16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
-
a. een ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – riool';
-
b. het beheer en onderhoud van de leiding;
-
c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
16.4 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
16.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in artikel 16.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
-
a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen met gesloten verhardingen;
-
c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen, overige waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
-
e. het heien of anderszins voorwerpen in de grond te brengen.
16.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 16.4.1 is niet van toepassing op andere-werken die:
-
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
16.4.3 Toelaatbaarheid
De andere-werken als bedoeld in artikel 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
-
a. door het uitvoeren van die andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer van de leiding en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren of de veiligheid van de leiding;
-
b. vooraf advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
16.4.4 Weigeringsgrond
Een vergunning als bedoeld in artikel 16.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.