direct naar inhoud van Regels
Plan: Reparatie- en Veegbestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0907.BP13037REPABUI-VA02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Toepassing

Op onderhavig plangebied zijn de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' (NL.IMRO.0907.BP10001ALGBUI-VA01) van toepassing, met inachtname van de in artikel 3 en verder beschreven wijzigingen, waaronder het toevoegen van de volgende nieuwe bestemmingen:

Artikel 2 Begrippen

2.1 plan:

het bestemmingsplan Reparatie- en Veegbestemmingsplan Buitengebied met identificatienummer NL.IMRO.0907.BP13037REPABUI-VA02 van de gemeente Gennep.

2.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

Artikel 3 Wijzigingen begrippen

De begripsomschrijving van navolgende begrippen onder 3.1 tot en met 3.5 en 3.7 worden gewijzigd, de begrippen onder 3.6 en 3.8 tot en met 3.15 worden toegevoegd:

3.1 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

3.2 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

3.3 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

3.4 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel en waaronder in ieder geval niet wordt verstaan een intensief veehouderijbedrijf, champignonteeltbedrijf, witlofkwekerij of viskwekerij. Plantenteelt met toepassing van containervelden wordt aangemerkt als een grondgebonden agrarische activiteit;

3.5 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

3.6 meergeneratiewoning:

één woning die krachtens een omgevingsvergunning geschikt is gemaakt voor bewoning door twee huishoudens met een familierelatie en met een fysieke koppeling tussen de woonruimtes, waarbij sprake is van inwoning gerelateerd aan de familierelatie;

3.7 minicamping:

een kleinschalig kampeerterrein voor een beperkt aantal kampeermiddelen, dat wordt gebruikt gedurende de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;

3.8 beheerderswoning:

een woning ten behoeve van het beheer van het aangeduide landgoed waarvan deze woning onderdeel uitmaakt en bewoond wordt door degene die verantwoordelijk is voor het daadwerkelijke beheer van dit landgoed;

3.9 ontvangstgebouw:

een ontvangstruimte ten behoeve van de ontvangst van groepen die deelnemen aan activiteiten van het ter plaatse toegestane recreatief/educatief bedrijf;

3.10 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

3.11 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

3.12 plattelandswoning:

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf als bedoeld in Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (Stb 2012, 493);

3.13 recreatief / educatief bedrijf:

een kleinschalig bedrijf waar op natuurbeleving gerichte educatie, kleinschalige dagrecreatie en kleinschalige verblijfsrecreatie plaatsvindt;

3.14 rijstrook:

een door een doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan van zodanige breedte, dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken, niet zijnde een in- en/of uitvoegstrook;

3.15 zorgwoning:

woning waarin kortdurende (intensieve) woonzorgarrangementen worden aangeboden (max 3 aaneengesloten maanden per cliënt);

Artikel 4 Wijze van meten

De wijze van meten van de bouwhoogte van een bouwwerk wordt als volgt gewijzigd:

4.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 5 Agrarisch

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' voor de bestemming 'Agrarisch' worden als volgt gewijzigd:

  • a. aan artikel 3.1 (Bestemmingsomschrijving) wordt als sub q toegevoegd: 'uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenkliniek': een praktijk gericht op de behandeling en recovery van paarden, niet zijnde een pension of manege, alsmede de behandeling van kleine huisdieren';
  • b. artikel 3.2.1 (Gebouwen) sub b wordt als volgt gewijzigd: 'kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'kas' en de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - glasopstanden', met dien verstande dat:
    • 1. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'kas' volledig mogen worden bebouwd;
    • 2. de oppervlakte aan kassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - glasopstanden' niet meer mag bedragen dan 3.600 m²;
  • c. aan artikel 3.2 wordt een sublid toegevoegd:

3.2.5 Trekkershutten

Voor het bouwen van trekkershutten gelden de volgende regels:

    • a. trekkershutten mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping';
    • b. per aanduidingsvlak mogen maximaal 3 trekkershutten worden gebouwd;
    • c. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer dan 20 m2 bedragen;
    • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;

  • d. aan artikel 3.4.1 (Strijdig gebruik) wordt als sub i toegevoegd: 'het aanbrengen van ondergrond voor en het gebruik van containervelden buiten het bouwvlak, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld';
  • e. aan artikel 3.4.1 (Strijdig gebruik) wordt als sub j toegevoegd: 'het gebruik van trekkershutten buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober';
  • f. aan artikel 3.4 (Specifieke gebruiksregels) wordt een sublid toegevoegd:

3.4.4 Containervelden

Het aanbrengen van ondergrond voor en het gebruik van containervelden is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

 

  • g. in artikel 3.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels), sub d wordt de genoemde oppervlaktemaat voor trekkershutten aangepast van 30 m2 naar 20 m2;
  • h. in artikel 3.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels), sub d worden de voorwaarden 4 en 5 als volgt gewijzigd:
    • 1. '4. de minicamping geheel dient te zijn gelegen binnen het bouwvlak dan wel een afstand van niet meer dan 100 m tot het bouwvlak;
    • 2. 5. de afstand van de minicamping tot het bouwvlak van een nabijgelegen (agrarisch) bedrijf en/of tot de gevel van een nabijgelegen (bedrijfs)woning van een derde niet minder dan 50 m mag bedragen. Het voorgaande geldt niet voor voorzieningen binnen de bestaande bebouwing;'
  • i. aan artikel 3.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels), sub f wordt als voorwaarde 8 toegevoegd: 'de activiteiten niet mogen leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven';
  • j. in artikel 3.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels) wordt vanaf sub d de doorlopende nummering als volgt hersteld:

d. 3.1 juncto 3.4.1 onder d ten behoeve van een minicamping, met dien verstande dat:

  • 1. de oppervlakte van het perceel waarop de minicamping zal worden gerealiseerd niet minder dan 0,5 ha mag bedragen;
  • 2. het aantal kampeerplaatsen niet meer dan 25 mag bedragen;
  • 3. het kleinschalig kamperen is toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
  • 4. de minicamping geheel dient te zijn gelegen binnen het bouwvlak dan wel binnen een afstand van niet meer dan 100 m tot het bouwvlak;
  • 5. de afstand van een minicamping tot het bouwvlak van een nabijgelegen (agrarisch) bedrijf en tot de gevel van een nabijgelegen (bedrijfs)woning van een derde niet minder dan 50 m mag bedragen. Het voorgaande geldt niet voor voorzieningen binnen de bestaande bebouwing;
  • 6. parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;
  • 7. voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein uitsluitend binnen de bestaande bebouwing, dan wel binnen bebouwing die ingevolge de bouwregels voor onderhavige bestemming mag worden gebouwd, zijn toegestaan;
  • 8. chalets en/of stacaravans niet zijn toegestaan;
  • 9. voor wat betreft trekkershutten geldt dat:
  • maximaal 3 trekkershutten per minicamping zijn toegestaan;
  • trekkershutten slechts mogen worden gebruikt in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
  • de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 20 m2 mag bedragen;
  • de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • 10. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;

e. 3.1 juncto 3.4.1 onder e ten behoeve van een zorgboerderij als nevenactiviteit bij het

agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:

  • 1. de bruto vloeroppervlakte voor de zorgboerderij niet meer dan 50% van het aanwezige vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning mag bedragen;
  • 2. de activiteiten uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande bebouwing, dan wel binnen bebouwing die ingevolge de bouwregels voor onderhavige bestemming mag worden gebouwd;
  • 3. er slechts een geringe verkeersaantrekkende werking mag zijn welke is afgestemd op de aanwezige infrastructuur en waardoor geen onevenredige verkeersoverlast mag optreden;
  • 4. parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;
  • 5. de activiteiten niet mogen leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
  • 6. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;

f. 3.1 juncto 3.4.1 onder f ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders in de vorm van logiesgelegenheid, met dien verstande dat:

  • 1. de inhoud per logiesgelegenheid niet meer dan 250 m3 mag bedragen;
  • 2. de logiesgelegenheid wordt gecreëerd in de bestaande gebouwen;
  • 3. per agrarisch bedrijf niet meer dan 10 logiesgelegenheden mogen bestaan ten behoeve van het verblijf van in totaal niet meer dan 20 personen;
  • 4. uitsluitend huisvesting is toegestaan ten behoeve van seizoensarbeiders die werkzaam zijn op het betreffende bedrijf;
  • 5. de gezamenlijke inhoud niet meer dan 1500 m3 mag bedragen;
  • 6. parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;
  • 7. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
  • 8. de activiteiten niet mogen leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven.

g. 3.1 juncto 3.4.1 onder g ten behoeve van het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of de daarbij behorende bedrijfsgebouwen als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • 1. dient te worden aangetoond dat een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, waarbij geldt dat deze noodzaak niet behoeft te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
  • 2. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • 4. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • 5. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben, het gebruik van een vrijstaand bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • 6. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of de bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • 7. het gebruik dient te worden beëindigd, zodra de noodzaak van mantelzorg niet meer aan de orde is.

  • k. aan artikel 3.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels) wordt een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd:

h. 3.1 juncto 3.4.1 onder i ten behoeve van de aanleg van ondergrond voor en het gebruik van containervelden buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

    • 1. deze bevoegdheid niet van toepassing is indien de gronden tevens zijn aangewezen als 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur', 'Waarde - Beekdal', Waarde - Houtopstanden en houtwallen' en/of 'Waarde - Maasheggen'
    • 2. de afstand tot het bouwvlak niet meer dan 25 m mag bedragen, tenzij dit uit landbouwkundige motieven niet mogelijk is;
    • 3. de oppervlakte aan containervelden niet meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van het bedrijf mag bedragen;
    • 4. sprake dient te zijn van een bedrijfseconomische noodzaak;
    • 5. er dient te worden gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte;
  • l. aan artikel 3.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels) wordt een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd:

i. 3.1 juncto 3.4.1 onder g ten behoeve van de realisatie van een

meergeneratiewoning met dien verstande dat:

    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, danwel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.
  • m. aan artikel 3 wordt een lid 3.7 toegevoegd:

3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

3.7.1 Verbod 

Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag

de ter plaatse van de aanduiding ' karakteristiek' aanwezige bebouwing geheel of

gedeeltelijk te slopen.

3.7.2 Afwegingskader

De in 3.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien kan

worden aangetoond dat:

    • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
    • b. de karakteristieke hoofdvorm niet is te handhaven;
    • c. het delen van een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en/of door sloop daarvan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de karakteristieke hoofdvorm.

Artikel 6 Agrarisch - Plantencentrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Plantencentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van (agrarische) bedrijfsactiviteiten in vorm van een plantenkwekerij;

alsmede:

  • b. verkoop van planten en overige plant- en tuinbenodigdheden, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte, inclusief de daartoe te rekenen buitenruimte, niet meer dan 6.000 m² mag bedragen;
  • c. de uitoefening van een hoveniersbedrijf;
  • d. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, waaronder bergbezinkbassins en niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;

met daar bijbehorende gebouwen - tenzij uitgesloten -, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen, erven, terreinen, groen- en parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Plantencentrum ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan de aanwezige bedrijfswoning;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de bestaande goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 12° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien de bestaande dakhelling lager is, deze lagere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden in afwijking van het bepaalde in 6.2.1 de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding door middel van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' aangegeven aantal; 
  • b. de inhoud mag niet meer dan 800 m3 bedragen, tenzij de bestaande inhoud groter is, in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de bestaande goothoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • e. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder het hoofdgebouw tot een diepte van niet meer dan 4 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties en lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 6.2.2 onder b ten behoeve van een vergroting van de inhoud van de bedrijfswoning met maximaal 10%;
  • b. 6.2.1 onder e en behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
  • c. 6.2.2 onder a ten behoeve van de herbouw van een bedrijfswoning na sloop van een bedrijfswoning binnen hetzelfde bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. het bepaalde in 6.2.2 onder a tot en met e van overeenkomstige toepassing is;
    • 2. de afstand tot de weg niet minder dan 5 m mag bedragen;
    • 3. de bedrijfswoning ten opzichte van de overige gebouwen het dichtst bij de weg dient te worden gesitueerd, tenzij kan worden onderbouwd dat een andere situering stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
6.3.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in artikel 6.3.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van (bijbehorende bouwwerken bij) een bedrijfsgebouw dan wel (bij) een bedrijfswoning ten behoeve van een tweede huishouden;
  • b. het aanbrengen van ondergrond voor en het gebruik van containervelden buiten het bouwvlak.
6.4.2 Containervelden

Het aanbrengen van ondergrond voor en het gebruik van containervelden is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 6.1 juncto 6.4 onder a ten behoeve van het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of de daarbij behorende bedrijfsgebouwen als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. dient te worden aangetoond dat een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, waarbij geldt dat deze noodzaak niet behoeft te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
    • 2. op het perceel al een woning aanwezig is;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 4. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
    • 5. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben, het gebruik van een vrijstaand bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
    • 6. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of de bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
    • 7. het gebruik dient te worden beëindigd, zodra de noodzaak van mantelzorg niet meer aan de orde is.
  • b. 6.1 juncto 6.4  onder a ten behoeve van de realisatie van een meergeneratiewoning met dien verstande dat:
    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, danwel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.
  • c. 6.1 juncto 6.4 onder b ten behoeve van de aanleg van ondergrond voor en het gebruik van containervelden buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. deze bevoegdheid niet van toepassing is indien de gronden tevens zijn aangewezen als 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur', 'Waarde - Beekdal', Waarde - Houtopstanden en houtwallen' en/of 'Waarde - Maasheggen'
    • 2. de afstand tot het bouwvlak niet meer dan 25 m mag bedragen, tenzij dit uit landbouwkundige motieven niet mogelijk is;
    • 3. de oppervlakte aan containervelden niet meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van het bedrijf mag bedragen;
    • 4. sprake dient te zijn van een bedrijfseconomische noodzaak;
    • 5. er dient te worden gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte.
6.5.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in artikel 6.5.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:

  • a. ten behoeve van een aanpassing van de vorm van het bouwvlak van de bestemming ' Agrarisch - Plantencentrum ', met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het bouwvlak van de agrarische bedrijfsbestemming na wijziging niet is vergroot;
    • 2. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
    • 3. voorzieningen dienen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    • 4. geen sprake mag zijn van een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
    • 5. voor intensieve veehouderijen geldt dat een aanpassing van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' niet is toegestaan.
  • b. in de bestemming 'Wonen', waarbij deze bevoegdheid uitsluitend de gronden betreft welke zijn gelegen in binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten moeten passen binnen de kaders zoals opgenomen in 'Afwegingskader kwaliteitsmenu';
    • 2. het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van een reële agrarische bedrijfsvoering;
    • 3. geen sprake mag zijn van een toename van het aantal woningen;
    • 4. na wijziging de gezamenlijke oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 400 m2 mag bedragen;
    • 5. sprake dient te zijn van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering;
    • 6. geen sprake mag zijn van een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
    • 7. het bepaalde in artikel 22 van bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' van overeenkomstige toepassing is;
  • c. in de bestemming 'Bedrijf', waarbij deze bevoegdheid uitsluitend de gronden betreft welke zijn gelegen in het bouwvlak, ten behoeve van bedrijfsactiviteiten als genoemd in 'Lijst bedrijfsactiviteiten' voor zover het betreft bedrijfstypes 1 tot en met 5, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten moeten passen binnen de kaders zoals opgenomen in 'Afwegingskader kwaliteitsmenu';
    • 2. geen toename mag plaatsvinden van de bestaande gebouwen;
    • 3. er slechts een geringe verkeersaantrekkende werking mag zijn welke is afgestemd op de aanwezige infrastructuur en waardoor geen onevenredige verkeersoverlast mag optreden;
    • 4. de activiteiten niet mogen leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
    • 5. landschappelijke inpassing is verzekerd, waarbij sprake dient te zijn van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering welke zal worden beoordeeld op basis van een door initiatiefnemer in te dienen plan;
    • 6. voorzieningen dienen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    • 7. bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen welke niet voor de nieuwe bedrijfsactiviteiten zullen worden gebruikt dienen te worden gesloopt, te beoordelen aan de hand van een door initiatiefnemer in te dienen bedrijfsplan waaruit onomstotelijk dient te blijken welke gebouwen voor de uitoefening van de nieuwe bedrijfsactiviteiten noodzakelijk zijn;
    • 8. het bepaalde in artikel 6 van bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' van overeenkomstige toepassing is;
  • d. in de bestemming 'Recreatie', waarbij deze bevoegdheid uitsluitend de gronden betreft welke zijn gelegen in het bouwvlak, met dien verstande dat;
    • 1. de wijziging moet passen binnen de kaders zoals opgenomen in 'Afwegingskader kwaliteitsmenu';
    • 2. geen toename mag plaatsvinden van de bestaande gebouwen;
    • 3. het bepaalde in 6.2.1 en 6.2.2 van overeenkomstige toepassing is;
    • 4. er slechts een geringe verkeersaantrekkende werking mag zijn welke is afgestemd op de aanwezige infrastructuur en waardoor geen onevenredige verkeersoverlast mag optreden;
    • 5. de activiteiten niet mogen leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
    • 6. landschappelijke inpassing is verzekerd, waarbij sprake dient te zijn van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering welke zal worden beoordeeld op basis van een door initiatiefnemer in te dienen plan;
    • 7. voorzieningen dienen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    • 8. bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen welke niet voor de nieuwe activiteiten zullen worden gebruikt dienen te worden gesloopt, te beoordelen aan de hand van een door initiatiefnemer in te dienen bedrijfsplan waaruit onomstotelijk dient te blijken welke gebouwen voor de uitoefening van de nieuwe activiteiten noodzakelijk zijn;
  • e. en het bouwvlak met de aanduiding 'agrarisch bedrijf' vergroten tot niet meer dan 1,5 ha, met dien verstande dat:
    • 1. de vergroting noodzakelijk is in verband met een vanwege bedrijfseconomische dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    • 2. voor zover van toepassing, reëel zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet;
    • 3. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. voorzieningen dienen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • f. en het bouwvlak met de aanduiding 'agrarisch bedrijf' vergroten tot meer dan 1,5 ha, met dien verstande dat:
    • 1. de vergroting moet passen binnen de kaders zoals opgenomen in 'Afwegingskader kwaliteitsmenu';
    • 2. de vergroting noodzakelijk is in verband met een vanwege bedrijfseconomische dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    • 3. voor zover van toepassing, reëel zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet;
  • g. en de aanduiding 'intensieve veehouderij' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden agrarisch bedrijf' wijzigen in de aanduiding 'agrarisch bedrijf' , indien en voorzover de intensieve veehouderij, dan wel de niet-grondgebonden bedrijfsactiviteiten feitelijk zijn beëindigd;
  • h. en het bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' vergroten tot niet meer dan 1,5 ha, met dien verstande dat:
    • 1. de vergroting moet passen binnen de kaders zoals opgenomen in 'Afwegingskader kwaliteitsmenu';
    • 2. het bouwvlak moet zijn gelegen binnen de aanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en de wijzigingsbevoegdheid niet kan worden toegepast indien het bouwvlak is gelegen binnen de aanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied';
    • 3. de vergroting noodzakelijk is in verband met een vanwege bedrijfseconomische dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    • 4. voor zover van toepassing, reëel zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet;
  • i. en het bouwvlak met de aanduiding 'niet-grondgebonden agrarisch bedrijf' vergroten tot niet meer dan 1,5 ha, met dien verstande dat:
    • 1. de vergroting moet passen binnen de kaders zoals opgenomen in 'Afwegingskader kwaliteitsmenu';
    • 2. sprake dient te zijn van een reeds bestaand agrarisch bouwperceel;
    • 3. de vergroting noodzakelijk is in verband met een vanwege bedrijfseconomische dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    • 4. voor zover van toepassing, reëel zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet.
6.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in Afwegingskader wijziging. 

Artikel 7 Agrarisch met waarden - Landschappelijke openheid

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' voor de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke openheid' worden als volgt gewijzigd:

  • a. aan artikel 4.2 wordt een sublid toegevoegd:

4.2.5 Trekkershutten

Voor het bouwen van trekkershutten gelden de volgende regels:

    • a. trekkershutten mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping';
    • b. per aanduidingsvlak mogen maximaal 3 trekkershutten worden gebouwd;
    • c. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer dan 20 m2 bedragen;
    • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;

  • b. in artikel 4.3.1 (Afwijken van de bouwregels), sub i wordt onder 3 het woord 'maag' vervangen door 'mag';
  • c. aan artikel 4.4.1 (Strijdig gebruik) wordt als sub i toegevoegd: 'het aanbrengen van ondergrond voor en het gebruik van containervelden buiten het bouwvlak';
  • d. aan artikel 4.4.1 (Strijdig gebruik) wordt als sub j toegevoegd: 'het gebruik van trekkershutten buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober';
  • e. aan artikel 4.4 (Specifieke gebruiksregels) wordt een sublid toegevoegd:

4.4.3 Containervelden

Het aanbrengen van ondergrond voor en het gebruik van containervelden is

toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

  • f. in artikel 4.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels), sub d wordt de genoemde oppervlaktemaat voor trekkershutten aangepast van 30 m2 naar 20 m2;
  • g. in artikel 4.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels), sub d worden de voorwaarden 4 en 5 als volgt gewijzigd:
    • 1. '4. de minicamping geheel dient te zijn gelegen binnen het bouwvlak dan wel een afstand van niet meer dan 100 m tot het bouwvlak;
    • 2. 5. de afstand van de minicamping tot het bouwvlak van een nabijgelegen (agrarisch) bedrijf en/of tot de gevel van een nabijgelegen (bedrijfs)woning van een derde niet minder dan 50 m mag bedragen. Het voorgaande geldt niet voor voorzieningen binnen de bestaande bebouwing;'
  • h. aan artikel 4.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels), sub f wordt als voorwaarde 8 toegevoegd: 'de activiteiten niet mogen leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven';
  • i. aan artikel 4.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels) wordt een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd:

h. 4.1 juncto 4.4.1 onder i ten behoeve van de aanleg van ondergrond voor en het gebruik van containervelden buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

    • 1. deze bevoegdheid niet van toepassing is indien de gronden tevens zijn aangewezen als 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur', 'Waarde - Beekdal', Waarde - Houtwallen en houtopstanden' en/of 'Waarde - Maasheggen'
    • 2. de afstand tot het bouwvlak niet meer dan 25 m mag bedragen, tenzij dit uit landbouwkundige motieven niet mogelijk is;
    • 3. de oppervlakte aan containervelden niet meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van het bedrijf mag bedragen;
    • 4. sprake dient te zijn van een bedrijfseconomische noodzaak;
    • 5. er dient te worden gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte;

  • j. aan artikel 4.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels) wordt een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd:

i. 4.1 juncto 4.4.1 onder g ten behoeve van de realisatie van een

meergeneratiewoning met dien verstande dat:

    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, danwel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.

 

Artikel 8 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' voor de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' worden als volgt gewijzigd:

  • a. aan artikel 5.1 wordt als sub r toegevoegd: 'uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning': het bewonen van een bedrijfswoning als plattelandswoning door een derde';
  • b. aan artikel 5.1 wordt als sub s toegevoegd: 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatief/educatief bedrijf': een recreatief/educatief bedrijf';
  • c. artikel 5.2.3 (Bedrijfswoningen) sub a wordt als volgt gewijzigd:

a. per bouwvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien

verstande dat:

    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal, waarbij voor het getal 0 geldt dat geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' een plattelandswoning mag worden gebouwd;

  • d. aan artikel 5.2 wordt een sublid 5.2.6 toegevoegd:

5.2.6 Trekkershutten

Voor het bouwen van trekkershutten gelden de volgende regels:

    • a. trekkershutten mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping';
    • b. per aanduidingsvlak mogen maximaal 3 trekkershutten worden gebouwd;
    • c. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer dan 20 m2 bedragen;
    • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;

  • e. aan artikel 5.2 wordt een sublid 5.2.7 toegevoegd:

5.2.7 Bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ontvangstgebouw'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ontvangstgebouw' mag een bijbehorend bouwwerk worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 100 m² en een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 m en 6 m.

  • f. aan artikel 5.4.1 (Strijdig gebruik) wordt als sub i toegevoegd: 'het aanbrengen van ondergrond voor en het gebruik van containervelden buiten het bouwvlak';

  • g. aan artikel 5.4 wordt een sublid 5.4.3 toegevoegd:

5.4.3 Kleinschalig kampeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie -

recreatief/educatief bedrijf' is een kleinschalig kampeerterrein toegestaan onder

de volgende voorwaarden:

a. het aantal kampeerplaatsen niet meer dan 15 mag bedragen;

b. parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;

c. voorzieningen ten behoeve van het kleinschalige kampeerterrein zijn uitsluitend toegestaan binnen het 'ontvangstgebouw' dat ingevolge de bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ontvangstgebouw' mag worden gebouwd';

d. chalets en/of stacaravans niet zijn toegestaan;

e. voor wat betreft trekkershutten geldt dat:

    • 1. maximaal 3 trekkershutten per kampeerterrein zijn toegestaan;
    • 2. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 20 m2 mag bedragen;
    • 3. de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen.

  • h. aan artikel 5.4.1 (Strijdig gebruik) wordt als sub j toegevoegd: 'het gebruik van trekkershutten buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober'; Het voorgaande geldt niet voor de trekkershutten die zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatief/educatief bedrijf';
  • i. aan artikel 5.4 (Specifieke gebruiksregels) wordt een sublid toegevoegd:

5.4.4 Containervelden

Het aanbrengen van ondergrond voor en het gebruik van containervelden is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

  • j. in artikel 5.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels), sub c wordt onder 8 het woord 'wten' vervangen door 'ten';
  • k. in artikel 5.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels), sub d wordt de genoemde oppervlaktemaat voor trekkershutten aangepast van 30 m2 naar 20 m2;
  • l. in artikel 5.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels), sub d worden de voorwaarden 5 en 6 als volgt gewijzigd:
    • 1. '5. de minicamping geheel dient te zijn gelegen binnen het bouwvlak dan wel een afstand van niet meer dan 100 m tot het bouwvlak;
    • 2. 6. de afstand van de minicamping tot het bouwvlak van een nabijgelegen (agrarisch) bedrijf en/of tot de gevel van een nabijgelegen (bedrijfs)woning van een derde niet minder dan 50 m mag bedragen. Het voorgaande geldt niet voor voorzieningen binnen de bestaande bebouwing;'
  • m. aan artikel 5.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels), sub f wordt als voorwaarde 8 toegevoegd: 'de activiteiten niet mogen leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven';
  • n. in artikel 5.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels) wordt vanaf sub d de doorlopende nummering als volgt hersteld:

d. 5.1 juncto 5.4.1 onder d ten behoeve van een minicamping, met dien verstande dat:

  • 1. een minicamping niet kan worden toegestaan ter plaatse van de (dubbel)bestemming 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur';
  • 2. de oppervlakte van het perceel waarop de minicamping zal worden gerealiseerd niet minder dan 0,5 ha mag bedragen;
  • 3. het aantal kampeerplaatsen niet meer dan 25 mag bedragen;
  • 4. het kleinschalig kamperen is toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
  • 5. de minicamping geheel dient te zijn gelegen binnen het bouwvlak dan wel binnen een afstand van niet meer dan 100 m tot het bouwvlak;
  • 6. de afstand van een minicamping tot het bouwvlak van een nabijgelegen (agrarisch) bedrijf en tot de gevel van een nabijgelegen (bedrijfs)woning van een derde niet minder dan 50 m mag bedragen. Het voorgaande geldt niet voor voorzieningen binnen de bestaande bebouwing;
  • 7. parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;
  • 8. voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein uitsluitend binnen de bestaande bebouwing, dan wel binnen bebouwing die ingevolge de bouwregels voor onderhavige bestemming mag worden gebouwd, zijn toegestaan;
  • 9. chalets en/of stacaravans niet zijn toegestaan;
  • 10. voor wat betreft trekkershutten geldt dat:
  • maximaal 3 trekkershutten per minicamping zijn toegestaan;
  • trekkershutten slechts mogen worden gebruikt in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
  • de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 20 m2 mag bedragen;
  • de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • 11. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;

e. 5.1 juncto 5.4.1 onder e ten behoeve van een zorgboerderij als nevenactiviteit bij het

agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:

  • 1. de bruto vloeroppervlakte voor de zorgboerderij niet meer dan 50% van het aanwezige vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning mag bedragen;
  • 2. de activiteiten uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande bebouwing, dan wel binnen bebouwing die ingevolge de bouwregels voor onderhavige bestemming mag worden gebouwd;
  • 3. er slechts een geringe verkeersaantrekkende werking mag zijn welke is afgestemd op de aanwezige infrastructuur en waardoor geen onevenredige verkeersoverlast mag optreden;
  • 4. parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;
  • 5. de activiteiten niet mogen leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
  • 6. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;

f. 5.1 juncto 5.4.1 onder f ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders in de vorm van logiesgelegenheid, met dien verstande dat:

  • 1. de inhoud per logiesgelegenheid niet meer dan 250 m3 mag bedragen;
  • 2. de logiesgelegenheid wordt gecreëerd in de bestaande gebouwen;
  • 3. per agrarisch bedrijf niet meer dan 10 logiesgelegenheden mogen bestaan ten behoeve van het verblijf van in totaal niet meer dan 20 personen;
  • 4. uitsluitend huisvesting is toegestaan ten behoeve van seizoensarbeiders die werkzaam zijn op het betreffende bedrijf;
  • 5. de gezamenlijke inhoud niet meer dan 1500 m3 mag bedragen;
  • 6. parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;
  • 7. landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
  • 8. de activiteiten niet mogen leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven.

g. 5.1 juncto 5.4.1 onder g ten behoeve van het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of de daarbij behorende bedrijfsgebouwen als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • 1. dient te worden aangetoond dat een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, waarbij geldt dat deze noodzaak niet behoeft te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
  • 2. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • 4. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • 5. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben, het gebruik van een vrijstaand bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • 6. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of de bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • 7. het gebruik dient te worden beëindigd, zodra de noodzaak van mantelzorg niet meer aan de orde is.

  • o. aan artikel 5.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels) wordt een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd:

h. 5.1 juncto 5.4.1 onder i ten behoeve van de aanleg van ondergrond voor en het gebruik van containervelden buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

    • 1. deze bevoegdheid niet van toepassing is indien de gronden tevens zijn aangewezen als 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur', 'Waarde - Beekdal', Waarde - Houtwallen en houtopstanden' en/of 'Waarde - Maasheggen'
    • 2. de afstand tot het bouwvlak niet meer dan 25 m mag bedragen, tenzij dit uit landbouwkundige motieven niet mogelijk is;
    • 3. de oppervlakte aan containervelden niet meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van het bedrijf mag bedragen;
    • 4. sprake dient te zijn van een bedrijfseconomische noodzaak;
    • 5. er dient te worden gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte;
  • p. aan artikel 5.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels) wordt een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd:

i. 5.1 juncto 5.4.1 onder g ten behoeve van de realisatie van een

meergeneratiewoning met dien verstande dat:

    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, danwel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.

  • q. aan artikel 5.7 wordt als sub j een wijzigingsbevoegdheid toegevoegd:

j. in de bestemming 'Verkeer' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied', met dien verstande dat:

    • 1. het initiatief vanuit verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
    • 2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen ten aanzien van de bestemmingswijziging;
    • 3. door de wijziging van de bestemming de belangen van derden niet onevenredig worden belemmerd.
  • r. aan artikel 5 wordt een lid 5.8 toegevoegd:

5.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

5.8.1 Verbod 

Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag

de ter plaatse van de aanduiding ' karakteristiek' aanwezige bebouwing geheel of

gedeeltelijk te slopen.

5.8.2 Afwegingskader

De in 5.8.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien kan

worden aangetoond dat:

    • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
    • b. de karakteristieke hoofdvorm niet is te handhaven;
    • c. het delen van een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en/of door sloop daarvan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de karakteristieke hoofdvorm.

 

Artikel 9 Bedrijf

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' voor de bestemming 'Bedrijf' worden als volgt gewijzigd:

  • a. aan artikel 6.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels) wordt een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd:

c. 6.1 juncto 6.4 onder b ten behoeve van de realisatie van een

meergeneratiewoning met dien verstande dat:

    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, danwel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.

Artikel 10 Bedrijf - 2

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' voor de bestemming 'Bedrijf - 2' worden als volgt gewijzigd:

  • a. aan artikel 7.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels) wordt een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd:

b. 7.1 juncto 7.4 onder a ten behoeve van de realisatie van een

meergeneratiewoning met dien verstande dat:

    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, danwel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.

Artikel 11 Bedrijf - Nutsvoorziening

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 12 Bedrijf - Waterzuivering

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 13 Detailhandel

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' voor de bestemming 'Detailhandel' worden als volgt gewijzigd:

  • a. in artikel 10.1 (Bestemmingsomschrijving) sub a wordt de navolgende rij geschrapt uit de tabel:
Bloemenstraat 6, Milsbeek   Tuincentrum  

  • b. in artikel 10.2.1 (Gebouwen) sub b wordt de navolgende rij geschrapt uit de tabel:
Bloemenstraat 6, Milsbeek   6300 m²  

Artikel 14 Horeca

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 15 Maatschappelijk

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 16 Natuur

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' voor de bestemming 'Natuur' worden als volgt gewijzigd:

  • a. aan artikel 13.1 (Bestemmingsomschrijving) wordt na sub c een nieuw sublid tussengevoegd: 'de winning van oppervlaktedelfstoffen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - delfstoffenwinning 2', met dien verstande dat de betreffende gronden nadien, doch uiterlijk 10 jaar na de vaststelling van het bestemmingsplan 'Reparatie- en Veegbestemmingsplan Buitengebied' (NL.IMRO.0907.BP13037REPABUI-VA01) 'als natuur dienen te worden zijn ingericht';*
  • b. aan artikel 13.1 (Bestemmingsomschrijving) wordt na sub c nog een nieuw sublid tussengevoegd: 'een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

*) Tekst gewijzigd als gevolg van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 18 maart 2015, zaaknummer 201404170/1/R3

Artikel 17 Recreatie

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' voor de bestemming 'Recreatie' worden als volgt gewijzigd:

  • a. in artikel 14.2.7 (Trekkershuisjes en tenthuisjes), sub b wordt de genoemde oppervlaktemaat voor trekkershutten en tenthuisjes aangepast van 30 m2 naar 20 m2;
  • b. de aanhef van artikel 14.2.9 (Bouwwerken, geen gebouwen zijnde) wordt gewijzigd in: 'Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat niet is aan te merken als een bijbehorend bouwwerk gelden de volgende regels:';
  • c. aan artikel 14 wordt een lid 14.5 toegevoegd:

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

14.5.1 Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het

toestaan van permanente bewoning van recreatiewoningen ter plaatse van de

aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zomerhuizencomplex' door

toekenning van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat:

  • a. aan alle wettelijke eisen moet worden voldaan;
  • b. aanvullende voorwaarden dienen door de raad, het college van burgemeester en wethouders en belanghebbenden te worden uitgewerkt in een overeenkomst, waaronder voorwaarden ten aanzien van het kostenverhaal inclusief een kwaliteitsbijdrage conform de Structuurvisie buitengebied gemeente Gennep - Borging Kwaliteitsmenu - (NL.IMRO.0907.ST11027ALGBUI-VA01), als vastgesteld door de raad op 15 februari 2012.

Artikel 18 Recreatie - Bungalowpark

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 19 Sport

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' voor de bestemming 'Sport' worden als volgt gewijzigd:

  • a. artikel 16.2.1 (Gebouwen) sub a wordt als volgt gewijzigd: 'de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 10% van het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan het aangeduide percentage van het bestemmingsvlak;
    • 2. in afwijking daarvan geldt dat indien een bestemmingsvlak is voorzien van een bouwvlak, uitsluitend mag worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en dat het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;'
  • b. artikel 16.2.1 (Gebouwen) sub b wordt als volgt gewijzigd: 'de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij:
    • 1. de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
    • 2. de bouwhoogte is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', waar de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven bouwhoogte mag bedragen.'

Artikel 20 Sport - Manege

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' voor de bestemming 'Sport - Manege' worden als volgt gewijzigd:

  • a. de aanhef van artikel 17.2.4 (Bouwwerken, geen gebouwen zijnde) wordt gewijzigd in: 'Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat niet is aan te merken als een bijbehorend bouwwerk gelden de volgende regels:'

Artikel 21 Tuin

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 22 Verkeer

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' voor de bestemming 'Verkeer' worden als volgt gewijzigd:

  • a. artikel 19.1 sub g wordt als volgt gewijzigd: 'reclame-voorzieningen van overheidsinstanties in het kader van het algemeen belang;';
  • b. in artikel 19.1 wordt de doorlopende nummering als volgt gewijzigd:

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer en het vervoer over de weg;
  • b. bermen;
  • c. watergangen;
  • d. incidentele of kortstondige evenementen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, waaronder bergbezinkbassins en niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – ecoduct', tevens voor een ecoduct,
  • g. reclame-voorzieningen van overheidsinstanties in het kader van het algemeen belang;

met daar bijbehorende gebouwen, zoals bushaltes, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen, zoals fietspaden, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages, nutsvoorzieningen, carpoolplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen;

met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen niet is toegestaan.

Artikel 23 Water

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 24 Water - Vaarweg

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 25 Wonen

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' voor de bestemming 'Wonen' worden als volgt gewijzigd:

  • a. aan artikel 22.1 wordt als sub i toegevoegd: 'uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' : het bieden van kortdurende (intensieve) woonzorgarrangementen (max 3 aaneengesloten maanden per cliënt), aan maximaal 8 cliënten (inclusief partners, mantelzorgers of andere familieleden)';
  • b. aan artikel 22.1 wordt als sub j toegevoegd: 'een beheerderswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beheerderswoning'.'
  • c. artikel 22.2.1 (hoofdgebouwen) wordt als volgt gewijzigd: 'per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 woning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal, waarbij voor het getal 0 geldt dat geen woning is toegestaan';
  • d. artikel 22.2.2 (bijbehorende bouwwerken), sub b wordt als volgt gewijzigd: 'de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - extra bijgebouwen' de bestaande bijbehorende bouwwerken mogen worden gehandhaafd tot de in onderstaande tabel vermelde oppervlakte. Bij sloop, herbouw of verbouw in het bepaalde in artikel 22.3.1 van toepassing';
  • e. in de tabel als opgenomen in artikel 22.2.2 (bijbehorende bouwwerken) worden de volgende wijzigingen aangebracht:

Adres   Oppervlakte van bijbehorende bouwwerken
 
Hoevensestraat 4, Ottersum   240 m²  
Hoevensestraat 4a, Ottersum   420 m²  
Kopseweg 21, Middelaar   300 m²  
Langehorst 1, Ottersum   450 m²  
Onderkant 5, Milsbeek   620 m²  

  • f. artikel 22.2.2 sub d wordt als volgt gewijzigd: 'de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - te herbouwen schuur' de bouwhoogte niet meer dan 7,5 m mag bedragen;
  • g. aan artikel 22.2.2 wordt als sub e toegvoegd: 'ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt in afwijking van het bepaalde in 22.2.2 onder a tot en met d dat de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan moet worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast'.
  • h. aan artikel 22.2.2. wordt als sub f toegevoegd: 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beheerderswoning' geldt in afwijking van het bepaalde in 22.2.2 onder a tot en met d dat bij de beheerderswoning maximaal 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de totale oppervlakte van de 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
    • 3. de afstand tot de weg mag niet minder dan 10 m bedragen.'
  • i. de aanhef van artikel 22.2.3 wordt als volgt gewijzigd:' Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat niet is aan te merken als een bijbehorend bouwwerk gelden de volgende regels:';
  • j. aan artikel 22.2 wordt een sublid toegevoegd:

22.2.4 Trekkershutten

Voor het bouwen van trekkershutten gelden de volgende regels:

    • a. trekkershutten mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping';
    • b. per aanduidingsvlak mogen maximaal 3 trekkershutten worden gebouwd;
    • c. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 20 m2 mag bedragen;
    • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;

  • k. aan artikel 22.2 wordt een sublid toegevoegd:

22.2.5 Beheerderswoning

Voor het bouwen van beheerderswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beheerderswoning' gelden de volgende regels:

a. de afstand tot de weg mag niet minder bedragen dan 10m;

b. de inhoud mag niet meer dan 350 m³ bedragen, tenzij de bestaande inhoud groter is, in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt voor dat gebouw;

c. de goothoogte mag niet meer dan 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;

d. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;

e. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder de beheerderswoning tot een diepte van niet meer dan 4 m.

  • l. aan artikel 22.4.1 (Strijdig gebruik) wordt als sub g toegevoegd: 'het gebruik van trekkershutten buiten de periode van 1 maart tot en met 31 oktober';
  • m. artikel 22.3.1, sub a (Afwijken van de bouwregels) wordt als volgt gewijzigd: '22.2.1 onder c ten behoeve van een vergroting van de inhoud van de woning met maximaal 10%, met dien verstande dat deze afwijkingsbevoegdheid niet mag worden toegepast indien eerder toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als opgenomen in 22.3.1 onder b en/of gelijktijdig met de afwijkingsbevoegdheid als opgenomen in 22.3.1 onder b'.
  • n. in artikel 22.3.1, sub b (Afwijken van de bouwregels) wordt de voorwaarde onder 2 als volgt gewijzigd: 'bij sloop van alle bijbehorende bouwwerken de inhoud van de woning niet meer dan 1250 m3 mag bedragen, ongeacht de gesloopte oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken';
  • o. artikel 22.4.1 (Strijdig gebruik) sub e wordt als volgt gewijzigd: 'het bewonen van (bijbehorende bouwwerken bij) een woning ten behoeve van een tweede huishouden';
  • p. in artikel 22.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels), sub c worden de voorwaarden 5 en 6 als volgt gewijzigd:
    • 1. '5. de minicamping geheel dient te zijn gelegen binnen een afstand van 100 meter van de woning van de aanvrager c.q. exploitant;
    • 2. 6. de afstand van de minicamping tot het bouwvlak van een nabijgelegen (agrarisch) bedrijf en/of tot de gevel van een nabijgelegen (bedrijfs)woning van een derde niet minder dan 50 m mag bedragen. Het voorgaande geldt niet voor voorzieningen binnen de bestaande bebouwing;'
  • q. in artikel 22.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels), sub b wordt in voorwaarde 1 en 5 de tekst 'middels bedrijfsontwikkelingsplan' geschrapt;
  • r. in artikel 22.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels), sub c wordt de genoemde oppervlaktemaat voor trekkershutten aangepast van 30 m2 naar 20 m2;
  • s. aan artikel 22.5.1 (Afwijken van de gebruiksregels) wordt een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd:

b. 22.1 juncto 22.4.1 onder e ten behoeve van de realisatie van een

meergeneratiewoning met dien verstande dat:

    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, danwel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.

  • t. in artikel 22.6.1, sub b (Wijzigingsbevoegdheid) wordt als voorwaarde 5 opgenomen: 'de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning niet meer mag bedragen dan 100 m2, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - extra bijgebouwen' per woning niet meer dan 50% van de aldaar aangegeven oppervlakte, met een maximum van 200 m²;'
  • u. in artikel 22.6.1, sub b wordt voorwaarde 1 als volgt gewijzigd: 'alle niet-karakteristieke bebouwing op het perceel wordt gesloopt voor zover deze oppervlakte meer bedraagt dan 100 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - extra bijgebouwen' de resterende oppervlakte aan bebouwing in overeenstemming moet zijn met het bepaalde onder 5.
  • v. aan artikel 22 wordt een lid 22.7 toegevoegd:

22.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

22.7.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag

de ter plaatse van de aanduiding ' karakteristiek' aanwezige bebouwing geheel of

gedeeltelijk te slopen.

22.7.2 Afwegingskader

De in 22.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien

kan worden aangetoond dat:

    • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
    • b. de karakteristieke hoofdvorm niet is te handhaven;
    • c. het delen van een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en/of door sloop daarvan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de karakteristieke hoofdvorm.

Artikel 26 Leiding - Gas

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 27 Leiding - Hoogspanningsverbinding

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' voor de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' worden als volgt gewijzigd:

  • a. artikel 24.2 sub b wordt als volgt gewijzigd: 'mag de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer dan 50 meter mag bedragen';
  • b. artikel 24.4.1 wordt als volgt gewijzigd: 'Het is verboden op of in gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van diep wortelende beplanting en hoog opgroeiende bomen;
    • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
    • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 6. het permanent opslaan van goederen.

Artikel 28 Leiding - Riool

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 29 Leiding - Water

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 30 Waarde - Archeologie

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie ’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met archeologische waarden, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

30.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Archeologie bestemde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.

30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel ' 30.2 ' ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de bestemmingWaarde - Archeologie', indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Hierbij zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a. de aanvrager dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
  • b. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Verbod

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, egaliseren aanleggen van drainage en ontginnen
30.4.2 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.4.1 is vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, waarbij de activiteit op minder dan 0,3 m diepte onder het maaiveld wordt uitgevoerd;
  • b. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
30.4.3 Afwegingskader

De in artikel 30.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Hierbij zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • a. de aanvrager dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
  • b. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 1

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een op basis van de Monumentenwet 1988 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen beschermd (archeologisch) rijksmonument.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 3

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 33 Waarde - Archeologie 4

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 34 Waarde - Beekdal

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 35 Waarde - Ecologische hoofdstructuur

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 36 Waarde - Houtopstanden en houtwallen

Waar in de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gennep' de bestemming 'Waarde - Houtwallen en houtopstanden' is vermeld, dient te worden gelezen 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen.

Artikel 37 Waarde - Landgoed

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de ontwikkeling en/of het herstel van een landgoed als bedoeld in de Natuurschoonwet 1928.

Artikel 38 Waarde - Maasheggen

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 39 Waarde - Ontwikkelingszone groen

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 40 Waterstaat - Bergend regime

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 41 Waterstaat - Stroomvoerend regime

Geen wijzigingen in de regels

Artikel 42 Waterstaat - Waterkering

Geen wijzigingen in de regels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

De navolgende algemene regels worden toegevoegd:

Artikel 43 Algemene afwijkingsregels

43.1 Voorrangsbepaling

Indien het bevoegd gezag voornemens is door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels ten behoeve van een minicamping op gronden welke gedeeltelijk zijn gelegen binnen de bestemming 'Wonen' en gedeeltelijk binnen een andere enkelbestemming, dient te worden getoetst aan de afwijkingsbevoegdheid als opgenomen in de regels voor de bestemming 'Wonen'.

Artikel 44 Overige regels

44.1 Voorwaardelijke bepalingen
44.1.1 Stiemensweg 191 en 193 (Landgoed Grubbestein)

Voor de ontwikkelingen binnen landgoed Grubbestein aan de Stiemensweg 191 en 193 gelden de volgende voorwaardelijke bepalingen:

  • a. de landschappelijke inpassing van de ontwikkelingen binnen landgoed Grubbestein moet binnen 3 jaar na het op basis van dit plan te verlenen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, overeenkomstig het inrichtingsplan, dat als bijlage 1 bij deze regels is opgenomen, te zijn gerealiseerd en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
44.1.2 Ringbaan (paardenkliniek)

Voor de dependance van de paardenkliniek Groesbeek aan de Ringbaan gelden de volgende voorwaardelijke bepalingen:

  • a. de landschappelijke inpassing van de dependance van de paardenkliniek Groesbeek moet binnen 2 jaar na het op basis van dit plan te verlenen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, overeenkomstig het inrichtingsplan, dat als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen, te zijn gerealiseerd en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
44.1.3 Onderkant 1 (plattelandswoning)

Voor de realisatie van de woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' gelden de volgende voorwaardelijke bepalingen:

  • a. de landschappelijke inpassing van de plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' moet binnen 3 jaar na het op basis van dit plan te verlenen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, overeenkomstig het inrichtingsplan, dat als bijlage 3 bij deze regels is opgenomen, te zijn gerealiseerd en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden;
  • b. binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit plan dienen de in bijlage 4 bij deze regels aangeduide bouwwerken te worden gesloopt.
44.1.4 Bloemenstraat 6 (uitbreiding tuincentrum)

Voor de uitbreiding van het tuincentrum aan de Bloemenstraat 6 gelden de volgende voorwaardelijke bepalingen:

  • a. de landschappelijke inpassing van de uitbreiding van het tuincentrum moet binnen 2 jaar na het op basis van dit plan te verlenen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, overeenkomstig het inrichtingsplan, dat als bijlage 5 bij deze regels is opgenomen, te zijn gerealiseerd en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 45 Overgangsrecht

45.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
45.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
45.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' is het gebruik van de aanwezige inpandige woning als burgerwoning toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 80m², met dien verstande dat het persoonsgebonden overgangsrecht is beperkt tot de persoon die op het moment van inwerkingtreding van dit plan als hoofdbewoner van de woning in de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven, zulks met inbegrip van de persoon of personen die op dat moment tot zijn huishouden behoren.

Artikel 46 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Reparatie- en Veegbestemmingsplan Buitengebied".

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Gennep van ..............

Mij bekend,

de raadsgriffier.