het sportcomplex is deels nog in gebruik door de wijkvereniging. Daarom is dit westelijke deel is bestemd als 'Sport'. Het overige terreindeel heeft de bestemming 'Recreactie' gekregen. Dit deel kan ook worden gebruik ten behoeve van stadslandbouw.
Duurzaamheid betreft een integrale afweging van belangen voor de korte en de lange termijn, voor alle relevante stakeholders in het gebied en binnen de tijdshorizon. Uitgaande van de 'Triple PPP'-benadering (people-planet-prosperity) betekent duurzaamheid voor gebiedsinrichting en herstructurering dat de gebiedsinrichting zelf en het gebruik van het gebied toekomstbestendig moeten zijn. Daarbij dient de balans van voorraadgebruik (materiaal, energie) en belasting van de omgeving (lokaal, klimaat) waarde toe te voegen aan één of meer duurzaamheidsbelangen, rekening houdend met alle relevante stakeholders.
De belangrijkste duurzaamheidsbelangen zijn:
Er zijn geen normen vastgelegd voor het begrip duurzaamheid. Op enkele genoemde belangen, zoals leefomgeving en duurzaam bouwen, is sectorale wet- en regelgeving van toepassing. Hierin zijn kaders geformuleerd voor de toepassing van het duurzaamheidsprincipe.
Energietransitie
Het gemeentelijk Klimaatbeleidsplan 2010-2020 gaat in op klimaatmitigatie en bevat naast een algemene ambitie een aanpak voor de thema's gemeentelijke organisatie, wonen, mobiliteit en bedrijven. De algemene ambitie voor 2020 bestaat uit het:
Het Parkstad Limburg Energietransitie ambitiedocument (PALET) geeft een vooruitblik op de kansen en mogelijkheden voor een energieneutrale regio in 2040. Vanuit ruimtelijke oogpunt worden er gebieden benoemd die potentieel geschikt zouden kunnen zijn voor de opwekking van zonne- en windenergie en gebruik van bodemenergie.
Mijnwater
Het mijnwaterproject is een alternatief duurzaam energieconcept, gebaseerd op aardwarmte in combinatie met de bestaande mijngangen. Het is ontwikkeld als experiment onder beheer van de gemeente Heerlen en met steun van de Europese Unie. Het mijnwaternetwerk zal steeds verder worden uitgebreid, waarbij onder andere voor gemeentelijke gebouwen onderzocht zal worden of aansluiting op het netwerk mogelijk en haalbaar is. Het mijnwaterproject is beoogd als aanjager en hefboom voor een grootschalige energietransitie in Heerlen.
Doorwerking plangebied
Binnen het plangebied zijn de volgende potenties aanwezig ten aanzien van de opwekking van duurzame energie :
Daarnaast is de bestaande woningvoorraad uit een periode waarvoor energetische verbeteringen of zelfs “nul-op-de-meter” renovatieconcepten (zoals MODLAR) de moeite waard zijn. Binnen het plangebied dienen vanaf 2020 gemeentelijke bouwplannen energieneutraal gerealiseerd te worden. Tot die tijd worden de plannen gerealiseerd met een EPC die 50% scherper is dan de vigerende wettelijke norm.
Conclusie
Hoewel het bestemmingsplan MSP een conserverend karakter heeft, bieden de regels voldoende flexibiliteit om rekening te houden met duurzaamheidsaspecten. De bestaande bestemmingen hebben geen beperkende werking ten aanzien van duurzaam gebruik en bouwen. Ook bestaan er voldoende mogelijkheden om hiertoe benodigde ondersteunende, infrastructurele en/of watertechnische werken aan te leggen.
Voor het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangssituatie, de bestaande situatie in het plangebied, goed in beeld wordt gebracht. In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van het plangebied MSP en zijn directe omgeving. Zowel de historie van het plangebied als de huidige ruimtelijke en functionele structuur worden beschreven. Gezien de grote stedenbouwkundige en historische verschillen binnen het plangebied is voor de leesbaarheid het plangebied in twee gebieden opgedeeld te weten : Heerlen Noord en Palemig.
Algemeen
Heerlen is ontstaan op de Romeinse nederzetting Coriovallum waar zich twee belangrijke heerbanen kruisten : de weg van Xanten naar Trier en de weg van Boulogne sur Mer naar Keulen. Het diende tot halte en wisselstation voor de Keizerlijke post. De oudste bewoningssporen wijzen op een ontstaan rond het begin van de jaartelling.
Tot in de vorige eeuw beperkte de bebouwing zich tot de grote weg Aken - Maastricht.
Geschiedenis Heerlen Noord
Het gebied wordt begrensd door de Schaesbergerweg, de Bredastraat/Albert Cuypstraat, Govert Flinckstraat., de Meezenbroekerweg en de Schandelerboord.
In historisch opzicht valt het gebied uiteen in verschillende deelgebieden. De Schaesbergerweg was voorheen de belangrijkste route die Heerlen verbond met Schaesberg en de verder liggende kernen zoals Nieuwenhagen. De weg had ook een functie in het kader van de mijnindustrie. In Schaesberg lag de mijn Oranje-Nassau II. Langs de weg is in de loop van enkele decennia lintbebouwing tot stand gekomen met woningen van variabele uitstraling en kwaliteit. Ook zijn zijstraten als bijvoorbeeld de Kloosterkoolhof volgebouwd.
Naar het noorden toe ontstond in de wijk Meezenbroek de voor de voormalige mijnstreek typische bebouwing in de vorm van mijnwerkerswoningen Meezenbroek (zie 3.1.1 De mijnperiode). Deze wijk is in de jaren 30 tot stand gekomen en heeft een tuinwijkachtige uitstraling. In grote delen van het overige plangebied is in de jaren 50 een woonwijk tot stand gekomen met een sterke nadruk op sociale woningbouw in de vorm van grondgebonden woningen en portieketageflats in 4 bouwlagen. De binnenterreinen zijn in de loop van de jaren daarna langzaam dichtgegroeid, waarbij de strakke stedenbouwkundige structuur niet steeds is gehandhaafd.
Geschiedenis Palemig
Het gebied wordt begrensd door de Govert Flinckstraat, Meezenbroekerweg, Palemigerboord en het tracé van de Binnenring.
Palemig heeft in historisch opzicht een verleden dat veel verder terug gaat dan Heerlen Noord. In het verleden behoorde Palemig tot de bezittingen van de Heren van Schaesberg. De naam “Palenbroeck” wordt in 1618 voor dit gebied gevonden. Op de stafkaart wordt echter de naam “Palenberg” vermeld. In de volksmond wordt echter gesproken van “Palemich”, hetgeen Palenbeek, grensbeek betekent. Vermoedelijk heeft het moerassige gebied rondom de Caumerbeek de grens gevormd tussen de landgoederen van kasteel Schaesberg en kasteel Meezenbroek. De bewoning van Palemig is wellicht in de Middeleeuwen ontstaan vanuit kasteel Schaesberg, ter ontginning van de moerassige ongecultiveerde gronden. In 1618 werd het ridderleen Schaesberg uit het Heerlense Schepenbankgebied tot een heerlijkheid verheven. Palemig maakte hier deel van uit.
Monumentale hoeve 'De Baak' | Sint Barbara kapel |
Waardevolle cultuurhistorische gebouwen zijn te vinden aan de Palenbergstraat (twee oude hoeven); officiële monumenten zijn hoeve 'Meezenbroek' aan de Kasteellaan 3, hoeve “De Baak” aan de Meezenbroekerweg 95 en de Sint Barbara kapel aan de Slotweg 2. Deze laatste is door de heer van Schaesberg gesticht in 1670, uitgebreid in de 18e eeuw en nogmaals verbouwd in de 19e eeuw. Het oostelijke deel is het oudste; hier heeft het grotendeels bakstenen gebouwtje een hoge natuurstenen plint van Kunradersteen. Hoeve “De Baak” stamt uit 1797, is ook opgetrokken uit baksteen en heeft een gesloten binnenplaats. De deur- en raamomlijstingen zijn in hardsteen uitgevoerd.
Herindeling
In 1958 werd Palemig bij de gemeente Heerlen gevoegd omdat Palemig een eigenaardige uitloper van de toenmalige gemeente Schaesberg was en omdat Palemig ook qua voorzieningen op Heerlen was aangewezen.
In de historie is de mijnbouwperiode voor heel Limburg, en Heerlen in het bijzonder voor de stedenbouwkundige ontwikkeling heel bepalend geweest. In de periode tussen 1890- 1960 vond in Heerlen een grote toename aan industriële activiteiten plaats. Met name de mijnbouw en de toeleveringsbedrijven zorgden in deze periode voor een sterke groei. Er werden door Oranje Nassau (ON) Mijnen particuliere steenkolenmijnen aangelegd. Voor deze steenkolenmijnen moesten mijnwerkers worden gezocht die vervolgens vaak in de directe omgeving (op loopafstand) van de mijnen werden gehuisvest. Zo verrees tussen 1921 en 1932 de wijk Meezenbroek t.b.v. de Oranje Nassau mijn II.
Meezenbroek (mijnwerkerskolonie)
Oorspronkelijk bestond de wijk Meezenbroek uit meerdere delen. Het oudste deel, dat was gelegen aan de noordzijde van de Kasteellaan, bestond uit 159 woningen en een winkel en dateert uit 1921. Dit deel is inmiddels gesloopt waarna hier nieuwbouw werd gerealiseerd. Ten zuiden van de Kasteellaan werden 72 woningen in 1929 gebouwd en 266 woningen en 4 winkels in 1922, 1927 en 1932 voor woningbouw 'de Voorzorg'.
Historisch-ruimtelijke en stedenbouwkundige aspecten
Meezenbroek wordt gekenmerkt door een organisch gegroeide stedenbouwkundige structuur met veel groen (landschapspark) en een centrale waterpartij. De huidige wijk omvat twee onderdelen : een compact wijkdeel tussen de Meezenbroekerweg, Dobbelsteijnstraat en Kasteellaan ten westen van het water en het deel tussen de Baron Mackaystraat, Thorbeckestraat en Kasteellaan ten oosten van de waterpartij. Het westelijk deel wordt gekenmerkt door drie rechte straten evenwijdig aan de Meezenbroekerweg met langgerekte bouwblokjes evenwijdig aan de weg. Het hart van het oostelijke deel van Meezenbroek wordt gevormd door de Doctor Kuypersstraat en de Groen van Prinstererstraat. Het verloop van beide straten bepaalt het concentrische stratenpatroon van dit deel van de wijk. Op sommige plekken verbreedt het straatprofiel zich, waardoor min of meer plein ruimtes ontstaan. Belangrijk voor de belevingswaarde van de wijk is het ruimtelijk structurerend groen, dat zich zowel in het openbare gebied als in het informele. semi-openbare gebied bevindt.
Historische-bouwkundige en architectonische aspecten
De wijk is opgetrokken in sobere traditionalistische architectuur, met verschillende woningtypen en woningblokken. Hoofdzakelijk werden in de gehele wijk zadeldaken toegepast. Afwisselende dakhoogten verlevendigen het beeld. Hoger opgetrokken hoekpanden met schilddaken worden verbonden met een zadeldak. In een aantal gevallen zijn de blokken ook in het midden onderbroken door een verhoogde woning met schilddak.
Gaafheid en uniciteit :
Deze mijnwerkerskolonie is in hoofdopzet gaaf behouden gebleven.
Het gebied heeft veranderingen ondergaan waarbij het oorspronkelijke beeld herkenbaar is gebleven.
Bron : Inventarisatie en selectie van te beschermen stadsgezichten gemeente Heerlen (2012). Samensteller : Buro 4, H.J. van der Borgh.
Woningen Meezenbroek
In de jaren 60 van de 20e eeuw schakelde Nederland over op aardgas, met als gevolg de sluiting van veel mijnen in deze periode en de daarop volgende jaren '70. Hierdoor trad er een verandering op in de sociale en economische structuur. De mijnen in de regio zijn inmiddels allemaal gesloten, maar veel van de ervoor aangelegde arbeiderswijken bestaan nog, zo ook Meezenbroek.
Er werden in Heerlen nieuwe bedrijventerreinen aangelegd langs de nieuwe autowegen A76 en de N281. Verder werd in de gemeente in de delfstoffenwinning een nieuwe industriële activiteiten gevonden. De grootschalige zandwinning die momenteel nog plaatsvindt ten noorden van het plangebied in o.a. Vrieheide en het Groevegebied. De zandgroeven zijn van grote invloed op de verschijningsvorm van het landschap. Ook werd de oorspronkelijke bebouwing binnen het plangebied in en na de periode 1960 - 1980 aangevuld met nieuwe woongebieden. De historische ontwikkeling sluit voorlopig met de recent afgeronde woningbouw projecten op de hoek Kasteellaan Henri Jonasstraat (2009) en het woningbouwproject ingeklemd tussen de Heuvelweg, Schandelermolenweg en Schandelerboord (2008-2012).
Nieuwbouw Kasteellaan/Henri Jonasstraat | Woningbouwproject Parkheuvel |
In de stedelijke context is het plangebied van MSP gelegen aan de oostelijke zijde van de gemeente, tussen de gemeentegrens aan de oostzijde en de Palemigerboord en Schandelerboord aan de westzijde.
Door de snelle stedenbouwkundige ontwikkeling, die vooral was gericht op de verspreid gelegen mijnzetels, kenmerkt de regio en het plangebied zich door een verbrokkelde stedenbouwkundige structuur. Bij deze stedenbouwkundige ontwikkeling werden enkele van de oorspronkelijke (landbouw) wegen en daarmee vaak cultuurhistorische structuurlijnen gerespecteerd. De volgende structuurlijnen in het stedelijk gebied zijn nog als (redelijk) oorspronkelijk herkenbaar : Meezenbroekweg, Palenbergstraat, Sint Barbarastraat, en de Kasteellaan.
Geografisch en stedenbouwkundig vormt het noorden van het plangebied (Palemig) een overgangszone tussen de stedelijke structuur van het centrale stadsgedeelte (Heerlen Noord) en het grote groengebied van de Brunssummerheide en het Groevegebied. De bestaande ruimtelijke structuur wordt door deze ligging sterk gekarakteriseerd.
Groenzone Palemig | Binnenring ter hoogte van Palemig |
Heerlen Noord
In ruimtelijk opzicht kan het gebied globaal in vier delen opgedeeld worden. Het eerste gebied is de zone langs de Schaesbergerweg met op de hoek met de Schandelerboord een AH vestiging en verder met woningen uit de dertiger jaren. Het eerste deel tot aan de Kloosterkoolhof met middenstandswoningen terug gelegen van de straat daarna overgaand in eenvoudiger woningen merendeels direct aan de straat gelegen. De woonfunctie overheerst sterk in het karakter van het straatbeeld.
Het tweede gebied is het Schaesbergerveld met als centrale as de Limburgiastraat. Deze as doorsnijdt een gebied met overheersend rijtjeswoningen en portieketageflats in de sociale huursector. Het complex is in de vijftiger jaren tot stand gekomen. De stedenbouwkundige structuur is overzichtelijk en strak.
Het derde gebied is Meezenbroek (zie hoofdstuk 3.1.1 De mijnperiode) gelegen tussen de Kasteellaan en de Schandelerboord met de markante “kolonie”-achtige stedenbouwkundige structuur en bebouwing. De wijk is in de jaren 30 gebouwd en enige jaren geleden gerenoveerd. Het geheel oogt samen met de Meezenbroekervijver en de royale groene setting aantrekkelijk.
Het vierde gebied is gelegen noordelijk van de Kasteellaan waar sprake is van bebouwing uit de jaren 70 met de bijbehorende grillige verkaveling. Verspreid maar met een concentratie aan de Kasteellaan liggen winkelvoorzieningen met een voldoende uitrusting op wijkniveau.
De verschillende perioden en stijlen komen duidelijk tot uitdrukking. In het gebied zijn verschillende gebouwen gelegen die architectonisch de moeite waard zijn. Dat geldt niet alleen voor het poortgebouw van het kasteel Meezenbroek en de kerk aan de Amsterdamstraat, de laatste een typische uiting van baksteenarchitectuur, en verspreid liggende woningen b.v. aan de Kloosterkoolhof.
Het binnnen dit gebied vallende Huize Meezenbroek is geclassificeerd als rijksmonument.
Portiekflats Schaesbergerveld | Huize Meezenbroek (monument) |
Palemig
Het plangebied wordt gekenmerkt door een wat geïsoleerde ligging. In het noorden ligt het ingeklemd door het aanwezige tracé van de Euregioweg (Binnenring). Het tracé is weliswaar landschappelijk ingepast, maar zorgt toch voor een duidelijke begrenzing aan de noordzijde. Ten noorden van het tracé van de Euregioweg ligt de Brunsummerheide en het Groevegebied. In het zuiden vormen het sportveldencomplex en de beekdalen van de Palenbergerbeek en Caumerbeek een bufferzone tussen Palemig en Meezenbroek. Mede vanwege de sterke glooiing in het westen ligt hier thans een brede groenstrook tussen Palemig en de woonbuurt Grasbroek. Ook aan de oostzijde grenst het plangebied aan het tracé van de Binnnenring en de gemeente Landgraaf. Geografisch en planologisch vormt Palemig een overgangszone tussen de stedelijke structuur van het centrale stadsgedeelte en het grote groengebied van de Brunsummerheide.
Het bestaande dorp Palemig is een typisch Limburgs ‘heuveldorp’, hooggelegen langs de Caumerbeek en de Palenbergerbeek. Het dorp is aan de zuidzijde vastgegroeid aan Heerlen, maar heeft desondanks een landelijke uitstraling met een eigen identiteit. Palemig is een karakteristieke enclave in het verstedelijkte landschap van Heerlen die gekenmerkt wordt door de oriëntatie op een rondlopende weg (Pleijweg, Sint Barbarastraat, Palenbergstraat). Aan deze rondweg takken de overige straten aan. Palemig kan vanuit de stad Heerlen via de Meezenbroekerweg de Slotweg en aan de noordzijde via de Kapelweg en de Binnenring worden bereikt.
Het meest karakteristieke beeld van Palemig is de vanaf de monumentale hoeve “De Baak” bochtig omhoog klimmende Palenbergstraat met diverse oude panden, waaronder twee oude hoeven. Aansluitend is ook het “pleintje” bij de Heiweg met zijn kleinschalige agrarische bebouwing en wegkruis waardevol. Meer naar beneden gaande krijgen de Heiweg en de Heiveldjensweg het karakter van holle wegen in agrarisch gebied. Ook het westelijk deel van de Sint Barbarastraat is duidelijk herkenbaar als een oude dorpsstraat. Opvallend is hier verder naar het oosten de bomenrij en de groenstrook als overgang naar het beekdal waarin de sportvelden liggen.
De bebouwing langs dit deel van de Sint Barbarastraat en langs de Kapelweg en Wagenschutsweg is ook weer een mengeling van oudere en nieuwere bebouwing, maar wel minder karakteristiek. De Pleijweg verstoort de natuurlijke structuur van het gebied, maar biedt op zich toch een aangenaam woonmilieu met zijn veelal vrijstaande bebouwing. Het westelijk deel van de Onderstestraat is sterk geaccidenteerd en nagenoeg onbebouwd, hetgeen het aantrekkelijk maakt met fraaie doorzichten. Anderzijds is de bebouwing die er staat onsamenhangend en bieden omliggende terreinen gedeeltelijk een onderkomen indruk zodat het gebied in zijn geheel een rommelige indruk geeft. Overal vinden we in Palemig tussen de woningen door bedrijfsterreinen en bedrijfsbebouwing. Dit beeld is al vanouds her zo aanwezig.
Woonbebouwing Pleijweg | Woonbebouwing Sint Barbarastraat |
Het landschappelijke kader van Heerlen
Heerlen ligt op het snijvlak van een drietal landschapstypen. Aan de oostzijde van Heerlen ligt als onderdeel van het heidenatuurlandschap het Natura 2000-gebied Brunssummerheide, een uniek natuurgebied in Nederland met een kenmerkende zandgroeve. Aan de westzijde van Heerlen is het Geleenbeekdal gelegen. Dit is eveneens een Natura 2000-gebied, waarin tevens bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Het Geleenbeekdal als 'erosiebekken' onderscheidt zich van het omringende en voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg karakteristieke plateau landschap op basis van de aanwezige glooiingen en de hoge dichtheid aan beken, watermolens, kastelen en herenboerderijen. Dit gebied kan zodoende worden gekarakteriseerd als beekdalenlandschap. Het plateaulandschap van het Nationaal Landschap reikt aan de noord- en zuidzijde van Heerlen tot in het stedelijke weefsel en bepaalt daarmee tevens de ligging van de hoogste delen van de gemeente.
Het plangebied
Heerlen Noord
De groenstructuur en de groenvoorzieningen zijn in dit gedeelte van het plangebied zeer divers. In Meezenbroek levert de combinatie van het park en de vijver met de woningen een zeer aantrekkelijke woonomgeving op. Zeer fraai is het parklandschap dat vanaf het beekdal van de Palembergerbeek doorloopt naar de ecologische verbindingszone van de Caumerbeek. De brede (groene) doorgaande routes, zoals de Schandelerboord en de Limburgiastraat versterken dat groene beeld. Dat beeld is ook terug te vinden in de buurten die in de jaren 50 en 60 zijn gebouwd en ruim van opzet zijn met groene pleinen en plantsoenen. In de jaren daarna gebouwde delen is dat beeld minder sterk aanwezig, met uitzondering van het recent (2008-2012) gebouwde woningbouwproject dat ligt ingeklemd tussen de Heuvelweg, Schandelermolenweg en Schandelerboord dat erg groen van karakter is. Verder heeft dit gedeelte van het plangebied ook veel groene vlekken die als restruimten zijn overgebleven en niet als integraal onderdeel van het ontwerp zijn meegenomen. Het vermelden waard is de fraai aangelegde groenzone aan de oostzijde van het gebied grenzend aan het recent aangelegde tracé van de Euregio weg/ Binnenring.
Parkachtige groenvoorziening Meezenbroek | Groenzone tussen Binnenring en Albert Cuypstr |
Palemig
Heerlen wordt wel gekarakteriseerd als een 'gefragmenteerde', groene stad. Een stad die bestaat uit bebouwingskernen, omgeven door onbebouwde, groene ruimten.
Dit geldt zeker ook voor het plangebied van MSP en Palemig in het bijzonder, waar het groene karakter sterk bepaalt wordt door de aangrenzende Brunssummerheide en het Groeve gebied. Het westelijk plangedeelte is sterk geaccidenteerd en vrijwel onbebouwd, de ligging op een heuvelrug tussen twee beekdalen levert landschappelijk een sterk beeld op. Aan de noordoostkant van de stad, waar ook Palemig deel van uitmaakt, dringt het landschap ver door tot in de stad. De groene ruimte langs de Caumerbeek verbindt de landschappen ten noorden, westen en zuiden van Heerlen met elkaar. De structuur van het gebied rond Palemig is gebaseerd op de instandhouding van deze structurerende groene ruimten. De opeenvolging van de Brunsummerheide, het groevelandschap en het beekdal van de Caumerbeek vormen de dragers. Langs de Caumerbeek ligt een fraaie boszone die voor de beleving van het landschap van grote waarde is. De boszone is belangrijk voor de mentale oriëntatie van de bewoners in Heerlen Noord en Palemig en is geënt op het typische Limburgse cultuurlandschap.
Groenzone tussen Palemig en Heerlen Noord | Palembergerbeek |
Ligging Caumerbeek
Het realiseren van het project “Caumerbeek Zichtbaar natuurlijk” heeft een positief effect op de leefomgeving. De bestaande beekdalenstructuur wordt opgeknapt en nieuwe goed toegankelijke paden en struinpaden door het open gebied ontstaan. Net als vroeger kan weer genoten worden van snel stromende, heldere en zuivere beken. Daarbij wordt gewerkt via de integrale beekdalbenadering, die vertaald is in het innovatieve 6 lagenmodel (Water, Oevers, Routes, Economie, Educatie en Cultuurhistorie en Beleving).
Door het realiseren van een fietsverbinding en wandelpaden in het Caumerbeekdal, in een groene omgeving, neemt de recreatie in het gebied toe. Met het doortrekken van de fietsverbinding en wandelpaden vanaf Kasteel Hoensbroek tot aan het stadspark Aambos is ook het Centrum van Heerlen met het Centrum van Hoensbroek verbonden via een recreatieve groen en blauwe zone.
Het Caumerbeekdal is een groene verbindingszone waar andere groene verbindingszones zoals het Groenspoor, Corio Glana en Brunssummerheide op aansluiten. Door bij het ontkluizen van de Caumerbeek en Loopgraaf het landschap diverse karakters te geven, bijvoorbeeld slingerend (bos-) beekje, stedelijke beek, breed beekdal met grasoevers, ontstaat een gevarieerd landschap voor bezoekers en flora en fauna. Met het project wordt de ecologische biodiversiteit en soortenrijkdom in Heerlen vergroten.
Het afvoeren van schoon regenwater naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie is niet duurzaam. De gemeente Heerlen heeft vanaf 1997 de afgelopen jaren op diverse plaatsen verhard oppervlak afgekoppeld. Door nu de Caumerbeek en Loopgraaf te ontkluizen komt ook dit schone regenwater ten goede van de beek. Ook in het deelgebied MSP worden zo de straten zoals de Burettestraat e.o., Amsterdamstraat t/m Tooropstraat (MSP Allee), B.P. Parkheuvel, Schimmelpennickstraat, greppels Bredastraat, Palemig en in de toekomst ook de BMV, de Limburgiastraat en Spoordamstraat losgekoppeld, dit is te zien in de aangelegde buffervoorzieningen langs de nieuwe Caumerbeek en Palembergerbeek.
Ook is ingespeeld op de klimaatontwikkelingen, met in de toekomst hevige en langdurige buien tot gevolg. Ter plaatse van het ontkluisde deel van de Caumerbeek tussen de Meezenbroekerweg en de Palemigerboord is een retentieberging gerealiseerd.
Het plangebied is een overwegend gevarieerde (woon)wijk, die gefaseerd tot stand is gekomen. Door deze gefaseerde ontwikkeling is het plangebied ruimtelijk en stedenbouwkundig op te delen in de volgende 6 deelgebieden (bouwperioden) die verspreid over het gebied voorkomen :
1. Historische linten: | Musschenbroek, Onderste straat, Heiweg,Heiveldjens weg, Palenbergstraat, Sint Barbarastraat, Schaesbergerweg, Kloosterkoolhof . |
2. Mijnwerkerskolonien: | Meezenbroek |
3. Woningbouw 1940 - 1960: | Bredastraat, Limburgiastraat, Amsterdamstraat, Rotterdamstraat, Eindhovenstraat, Oldenzaalstraat, Harlingenstraat, Venlostraat, Nijmegenstraat, Middelburgstraat, Leeuwardenstraat, Groningenstraat, Assenstraat, Den Haagstraat, Utrechtstraat, Haarlemstraat, Zwollestraat, Zutphenstraat, Enschedestraat, Meppelstraat, Deventerstraat, Almelostraat, Hengelostraat, Vlissingenstraat, Hilversumstraat, Amersfoortstraat, Tilburgstraat, Den Boschstraat, Apeldoornstraat, Delftstraat, Arnhemstraat. Heuvelweg, De Wittstraat, Thorbeckestraat, Verschurenstraat, Aalbersestraat, Goselingstraat, Hugo de Grootstraat, Van Oldenbarneveldstraat, Colijnstraat, Piersonstraat, Treubstraat, Van Limburg Stirumstraat, Van Hogendoornstraat, Tak van Poortvlietstraat. Govert Flinckstraat, Pieter Breughelstraat, Mesdagstraat, Breitnerstraat, Paulus Potterstraat, Johannus Vermeerstraat, Ferdinand Bolstraat, Rubensrtaat, Ruysdaelstraat, Gerard Doustraat, W van Herlestraat, Albert Cuypstraat, Kasteellaan. Vincent van Gogh straat, Henri Jonasstraat, Rembrandt straat, Tooropstraat, Kapelweg, Pleijweg. |
4. Woningbouw 1960 - 1980: | Henri Jonasstraat, Vincent van Goghstraat, Frans Halsstraat, Jozef Israelsstraat, Steenstraat, Rembrandstraat, Gebr. Marisstraat, Pleijweg, Boomweg, Meezenbroekerweg, Sint Barbarastr. Kapelweg, Kasteellaan, Van Karnebeekstraat. |
5. Woningbouw na 1980: | Mesdagstraat, Kasteellaan, van Karnebeekstraat, Verschuurstraat, Rubenstraat, Ruysdaelstraat, |
6. Woningbouw na 2000: | Schandelermolenweg, Schimmelpenninckstraat, Donker Curtiushof, Geertsemahof, Van Limburg Stirumstraat. Kasteellaan, Henri Jonasstraat, Heldevierlaan (onderwijs), Albert Cuypstraat. |
1. Historische linten
Historische bebouwingslinten bestaan in het algemeen uit een reeks van losstaande gebouwen en onbebouwde terreinen en zijn in de loop der tijd langs oudere hoofd-en uitvalswegen ontstaan. Vaak sluiten deze wegen aan op de oude kern of maken er deel van uit. Afhankelijk van de situatie maakt het landschap en de erfbeplanting, via doorzichten tussen de bebouwing, wezenlijk onderdeel uit van de belevingswaarde van deze linten. In zijn algemeenheid zijn deze oude bebouwingslinten over een lange tijd verder verdicht. Hierdoor is een organische, fijnschalige bebouwingsstructuur ontstaan van vrijstaande en aaneengebouwde woningen, met variërende goot- en nokhoogten, verspringende rooilijn en afwisselende kapvormen. Het merendeel van de bebouwing is opgebouwd uit twee lagen met een zadeldak, met de nok veelal evenwijdig aan de weg.
Binnen het plangebied komen historische linten voor in Palemig en Heerlen Noord.
In Palemig zijn de volgende straten (of gedeelten daarvan) als historische linten aangewezen:
Musschenbroek, Onderste straat, Heiweg, Heiveldjensweg, Palenbergstraat, Sint Barbarastraat.
In Heerlen Noord is het gedeelte van de Schaesbergerweg dat binnen het plangebied valt nagenoeg volledig als historisch lint aan te merken.
Historische linten Palemig
2. Mijnwerkerskolonien
Binnen het plangebied komt één Mijnwerkerskolonie voor:
Meezenbroek (1921 - 1932)
Mijnwerkerskoloniën zijn een uniek fenomeen in de Nederlandse stedenbouw en volkshuisvesting. Omdat er in de oostelijke mijnstreek, waaronder Heerlen, nog veel van deze buurten of grote restanten ervan over zijn, krijgen ze in dit hoofdstuk (3.1.1 De mijnbouwperiode) een afzonderlijke behandeling.
Woningen Mijnwerkerskolonie Meezenbroek
3. Woningbouw 1940-1960
Deze bouwperiode na de oorlog, ook wel de wederopbouwperiode genoemd, is gekoppeld aan de woningnood. De periode wordt gekenmerkt door stedenbouwkundige grote aantallen seriematige woongebieden. Aanvankelijk blijft de vormgeving nog kleinschalig, later vanaf eind jaren 50, gaat dit over in steeds grootschaliger (prefab) productie.
Deze periode komt in het plangebied, vooral in het plangedeelte van Heerlen Noord, in grote clusters voor. In Palemig zijn de aantallen veel kleiner en liggen ze verspreid over het gebied. Het is in Heerlen Noord overwegend woningbouw variërend in aaneengesloten bebouwing in twee/drie lagen met een kap tot woningbouw in vier bouwlagen met een plat dak.
Johannes Vermeerstraat | Pieter Breughelstraat |
4. Woningbouw 1960-1980
Ook in deze bouwperiode is erg veel woningbouw gerealiseerd van uiteenlopende woningtypologieën. Het is de periode met een groot tekort aan woningen. De bouwperiode komt in het plan gedeelte van Heerlen Noord in een drietal clusters voor. De grootste cluster ligt ten noorden van de Kasteellaan en ten westen van de Mesdagstraat, aan de Frans Halsstraat, Jozef Israelsstraat, Rembrandstraat, Jan Steenstraat en de Gebr. Marisstraat.
De cluster bestaat louter uit woningbouw in een aaneengesloten bebouwingstypologie in twee bouwlagen met een zadeldak. Een tweede veel kleinere cluster iets ten westen van de reeds benoemde cluster wordt gevormd door de woningen tussen de woningen aan het noordelijkste gedeelte van de Henri Jonasstraat en de woningen aan de Vincent van Goghstraat. Aan de Meezenbroekerweg hoek Heldevierlaan staat een kantorencomplex in meerdere bouwlagen uit deze bouwperiode, aan de Meezenbroekerweg staan verder uit deze periode nog een kerkgebouw en een cluster van drie woongebouwen. De overige woningen die in deze bouwperiode zijn gerealiseerd bevinden zich verspreid over Palemig aan o.a. de Boomweg, Kapelweg, Pleijweg, Palenbergstraat.
5. Woningbouw na 1980
Het meest bepalend voor de verschijningsvorm van de recente (woning)bouw zijn de toegenomen welvaart en de globalisering. Deze periode kent een grote diversiteit aan bouwstijlen, van traditioneel tot ultra modern. Nieuwe woongebieden krijgen een duidelijk imago mee dat onder meer naar voren komt in een uitgesproken architectuur.
Deze bouwperiode komt in het plangebied slechts sporadisch voor in Heerlen Noord aan de Kasteellaan (appartementen in vier bouwlagen) en woningen aan de Mesdagstraat die in drie bouwlagen zijn gerealiseerd (appartementen). Grenzend aan de Mesdagstraat en zich bevindend tussen de Ruydaelstraat en de Rubensstraat is in deze periode een kleine cluster woningbouw gerealiseerd.
Aan de Meezenbroekerweg zijn in de negentiger jaren twee woongebouwen verrezen met (zorg) appartementen. Één gebouw staat direct aan de Meezenbroekerweg en heeft vijf bouwlagen, het andere gebouw staat wat verder terug en is met zijn dertien bouwlagen het hoogste gebouw in het plangebied en vormt een echt hoogte accent.
Tot slot is het vermelden waard de in deze periode gerealiseerde woonwagenlocatie aan de Slotweg.
(Zorg)woningbouw Meezenbroekerweg | Woonwagenlocatie Slotweg |
6. Woningbouw na 2000
Wat voor de woningbouw na 1980 geld in een nog sterkere maten voor de periode na 2000. Dit betekent een grote diversiteit aan bouwstijlen, van traditioneel tot ultra modern. Nieuwe woongebieden krijgen een duidelijk imago mee dat onder meer naar voren komt door uitgesproken architectuur. Soms wordt teruggegrepen op architectuur stijlen uit het verleden. Er ontstaan buurten met geheel verschillende architectuur, b.v. van neon-traditioneel (jaren 30-stijl) tot neo-modern (kubistisch, staal, beton, glas). Stedenbouwkundig is in de verkavelingsopzet gestreefd naar een helder onderscheid tussen openbaar en privé.
Het grootste gebied binnen Heerlen Noord dat tussen 2008 en 2012 is gerealiseerd is Parkheuvel (zie foto). De buurt bevindt zich tussen de Heuvelweg, Schandelerboord, Schandelermolenweg en de Schimmelpennicnkstraat. De buurt is in een neo-traditionele (jaren 30-stijl) architectuur gebouwd. Een andere cluster woningbouw met een uitgesproken architectuurstijl zijn de woningen die liggen tussen de Albert Cuypstraat en de Gerard Doustraat (zie foto). De architectuur wordt gekenmerkt door platte daken en het gebruik van wit stucwerk en houten betimmeringen.
Het vermelden waard is het modern vormgegeven woningbouwcomplex (Parc Buirette) op de hoek van de Kasteellaan, Henri Jonasstraat. Het in 2009 gerealiseerde complex is uitgevoerd in twee kleuren stucwerk en schoon metselwerk. Het project is in een caré vorm gebouwd heeft twee bouwlagen met accenten van drie bouwlagen.
Woningen Parkheuvel | Woningen Albert Cuypstraat |
Mobiliteit
Het plangebied 'Meezenbroek- Schaesbergerveld- Palemig' (MSP) is geheel omringd door belangrijke gebiedsontsluitingswegen. Zo vormt de Euregioweg (Binnenring) sinds 2011 de noordelijke en de oostelijke grens, terwijl de Mijnspoorweg en de route Groene boord- Schandelerboord- Palemigerboord respectievelijk als de zuidelijke en de westelijke grens van het plangebied fungeren. Al de voorgenoemde wegen zijn van structureel belang voor het plangebied, aangezien deze wegen het doorgaande verkeer uit het plangebied weren. Verder zijn er in het plangebied ook verscheidene gebiedsontsluitingswegen waar te nemen, zoals de Limburgiastraat, de Meezenbroekerweg en de Schaesbergerweg. Deze wegen zorgen voor een goede interne verkeersontsluiting. Voor het overige is er sprake van wegen met een buurt-/ of erfontsluitingsfunctie, die deel uit maken van een 30-km gebied.
Tot slot kan er een onderscheid opgemerkt worden omtrent de wegenstructuur in de deelgebieden van het plangebied. Zo worden de buurten Schaesbergerveld en Meezenbroek gekenmerkt door veel korte en smalle straatjes, terwijl de dichtheid van straten in de buurt Palemig zeer laag is.
Euregioweg / Binnenring
Parkeren
Op basis van de Parkeernota Heerlen 2010 dient het plangebied beschouwd te worden als 'overig gebied'. Dit betekent dat de parkeernormen in dit gebied veelal hoger zijn dan bijvoorbeeld een centrumgebied als Heerlen-centrum, waar het aanbod en de kwaliteit omtrent parkeren hoger is.
Naar aanleiding van parkeeroverlast van centrumbezoekers werd er in 2014 een parkeerschijfzone met gratis ontheffingen voor de bewoners ingevoerd in een gedeelte van Schaesbergerveld. In een aantal straten in de wijk hebben veel bewoners namelijk geen parkeerplaats op eigen terrein en worden ze dus gedwongen om hun auto langs de openbare weg te parkeren. Door de invoering van de parkeerschijfzone is de parkeerdruk in deze straten sterk gereduceerd. Elders in de wijk MSP is er geen parkeerschijfzone van kracht, aangezien de afstand tussen het centrum en dat gedeelte van de wijk te groot is voor centrumbezoekers.
Verder is langs de Glasmijweg (ten zuiden van het plangebied) een nieuw parkeerterrein aangelegd die een tweeledige functie heeft. Zo is dit parkeerterrein aangelegd als zijnde een Park&Ride- terrein ten behoeve van de treinreizigers van het station 'De Kissel'. Daarnaast kan dit parkeerterrein ook gebruikt worden door langparkeerders die - vanwege de parkeerschijfzone - niet in het zuidwestelijke gedeelte van de wijk MSP kunnen staan.
Paden/ fietsen / MSP Allee
Het plangebied heeft geen overdaad aan paden voor voetgangers en/of fietsers. De paden en verbindingen die voor het plangebied van belang zijn lopen vooral noord-zuid gericht door het plangebied.
MSP Allee: Verbinding Palemig en Meezenbroek MSP Allee: Amsterdamstraat
Openbaar vervoer
Sinds december 2007 (begin dienstregeling van 2008) is het station 'De Kissel' operationeel. Dit station is gelegen aan de zuidkant net buiten het plangebied (begin MSP Allee)en wordt gebruikt door twee stoptreinen, de stoptrein 'Maastricht Randwyck - Kerkrade-Centrum en de DB Euregiobahn-stoptrein 'Heerlen-Aachen-Stolberg.
Het plangebied wordt door een viertal buslijnen bediend:
De tracés van deze lijnen lopen hoofdzakelijk op de grenzen van het plangebied, het tracé van buslijn 33 doorkruist het plangebied via de Limburgiastraat en de Albert Cuypstraat. De overige buslijnen rijden allemaal via de Schaesbergerweg, hierbij onderscheidt lijn 25 zich van de buslijnen 22 en 29 door ook over de Schandelerboord (richting Hoensbroek) te rijden. De buslijnen 22 en 29 fungeren als een 'verbinding' tussen het station in Heerlen-centrum en de gemeente Landgraaf en verder.
Het plangebied kan nagenoeg als afgerond worden beschouwd, de bebouwing in het plangebied heeft overwegend een woonfunctie. Er komen echter ook diverse andere functies in het plangebied voor, zoals in deze paragraaf beschreven.
Verspreid over het plangebied komen verschillende maatschappelijke voorzieningen voor. De grootste clustering van maatschappelijke voorzieningen in het plangebied wordt gevormd door het driehoekige gebied dat ingeklemd ligt tussen de Palemigerboord, Meezenbroekerweg en de Caumerbeek. Aan de in deze driehoek gelegen Heldevierlaan zijn meerdere scholen en o.a. een sporthal en een kantine aanwezig.
Binnen dit gebied zijn aan de Meezenbroekerweg een kerk en woonzorgcomplex in meerdere lagen aanwezig.
Verspreid over het plangebied komen nog scholen voor aan de Burettestraat, Eindhovenstraat (incl. sporthal), Verschuurstraat - Gebroeders de Witstraat (incl. gymzaal). Deze laatste twee scholen zullen samen worden gehuisvest in de BMV aan de Limburgiastraat.
Aan het Jamboreepad is een pand aanwezig voor de scouting. Binnen het plangebied zijn verschillende kerken aanwezig: aan de Amsterdamstraat en de Meezenbroekerweg.
Aan de Limburgiastraat, Schandelermolenweg, Goselingstraat, Nijmegenstraat en Zutphenstraat zijn buurthuizen/ jongerencentra gehuisvest.
Het plangebied heeft verspreid een aantal (kleinere) bedrijven of bedrijfslocaties. In het noordelijk gedeelte van het plangebied (Palemig) Komen verhoudingsgewijs meer bedrijven voor als in het overige gedeelte van het plangebied (Heerlen Noord).
In Palemig komen bedrijven voor aan de Palenbergstraat, Heiweg, Wagenschutsweg, Leemkampsweg, Kapelweg en de Sint Barbarastraat.
In Heerlen Noord zijn bedrijven aanwezig aan de Henri Jonasstraat, Kasteellaan, Rubensstraat, Kloosterkoolhof, Schaesbergerweg en Rotterdamstraat.
Detailhandel komt in het plangebied niet veel voor. Voor zover aanwezig komt het verspreid incidenteel voor in Heerlen Noord aan de Kasteellaan, Heuvelweg, Kloosterkoolhof, Limburgiastraat, Rotterdamstraat, Schaesbergerweg, Schandelerboord en Dr. Kuyperstraat.
Horeca komt in het plangebied niet veel voor. Voor zover aanwezig zoals de incidentele horecavestigingen aan de Kasteellaan, een vestiging aan de Schandelerboord, Limburgiastraat, Venlostraat en Musschenbroek zullen ze als zodanig worden bestemd maar krijgen geen verdere uitbreidingsruimte.
In het plangebied komen kappers voor in de Amsterdamstraat, Groen van Prinsterstraat, Kasteellaan, Rotterdamstraat, Schaesbergerweg 41 en de Sint Barbarastraat.
Aan de Kasteellaan is een huisartsenpraktijk, een apotheek en een gezondheidscentrum aanwezig.
Aan de Ferdinand Bolstraat is een hoveniersbedrijf en dienstverleningsbedrijf t.b.v. de akker- en tuinbouw gevestigd.
Binnen het plangebied bevinden zich twee accommodaties voor het beoefenen van binnensporten namelijk de gymzaal aan de Eindhovensestraat en een sporthal aan de Heldevierlaan. De gymzaal aan de Eindhovenstraat zal na realisatie van de nieuwe gymzaal bij de BMV MSP worden gesloopt. Gelegen aan de Govert Flinckstraat, tussen de wijk Meezenbroek en Palemig, bevindt zich het Sportpark Meezenbroek. In de directe omgeving hiervan, namelijk aan de Henri Jonasstraat, is een recreatieve voorziening aanwezig in de vorm van een speeltuin.
Sportpark Meezenbroek
Bijzonder element in het stedelijke gebied van MSP wordt gevormd door het royale agrarische gebied aan de noordzijde van het plangebied. Ingeklemd tussen de Euregioweg/ Binnenring en de bebouwing van Palemig loopt het agrarisch gebied in het westen door tot aan een fraai bosgebied met natuurwaarde.
Het bestemmingsplan MSP heeft een conserverend karakter. Wel hebben in het plangebied enkele specifieke ontwikkelingen plaatsgevonden, die niet passen in de vigerende bestemmingen. De benodigde juridisch-planologische procedures zijn inmiddels afgerond of de uitvoerbaarheid van de plannen is gebleken uit een ruimtelijke onderbouwing.
In het bestemmingsplan MSP worden deze rechten overgenomen. Eventuele niet-afgeronde en/of niet uitvoerbare ontwikkelingen worden niet meegenomen. Voor de volledigheid zijn de betreffende ontwikkelingen in het plangebied in dit hoofdstuk opgesomd als specifieke aandachtspunten voor het opstellen van het bestemmingsplan MSP.
De gemeente Heerlen werkt samen met diverse marktpartijen aan de ruimtelijke en sociaal-economische vernieuwing van de wijken Meezenbroek, Schaesbergerveld en Palemig, tezamen MSP genoemd. De krachtwijk MSP heeft te kampen met sociaal-economische achterstanden, een verouderde woningvoorraad en een krimp van de bevolking. Meezenbroek, Schaesbergerveld en Palemig zijn rond de jaren '20 van de vorige eeuw gebouwd en maken deel uit van stadsdeel Heerlen Stad Oost, onderdeel van de voormalige Limburgse mijnstreek Parkstad Limburg.
In het kader van de gewenste herstructurering van MSP zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat er behoefte is aan meer groen in de woonbuurten, een duidelijke entree voor de wijk en een overzichtelijke wegenstructuur, met meer parkeervoorzieningen. Verder dient een aantal woningen dringend gerenoveerd te worden en is er behoefte aan een duidelijk herkenbaar en aantrekkelijk winkelcentrum. Daarnaast blijkt dat de woningvoorraad verouderd is en is er behoefte aan woningen voor ouderen en mogelijkheden voor een wooncarrière in de wijk.
In 2008 is een 'Wijkactieplan MSP' (WAP) opgesteld, waarin aan de hand van vijf prioriteiten is aangegeven wat er in de periode 2008-2020 in MSP moet gebeuren:
1. Een aantrekkelijke, gevarieerde woonwijk
2. Ontwikkeling buurteconomie
3. Ruimte voor het kind
4. Iedereen doet mee
5. Veiligheid als basisvoorwaarde
De uitgangspunten van het WAP zijn vertaald in een stedenbouwkundig plan, waarin voor de wijk MSP de volgende wijzigingen zijn voorgesteld:
1. MSP-Allee
De realisatie van een herkenbare langzaamverkeersroute om de buurten, bijzondere openbare ruimten en voorzieningen aaneen te rijgen (van Molenberg tot Brunssummerheide). De MSP-Allee is ontworpen als langgerekt park en heeft een eenduidige uitstraling.
2. Pocketparks
In de wijk zijn verschillende pocketparks aangelegd, kleine hoogwaardige parkjes die in samenspraak met bewoners zijn ontworpen.
Ligging BMV MSP, MSP Allee en pocketparkjes
3. Parkeerruimte
In verschillende straten is onvoldoende ruimte voor parkeren, waardoor bewoners de auto noodgedwongen in de voortuin plaatsen. Door op enkele strategische plaatsen woningen te slopen, wordt extra parkeerruimte gecreëerd.
4. Groene karakter omgeving
De nieuwbouwlocaties in de wijk zullen zoveel mogelijk inspelen op het groene karakter van bestemmingsplan BMV MSP en de directe omgeving.
5. Een nieuw hart
De portieketageflats aan de Limburgiastraat maken ruimte voor een nieuw hart van de wijk. Dit hart wordt als samenhangend gebied ontwikkeld met ruimte voor woningen, voorzieningen en een park.
6. Versterken identiteit Meezenbroek
De identiteit van Meezenbroek wordt versterkt door het creëren van een duidelijke entree op de toegangswegen in de vorm van karakteristieke gebouwen, groen of kunstwerken.
Een aantal van de bovengenoemde wijzigingen is reeds in gang gezet of gerealiseerd. De MSP-allee en de pocketparkjes bij Palemig, de Talmastraat en de Limburgiastraat zijn inmiddels aangelegd.
Op de hoek van de De Savornin Lohmanstraat en de Dr. Kuyperstraat zijn een aantal nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd. Aan de Limburgiastraat worden nieuwe parkeerplaatsen aangelegd, mede ten behoeve van de BMV.
Deze locaties zijn in het bestemmingsplan MSP als zodanig bestemd.
De realisatie van de overige geplande functies zoals een supermarkt, buurtwinkels en woningen aan de Limburgiastraat gaat vooralsnog niet door. Aangezien hiervoor nog geen uitgewerkte plannen bestaan, is dit niet meegenomen in het voorliggende plan.
De BMV zal na realisatie het nieuwe hart van de wijk gaan vormen. In het plangebied van het bestemmingsplan BMV MSP wordt, als onderdeel van Wijkactieplan MSP, nieuwbouw gerealiseerd ten behoeve van een brede maatschappelijke voorziening (BMV).
De BMV biedt ruimte aan:
De BMV wordt gevestigd in het centrum van de wijk MSP belendend aan Eindhovenstraat, Zutphenstraat, Amsterdamstraat en Limburgiastraat. Behalve het bestaande bebouwingsblok maakt ook de Eindhovenstraat, de Zutphenstraat en een deel van de Limburgiastraat inclusief de ten noorden daarvan gelegen groenvoorziening, deel uit van het plangebied.
Plangebied BMV MSP
De huidige scholen kunnen als gebouw en onderwijsinhoudelijk niet meer voldoen aan de eisen van deze tijd. Daarnaast is in deze gebouwen nu al sprake van gedeeltelijke leegstand, die de komende jaren toe zal nemen. Om te voorkomen dat vergoedingen in de toekomst ingezet moeten worden voor gebouwelijke voorzieningen ten kosten van het onderwijs zelf, is niet gekozen voor hergebruik van een van de bestaande gebouwen, maar voor de duurzame, toekomstige oplossing van nieuwbouw voor de school als onderdeel van de BMV.
Het bestaande Leiehoes wordt verbonden met de nieuw te bouwen school. Deze gebouwen samen vormen de brede maatschappelijke voorziening.
Het bestemmingsplan BMV MSP zal worden opgenomen in het voorliggende actualisatieplan.
Aan de Heldevierlaan zijn een aantal schoollocaties gevestigd, zoals het Herlecollege en De Buitenhof. Aan de overkant van de weg was De Zonnewijzer gesitueerd. Dit gebouw terug is teruggevallen aan de gemeente, na realisatie unilocatie voor de Zonnewijzer aan de Meezenbroekerweg.
Daarnaast is de schoollocatie de Griffel van het Arcus gelegen.
De basisscholen 't Panneshop en de Theo Thijssen school, respectievelijk gelegen aan de Eindhovenstraat en de Verschuurstraat, zullen vanaf 2016 verdergaan als fusieschool. De nieuwe school wordt gehuisvest in de BMV, die gerealiseerd zal worden op de hoek Amsterdamstraat - Limburgiastraat. De gebouwen aan de Eindhovenstraat en Verschuurstraat zullen naar alle waarschijnlijk worden gesloopt na realisatie van de BMV.
Alle schoollocaties krijgen in het bestemmingsplan MSP de bestemming 'Maatschappelijk'. Deze bestemming maakt educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en maatschappelijke dienstverlening mogelijk. Hierdoor zijn er ruime mogelijkheden om de vrijkomende locaties een andere invulling te geven.
Het is mogelijk dat deze locaties meegenomen in de herstructureringsopgave, zoals beschreven in de volgende paragraaf. Omdat hier nog geen duidelijkheid over bestaat, wordt in deze fase van het bestemmingsplan gekozen voor de bestemming 'Maatschappelijk'.
Zoals beschreven in paragraaf 2.3.3 zijn in het plangebied zijn een aantal herstructurerings- locaties gelegen, die zijn opgenomen in regionale Woningmarktprogrammering 2013-2016.
Op de herstructureringslocaties die nu nog bebouwd zijn worden de vigerende rechten (conform bestemmingsplan of verleende vergunning) overgenomen.
Op de locaties aan de Mesdagstraat-Govert Flinckstraat, de Dobbelsteijnstraat en de Limburgiastraat is dit niet mogelijk, aangezien hier reeds is gesloopt. Dit betekent dat op deze locaties onbenutte woningbouwtitels zijn gelegen. Conform het Structuurvisiebesluit wonen zou herbestemmen niet aan de orde zijn, aangezien een aantal woningbouwtitels zijn opgenomen in de regionale beleidskaders, de Woningmarktprogrammering 2013-2016. Zie hiervoor ook paragraaf 2.3.3 Woningmarktprogrammering Parkstad.
Herstructureringslocatie Mesdagstraat - Govert Flinckstraat | Herstructureringslocatie Dobbelsteijnstraat | Herstructureringslocatie Limburgiastraat |
Echter, bij de keuze voor de bestemming in het onderhavige plan zijn een aantal zaken van belang:
Met woningbouwcorporaties, die eigenaar zijn van deze locaties, zijn gesprekken gevoerd over hun plannen voor deze onbenutte woningbouwlocaties gedurende de planperiode van het bestemmingsplan MSP. De corporaties hebben op dit moment nog geen (concrete) plannen voor vervangende nieuwbouw.
Daarom is samen met de gemeente is bekeken of een (uit te werken of te wijzigen) woonbestemming op deze locaties in het bestemmingsplan MSP tot de mogelijkheden behoort. Op dit moment is dit niet mogelijk gebleken. In samenspraak met de corporaties wordt nu gewerkt aan een intentieovereenkomst om op termijn middels een separate planologische procedure in samenwerking met de gemeente te komen tot woningbouw in de vrijgekomen locaties rondom de Limburgiastraat. Hierbij worden ook de vrijgekomen schoollocaties in ogenschouw genomen. Ook het deels verschuiven van het woningbouwprogramma naar het centrum van Heerlen behoort tot de te onderzoeken mogelijkheden.
Nu nog geen duidelijkheid bestaat over de invulling van de slooplocaties, wordt op deze locaties de bestemming 'Groen' gelegd, conform het feitelijke gebruik.
Het plan Parkheuvel is ingepast tussen de wijk Schaesbergerveld en de groene zone langs het Schandelerboord. De aanwezige parkachtige omgeving is een kenmerkend voor het stedenbouwkundige beeld van deze nieuwe woningbouwlocatie waar in een parkachtige setting woningen in het landschap worden ingepast. Handhaving van zoveel mogelijk bestaand groen is hierbij een uitgangspunt.
Deze locatie is opgenomen in de woningmarktprogrammering 2013-2016 met 36 woningen, als categorie 2-project. Dit zijn bestaande woningbouwprojecten met een netto toevoeging groter dan 0 op een bovengemiddeld goede locatie en met een goede productmarktcombinatie.
Fase 3 is grotendeels gerealiseerd vanaf 2006. De woningen aan de Donker Curtiushof die nog niet gerealiseerd zijn worden positief bestemd in het bestemmingsplan MSP, aangezien deze reeds zijn vergund. De afronding van deze fase is in gang gezet.
Fase 4A en 4B zijn op 02 december 2015 vergund, echter nog niet gerealiseerd. In het bestemmingsplan zijn deze woningen opgenomen.
Locatie 4a | locatie 4b |
Op de locatie Parkheuvel gelden op dit moment enkel de stedenbouwkundige kaders van de Bouwverordening. Op 30 juni 2015 is een aanvraag voor omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van twee urbanvilla's van 13 en 11 woningen (fase 4a) en één urbanvilla van 13 woningen (fase 4b). Deze aanvraag past binnen deze kaders en is de vergunning inmiddels onherroepelijk.
Omdat deze vergunningen in rechte onaantastbaar zijn, dient de raad bij de vaststelling van het plan rekening te houden met voormelde vergunning. Uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State blijkt dat het besluit anders in strijd met de rechtszekerheid zou zijn genomen (ECLI:NL:RVS:2014:1690).
Uit de afweging van alle belangen blijkt dat er geen bezwaren zijn om de urbanvilla's positief te bestemmen. Na een aanvullende afweging van alle belangen, is gebleken dat de urbanvilla's positief dienen te worden bestemd. Omdat de gebouwen op 25 meter en meer van de bestaande woningen zijn geprojecteerd en de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd, worden omwonenden niet onevenredig woerden aangetast in hun privacy of uitzicht , noch is het plan van invloed op de parkeerbalans. Daarnaast is de situatie hier altijd zo geweest, zodat het voor een ieder kenbaar was dat woningbouw op basis van het planologisch regime niet was uitgesloten. Dit afgezet tegen het financiële belang van de ontwikkelende partij, die vertrouwen mag ontlenen aan bestaande planologische rechten en een onherroepelijke vergunning, zijn de urbanvilla's positief bestemd.
Deze woningen zijn opgenomen in de woningmarktprogrammering en passen dus in het provinciaal en regionaal woningbouwbeleid. Toch is het beleidsmatig wenselijk dat de omvang van de planvoorraad voor woningbouw niet verder wordt vergroot. De locatie Parkheuvel ligt aan de rand van het beekdal van de Caumerbeek. Het ruimtelijk beleid van Heerlen is gericht op het geven van ruimte voor de beek en bouwen in het beekdal wordt sterk ontmoedigt.
Gezien deze beleidsuitgangspunten wordt voor deze locatie een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, zodat het college de woonbestemming kan wijzigingen in groen en de woningbouwmogelijkheden te verwijderen. Om recht te doen aan de bovengenoemde uitspraak van de Afdeling, dient de initiatiefnemer wel de mogelijkheid te hebben om de door de omgevingsvergunning verkregen rechten te benutten. Daarom zijn 3 voorwaarden verbonden aan de mogelijkheid om gebruik te kunnen maken van deze wijzigingsbevoegdheid: indien binnen een periode van 1 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geen gebruik is gemaakt van de omgevingsvergunning én deze omgevingsvergunning is ingetrokken.
De Stadsboerderij Heerlen is een duurzaam, dienstverlenend agrarisch bedrijf aan de rand van de stad Heerlen. Naast de huidige agrarische activiteiten wil de ondernemer zijn activiteiten uitbreiden met stadslandbouw gerelateerde diensten, in de bestaande gebouwen. Naast de verkoop van biologische zelf geteelde agrarische producten, wordt er educatie verzorgd betreffende voedselproductie en be- en verwerking ervan, rondleidingen gehouden, wordt er vergaderd en gerecreëerd. Daarbij wordt er gewerkt met kinderen, jongeren en volwassenen waarvan de leef- en opvoedingssituatie specialistische ondersteuning en begeleiding vraagt.
Vanuit een gezond ondernemerschap en een betekenisvolle recreatie, opleiding en educatie wil de Stadsboerderij Heerlen in partnerschap bijdragen aan de verhoging van de kwaliteit van leefbaarheid van de burgers uit de stad Heerlen en omstreken. Aan alle te ondernemen activiteiten ligt het beginsel van wederzijdse afhankelijkheid, duurzaamheid, gezondheid en maatschappelijke emancipatie en participatie ten grondslag.
Stadslandbouw staat volop in de belangstelling en wordt gezien als waardevolle bijdrage aan de toekomst van het landelijk gebied, maar ook als mogelijkheid voor het oplossen van allerlei stedelijke vraagstukken. Van voedselvoorziening en voedselstrategie, recreatie- of educatiebehoefte, tot stedelijke krimp, energievraagstukken, duurzaamheidthema’s en zorgvragen. Een en ander past volledig in de strategische visie van Parkstad, waar expliciet gekozen wordt voor uitbreiding van toeristische activiteiten richting 2020. In deze visie wordt ook gekozen voor uitbreiding van verblijfsrecreatie om daarmee een verhoging van de buiten-regionale bestedingen.
Het voorliggende plan heeft tot doel het mogelijk maken van aan het bestaande agrarisch bedrijf aanverwante activiteiten, die onder de noemer stadslandbouw vallen, zoals beschreven in de Atlas Gebrookerbos. Meer specifiek onder de noemer: boer als service-provider, boer met-winkel, enz. Het hele plangebied is al grotendeels ingericht volgens het inrichtingsplan opgesteld is in samenspraak met de gemeente Heerlen. Het plangebied ligt op ruime afstand van aaneengesloten(woon)bebouwing. Het inrichtingsplan creëert een vloeiende overgaan en inpassing van het bestaande solitair liggende bedrijf.
Stadslandbouw is te definiëren als het produceren in de stad, stadsrand of directe ommelanden van voedsel en groen en daaraan gerelateerde diensten ten behoeve van de stad. Landbouw in de stad laat weer zien waar voedsel vandaan komt, hoe het groeit. Zichtbaarheid en aanbod van vers voedsel dragen ook bij aan de volksgezondheid. En stadslandbouw biedt de kans om mee te doen – te participeren. Bij stadslandbouw wordt op zoek gegaan naar een verdienmodel om stad en platteland dichter bij elkaar te brengen. Dit door middel van kennis, bewustzijn van lokale voedselproductie, cultuur, identiteit, duurzaamheid, educatie en sociale betrokkenheid.
Omdat het voornemen niet past binnen het ter plekke vigerende bestemmingsplan, dient afgeweken te worden van het bestemmingsplan. Omdat de gemeente Heerlen momenteel bezig is met de voorbereiding voor het nieuwe bestemmingsplan MSP, is verzocht deze ontwikkeling mee te nemen in de algehele bestemmingsplanwijziging.
Om een goed beeld te geven van de beoogde ontwikkeling en de ruimtelijke implicaties hiervan, is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze onderbouwing is toegevoegd als bijlage 2 bij de toelichting. Hier uit blijkt dat tegen de realisering van het initiatief vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar bestaat. Er wordt immers voldaan aan de volgende uitgangspunten c.q. randvoorwaarden:
Omdat sprake is van een goede ruimtelijke ordening en een uitvoerbaar plan zijn de geplande activiteiten mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan MSP. Hiertoe zijn voor het initiatief in de regels en op de verbeelding de aanduidingen 'stadslandbouw' en 'bed and breakfast' opgenomen. Om het initiatief in te kaderen tot de gewenste en onderzochte activiteiten, is in de begripsbepaling een definitie opgenomen voor het het begrip 'stadslandbouw'.
Deze locatie heeft de bestemming 'Bedrijf'. De supermarkt en slijterij die op deze locatie zijn gevestigd zijn in het nog vigerende bestemmingsplan Heerlen Noord niet positief bestemd.
Hierdoor valt deze winkels onder het overgangsrecht van dit bestemmingsplan. Uit jurisprudentie volgt dat de supermarkt alléén opnieuw onder het overgangsrecht kan worden gebracht als blijkt dat dit gebruik wordt gestaakt binnen de planperiode (ECLI:NL:RVS:2012:BX5285). Omdat hier geen zicht op is, zijn de supermarkten de slijterij positief bestemd in het bestemmingsplan MSP, middels een functieaanduiding. Hierbij is de oppervlakte beperkt tot het bestaande vloeroppervlak.
Omdat de zaken niet in een aangewezen voorzieningencluster liggen, zijn deze beleidsmatig niet meer wenselijk op deze locatie. Parkstad Limburg kent een zeer fijnmazige retailstructuur. Deze is ontstaan in de tijd van de mijnbouw toen de regio explosief groeide. Inmiddels is er echter sprake van een fors overaanbod, zoals blijkt uit het hoge leegstandscijfer van onder meer winkelpanden. Een complicerende factor daarbij is de demografische ontwikkeling van de regio, met afname van de bevolking, ontgroening en vergrijzing. Daarmee is duidelijk dat de leegstand niet meer (helemaal) gevuld gaat worden.
Om grip te krijgen op het probleem van het overaanbod aan retailmeters en de daarmee gepaard gaande risico's op verloedering en negatieve spiraal, is door de acht regionaal samenwerkende gemeenten de Retailstructuurvisie (RSV) 2010-2020 Parkstad Limburg opgesteld (op 14 december 2011 gepubliceerd als eigen beleid van Heerlen). Het doel van de RSV is het behouden van een weliswaar kleiner aantal, maar wel goed over de regio verspreide en aantrekkelijke winkelclusters, die vanuit leefbaarheidsoogpunt zoveel mogelijk zijn gesitueerd in de wijken en buurten. Uitgaande van het koopmotief (funshoppen, doelgericht inkopen of boodschappen doen) is gekozen voor een samenhangende en hiërarchische netwerkstructuur.
Het aanwijzen van de winkelclusters die naar de toekomst toe behouden moeten blijven, betekent ook dat alle winkels die daarbuiten liggen uiteindelijk moeten verdwijnen. Alleen zo kan het overschot worden ingedamd terwijl de regio toch een evenwichtige structuur van voorzieningenclusters overhoudt. Wat betreft de categorie boodschappenclusters is het cluster rond de Groen van Prinstererstraat/Kasteellaan aangewezen als boodschappencluster voor de wijk MSP. De locatie Schandelerboord ligt daar (ver) buiten. Ook valt deze locatie buiten het aangewezen cluster Heerlen-centrum (dat bovendien is primair aangewezen voor recreatief en doelgericht shoppen). Dat betekent dat de supermarktlocatie aan de Schandelerboord beleidsmatig onwenselijk is.
Ook het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014 onderkent dat Limburg in toenemende mate 'van alles te veel' heeft. Het POL schetst de hoofdlijnen van het te voeren beleid, en roept de gemeenten op om gezamenlijk thematische uitwerkingen te maken. Voor retail, kantoren en bedrijventerreinen is er door de 18 gemeenten sinds 2015 gezamenlijk gewerkt aan een Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg (SVREZL), die in juli 2017 als ontwerp ter inzage is gelegd.
Gezien het bovenstaande is er voor gekozen om een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor het gebruik als supermarkt en slijterij. Deze regeling houdt in dat, indien de locatie niet meer in gebruik is als supermarkt en slijterij gedurende minimaal één jaar, de aanduidingen 'supermarkt' en 'specifieke vorm van detailhandel - slijterij' kunnen worden verwijderd middels een wijzigingsplan. Zodoende kan, reeds tijdens de looptijd van het bestemmingsplan uitvoering worden gegeven aan het beleidsuitgangspunt om voorzieningen te clusteren en wordt daarnaast rekening gehouden met de belangen van de eigenaar. Het is immers mogelijk om het gebruik als supermarkt en slijterij voort te zetten. Ook als dit gebruik wordt onderbroken voor een periode minder dan één jaar. Daarnaast houdt de locatie de bestemming 'Bedrijf'.
In dit hoofdstuk worden de diverse relevante omgevingsaspecten aangehaald en wordt aangegeven hoe deze zijn ingepast in het actualiserend bestemmingsplan MSP.
Voor de geplande ontwikkeling aan de Heiveldjensweg 10 zijn de relevante omgevingsaspecten uitgewerkt in de ruimtelijke onderbouwing, die als bijlage 2 aan deze toelichting is toegevoegd. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk dan ook niet aan de orde.
De Wet geluidhinder bepaalt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek moet plaatsvinden naar de geluidsbelasting van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen of terreinen vanwege de invloed van wegverkeerslawaai. Tevens dient daarbij onderzoek te worden gedaan naar de doeltreffendheid van verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat eventueel optredende geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai de wettelijke waarden te boven gaat. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moeten immers de ten hoogst toelaatbare waarden voor woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en terreinen vanwege het wegverkeerslawaai in acht worden genomen (artikel 76, eerste lid, Wet geluidhinder).
Indien echter - zo bepaalt artikel 76 tweede lid onder punt 3. - op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is dan behoeven die waarden niet in acht te worden genomen voor in de zone van een weg gelegen woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.
Dit betekent dat bij een beheerplan, dat dus niet in nieuwe ontwikkelingen voorziet zoals de aanleg van een nieuwe weg of het bouwen van nieuwe woningen, maar betrekking heeft op bestaande wegen en bestaande woningen en andere geluidgevoelige gebouwen/terreinen, die waarden niet in acht behoeven te worden genomen. In een zodanige situatie behoeft evenmin een akoestisch onderzoek naar de invloed van wegverkeerslawaai behoeft plaats te vinden.
Railverkeer is verder niet relevant voor onderhavig plangebied. Industrielawaai als bedoeld in de Wet geluidhinder is evenmin aan de orde.
In het kader van de Watertoets moet elk bestemmingsplan een waterparagraaf bevatten, waarin wordt aangegeven hoe in het bestemmingsplan wordt omgegaan met water. In deze paragraaf is dit beschreven. Voordat wordt ingegaan op de locatiespecifieke kenmerken van het plangebied, is eerst het relevant beleid samengevat.
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren te verbeteren ("goede toestand") en die kwaliteit goed te houden. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is het stroomgebiedbeheersplan (SGBP). In een dergelijk plan worden de waterkwaliteitsdoelen en de daarvoor benodigde maatregelen beschreven om deze goede toestand te bereiken. Nederland maakt deel uit van vier internationale stroomgebieden, waarbij de gemeente Heerlen in het stroomgebied van de Maas is gelegen.
Het stroomgebiedbeheersplan Maas is op 27 november 2009 vastgesteld en heeft een looptijd tot eind 2015. Een belangrijk onderdeel van het SGBP is een maatregelenprogramma. Het maatregelenprogramma bestaat enerzijds uit maatregelen die worden genomen in het kader van reeds bestaande nationale en/of Europese wetgeving (bijv. Europese Nitraatrichtlijn) en anderzijds een groot aantal regionale en locatiegebonden maatregelen.
Waterwet
De Waterwet (december 2009) stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteem-benadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening.
Met de Waterwet is de gemeente beter uitgerust om onder andere wateroverlast tegen te gaan. Specifiek voor wat betreft de omgang met hemelwater is de perceeleigenaar primair verantwoordelijk gesteld voor de verwerking van het op zijn perceel gevallen hemelwater. Alleen in uitzonderingsgevallen kan rechtstreeks geloosd worden.
Wet ruimtelijke ordening en de Watertoets
De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht (en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening). De watertoets betekent dat ruimtelijke plannen die vanaf deze datum ter inzage worden gelegd, voorzien moeten zijn van een waterparagraaf. Ruimtelijke plannen van de initiatiefnemer worden overlegd met de waterbeheerder.
In de waterparagraaf geeft de initiatiefnemer aan welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant. In geval van locatiekeuzes en bij herinrichting van bestaand bebouwd gebied geeft de initiatiefnemer expliciet aan welke rol de kosten en risico's van verdroging, verzilting, overstroming en overlast hebben gespeeld bij de besluitvorming. De waterparagraaf grijpt zichtbaar terug op de afsprakennotitie en het wateradvies van de waterbeheerder.
Nationaal Waterplan 2009-2015
Onderdeel van de bovengenoemde Waterwet is het zesjaarlijkse Nationaal Waterplan. Dit plan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding (1998) en heeft de status van structuurvisie binnen de Wet ruimtelijke ordening. Tevens maken de (vier) stroomgebiedsbeheersplannen (SGBP's) onderdeel uit van het Nationaal Waterplan. Op deze wijze ontstaat er een heldere koppeling tussen Europees beleid (KRW) en Rijksbeleid.
Duurzaam waterbeheer is het devies van het Nationaal Waterplan. Gemeenten hebben hierin specifieke taken op het gebied van omgaan met afvalwater, hemelwater en grondwater. Daarnaast kunnen gemeenten faciliterend optreden bij het nemen van bepaalde ruimtelijke maatregelen. Gemeenten en waterschappen informeren de provincies over voortgang van het uitvoeringsbeleid en knelpunten bij de uitvoering. Her Beleidsplan Stedelijk Watermanagement van de gemeente Heerlen speelt daar een belangrijke rol in (zie paragraaf 5.2.2).
Nationaal Bestuursakkoord Water
Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) (2011) onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord.
Het NBW is een uitwerking van het waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de KRW. De belangrijkste doelen en taken zijn:
Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021
Provinciale Staten van Limburg hebben op 11 december 2015 het Provinciaal Waterplan
Limburg 2016-2021 vastgesteld. Het Provinciaal Waterplan Limburg bevat de ambities, opgaven en op hoofdlijnen de maatregelen die de komende 6 jaar worden uitgevoerd, op gebied van
De operationele uitwerking vindt plaats via POL-aanvullingen en beleidsregels. Samen met deze uitwerking vormt het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021 het provinciale waterhuishoudingsplan.
Waterbeheerplan 2016-2021
Het Waterbeheerplan 2016-2021 is op 14 oktober 2015 gezamenlijk vastgesteld door Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei. Met een gezamenlijk waterplan lopen de beide waterschappen vooruit op de fusie in 2017 tot Waterschap Limburg.
Door middel van dit waterbeheerplan wordt aangegeven hoe het waterbeheer in Limburg er in de nabije toekomst uit zal zien. Zo wordt in het plan aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de taak om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water. Via de Watertoets wordt gestimuleerd om het afkoppelen van regenwater onderdeel te maken van duurzaam waterbeheer in ruimtelijke plannen. De tritsen 'vasthouden-bergen-afvoeren' en 'schoonhouden-scheiden-schoonmaken' vormen het uitgangspunt in het duurzaam waterbeheer. Ook klimaatverandering krijgt in het waterbeheerplan aandacht. Zo worden meer heftige buien en hitte verwacht en is er daarnaast minder acceptatie van wateroverlast door grondgebruikers, inwoners en bedrijven.
Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020
Vanuit de Wet milieubeheer zijn gemeenten wettelijk verplicht een vigerend rioleringsplan te hebben. Het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan van de gemeente Heerlen is daar het gevolg van en heeft een looptijd van 2016 tot en met 2020. Het vGRP is de opvolger van het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement 2011-2015.
Het vGRP heeft een strategisch en beleidsmatig karakter, en vormt de basis voor het bestuur bij besluiten over de aanpak van aanleg en beheer van het stedelijk watermanagement binnen de planperiode. Hoofddoelstelling van het vGRP is invulling geven aan de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, overtollig hemelwater en overtollig grondwater. Het vGRP geeft inzicht in de mate waarin de doelen uit het BSW 2011-2015 zijn behaald.
Het rioleringsstelsel in het bestemmingsplan MSP is in het verleden aangelegd als een gemengd rioleringsstelsel met overstorten op de Palembergerbeek en Caumerbeek.
De afgelopen 20 jaar zijn op diverse locaties (verbeterd) gescheiden rioleringsstelsels aangelegd. Zo is langs de Bredastraat, Albert Cuypstraat en Slotweg een greppel cq. buffersysteem gerealiseerd die het water vanaf het afgekoppelde wijk Molenberg afvoert naar de Palembergerbeek. Verder is de Burettestraat, Dobbelsteinstraat en Vignonstraat oppervlakkig afgekoppeld via een bodempassage naar de vijvers Meezenbroek. In de wijk Palemig is deels een gescheiden stelsel aangelegd dat via bodempassages afvoert richting Palembergerbeek. Verder zijn in Palemig infiltratieriolen en infiltratiekratten toegepast. Ook de binnenring aan de noordzijde van het bestemmingsplan MSP wordt via regenwaterriolen, greppelsystemen en bodempassages afgevoerd naar de Oude beek en de Caumerbeek (via Heerenweg).
Nieuwe ontwikkelingen van de afgelopen jaren zoals de scouting langs de Jamboreepad, de uitbreiding hoek Kasteellaan - Henri Jonasstraat en uitbreiding Parkheuvel zijn eveneens afgekoppeld.
Verder zijn in de Schimmelpenninckstraat, Limburgiastraat en Kloosterkoolhof gescheiden riolen aangelegd. Binnen het project MSP Allee (Amsterdamstraat t/m Tooropstraat) wordt het wegwater gescheiden afgevoerd en daar waar mogelijk geïnfiltreerd via kratten en/of open buffers. Ook de nieuwe BMV op de hoek Amsterdamstraat-Limburgiastraat wordt afgekoppeld. Verder komt langs de Samuel van Houtstraat een bodempassage om het water afkomstig van het regenwaterriool vanaf de Limburgiastraat af te voeren naar de Caumerbeek.
Binnen het gebied worden de overstorten langs de Caumerbeek gesaneerd door het aanleggen van een bergbezinkbassin in de Samuel van Houtstraat en het aanleggen van een transportriool Henri Jonasstraat – Park.
Verder heeft het Waterschap Roer en Overmaas in samenwerking met de gemeente Heerlen de Caumerbeek tussen de Meezenbroekerweg en Spoorsingel onpieuw ingericht.
Bij een bestemmingsplanprocedure moet het bevoegd gezag Wet bodembescherming voldoende inzicht hebben om de vraag te kunnen beantwoorden of de bodem geschikt is voor de in het bestemmingsplan toe te kennen functie.
Bodembeleidsplan
Voor de gemeente Heerlen is sinds 28 september 2016 het Bodembeleidsplan Heerlen van toepassing. In dit bodembeleidsplan wordt het gemeentelijk bodembeleid beschreven en het beleidsplan is derhalve het richtinggevend kader (uiteraard naast de wettelijke regelingen) voor zowel bodembescherming als bodemsanering. Bij het actualiseren van bestemmings-plannen wordt de bestaande functie veelal gehandhaafd. Dan vindt geen grondverzet plaats en worden geen saneringen opgestart. Bij de actualisatie van een bestemmingsplan, zoals in onderhavige procedure, vinden geen functiewijzigingen plaats. Hierbij kan volstaan worden met een globale toets, bijvoorbeeld middels de bodemkwaliteitskaart. Bij latere ontwikkelingen in deze gebieden zal in het kader van bouwactiviteit mogelijk een bodemonderzoek moeten plaatsvinden. Als toelichting hierop wordt nog vermeld dat bij geconstateerde knelpunten in een actualiserend bestemmingsplan aangegeven moet worden hoe hiermee om te gaan, niet alle knelpunten hoeven dus uitputtend vermeld te zijn.
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft invulling aan het op duurzaamheid gerichte bodembeleid. De nota bodembeheer beschrijft hoe de gemeente Heerlen invulling geeft aan het Bbk. In het bodembeleidsplan is de nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart gemeente Heerlen opgenomen. De bodem in de gemeente Heerlen is beschreven in een bodemkwaliteitskaart die conform de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten is vervaardigd. Er kan worden geconcludeerd dat de lokale bodemkwaliteit over het algemeen voldoende wordt beschreven door de bodemkwaliteitskaart voor alle zones.
Bodemkwaliteitskaart plangebied
Kwaliteit en functie
De gemiddelde kwaliteit van de bodem in het plangebied kan op basis van de bodemkwaliteitskaart als volgt beschreven worden:
Knelpunten
Een uitgevoerde globale inventarisatie naar registraties conform de WKBP (Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen) heeft de volgende knelpunten opgeleverd.
Bij deze locaties zijn graafwerkzaamheden niet toegestaan, zonder voorafgaande toestemming van de gemeente, vanwege restverontreiniging in de bodem.
Conclusie
Voor wat betreft bodemaspecten zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen actualisering.
De Europese Unie (EU) wil de biodiversiteit in Europa beschermen met Natura 2000. Dat is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Nederland zijn meer dan 160 natuurgebieden aangewezen. Deze liggen allemaal binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Oorspronkelijk zijn deze gebieden aangewezen als Habitat- of Vogelrichtlijngebied. Al deze gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van planten- en diersoorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.
In Nederland zijn de Europese regels voor gebiedsbescherming vertaald in de Natuurbeschermingswet. De Minister van Economie, Landbouw & Innovatie (EL&I) wijst de gebieden aan. In dat traject kunnen provincies, gemeenten, eigenaren en gebruikers van het aan te wijzen gebied hun zienswijze kenbaar maken. In het aanwijzingsbesluit van het betreffende Natura 2000-gebied wordt de exacte ligging aangegeven, evenals de soorten en habitattypen die in het gebied moeten worden beschermd.
Het plangebied MSP ligt in de nabijheid van Natura 2000-gebied Brunssummerheide en deelgebied Terworm van Natura 2000-gebied Geleenbeekdal. Voorgenomen ruimtelijke ingrepen in de nabijheid van Natura 2000-gebieden moeten - in principe en afhankelijk van de aard van de ingreep - worden getoetst op hun mogelijke effect op het gebied. De uitkomst van deze zogenaamde Voortoets/Habitattoets dient te worden kortgesloten met de provincie Limburg.
Aangezien onderhavig bestemmingsplan niet voorziet in ontwikkelingen is een dergelijke toets niet nodig.
Het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn is in Nederland vertaald in de Wet natuurbescherming. Deze wet kent een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. Dat betekent dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn (nalaten tot) handelen nadelige gevolgen heeft voor de aanwezige natuurwaarden, verplicht is dit achterwege te laten. Men dient alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden verwacht om nadelige gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Verder dient in geval van een voorgenomen ingreep tijdig vooraf te worden nagegaan of zich (mogelijk) strenger beschermde soorten in het gebied bevinden, of en welk effect de ingreep heeft op deze soorten, of mitigerende dan wel compenserende maatregelen moeten worden genomen en of bij het Ministerie van EL&I, dan wel de provincie ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming moet worden aangevraagd.
Het bestemmingsplan MSP is conserverend van aard en heeft daarom geen negatieve effecten op aanwezige soorten in het plangebied.
De Wet milieubeheer bepaalt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan onderzoek moet plaatsvinden naar de luchtkwaliteit van de omgeving. Het actualisatiebestemmingsplan MSP maakt echter geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarvoor een luchtonderzoek nodig is.
Op basis van artikel 5.16, lid 1, sub b onder 1° Wet milieubeheer kan worden gesteld dat de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van die uitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft. Overigens blijkt uit een quickscan dat overal in het plangebied de normen voor luchtkwaliteit worden gerespecteerd.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is landelijke wet- en regelgeving van toepassing.
In de landelijke regelgeving zijn kwaliteitseisen en normen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Doel is om bepaalde risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze bedoelde risico's hangen vooral samen met:
Ook zijn er onder meer landelijke regels voor de opslag en verkoop van vuurwerk. Verder wordt bij de plaatsing van windmolens tegenwoordig ook de externe veiligheid in ogenschouw genomen.
De risico's voor externe veiligheid komen tot uitdrukking via het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Afhankelijk van de ruimtelijke ontwikkeling en beschikbare gegevens is deze beperkt of ruim van opzet.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans, per jaar, op overlijden van een onbeschermd individu ten gevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid van een persoon is fictief. Niet wordt beoordeeld hoe groot de kans op de aanwezigheid van een persoon feitelijk is. Het PR kan op de kaart van een gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Via het PR wordt een basisbeschermingsniveau gewaarborgd.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen het slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt ook beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Bij het GR wordt wel beoordeeld hoeveel personen zich, redelijkerwijs, feitelijk in de omgeving kunnen bevinden. Voor het GR geldt geen grenswaarde, maar een oriëntatiewaarde. Dit is een ijkwaarde waaraan veranderingen getoetst kunnen worden. Deze oriëntatiewaarde mag overschreden worden, mits goed beargumenteerd door het bevoegd gezag. Deze argumentatie is een onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Voor het bevoegd gezag geldt een verantwoordingsplicht, wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten via het bestemmingsplan worden toegelaten. Dit betreft ook de al bestaande (beperkt) kwetsbare objecten, zoals al gebouwde woningen.
Een risicobron is bijvoorbeeld een buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Met het invloedsgebied wordt gedoeld op het gebied waarbinnen minimaal 1% van de aanwezige personen overlijdt als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen ter plaatse van de risicobron. Het invloedsgebied van een risicobron is soms vastgelegd in de wet. In de andere gevallen kan het worden berekend aan de hand van vastgelegde rekenregels.
De verantwoording van het groepsrisico is één van de onderdelen van een goede ruimtelijke ordening. De omvang en diepgang van de verantwoording is daarbij afhankelijk van de gevolgen voor het groepsrisico. Dit wordt per ruimtelijk plan beoordeeld.
Externe veiligheid inrichtingen
Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is opgenomen in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi). Ter uitvoering van het Bevi geldt de 'Regeling externe veiligheid inrichtingen' (Revi). Hierin zijn aan te houden afstanden opgenomen voor zogenaamde categoriale inrichtingen. Daarnaast zijn in het Revi regels opgenomen voor de berekening van de aan te houden afstanden voor de niet-categoriale inrichtingen.
Externe veiligheid buisleidingen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). De aanwijzing van buisleidingen, de risicoafstanden en de aanwijzing van de rekenmethodiek zijn opgenomen in de 'Regeling externe veiligheid buisleidingen' (Revi). De toetsingssystematiek uit het Bevi wordt ook toegepast bij buisleidingen.
Externe veiligheid transport
Het beleid voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, via het spoor en via het water staat beschreven in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Hierin is het 'Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' verankerd. Het primaire doel van dit basisnet is het creëren van een plafond voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over rijkswegen, hoofdvaarwegen en spoorwegen. Aan de hand van deze maximale vervoerstromen van gevaarlijke stoffen kunnen de externe veiligheidsrisico's worden bepaald.
Externe veiligheid en vuurwerk
Het Vuurwerkbesluit reguleert handelingen met vuurwerk. Dit betreft de vervaardiging/assemblage, verhandeling, in- en uitvoer, opslag, bewerken en afsteken van zowel professioneel als consumentenvuurwerk. Doel hiervan is een betere waarborging voor de bescherming van mens en milieu tegen de mogelijke effecten die deze handelingen met vuurwerk kunnen veroorzaken. De afstanden tot kwetsbare objecten zijn gebaseerd op de te verwachten effecten bij een calamiteit. Dit zijn vaste afstanden. Dit wijkt af van de risicobenadering bij de omgang met andere gevaarlijke stoffen.
Advies Veiligheidsregio
Als onderdeel van de Veiligheidsregio beoordeelt de brandweer de bereikbaarheid van het plangebied en de daaraan verbonden objecten of inrichtingen. Dit doet de brandweer aan de hand van de 'Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid'. Er wordt specifieke aandacht gevraagd voor de hoofdaanrijroutes en de wijkontsluitingswegen van de brandweer. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening kunnen planregels opgenomen worden die aanvullende eisen stellen aan de bluswatervoorziening en/of bereikbaarheid. Ook maakt de brandweer een inschatting van de risico's binnen het zogenaamde effectgebied. Het effectgebied wijkt af van het invloedsgebied. Het effectgebied is het gebied waar de effecten van de calamiteit merkbaar zijn, exclusief het gebied van de risicobron (brongebied). Het effectgebied is in de regel groter dan het invloedsgebied. Echter, bij de verantwoording van het groepsrisico speelt het effectgebied, in tegenstelling tot het invloedsgebied, formeel geen rol. Niettemin worden door de brandweer wel maatregelen voorgesteld om de effecten van een calamiteit binnen het effectgebied te beperken. Het is aan de gemeente om te bepalen in hoeverre hiermee redelijkerwijs rekening kan worden gehouden bij de ruimtelijke planvorming.
In de nota 'Beleid externe veiligheid 2011-2015' heeft de gemeente Heerlen het beleid voor externe veiligheid geformuleerd. Dit beleid is op 1 november 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Heerlen is het behouden van een verantwoord en aanvaardbaar veiligheidsniveau. Het beleid in deze nota leidt tot een gebiedsgerichte aanpak van externe veiligheid en het beperken van de risico's van de bronnen waar dat nodig is. Dit beleid kan worden doorgevoerd in de gemeentelijke structuurvisie en bestemmingsplannen.
Het gevolg van dit beleid is dat bepaalde bedrijven, die zijn gevestigd op locaties waar dat op grond van dit beleid ongewenst is, zullen worden beperkt in hun mogelijkheden. Ook zal de ontwikkeling van bepaalde gebieden anders moet worden beoordeeld vanwege de aanwezige risico's. Dit beleid zal ertoe leiden dat op de langere termijn in Heerlen de risico's door het gebruik en de toepassing van gevaarlijke stoffen binnen aanvaardbare grenzen kunnen blijven. Het beleid is niet bedoeld als een keurslijf. Het biedt een afwegingskader om optimaal met externe veiligheid in samenspel met andere belangen en andere instanties rekening te houden.
In 2014 is in opdracht van de provincie Limburg door Adviesgroep AVIV in beeld gebracht welke risicobronnen in de gemeente Heerlen aanwezig zijn en welke risico's deze voor de omgeving kunnen opleveren. De invloedsgebieden van de risicobronnen zijn op kaarten weergegeven. Voor meer informatie wordt verwezen naar de rapportage van dit onderzoek: 'Externe veiligheid: invloedsgebiedenkaart gemeente Heerlen voor de ruimtelijke ordening, Adviesgroep AVIV, 26 november 2014'. In het vervolg van deze paragraaf is gebruik gemaakt van de informatie uit dit onderzoek.
Inventarisatie plangebied
De risicobronnen in en nabij de omgeving van het plangebied zijn geïnventariseerd. Daarbij is gekeken naar de aanwezigheid van de volgende risicovolle activiteiten:
Voor de inventarisatie van de risicobronnen is gebruik gemaakt van de volgende bronnen:
Externe veiligheid inrichtingen
Binnen het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die onder het Bevi vallen. Wel ligt aan de westgrens van het plangebied een LPG tankstation aan de Palemigerboord 399. Uit de gegevens van de vergunninghouder blijkt dat de doorzet minder is dan 1000 m3 per jaar. Deze limitering is in de milieuvergunning opgenomen. Voor categoriale inrichtingen, waartoe dit station behoort na limitering in de milieuvergunning, gelden voor het PR 15 meter vanaf de afleverzuil, 25 meter vanaf het ondergronds reservoir en 45 meter vanaf het vulpunt.
De dichtstbijzijnde kwetsbare objecten, woonhuizen Musschenbroek, zijn op ruim 80 meter van het vulpunt gelegen dus ruim buiten de PR-contour. Het invloedsgebied van dit tankstation, zoals genoemd in het besluit, bedraagt 150 meter en valt wel over een deel van de woningen van Musschenbroek gelegen in het plangebied. Ontwikkelingen, zoals bedoeld in artikel 12 en/of 13 van het Besluit, die van invloed zijn op het aantal aanwezigen in dit gebied zijn niet bij voorbaat uitgesloten, maar het groepsrisico dient dan verantwoord te worden. Omdat het een beheersplan betreft is er geen verandering in de hoogte van het GR te verwachten en wordt derhalve ook niet verder ingegaan op het GR.
Externe veiligheid buisleidingen
Binnen en nabij het plangebied komen geen buisleidingen voor die van invloed zijn op het plangebied.
Externe veiligheid transport
De Euregioweg (Binnenring) grenst aan de noord- en oostzijde aan het plangebied. Deze weg wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Onlangs heeft RoyalHaskoning DHV in opdracht van de Provincie Limburg een onderzoek uitgevoerd naar het transport van gevaarlijke stoffen. Uit deze rapportage blijkt dat er geen PR 10-6 contour aanwezig is. Rekening houdend met het Basisnet en het Bevt bestaat er geen aanleiding om bovenstaande constatering aan te passen.
Door toetsing aan de vuistregels uit de Handleiding risicoanalyse transport blijkt dat de oriënterende waarde nergens overschreden wordt. Omdat het een beheersplan betreft en er geen aanwijzingen en/of ontwikkelingen zijn dat het aantal aanwezigen in het plangebied nabij de risicobron zal toenemen wordt het GR verder buiten beschouwing gelaten.
Omdat het een beheersplan betreft en er geen aanwijzingen en/of ontwikkelingen zijn dat het aantal aanwezigen in het plangebied nabij de risicobron zal toenemen wordt het GR verder buiten beschouwing gelaten. Indien er toch ontwikkelingen gaan plaatsvinden waardoor het aantal aanwezigen gaat toenemen zal dit verantwoord moeten worden.
Externe veiligheid en vuurwerk
Binnen het plangebied komen geen inrichtingen voor die onder het besluit vallen.
Het voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het beoordelen van het groepsrisico is dan ook niet relevant.
Als onderdeel van de Veiligheidsregio beoordeelt de brandweer de bereikbaarheid van het plangebied en de daaraan verbonden objecten of inrichtingen. Dit doet de brandweer aan de hand van de 'Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid'. Er wordt specifieke aandacht gevraagd voor de hoofdaanrijroutes en de wijkontsluitingswegen van de brandweer. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening kunnen planregels opgenomen worden die aanvullende eisen stellen aan de bluswatervoorziening en/of bereikbaarheid.
Ook maakt de brandweer een inschatting van de risico's binnen het zogenaamde effectgebied. Het effectgebied wijkt af van het invloedsgebied. Het effectgebied is het gebied waar de effecten van de calamiteit merkbaar zijn, exclusief het gebied van de risicobron (brongebied). Het effectgebied is in de regel groter dan het invloedsgebied. Echter, bij de verantwoording van het groepsrisico speelt het effectgebied, in tegenstelling tot het invloedsgebied, formeel geen rol. Niettemin worden door de brandweer wel maatregelen voorgesteld om de effecten van een calamiteit binnen het effectgebied te beperken. Het is aan de gemeente om te bepalen in hoeverre hiermee redelijkerwijs rekening kan worden gehouden bij de ruimtelijke planvorming.
Bij de totstandkoming van bestemmingsplan MSP is op voldoende wijze rekening gehouden met de externe veiligheid. De vaststelling van dit bestemmingsplan wordt niet belemmerd door externe veiligheidsaspecten.
Bovengrondse hoogspanningslijnen
Op grond van de woningwet en de bouwverordening geldt een verbod voor bouwvergunningplichtige bouwwerken binnen een afstand van 6 meter van de voor stroomgeleiding bestemde draden. Privaatrechtelijk is er sprake van een zakelijke rechtstrook (2 maal 20 meter gerekend vanuit het hart van de lijn) die moet worden vrijgehouden van bouwwerken. In onderling overleg kan de beheerder van de hoogspanningslijn de terreineigenaar geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen.
Uit een advies van VROM uit 2005, met betrekking tot hoogspanningsleidingen, wordt voor nieuwe situaties aangeraden om een gebied rondom de lijnen te vermijden waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla ( de indicatieve magneetveldzone) berekend overeenkomstig de door het RIVM opgestelde handreiking.
Binnen en nabij het plangebied komen hoogspanningsleidingen voor die van invloed zijn op het plangebied. Aan de noordzijde lopen twee leidingen over Musschenbroek en verder langs het plangebied. Voor de bestaande woningen die het betreft in Musschenbroek zijn landelijk afspraken gemaakt betreffende sanering.
In het bestemmingsplan worden regels gesteld met betrekking tot bestaande bedrijvigheid en nieuwe bedrijvigheid die zich, ter plaatse van bestaande bedrijvigheid, mogen vestigen. In beide gevallen moet bekeken worden of deze bedrijvigheid geen belemmerende werking heeft op zowel de bestaande als mogelijk nieuw te bouwen woningen.
Om te bepalen of nieuwe bedrijven in het plangebied vanuit het oogpunt van milieuhinder toelaatbaar zijn, wordt voor de eerste toetsing in het bestemmingsplan gebruik gemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Deze Staat is gebaseerd op de “lijst van bedrijfstypen” uit de herziene uitgave 2009 van de publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” van de VNG. Naast een omschrijving van de bedrijfstypen is in de Staat aangegeven tot welke milieucategorie het betreffende bedrijfstype wordt gerekend alsmede welke zogenaamde grootste afstand in meters daarvoor geldt. Dit is de indicatie van de minimale afstand die in beginsel van een dergelijk bedrijf tot een rustige woonwijk aangehouden dient te worden. Al naar gelang de aard van de bedrijvigheid, varieert de aan te houden grootste afstand, bijvoorbeeld van 10 meter bij milieucategorie 1, tot 30 meter bij milieucategorie 2.
De bij dit bestemmingsplan gevoegde Bedrijvenlijst betreft een selectie uit de volledige opsomming. Om te komen tot een lijst die is afgesteld op deze specifieke situatie zijn bepaalde bedrijven niet opgenomen. Het betreft bedrijfstypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten in een woongebied niet toelaatbaar worden geacht. De in de bedrijvenlijst genoemde afstanden dienen niet als vaststaande normen maar als indicaties te worden gehanteerd. Het vormt een eerste toets of vestiging van een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de bestemmingsplanregels toelaatbaar is. De daadwerkelijke optredende hinder van een bepaald bedrijf kan worden beïnvloed door de ruimtelijke opzet van het bedrijf in combinatie met de concrete bedrijfsvoering.
Bestaande bedrijven
De Staat van Bedrijfsactiviteiten kan niet zonder meer worden toegepast bij de vraag of bedrijven die al in het plangebied gevestigd zijn, wegbestemd moeten worden of niet. Uiteraard geeft de categorie-indeling van deze bedrijven wel een indicatie van de aanvaardbaarheid. In bestaande situaties moet met name gekeken worden of het bedrijf beschikt over de benodigde milieuvergunning(en) en of de milieubelasting binnen de huidige normen blijft.
Alleen indien een bedrijf onaanvaardbare hinder veroorzaakt, waaraan redelijkerwijs door het treffen van voorzieningen niet tegemoet kan worden gekomen, kan een bedrijf worden wegbestemd. Voorwaarde hierbij is dat de gemeente de benodigde financiële middelen ter beschikking heeft.
Dergelijke bedrijven komen in het plangebied niet voor. Verspreid over het plangebied komen detailhandel, horeca, ambachtsbedrijven, aan huis gebonden beroepen, nutsvoorzieningen en diverse maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, ouderencentra, sportvoorzieningen en religieuze voorzieningen voor. Deze zijn in de regels en op de verbeelding opgenomen binnen de woonbestemming en passend aangeduid.
Het beleid is erop gericht de in het plangebied voorkomende bedrijvigheid positief te bestemmen. Het gaat daarbij om bedrijven die vallen onder de milieucategorieën 1 en 2, zoals weergegeven in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering, geheel herziene uitgave 2009. Dergelijke bedrijvigheid is in het algemeen in milieuhygiënische zin aanvaardbaar in een rustige woonwijk.
Binnen de genoemde milieucategorieën kunnen bestaande bedrijven tevens uitwisselen met andere qua milieucategorie gelijksoortige bedrijven.
Aan de Kloosterkoolhof, Schaesbergerweg, Palenbergstraat en de Kapelweg zijn een 4-tal bedrijven gelegen met een hogere categorie. Op deze locaties is de specifieke functieaanduiding, dan wel de hogere milieucategorie worden overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Voor de percelen achter de woonbebouwing aan de Kapelweg, die momenteel niet -vergund- bedrijfsmatig in gebruik zijn, is de mogelijkheid om bedrijven met een hogere milieucategorie getoetst aan de bovengenoemde VNG-brochure. Dit heeft er toe geleid dat de aanduidingsvlakken waar de bedrijvigheid met een hogere milieucatergorie is toegstaan enigzins zijn verkleind, waardoor wordt voldaan aan derichtafstanden.
Het "Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed", kortweg het Verdrag van Malta, is op 16 januari 1992 te Valetta tot stand gekomen. Het Verdrag beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. In 1992 ondertekende Nederland het 'Verdrag van Malta' van de Raad voor Europa. In het verdrag is de omgang met het Europees archeologisch erfgoed geregeld. Het verdrag is geratificeerd door de Eerste en Tweede Kamer en sedert september 2007 is de Archeologische monumentenzorg geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988. De essentie is dat voorafgaand aan de uitvoering van plannen onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden en daar in de ontwikkeling van plannen zoveel mogelijk rekening mee te houden. Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 samen met 5 andere wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, vervangen door de
Erfgoedwet.
Volgens de wettelijke verplichting wordt in bestemmingsplannen rekening gehouden met bekende en verwachte archeologische waarden. In het overgangsrecht van de Erfgoedwet
wordt een vrijstellingsgrens van 100 m2 aangehouden. De gemeenteraad kan een hiervan
afwijkende oppervlakte vaststellen. Om dit gemotiveerd te kunnen doen, is allereerst kennis van de aanwezige waarden en verwachtingen nodig. Vervolgens kan de gemeente ervoor
kiezen om in het beleid vrijstellingsgrenzen (oppervlakte en diepte) te bepalen. Deze
vrijstellingsgrenzen moeten zich op een zinvolle wijze verhouden tot de bekende en de te
verwachten archeologie, maar ook bijvoorbeeld tot de gemeentelijke
bestemmingsplansystematiek
Voor geheel Parkstad Limburg is een archeologische waarden- en verwachtingenkaart opgesteld, de archeologische beleidskaart. Deze kaart is gebaseerd op uitgevoerd inventariserend archeologisch onderzoek. Voor de gemeente Heerlen en de overige Parkstadgemeenten is door archeologisch adviesbureau RAAP een uitgebreid onderzoek uitgevoerd. Het RAAP-rapport betreft een bureauonderzoek naar de archeologische verwachtingen waarbij een inventarisatie heeft plaatsgevonden van de bekende archeologische vindplaatsen binnen de Parkstadgemeenten en van landschappelijke (geologische en geomorfologische) en bodemkundige gegevens van het grondgebied. Daarnaast zijn de uitgevoerde archeologische onderzoeken geïnventariseerd, waarbij rekening is gehouden met vergraven of ontgronde gebieden, en heeft een literatuuronderzoek plaatsgevonden. In dit verband is onder andere ook het Actueel Hoogtebestand Nederland bestudeerd. Op basis van de genoemde inventarisaties is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld, dat haar neerslag heeft gevonden in een geactualiseerde archeologische verwachtingenkaart die door de gemeenteraad van Heerlen is vastgesteld op 1 oktober 2013.
Het doel van de archeologische verwachtingenkaart is het zichtbaar maken waar archeologische waarden aanwezig zijn of kunnen worden verwacht, en het daaraan koppelen van een onderzoeksplicht. Hiermee wordt tevens duidelijk bij welke werkzaamheden wel en bij welke geen archeologisch onderzoek noodzakelijk zal zijn.
In de kaart worden de volgende zes categorieën onderscheiden.
Categorie 1: beschermde Rijksmonumenten
Voor werkzaamheden is hier altijd een vergunning volgens de Erfgoedwet vereist.
Categorie 2: gebieden van zeer hoge waarde en de historische dorpskernen
Voor deze gebieden is voor de oppervlakte het wettelijk minimum van 100 m2 genomen. Projecten die over een groter oppervlak de bodem verstoren zijn onderzoeksplichtig. De Erfgoedwet geeft geen minimum voor de diepte van verstoring. Voor de gemeente Heerlen is voorgesteld geen onderzoeksplicht op te leggen voor werkzaamheden minder dan 40 cm diep.
Categorie 3 en 4: gebieden met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde
Voor deze gebieden zijn de ondergrenzen nog verder verruimd (respectievelijk 250 m2 en 2500 m2 oppervlakte, bij meer dan 40 cm diepte). Hierdoor zijn alleen de grotere projecten onderzoeksplichtig en geldt voor de meeste kleinere (particuliere) vergunningaanvragen geen onderzoeksplicht.
Categorie 5: gebieden met een lage verwachtingswaarde
In gebieden met een lage trefkans, geldt alleen voor grotere projecten (10.000 m2 en meer dan 40 cm diepte) een onderzoeksplicht.
Categorie 6: gebieden zonder verwachtingswaarde
In deze gebieden geldt geen onderzoeksplicht.
In het algemeen geldt dat een ontheffing van de onderzoeksplicht mogelijk is wanneer blijkt (na archeologisch advies van een gekwalificeerde archeoloog) dat het project een gering risico vormt voor het "bodemarchief".
Uitsnede archeologische waardenkaart
In het plangebied komen diverse soorten archeologische waarden voor. Onder meer gebieden van zeer hoge en hoge archeologische waarde, zoals in Palemig en langs de Meezenbroekerweg.
Bij elke (verwachtings)waarde is in het beleid een bepaald beschermingsregime voorgesteld, om te voorkomen dat bij toekomstige ontwikkelingen archeologische waarden verloren gaan.
In het bestemmingsplan MSP wordt het archeologische beschermingsregime vertaald in een beschermende regeling. Bij grondverstorende activiteiten wordt op basis van deze kaart een advies uitgebracht door een terzake bevoegde deskundige over de aard van het uit te voeren archeologisch onderzoek. Dit kan een bureaustudie zijn; in veel gevallen gecombineerd met een inventariserend onderzoek. Indien er sprake is van archeologische waarden die als waardevol worden aangemerkt, heeft de gemeente verschillende mogelijkheden. In de eerste plaats kan de gemeente bestemmingen kiezen die goed samen gaan met de archeologische waarden. Ten tweede kan de gemeente voorschriften aan de vergunning verbinden. Ten slotte kan de gemeente ook afzien van verdere planvorming.
In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd en zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die tot bodemingrepen leiden. De eventueel aanwezig archeologische waarden binnen het besluitgebied komen dan ook niet in het geding en worden beschermd middels de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie".
Rijksbeschermde stadsgezichten
In de gemeente Heerlen zijn een aantal beschermde stadsgezichten aangewezen. Geen van deze rijksbeschermde stadsgezichten zijn gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan MSP.
Gemeentelijke inventarisatie en selectie stadsgezichten (2012)
De mijnwerkerskolonie Meezenbroek is in de gemeentelijke inventarisatie en selectie van stadsgezichten (zoals vastgesteld bij collegebesluit van 28 augustus 2012) beoordeeld.
Historisch-ruimtelijke en stedenbouwkundige aspecten
Meezenbroek wordt gekenmerkt door een organisch gegroeide stedenbouwkundige structuur, veel groen (landschapspark) met centraal een waterpartij. De huidige wijk omvat twee onderdelen: een compact wijkdeel tussen de Meezenbroekerweg, Dobbelsteijnstraat en Kasteellaan ten westen van het water, en het deel tussen de Baron Mackaystraat, Thorbeckestraat en Kasteellaan, ten oosten van de waterpartij. Het westelijke deel wordt gekenmerkt door drie rechte straten evenwijdig aan de Meezenbroekerweg met langgerekte bouwblokjes evenwijdig aan de weg. Het hart van oostelijke deel van Meezenbroek wordt gevormd door de Doctor Kuypersstraat en de Groen van Prinstererstraat.
Het verloop van beide straten bepaalt het concentrische stratenpatroon van dit deel van de wijk. Op sommige plekken verbreedt het straatprofiel zich, waardoor min of meer plein ruimtes ontstaan. Belangrijk voor de belevingswaarde van de wijk is het ruimtelijk structurerend groen, dat zich zowel in het openbare gebied als in het informele, semi-openbare gebied bevindt.
Historisch-bouwkundige en architectonische aspecten
De wijk is opgetrokken in sobere traditionalistische architectuur, met verschillende woningtypen en woningblokken. Hoofdzakelijk werden in de gehele wijk zadeldaken toegepast. Afwisselende dakhoogten verlevendigden het beeld. Hoger opgetrokken hoekpanden met schilddaken worden verbonden met een zadeldak. In een aantal gevallen zijn de blokken, ook in het midden, onderbroken door een verhoogde woning met schilddak.
Sociaal historische en cultuurhistorische aspecten
Opvallend is dat de wijk is gebouwd zowel in opdracht van de socialistische woningvereniging ‘Gluck Auf’ als door Woningbouwvereniging ‘de Voorzorg’, die er protestante mijnarbeiders huisvestte. Zowel socialisten als protestanten waren buitenbeentjes in het katholieke zuiden.
Gaafheid en uniciteit
Deze mijnwerkerskolonie is in hoofdopzet gaaf behouden gebleven. Het gebied heeft veranderingen ondergaan waarbij het oorspronkelijke beeld herkenbaar is gebleven.
Uit de bovenstaande beschrijving en hierop gebaseerde beoordeling blijkt dat van de oorspronkelijke aanleg van Meezenbroek nog slechts een deel resteert. Het oudste gedeelte ten noorden van de Kasteellaan is gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Wat bewaard bleef is in hoofdopzet gaaf behouden, maar heeft in architectonische zin aan kwaliteit ingeboet. Het deel van de wijk ten westen van de voormalige kasteelvijver is het meest gaaf behouden gebleven, zowel in stedenbouwkundig opzicht als qua architectonische verschijningsvorm. Dit gebied komt voor bescherming in aanmerking. Het overige deel van de wijk niet.
In bestemmingsplan MSP wordt ingezet op behoud van de stedenbouwkundige structuur van het westelijke deel van de voormalige mijnkolonie. Hierbij zullen de bestaande woningen strak worden vastgelegd. Daarnaast zal voor dit deel van de kolonie de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie opgenomen, zodat bij de toetsing van toekomstige aanvragen voor omgevingsvergunningen het behoud van de cultuurhistorische waarde voorop staat.
Rijksmonumenten
Binnen het plangebied bevinden zich drie rijksmonumenten, namelijk Huis Meezenbroek, een boerderij uit 1660 (wapensteen) aan de Kasteellaan 3 en Hoeve De Baak, een boerderij uit 1797 aan de Meezenbroekerweg 95 en de Sint Barbara kapel aan de Slotweg 2.
Hoeve De Baak Hoeve De Baak, is een typische Limburgse boerderij in carrévorm. Ze is opgetrokken uit baksteen met hardstenen segmentboogvensters aan de straatzijde en een segmentboogingang. Op de sluitsteen bij de ingang stond vroeger “ic ans 1797”. De oorspronkelijke ramen met roedeverdeling en de luiken zijn nog gedeeltelijk aanwezig. De hele boerderij is verbouwd tot appartementencomplex. Het monumentale karakter van de hoeve is hierdoor sterk aangetast. |
|
Huis Meezenbroek Het in 1935 gesloopte landhuis bestond uit in baksteen, opgetrokken blokvormig huis. Boven de kelder bevonden zich twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een schilddak. De kasteelhoeve was omgracht. Het meest in het oog springende gedeelte vormt het poortgebouw, dat als enig origineel onderdeel van de hoeve behouden is gebleven. De rest van de hoeve is in de jaren zeventig van de 20e eeuw gesloopt. Alleen de stalvleugels aan beide zijden van het poortgebouw werden ten behoeve van het restaurant in 1978 gereconstrueerd. |
|
Sint Barbara kapel De Sint Barbara kapel is een driezijdig gesloten kapel. In de voorgevel bevindt zich een chronogram, waaruit blijkt dat de kapel aan de H. Barbara is gewijd. Tevens kan men hieruit de stichtingsdatum 1670 aflezen. De kapel is in de 18e eeuw vergroot en in de 19e eeuw gewijzigd. Het oudste gedeelte bevindt zich aan de oostkant en heeft een plint van Kunradersteen. In de schuine zijden zien we een rond venstertje met een vierkante omlijsting van mergel. De zijgevels hebben beiden drie venstertjes in de vorm van een staande ovaal, die dateren uit de 19e eeuw. |
De aanwezige Rijksmonumenten zijn in het bestemmingsplan voorzien van een 'strak' bouwvlak en hoogteaanduidingen conform de bestaande situatie. In dit bestemmingsplan is ter verwezenlijking van de bescherming gekozen voor het opnemen van een omgevingsvergunningplicht voor het slopen van bouwwerken, werken en werkzaamheden.
Verdere bescherming van de Rijksmonumenten is geregeld in de Erfgoedwet.
Gemeentelijke monument
In het plangebied zijn geen gemeentelijke monumenten gelegen.
Dit hoofdstuk beschrijft de juridische opzet van het bestemmingsplan MSP.
Bestemmingsplan MSP bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van voorliggende toelichting. De verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. De verbeelding is getekend op een actuele digitale ondergrond, samengesteld uit de Grootschalige Basiskaart Nederland (landmeetkundig ingemeten topografie; GBKN) en kadastrale begrenzingen.
De regels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en regels.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geformuleerde uitgangspunten. Het bestemmingsplan voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
Voor de opzet en inhoud van de regels is aansluiting gezocht bij het sjabloon regels dat onderdeel uit maakt van het Handboek ruimtelijke plannen van de gemeente Heerlen.
De regels van dit bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
In de begrippen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels én die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven over hoe gemeten moet worden.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen heeft verleend welke dient te voldoen aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Hierna volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting.
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie, horeca etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfuncties ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. Tevens wordt aangegeven welke functies bij de bestemming behoren door middel van de zin 'met daarbij behorende'. Het betreft hier meestal functies als paden, groen, erven, etc. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel, maar bevat ook inrichtingsaspecten.
Bouwregels
In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan afgeweken wordt, de maximale afwijking die met de afwijking kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder vrijstelling wordt verleend.
Het gaat hier om afwijkingbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Als afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen, dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels).
Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Hierin worden niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.
Afwijken van de gebruiksregels
Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel afwijking kan worden verleend ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via afwijking kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van
werkzaamheden
Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen, dienen soms aan een omgevingsvergunning gebonden te worden.
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat wanneer bepaalde gebouwen en
bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Met de algemene bouwregels wordt de bouw van bepaalde bouwwerken geregeld, die zijn toegestaan (of uitgesloten) binnen alle bestemmingen, voor zover daar per bestemming geen specifieke bouwregels voor zijn opgesteld.
Algemene gebruiksregels
In deze bepaling wordt aangegeven wat in ieder geval onder strijdig gebruik wordt verstaan. De specifieke gebruiksregel, zoals deze kan worden opgenomen in de afzonderlijke bestemmingen, is aanvullend op de algemene gebruiksregel van het bestemmingsplan. Daarnaast is in dit artikel geregeld dat bij het bouwen voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn gebiedsaanduidingen opgenomen. Deze vallen samen met diverse bestemmingen, maar zijn niet aan te merken als dubbelbestemming.
Algemene afwijkingsregels
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om met een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsbepalingen die gelden voor meerdere dan wel alle bestemmingen in het plan.
Specifieke, op de bestemmingen gerichte, afwijkingen zijn reeds opgenomen onder de betreffende bestemming.
De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, worden aangegeven.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om een gedeelte van het plan te wijzigen ten behoeve van (geringe) wijziging van bestemmingsgrenzen op perceelsniveau of de vestiging van een seksinrichting. Per wijziging zijn voorwaarden opgenomen waaraan de wijziging moet voldoen.
Overige regels
Dit sublid geeft aan hoe andere wettelijke bepalingen, waarnaar is verwezen in de regels, dienen te worden geïnterpreteerd
Overgangsbepalingen
In deze bepalingen wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht.
Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze bepaling bevat de titel van het bestemmingsplan.
Deze paragraaf beschijft hoe de verschillende bestemmingen in het plangebied zijn toegekend.
Artikel 3 Agrarisch, regelt de bestemming van de gronden voor agrarisch en landschappelijk gebruik.
Artikel 4 Agrarisch met waarden, regelt de bestemming van de gronden voor agrarisch gebruik en het behoud, herstel en de ontwikkeling van de op deze gronden voorkomende landschappelijke en natuurlijke waarden. In het onderhavige plangebied betreft het de agrarische gronden die liggen tussen Palemig en de Binnering.
Artikel 5 Bedrijf, regelt de bestemming van de gronden die bedoeld zijn voor solitaire bedrijven en laat bedrijven in de categorieën 1 en 2 toe. Bedrijfsactiviteiten met een hogere categorie zijn enkel toegestaan op de locaties waar deze reeds waren toegestaan op basis van het vigerende plan of legaal aanwezig zijn. Deze zijn aangeduid met een specifieke vorm van bedrijven.
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening, regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming mogen voorzieningen van openbaar nut worden gerealiseerd. De grotere nutsvoorzieningen binnen het plangebied zijn op deze wijze bestemd.
Artikel 7 Gemengd, regelt in beginsel de bestemming van de gronden bedoeld voor een combinatie van dienstverlening en wonen.
Artikel 8 Groen, regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor groenvoorzieningen en voorzieningen voor de opvang, berging, infiltratie en afvoer van water, alsmede voor fietsen/ of voetpaden, parkeren en voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.
Artikel 9 Groen - Landschappelijk, regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor landschappelijk waardevol groen. In het onderhavige plangebied is dat het landschappelijk waardevolle groengebied gelegen tussen de Bredastraat, Albert Cuypstraat en de Binnenring. Deze bestemming verschilt in die zin van de bestemming Groen, dat binnen deze bestemming geen parkeervoorzieningen zijn toegestaan.
Artikel 10 Horeca, regelt de bestemming van de gronden die bedoeld zijn voor horeca tot en met categorie 3.
Artikel 11 Kantoor, regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor kantoorgebouwen. Binnen dit plangebied betreft dit de kantorenlocaties aan de Heldevierlaan en de Schandelerboord.
Artikel 12 Maatschappelijk, regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen. De begripsomschrijving in artikel 1.65 geeft weer welke maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan.
Artikel 13 Natuur, regelt de bestemming voor gronden die bestemd zijn voor het behoud en herstel en de ontwikkeling van de daar voorkomende landschappelijke en natuurlijke waarden. Daarnaast is extensieve dagrecreatie toegestaan. Dit betreft het meest noordelijke deel van het beekdal van de Caumerbeek gelegen tussen de Palemigerboord en de Meezenbroekerweg.
Artikel 14 Recreatie, regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor recreatieve voorzieningen. Binnen het plangebied betreft dit de terreinen aan de Henri Jonasstraat, Meezenbroekerweg, Musschenbroek en Govert Flinckstraat.
Artikel 15 Sport, regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor sportvoorzieningen. Binnen het plangebied betreft dit het sportvelden aan de Govert Flinckstraat en het gebouw van de Hengelsportvereniging.
Artikel 16 Tuin, regelt de bestemming van dat gedeelte van het woonperceel dat grenst aan het openbaar gebied. Deze bestemming wordt toegepast voor voor- en zijtuinen, waar het oprichten van bebouwing niet gewenst is. De bestemmingsbepalingen van Tuin sluiten de realisatie van bebouwing uit. De grens tussen de bestemmingen Tuin en Wonen ligt bij elk woonperceel op de voorgevelrooilijn. Voor erkers is in de bestemming Tuin een regeling opgenomen. Zolang een erker qua maatvoering past binnen deze regeling, kan hier zonder problemen de bestemming Tuin op worden gelegd. Als dit echter niet het geval is (bijvoorbeeld bij een aanbouw van twee lagen hoog), wordt dit gedeelte van de woning tot de hoofdmassa gerekend en ligt deze dus binnen de bestemming Wonen en binnen het bouwvlak.
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied, regelt de bestemming van de gronden bedoelt voor wegen met hoofdzakelijk een verblijfskarakter en parkeerterreinen.
Artikel 18 Verkeer - Wegverkeer, regelt de bestemming van de gronden bedoelt voor wegen met een doorgaande functie.
Artikel 19 Water, regelt de bestemming van de Caumerbeek, de Palenbergerbeek en vijvers binnen het plangebied.
Aan alle woningen in het plangebied is de bestemming Wonen toegekend. De gronden binnen deze bestemming zijn bedoeld voor woondoeleinden en tuin. Daarnaast zijn voor een aantal percelen functieaanduidingen opgenomen, om bestaande aanwezige afwijkende functies op de begane grond te regelen.
De gemeente Heerlen hecht er belang aan dat inwoners van de gemeente zoveel mogelijk dezelfde rechten krijgen. Om die reden hanteren wij een standaard-woonbestemming.
In de standaard-woonbestemming wordt uitgegaan van een bouwvlak per woning of totaal aaneengesloten woningen, waarbij met een bouwaanduiding het woningtype wordt bepaald. De bouwmogelijkheden hangen af van het woningtype. Zo wordt bij elk woningtype uitbreiding van een woning op de begane grond direct mogelijk gemaakt. Voor de woningtypes rijwoning, half vrijstaande woning en vrijstaande woning wordt een standaard bouwdiepte voor de hoofdmassa (maximaal twee lagen met kap) gehanteerd: respectievelijk 10 meter, 12 meter en 15 meter. Voorwaarde hierbij is dat de afstand tussen achtergevel en achterste perceelsgrens altijd minimaal 5 meter bedraagt.
Ondanks de ruime directe bouwmogelijkheden kunnen bewoners behoefte hebben aan uitbreiding over twee lagen aan de zijkant van hun woning óf hun woning willen slopen en op een andere plek op het perceel herbouwen. Voor deze twee gevallen zijn binnen de standaard-woonbestemming afwijkingsbevoegdheden opgenomen, zodat (indien voldaan wordt aan de bijbehorende voorwaarden) via een versnelde procedure een omgevingsvergunning kan worden verkregen.
Verder is in de standaard-woonbestemming een standaard maximale goot- en bouwhoogte (7 meter respectievelijk 12 meter) opgenomen, gebaseerd op een woning van twee lagen met kap.
Bepaalde woningen kunnen door hun specifieke situering en/of bebouwingskenmerken voor maatwerk in aanmerking komen. In dat geval kan de toegestane diepte van het bouwvlak en/of de hoogte van de woning afwijkend zijn. Dit is op de verbeelding weergegeven door de grootte van het ingetekende bouwvlak respectievelijk een maatvoeringsaanduiding die de maximum goot- en bouwhoogte aangeeft.
De dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding beschermt de aanwezige hoogspanningsleiding in het plangebied door middel van het uitsluiten van bebouwing onder de leiding.
De dubbelbestemming Leiding - Riool beschermt de aanwezige rioolwatertransportleiding in het plangebied ten behoeve van het beheer van deze leiding.
Voor de verschillende aanwezige archeologische verwachtingswaarden (Artikel 23 Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde), Artikel 24 Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde), Artikel 25 Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde), Artikel 26 Waarde - Archeologie 5 (lage waarde) in het plangebied is per waarde een aparte dubbelbestemming opgenomen. Dit is toegelicht in paragraaf 5.9 Archeologie.
In artikel 27 is in de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie een beschermende regeling opgenomen voor het behoud van de beschermenswaardige bebouwing en de stedenbouwkundige opzet ter plaatse van de voormalige mijnkolonie tussen de Meezenbroekerweg, Dobbelsteijnstraat en Kasteellaan.
Artikel 28 Waterstaat - Waterberging biedt voor de aangewezen gronden een beschermende regeling ten behoeve van het opvangen en het bergen van water.
Artikel 29 Waterstaat - Waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie biedt een beschermde regeling ten behoeve van het beheer van de watergang (Caumerbeek en Palenbergerbeek), met inbegrip van een strook van 4,00 meter aan weerszijden van de watergang.
Het komt regelmatig voor dat mensen bij de gemeente een verzoek indienen om een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit te mogen uitoefenen in hun woning. De gemeente staat hier niet onwelwillend tegenover, mits dit binnen bepaalde kaders plaatsvindt. Een belangrijk criterium is dat de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Voor een eenduidige beoordeling van dergelijke verzoeken is de beleidsregel 'beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving' op 25 februari 2014 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.
In de beleidsregel wordt bedrijvigheid in de woonomgeving in een tweetal subcategorieën onderverdeeld:
Aan huis gebonden beroepen
Onder de aan huis gebonden beroepen worden in ieder geval begrepen: architect, advocaat, acupuncturist, beeldhouwer, belastingadviseur, fysiotherapeut, grafisch ontwerper / desktop publisher, huisarts, hypotheekadviseur, juridisch adviseur, kunstschilder, makelaar, notaris, psycholoog, tandarts, verloskundige, dierenarts (kleine huisdieren), zakelijke dienstverlener, logopedist.
Aan huis gebonden beroepen worden van oudsher geacht binnen de woonbestemming te passen. In de regels van dit bestemmingsplan zijn aan huis gebonden beroepen binnen de bestemming Wonen dan ook rechtstreeks toegestaan.
Consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten
Onder consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten wordt dienstverlenende of ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging verstaan. Dergelijke activiteiten wijken qua aard, karakter en hinder niet wezenlijk af van aan huis gebonden beroepen en kunnen dus eveneens plaatsvinden in de woonomgeving. Wel gelden hiervoor specifieke randvoorwaarden, die zijn vastgelegd in de beleidsregel.
Tot consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten worden onder meer de volgende activiteiten/beroepen gerekend: fotograaf/videograaf, autorijschool (geen theorielessen aan huis), bloemschikker, decorateur, fietsenreparateur, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, pottenbakker, instrumentenmaker, kaarsenmaker, klompenmaker, lijstenmaker, loodgieter, meubelmaker, computerservice (o.a. systeembouw/-analyse), schoonheidsspecialist, kapsalon, traiteur, muziekinstrumentenmaker, zadelmaker, nagelstudio, reisorganisatie (kleinschalig), koeriersdienst (zonder afhalen aan huis), prothesemaker, reparatie van kleine consumentenartikelen (smartphones, radio's, tv's, horloges, antiek, etc.), glazenwasser, webshop (administratie, opslag, logistiek, zonder afhalen aan huis).
In de bestemming Wonen van dit bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, waarmee de uitoefening van consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten mogelijk wordt gemaakt. Wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden, zoals die ook in de beleidsregel zijn opgenomen, kan de omgevingsvergunning worden verleend.
Door het verdwijnen van het algemeen bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht kan de vestiging van een bordeel niet meer verboden worden. Het is derhalve noodzakelijk om middels beleid en een adequate planologische regeling de vestiging van prostitutiebedrijven te reguleren. De planologische regeling heeft betrekking op de bestemmingen die - volgens de jurisprudentie - het gebruik ten behoeve van prostitutie niet geheel uitsluiten. Gedoeld wordt op de bestemmingen die wonen, horeca, dienstverlening en bedrijven toelaten.
De gemeenten in Parkstad Limburg hebben een gezamenlijk regionale visie met betrekking tot het prostitutiebeleid ontwikkeld. Het opstellen van de “Parkstadnota regionale visie prostitutiebeleid” werd noodzakelijk geacht omdat een zeer stringent lokaal beleid kan leiden tot verplaatsing van de in de gemeenten aanwezige prostitutiebedrijven naar omringende gemeenten, die een minder stringent beleid voeren. Door regionaal beleid wordt voorkomen dat ongewenste bewegingen ontstaan in de vestiging van prostitutiebedrijven en kunnen gemeenten beargumenteerd bepaalde vormen van prostitutiebedrijven uitsluiten.
In de “Beleidsnota Seksinrichtingen, sekswinkels en escortbedrijven Heerlen” (oktober 2000) is het gemeentelijk beleid neergelegd. In deze nota is ruimtelijk beleid geïntegreerd in het totale beleid. Eén van de zes hoofddoelstellingen die ten grondslag lagen bij de opheffing van het algemeen bordeelverbod was: de beheersing en regulering van exploitatie van prostitutie.
In de huidige situatie liggen er 9 locaties voor seksinrichtingen verspreid over het gemeentelijk grondgebied. Voor deze locaties is een parapluplan opgesteld, bestemmingsplan prostitutie (onherroepelijk per 24 april 2007).
In het plangebied MSP komen geen seksinrichtingen voor en wordt de vestiging van nieuwe seksinrichtingen niet mogelijk gemaakt.
De bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de categorale indeling van bedrijfstypen uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Bij deze indeling is de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek gevolgd en kent elk bedrijfstype een eigen SBI-code.
Naast een omschrijving van de bedrijfstypen is per type aangegeven welke richtafstanden gelden voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Dit is een indicatie van de minimale afstand die in beginsel, vanuit een bedrijf tot een rustige woonwijk, aangehouden dient te worden. De grootste afstand is bepalend voor de indeling van een bedrijfstype in een milieucategorie.
Zo gelden voor de lichtere milieucategorieën 1, 2 en 3 de volgende afstanden:
Milieucategorie 1 | 10 meter |
Milieucategorie 2 | 30 meter |
Milieucategorie 3.1 | 50 meter |
Milieucategorie 3.2 | 100 meter |
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten van dit bestemmingsplan zijn alleen de bedrijfstypen opgenomen die vanwege de aard en omvang van hun activiteiten passen in de woonomgeving, dan wel passen bij de specifieke situatie van het plangebied. Een verandering van bedrijfstype op een perceel wordt, wanneer zich dat voordoet, getoetst aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit betekent dat deze lijst een planologisch middel vormt om te toetsen, maar dat de werkelijke toelaatbaarheid van een bedrijf te allen tijde ook nog de toetsing aan de milieuwetgeving moet doorlopen.
Het bestemmingsplan heeft verscheidene functies. De belangrijkste functie betreft wellicht de normerende functie.
Het bestemmingsplan geeft bindende regels voor het gebruik van de in het betreffende plan opgenomen gronden. Dit betreft gebruik in ruime zin. Niet enkel het feitelijke gebruik, maar ook de bebouwing van deze gronden en het gebruik van opstallen worden door het bestemmingsplan gereguleerd. Om recht te doen aan deze functie, is tijdens het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan ruime aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels.
Er is sprake van een inzichtelijke en realistische juridische regeling. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel is. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is. Daarnaast is er sprake van een ondubbelzinnige en juridisch juiste regeling, die voor eenieder duidelijk is en weinig procesrisico kent.
Binnen de gemeente Heerlen vormt de handhaving van bestemmingsplannen een expliciet onderdeel van het handhavingsbeleid en is opgenomen in de beleidsnota
"Handhaving bouw- en ruimtelijke regelgeving". In deze nota wordt onder meer aandacht besteed aan de wijze, waarop handhaving zal plaatsvinden. Uitgangspunt is dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden. Verder wordt in deze nota de wijze van prioritering weergegeven. Op basis van jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma's vindt vervolgens het uitvoeren van toezicht en daadwerkelijke handhaving plaats.
Bij het overtreden van de regels van het bestemmingsplan kan het college de volgende sanctionerende maatregelen toepassen: bestuursrechtelijk handhaven (last onder bestuursdwang of last onder dwangsom) of strafrechtelijk handhaven (economisch delict).
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te worden gegeven over de uitvoerbaarheid van het plan. Hiermee wordt mede de financiële uitvoerbaarheid bedoeld.
Dit bestemmingsplan betreft een beheerplan, waarin enkel de bestaande situatie en het geldende recht is overgenomen. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen in dit plan opgenomen die aan te merken zijn als bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).Het bestemmingsplan heeft derhalve geen financiële gevolgen. Het is daarom ook niet nodig een exploitatieplan vast te stellen.
In dit hoofdstuk is de procedure van het bestemmingsplan beschreven. In de eerste plaats is een toelichting gegeven van de verschillende stappen die in het algemeen in een bestemmingsplanprocedure onderscheiden kunnen worden. Vervolgens zijn de resultaten van de doorlopen stappen in de procedure van bestemmingsplan MSP weergegeven.
Een bestemmingsplan kent de volgende procedurestappen:
Een voorontwerp bestemmingsplan heeft op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Heerlen gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon men een inspraakreactie indienen bij het college van burgemeester en wethouders. Binnen de inspraakperiode zijn twee informatieavonden in de wijk gehouden. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan in verband met het vooroverleg naar diverse instanties gestuurd.
De ingediende inspraakreacties worden verwerkt, wat eventueel kan leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het ontwerp bestemmingsplan wordt behandeld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders. Een ontwerp bestemmingsplan ligt vervolgens gedurende zes weken ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad.
De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. De ingediende zienswijzen kunnen leiden tot een gewijzigde vaststelling ten opzichte van het ontwerp.
Nadat de raad het bestemmingsplan heeft vastgesteld, wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Daarna bestaat nog de mogelijkheid tot het indienen van een beroepsschrift bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het voorontwerpbestemmingsplan MSP is in verband met het vooroverleg naar diverse instanties gestuurd en heeft met ingang van 14 december 2015 zes weken in het kader van de inspraak en het vooroverleg ter inzage gelegen. Een verslag van de ontvangen reactie en de wijze van afhandeling is als bijlage 3 toegevoegd aan de toelichting.
Het bestemmingsplan MSP heeft met ingang van 28 juni 2017, gedurende 6 weken, ter inzage gelegen als ontwerp. Tijdens deze periode zijn vijf zienswijzen ingdiend. In bijlage 4 is de zienswijzenota opgenomen, met de ontvangen reacties en de wijze van afhandeling.