direct naar inhoud van 4.3 Water
Plan: Heerlerheide Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0917.BP020302W000001-0401

4.3 Water

4.3.1 Europees en Rijksbeleid

Kaderrichtlijn Water
Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren te verbeteren ("goede toestand") en die kwaliteit goed te houden. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is het stroomgebiedbeheersplan (SGBP). In een dergelijk plan worden de waterkwaliteitsdoelen en de daarvoor benodigde maatregelen beschreven om deze goede toestand te bereiken. Nederland maakt deel uit van vier internationale stroomgebieden, waarbij de gemeente Heerlen in het stroomgebied van de Maas is gelegen.

Het stroomgebiedbeheersplan Maas is op 27 november 2009 vastgesteld en heeft een looptijd tot eind 2015. Daarna wordt er weer een nieuw plan voor de volgende zes jaar opgesteld. Een belangrijk onderdeel van het SGBP is een maatregelenprogramma. Het maatregelenprogramma bestaat enerzijds uit maatregelen die worden genomen in het kader van reeds bestaande nationale en/of Europese wetgeving (bijv. Europese Nitraatrichtlijn) en anderzijds een groot aantal regionale en locatiegebonden maatregelen.

Waterwet
De Waterwet (december 2009) stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteem-benadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening.

De Waterwet vervangt een aantal wetten en regelingen voor het waterbeheer in Nederland.

Met de Waterwet is de gemeente beter uitgerust om onder andere wateroverlast tegen te gaan. Daarnaast zijn alle voormalige vergunningstelsels opgegaan in één watervergunning en drie lozingenbesluiten om zo de regeldruk te verlagen.

Wet ruimtelijke ordening en watertoets
De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht (en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening). De watertoets betekent dat ruimtelijke plannen (waaronder bestemmingsplannen) die vanaf deze datum ter inzage worden gelegd, voorzien moeten zijn van een waterparagraaf. Ruimtelijke plannen van de initiatiefnemer (bijv. gemeente of projectontwikkelaar) worden overlegd met de waterbeheerder.

In de waterparagraaf geeft de initiatiefnemer aan welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant. In geval van locatiekeuzes en bij herinrichting van bestaand bebouwd gebied geeft de initiatiefnemer expliciet aan welke rol de kosten en risico's van verdroging, verzilting, overstroming en overlast hebben gespeeld bij de besluitvorming. De waterparagraaf grijpt zichtbaar terug op de afsprakennotitie en het wateradvies. De waterparagraaf van dit bestemmingsplan is uitgewerkt in paragraaf 4.3.3 Plangebied

Nationaal waterplan 2009-2015
Onderdeel van de bovengenoemde Waterwet is het zesjaarlijkse Nationaal Waterplan. Dit plan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding (1998) en heeft de status van structuurvisie binnen de Wet ruimtelijke ordening. Tevens maken de (vier) stroomgebiedsbeheersplannen (SGBP's) onderdeel uit van het Nationaal Waterplan. Op deze wijze ontstaat er een heldere koppeling tussen Europees beleid (KRW) en rijksbeleid. Naast deze SGBP's zijn waterveiligheid, het IJsselmeergebied en het Noordzeegebied speerpunten van het Nationaal Waterplan.

Duurzaam waterbeheer is het devies van het Nationaal Waterplan.

Gemeenten hebben specifieke taken op het gebied van omgaan met afvalwater, hemelwater en grondwater. Daarnaast kunnen gemeenten faciliterend optreden bij het nemen van bepaalde ruimtelijke maatregelen. Gemeenten en waterschappen informeren de provincies over voortgang van het uitvoeringsbeleid en knelpunten bij de uitvoering. Het (paragraaf ) van de gemeente Heerlen speelt daar een belangrijke rol in.

Waterbeleid 21e eeuw: anders omgaan met water
Door de opgetreden wateroverlast heeft de regering de commissie Waterbeheer 21e eeuw in het leven geroepen. De commissie geeft advies over de problemen en hoe die in de toekomst te voorkómen zijn. Op 31 augustus 2000 bracht de commissie het advies Waterbeleid voor de 21e eeuw “Geef water de ruimte en de aandacht die het verdient” uit. De commissie concludeerde dat de manier waarop wij nu met water omgaan niet voldoende is voor de verwachte klimaatsveranderingen. In grote lijnen ligt in de belangrijkste nationale beleidsstukken de nadruk op de kwantiteitstrits vasthouden-bergen-afvoeren en de kwaliteitstrits schoonhouden-scheiden-schoonmaken.

Nationaal Bestuursakkoord Water
Met het NBW-Actueel (2008) onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord.

Een actualisatie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) uit 2003 komt voort uit de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), de noodzaak tot het aanscherping van een aantal begrippen en het beschikbaar komen van nieuwe klimaatscenario's. Ook is een nieuwe fase aangebroken in het samenwerkingsproces, waarbij het zwaartepunt verschuift van planvorming naar uitvoering.

Het NBW is een uitwerking van de uitvoering van waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de KRW. De belangrijkste doelen en

taken zijn:

  • het teveel (overlast) of tekort (onderlast) aan water aanpakken;
  • verbetering van de waterkwaliteit.
4.3.2 regionaal en gemeentelijk beleid

Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015

Het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 omvat de strategische hoofdlijnen voor het provinciale waterhuishoudkundig beleid. De operationele uitwerking vindt plaats via POL-aanvullingen en beleidsregels. Samen met deze uitwerkingen vormt het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 het nieuwe provinciale waterhuishoudingsplan.


Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015

Het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015 is het centrale beleidsplan van het waterschap. Het bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2010-2015. Daarnaast wordt een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst.

Het watersysteem moet op de toekomst worden voorbereid. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is afgesproken dat het watersysteem in 2015 op orde moet zijn. Daarvoor moet het waterschap nog aanzienlijke inspanningen leveren. Voor een belangrijk deel gebeurt dit in de planperiode van dit beheersplan. Bij de waterkeringszorg staat veiligheid voorop. De waterkeringen langs de Maas blijven daarvoor op de afgesproken hoogte en sterkte. Tevens zorgt het waterschap voor een goede bescherming van de bebouwde omgeving tegen wateroverlast. Een omvangrijke stedelijke wateropgave maakt hier deel vanuit.

Water is ook een belangrijke drager van het landschap en het ecologisch functioneren. Het waterschap realiseert zich ook ten volle dat een gezond ecosysteem een absolute randvoorwaarde is voor de leefbaarheid maar ook het economisch belangrijke recreatie en toerisme. Met onder andere een verdere verbetering van de waterkwaliteit (zuiveren) en een natuurlijke inrichting van beken wordt getracht om de doelstellingen vanuit de Kaderrichtlijn Water zoveel mogelijk te realiseren.


Beleidsplan Stedelijk Watermanagement gemeente Heerlen 2011-2015

Vanuit de Wet milieubeheer zijn gemeenten wettelijk verplicht een vigerend rioleringsplan te hebben. Het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement van de gemeente Heerlen is daar het gevolg van en heeft een looptijd van 2011 tot en met 2015. Het BSW is de opvolger van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2006-2010.

Het BSW heeft een strategisch en beleidsmatig karakter, en vormt de basis voor het bestuur bij besluiten over de aanpak van aanleg en beheer van het stedelijk watermanagement binnen de planperiode.

Hoofddoelstelling van het BSW is invulling geven aan de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, overtollig hemel water en overtollig grondwater. Het BSW geeft inzicht in:

  • de mate waarin de doelen uit het GRP 2006-2010 zijn behaald;
  • belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van beleid en plannen;
  • de stand van zaken van de uitvoering;
  • de nog uit te voeren maatregelen met tijdsplanning;
  • de gekozen strategie om het resultaat (uitvoeren maatregelen) te behalen;
  • middelen en de kostendekking.
4.3.3 Plangebied

Algemeen
De maaiveldhoogtes in het bestemmingsplan variëren van ca. 89 m+NAP in het westen tot ca. 107 m+NAP in het uiterste noorden en oosten. Het plan ligt ingeklemd tussen enkele zandgroeves aan de noord- en zuidzijde. In het plangebied ontspringt de Schroetebeek die nabij de sportvelden in westelijke richting naar het Caumerbeekdal stroomt.

Het gebied kenmerkt zich door een hoge bebouwingsgraad en daarmee ook veel verhardingen. Afstromend hemelwater krijgt zodoende weinig kans om te infiltreren.

Bodemgesteldheid
Uit de oppervlaktekaart van de Rijks Geologische Dienst is af te leiden dat de bodem grotendeels uit zandige leem bestaat. Gegevens uit het DINO loket bevestigen dit. Meer in detail is de bodemopbouw als volgt:

Diepte (-maaiveld)   Bodemsamenstelling  
0-2 meter   Leem / zandige leem  
2 meter en dieper   Zand; fijn  

Geohydrologie en grondwater
De westzijde van het plangebied wordt begrensd door de Heerlerheidebreuk. Binnen het plangebied domineert daardoor de formatie van Heksenberg. Deze formatie kenmerkt zich door wit fijn zand met enkele bruinkoollaagjes. De formatie van Heksenberg is tevens ook de watervoerende laag; aangemerkt als het eerste watervoerende pakket. De daaronder gelegen formaties van Rupel en Tongeren zijn als slecht doorlatend te classificeren en zijn geohydrologisch van weinig betekenis.

Het grondwater stroomt in noordwestelijke richting waarbij de stijghoogte varieert van ca. 91 m +NAP in het zuidoosten tot 87 m +NAP in het westen en noorden. In de directe omgeving van de Hei-Grindelweg resulteert dit in een grondwaterstand van circa 2 m-maaveld. Elders in het plangebied is het grondwater dieper gelegen, plaatselijk tot wel 15 m-maaiveld.

Waterbelangen
Binnen het plangebied is de Schroetebeek gelegen. Dit is een primaire watergang en een zijtak van de Caumerbeek. De Schroetebeek is bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden en aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, waarbij tevens de beschermingszone positief is bestemd. Verder spelen er binnen dit plangebied geen specifieke waterbelangen.

Huidige situatie
Het gehele bestemmingsplangebied is hoofdzakelijk voorzien van een gemengd rioleringssysteem, waarbij het vuilwater en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd richting hoofdtransportriool langs de Schroetebeek. Het hoofdtransportriool wordt ter plaatse van de Schelsberg doorgevoerd. Bij hevige neerslag wordt het met regenwater verdunde afvalwater ter plaatse van bergbezinkbassin Schelsberg geborgen, en vervolgens overgestort op de Schroetebeek. Binnen het plangebied is in een deel van de Hei-Grindelweg een apart regenwaterriool aangelegd voor de afvoer van het regenwater richting Schroetebeek. Ook is de Maria Christinawijk wijk afgekoppeld, door het aanleggen van infiltratieriolen met overloop op het gemengd rioleringsstelsel. Daarbij zijn ook de voorzijde van de woningen via het “Waterblok systeem” afgekoppeld. Verder is de overloop vanuit de vijvers Heksenberg losgekoppeld van het riool en via een aparte leiding aangesloten op de Schroetebeek.

Toekomstige situatie
Vroegtijdig in het traject van toekomstige planvorming en ontwikkelingen, dient rekening gehouden te worden met de waterhuishoudkundige gegevens van deze waterparagraaf. Per ontwikkeling is het wenselijk om de mogelijkheden voor waterhuishoudkundige oplossingen te analyseren.

De volgende (rand)voorwaarden bij ontwikkeling zijn van toepassing:

  • 10% van het plangebied reserveren voor water;
  • wateropgave oplossen binnen het plangebied (niet afwentelen);
  • voorkeursvolgorde waterkwantiteit hanteren: hergebruik water, vasthouden, bergen, afvoeren;
  • voorkeursvolgorde waterkwaliteit hanteren: schoonhouden, scheiden, zuiveren;
  • waterhuishoudkundige voorzieningen dimensioneren op T=25 met een beschikbaarheid binnen 24 uur;
  • maak een doorkijk naar T=100;
  • aanleggen van bovengrondse voorzieningen heeft de voorkeur. Maak water zichtbaar en beperk de kosten voor beheer en onderhoud.