Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Grensweg ongenummerd en Afferdse Heide 52
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0893.BP13001AF52BUI-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Grensweg ongenummerd" en "Afferdse Heide 52" met identificatienummer NL.IMRO.0893.BP13001AF52BUI-VA01 van de Gemeente Bergen (L.);

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan “ Grensweg ongenummerd en Afferdse Heide 52 ” met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden beroep/bedrijf:

het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, opslag en bewerking en/of verwerking van eigen mest wordt daarbij aangemerkt als een activiteit behorend bij het agrarische bedrijf;

1.8 agrarisch bouwperceel:

een bouwperceel waarop geconcentreerde bebouwing ten behoeve van één agrarisch bedrijf is toegestaan;

1.9 agrarisch hulpbedrijf:

een niet-industrieel bedrijf voor productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, respectievelijk voor ver- of bewerking, op- of overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten;

1.10 agrarische doeleinden van ondergeschikte betekenis:

niet bedrijfsmatige agrarisch getinte activiteiten van ondergeschikte betekenis;

1.11 ambacht(elijke):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;

1.12 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.13 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.14 bebouwde deel van de bouwkavel:

dat deel van de agrarische bouwkavel waarop volgens de voorschriften en/of een aanduiding op de plankaart alle gebouwen en andere bouwwerken, zoals bedrijfswoning, stallen, loodsen, waterbassins, mestopslag, (folie-)kassen, schaduwhallen, silo’s en permanente teeltondersteunende voorzieningen opgericht mogen worden;

1.15 bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 bed & breakfast:

een of meer gastenkamers of zelfstandige units in een woning of cultuurhistorisch waardevol gebouw, die periodiek wordt verhuurd voor recreatief nachtgebruik op basis van logies en ontbijt;

1.17 bedrijf-/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.18 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 

1.20 beeldbepalend pand:

te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;

1.21 beschermde monumenten:

onroerende monumenten welke zijn ingeschreven in de, ingevolge de Monumentenwet 1988, vastgestelde registers;

1.22 bestaand:

bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp;
bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

1.23 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.26 bio-massa(co)vergisting:

een specifieke vorm van mestverwerking door middel van vergisting van in hoofdzaak dierlijk mest, eventueel aangevuld met andere organische producten of biomassa (covergisting), waarbij ook opwekking van energie kan plaatsvinden;

1.27 boogkas (ook wel wandelkap genoemd):

een constructie van metaal of een ander materiaal met een hoogte van maximaal 2.5 meter, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten.

1.28 boogkas:

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt ter bescherming, vervroeging of verlenging van tuinbouw- en fruitteeltproducten;

1.29 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.30 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.31 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.32 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.33 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.34 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.35 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.36 chalet:

een onderkomen met een lichte constructie welke niet vast op/in de grond gefundeerd is, in zijn geheel of enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;

1.37 containervelden:

werk niet zijnde bouwwerk bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

1.38 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.40 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.41 differentiatiegrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een differentiatievlak;

1.42 differentiatievlak:

een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop verbijzonderingen binnen de desbetreffende bestemmingen van toepassing zijn;

1.43 erotisch getinte horeca:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.44 extensief recreatief medegebruik:

recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving, zoals wandelen en fietsen;

1.45 extensieve dagrecreatie:

het gebruik door wandelaars, fietsers, vissers en anderen van met rustpunten en/of bewegwijzering uitgeruste gronden;

1.46 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.47 groepsaccommodatie:

(deel van) een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen. Een kampeerboerderij en kamphuis vallen onder dit begrip;

1.48 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.49 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.50 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.51 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.52 industrie(ële):

een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen c.q. bewerken van goederen, producten en/of stoffen middels of grotendeels middels machines, installaties of anderszins via een geautomatiseerd proces;

1.53 Inrichtingsplan:

Het inrichtings- en beplantingsplan voor de locaties Grensweg en Afferdse Heide, dat als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels;

1.54 intensieve veehouderij:

het op een bedrijfsmatige wijze (in stallen, hokken e.d.) houden van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren;

1.55 kampeeraccommodatie:

een bouwwerk, ter beschikking gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning, anders dan een zomerhuis;

1.56 kampeermiddelen:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.57 kampeerterrein:

een terrein met daarbij behorende voorzieningen, ter beschikking gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf of voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.58 kas:

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of ander materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen evenals in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen. Schuurkassen, permanente hoge boogkassen (>1.5 m, <2.5 m) en boogkassen > dan 2,5 meter worden beschouwd als een kas.

1.59 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.60 Limburgs kwaliteitsmenu BOM+:

De LKM-regeling van de provincie Limburg waarvan de regeling “Bouwkavel Op Maat-plus” deel uitmaakt, gericht op het mogelijk maken van agrarische bedrijfsontwikkelingen en tegelijkertijd behalen van winst in de ruimtelijke omgevingskwaliteit;

1.61 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.62 mestbewerking:

het behandelen van dierlijke mest zodat deze beter als mest kan worden gebruikt of zodat deze voor andere functies geschikt wordt;

1.63 mestverwerking:

het proces om (drijf)mest af te breken door die mest, als dan niet in combinatie met andere organische producten/biomassa, via biomassa(-co)vergisting of anderszins op duurzame wijze om te zetten in overwegend kwalitatief hoogwaardige meststoffen, andere/nieuwe bruikbare producten en/of energie en met daarnaast eventueel nog een beperkte hoeveelheid (verwerkbare) afvalstoffen;

1.64 minicamping:

Een camping met een beperkt aantal standplaatsen, niet bestemd voor stacaravans, behorende bij een burgerwoning of agrarisch bedrijf;

1.65 monumentale waarde:

waarden van zaken of welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

1.66 monumenten:

alle op de plankaart als monument conform artikel 6 Monumentenwet 1988 aangeduide en vóór ten minste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van algemeen belang wegens aanwezigheid daar van voornoemde zaken;

1.67 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige, hydrologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.68 niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.69 onbebouwde deel van de bouwkavel:

dat deel van de agrarische bouwkavel, waarop containervelden, tijdelijke boogkassen (tot maximaal 2,5 meter hoog) en tijdelijke regenkappen opgericht mogen worden. Onder een boogkas wordt tevens een draagluchthal verstaan.

1.70 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven straatpeil is gelegen;

1.71 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, chalets, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf;

1.72 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.73 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal drie wanden waarvan maximaal één eigen wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.74 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.75 peil:

  • voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdgebouwen bij voltooiing van de bouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande, aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.76 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.77 plattelandswinkel:

winkel waarin verkoop plaatsvindt van agrarische producten die ter plekke of in de directe omgeving van de plattelandswinkel vervaardigd of bewerkt worden;

1.78 praktijkvestiging:

een gebouw of gedeelte daarvan, waarin een beroep wordt uitgeoefend of dienstverlening wordt verricht op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, of daarmee gelijk te stellen gebied;

1.79 recreatiewoning:

een gebouw of gedeelte van een gebouw dat periodiek dient als recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.80 reëel agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dan nu of op redelijke termijn voldoende werk en inkomen kan opleveren voor één volwaardige arbeidskracht die in duurzaam hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;

1.81 regenkap:

een constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of iets dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie;

1.82 schuilgelegenheid:

een overdekte ruimte die aan maximaal drie zijden is omsloten door wanden, waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter uit oogpunt van dierenwelzijn;

1.83 sekswinkel:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotischpornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

1.84 stacaravan:

een aanhangwagen waarin overnacht kan worden, die voorzien is van een as-/ wielenstelsel, in één geheel verrijdbaar is, niet meer dan één bouwlaag heeft en niet breder is dan 4,50 m en niet langer dan 12,50 m;

1.85 stads- en dorpsgezichten:

groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden;

1.86 standplaats:

een in of op een kampeerterrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek d.m.v. nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het tijdelijk plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel, chalet of stacaravan ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Een bijzettentje hierbij wordt niet aangemerkt als afzonderlijk kampeermiddel;

1.87 stedenbouwkundig beeld:

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dak vormen;

1.88 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit van het product;

1.89 theehuis / theetuin:

een kleinschalige horecagelegenheid waar voornamelijk thee gedronken wordt in de openlucht (theetuin) en/of in een gebouw (theehuis);

1.90 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:

teeltondersteunende voorziening die korter dan 6 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is;

1.91 trekkershut:

een houten blokhut die periodiek dient als recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.92 verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatief verblijf, buiten het hoofd(woon)verblijf c.q. de (eerste) woning elders van de gebruikers, waarbij sprake is van overnachting(en) anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of vaartuig of overnachting(en) bij familie of kennissen;

1.93 woning/wooneenheid:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.94 woonunit:

een geprefabriceerd, demontabel en/of relatief eenvoudig te verwijderen gebouw, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht (met de basisvoorzieningen) ten dienste van woonverblijf;

1.95 zomerhuis:

een gebouw dat dient als recreatie woonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Algemeen

2.1.1 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
2.1.2 (bouw-)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.3 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.4 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.1.5 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.6 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.7 afstand tot de zijdelingse bouw perceelgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is;
2.1.8 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen
De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. reële agrarische bedrijven met daarbij behorende voorzieningen en woondoeleinden, in één als zodanig gewaarmerkte bedrijfswoning waarin ook mantelzorg is toegestaan, mits sprake is van inwoning en dus geen zelfstandige woning wordt gecreëerd en mits dit plaatsvindt in het hoofdgebouw;
  2. de uitoefening van een intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  3. voorzieningen ten behoeve van infiltratie, buffering, opvang en afvoer van water;
  4. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  5. ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
  6. de landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen, gebiedseigen bomen en opgaande/afschermende beplanting, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in bijlagen bij de regels bijlage 1, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - groen';
Als nevenactiviteit zijn toegestaan:
  1. akkerbouw ten behoeve van het agrarisch bedrijf;
  2. niet-zelfstandige, aan het agrarisch bedrijf ter plaatse gekoppelde, mestbewerking, mestverwerking of biomassa(co)vergisting met gebruikmaking van overwegend product (mest, mestfractie of biomassa) van het eigen agrarische bedrijf, waarbij in het geval van biomassa(co)vergisting de verwerkingscapaciteit niet meer mag bedragen dan 25.000 ton
biomassa op jaarbasis, behoudens afwijking.
3.1.2 Relatie dubbelbestemming en aanduiding
Voor zover de gronde tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
  1. gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde uitsluitend in het op de verbeelding aangeduide bouwvlak mogen worden opgericht, behoudens bouwwerken die functioneel en architectonisch ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan aan bestaande bebouwing, welke ook uitsluitend aan die bestaande bebouwing buiten het bouwvlak mogen worden gebouw, met uitzondering van teeltondersteunende voorzieningen;
  2. de voorgevels worden in of evenwijdig aan de naar de weg toegekeerde bouwgrens gebouwd;
  3. de goothoogte van bouwwerken mag ten hoogste 6,00 m bedragen;
  4. de nokhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 12,00 m bedragen;
  5. bedrijfsgebouwen worden met een kap van ten minste 15° afgedekt;
  6. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijn mag, met uitzondering van die welke bedoeld zijn onder sub h en vergunningsvrije bouwwerken ex artikel 43 van de Woningwet, ten hoogte 8,00 meter bedragen;
  7. de hoogte van voedersilo’s mag ten hoogste 12,00 m bedragen.
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen geldt dat:
  1. per bouwvlak mag één bedrijfswoning worden opgericht;
  2. de inhoud van de woning, inclusief de inhoud van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, ten hoogste 800 m3 mag bedragen;
  3. de bedrijfswoning mag pas worden gebouwd nadat bedrijfsbebouwing is gerealiseerd in een dusdanige omvang, dat sprake is van een reële agrarische bedrijfsvoering;
  4. de woning ten minste 5.00 m uit de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
  5. de afstand van de woning tot aan de as van de weg ten minste 15,00 m bedraagt;
  6. de bedrijfswoning mag niet voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  7. in ten hoogste 2 bouwlagen boven peil wordt gebouwd;
  8. de goothoogte maximaal 6,50 m bedraagt;
  9. de woning wordt voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 15º en hoogste 45º;
  10. herbouw van een bestaande woning, als bedoeld onder a., is toegestaan mits:
    • het aantal woningen gelijk blijft;
    • dit plaatsvindt ter plaatse van de bestaande woning of op een andere plaats binnen het bestaande bouwvlak;
Voor het overige gelden de bouwregels zoals in deze regels opgenomen.
3.2.3 Bijbehorend bouwwerk en andere gebouwen
Voor bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken geldt dat:
  1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken moeten voldoen aan de volgende bepalingen:
    • de oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag maximaal 125 m2 bedragen.
    • bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de woning worden opgericht;
    • de goothoogte van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
    • de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6,00 m;
    • het bijbehorende bouwwerk wordt voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 15º en hoogste 45º;
  2. per bouwperceel maximaal één overkapping is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 30 m2 en een bouwhoogte van maximaal 4,00 m.
  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken maximaal 3,00 m mag bedragen, met uitzondering van een overkapping waarvoor het bepaalde in artikel 3.2.4 sub b geldt en met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 m en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m mag bedragen;
  4. niet meer dan 50% van het bouwperceel bebouwd mag worden.
3.2.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
  1. de situering en omvang van bouwwerken;
  2. tegenprestaties gericht op verbetering van de gebiedskwaliteit.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1
Burgemeester en Wethouders kunnen door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen en mits dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk, natuurlijk, en cultuurhistorisch perspectief aanvaardbaar is.
3.3.2 Vergroten of vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het bouwvlak uit te breiden of de
vorm van het bouwvlak te veranderen, onder de voorwaarden dat:
  1. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen ten aanzien van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd;
  3. de wijziging vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  4. aangetoond wordt dat de vergroting noodzakelijk is voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
  5. geen aaneengesloten bebouwing ontstaat met bebouwing van nabij gelegen functies;
  6. conform de LKM-uitwerking in de Structuurvisie + sprake is van:
    1. een positieve ruimtelijke afweging en de levering van een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit middels inpassing en kwaliteitsverbetering;
    2. vergroting of vormverandering die ingepast is op basis van een inrichtingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken;
    3. kwaliteitsverbeterende maatregelen

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Verboden gebruik van de grond anders dan voor bebouwing
Onder strijdig gebruik van de gronden en opstallen van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
  1. gronden en/of opstallen voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt op het bouwvlak;
  2. gronden en/of opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  3. gronden en/of opstallen voor detailhandel.;
  4. gronden en/of opstallen voor bewoning, behoudens bewoning van de toegestane bedrijfswoningen;
  5. (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  6. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken;
  7. gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  8. voor inrichtingen vallende onder BEVI.
3.4.2 Landschappelijke inpassing
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden conform de bestemming 'Agrarisch' is alleen toegestaan wanneer de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 3.1.1 sub f en conform het inrichtingsplan van februari 2015 en de programmatische doorvertaling daarvan, zoals weergegeven in bijlage 1, is gerealiseerd.
3.4.3 Specifieke gebruiksregels houden dieren
  1. Het is verboden om op de locatie Grensweg ong. meer dieren te huisvesten dan hieronder opgenomen:
    1. 1992 vleesvarkens;
    2. 600 gespeende biggen;
    3. 320 opfokzeugen;
    4. 816 vleeskalveren.
  2. het gebruiken van de gronden en/of opstallen conform de bestemming 'Agrarisch' is alleen toegestaan zolang er geen dieren worden gehouden op de locatie Afferdeseheide 52;

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Tijdelijke huisvesting buitenlandse werknemers in woonunits
Burgemeester en Wethouders kunnen door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1, ten behoeve van het plaatsen van woonunits ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers, met dien verstande dat:
  1. aangetoond wordt dat gebruik van bestaande agrarische bebouwing hiervoor niet mogelijk is;
  2. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  3. mits daarbij ter plaatse van de gebiedsaanduidingen “Ke-contour 30-35”, “Ke-contour 35- 40” en “Ke-contour >40” de hoogst toelaatbare waarden (ter zake van de geluidsbelasting vanwege het luchtvaartterrein Niederrhein) als bedoeld in het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg in acht worden genomen;
  4. alleen woonunits geplaatst mogen worden en derhalve geen sta- of toercaravans, kampeerauto’s, tenten en dergelijke;
  5. de totale oppervlakte van de woonunits tezamen per agrarisch bedrijf maximaal 120 m2 bedraagt. Binnen deze oppervlakte dienen ook de sanitaire voorzieningen te worden geplaatst indien deze niet binnen de agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig zijn;
  6. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt maximaal 20;
  7. het aantal woonunits bedraagt maximaal 5;
  8. de onderlinge afstand tussen de woonunits bedraagt minimaal 5 meter;
  9. de woonunits dienen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak te worden gerealiseerd. Plaatsing buiten het bouwvlak is alleen mogelijk in combinatie met de wijzigingsbevoegdheden voor uitbreiding of vormverandering;
  10. er worden alleen werknemers gehuisvest die bij het betreffende bedrijf werkzaam zijn;
  11. de woonunits mogen uitsluitend worden gebruikt in de periode van 15 maart tot 31 oktober. Buiten deze periode mogen de woonunits ook niet voor andere doeleinden dan huisvesting gebruikt worden en moeten deze ontruimd zijn. Uitsluitend wanneer de bedrijfsmatige noodzaak is aangetoond om de opstallen ook buiten deze periode te gebruiken en dit gebruik geen nadelige consequenties voor de omliggende functies heeft, kan hierop een uitzondering worden gemaakt in het afwijkingsbesluit;
  12. er zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
  13. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  14. een afwijking voor zowel het plaatsen van woonunits als voor het gebruik van bestaande agrarische bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers niet mogelijk is; er dient derhalve een keuze te worden gemaakt voor één van beide mogelijkheden (waarbij woonunits alleen mogelijk zijn als aangetoond is dat gebruik van bestaande bebouwing niet mogelijk is). Uitsluitend wanneer aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is, kan gedurende een (piek)periode van maximaal drie maanden zowel de plaatsing van woonunits als huisvesting in bestaande agrarische bebouwing worden toegestaan.
3.5.2 Tijdelijke huisvesting buitenlandse werknemers in bedrijfsgebouwen
Burgemeester en Wethouders kunnen door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 sub d, ten behoeve van het gebruik van bestaande agrarische bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers, met dien verstande dat:
  1. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  2. mits daarbij ter plaatse van de gebiedsaanduiding “Ke-contour 30-35”, “Ke-contour 35- 40” en “Ke-contour >40” de hoogst toelaatbare waarden (ter zake van de geluidsbelasting vanwege het luchtvaartterrein Niederrhein) als bedoeld in het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg in acht worden genomen;
  3. aangetoond moet worden dat de huisvesting noodzakelijk is ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  4. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt maximaal 20;
  5. er worden alleen werknemers gehuisvest die bij het betreffende bedrijf werkzaam zijn;
  6. de huisvesting mag uitsluitend plaatsvinden in de periode van 15 maart tot 31 oktober. Buiten deze periode mogen de huisvestingsruimtes ook niet voor andere doeleinden dan huisvesting gebruikt worden en moeten deze ontruimd zijn. Uitsluitend wanneer de bedrijfsmatige noodzaak is aangetoond om de ruimtes ook buiten deze periode te gebruiken en dit gebruik geen nadelige consequenties voor de omliggende functies heeft, kan hierop een uitzondering worden gemaakt in het afwijkingsbesluit;
  7. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  8. een afwijking voor zowel het plaatsen van woonunits als voor het gebruik van bestaande agrarische bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers niet mogelijk is; er dient derhalve een keuze te worden gemaakt voor één van beide mogelijkheden (waarbij woonunits alleen mogelijk zijn als aangetoond is dat gebruik van bestaande bebouwing niet mogelijk is). Uitsluitend wanneer aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is, kan gedurende een (piek)periode van maximaal drie maanden zowel de plaatsing van woonunits als huisvesting in bestaande agrarische bebouwing worden
toegestaan.
3.5.3 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en Wethouders kunnen door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 sub f, ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
  1. aangetoond moet worden waarom deze niet binnen het bouwvlak kunnen worden gesitueerd c.q. waarom het noodzakelijk is deze buiten het bouwvlak te situeren;
  2. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen) gesitueerd moeten worden op de aan het bouwvlak aansluitende gronden voor zover niet gelegen in het gebied op de plankaart aangeduid als “Overig – containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen uitgesloten”;
  3. de teeltondersteunende voorzieningen moeten aansluiten op het bouwvlak. Indien vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat dit niet mogelijk is, mogen de voorzieningen ook op verder gelegen gronden worden gesitueerd, waarbij echter geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
  4. indien de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke hoge boogkassen en tijdelijke regenkappen na wijziging meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van het bedrijf uitmaakt, wordt alleen afwijking verleend na advies van de kwaliteitscommissie LKM;
  5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies;
  6. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
  7. de karakteristieke openheid van de agrarische gebieden met weinig bebouwing, waaronder de oud bouwlandgebieden, mag niet worden aangetast. Hierbij dient het Landschapskader Noord- en Midden-Limburg (d.d. 31 maart 2006) als afwegingskader te worden gehanteerd.
3.5.4 Recreatieve voorzieningen
Burgemeester en Wethouders kunnen door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 voor voorzieningen voor recreatie en toerisme zoals bed en breakfast of recreatief kamerverhuur, kleinschalige ondersteunende horeca, recreatiewoningen, kleinschalige kampeerterreinen, imkerijen, galerieën, verhuur van fietsen en kano’s en hiermee gelijk te stellen voorzieningen, met dien verstande dat:
  1. dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk, natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief aanvaardbaar is;
  2. het een nevenactiviteit betreft bij een functionerend agrarisch bedrijf;
  3. geen beperking ontstaat van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen bedrijven en woningen;
  4. er geen toename van bebouwing plaatsvindt;
  5. horeca-activiteiten worden gesitueerd in de hoofdbebouwing;
  6. de bedrijfsoppervlakte die voor alle nevenactiviteiten tezamen wordt benut, maximaal 30% van het totale bedrijfsoppervlak van de bedrijfsgebouwen bedraagt;
  7. geen buitenopslag en buitenstalling plaatsvindt;
  8. er geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet berekend zijn op de voorgenomen activiteit;
  9. er zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
  10. parkeren op eigen erf plaatsvindt en landschappelijk wordt ingepast;
  11. bestaande voormalige bedrijfsgebouwen, dan wel vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, die niet opnieuw voor bedrijvigheid gebruikt worden, dienen te worden gesloopt.
  12. voor kleinschalige kampeerterreinen daarnaast de volgende voorwaarden gelden:
    1. het aantal kampeermiddelen (exclusief eventuele kleine bijzettenten) bedraagt maximaal 25;
    2. het kampeerterrein mag alleen in gebruik zijn gedurende de seizoensperiode van 1 maart tot en met 31 oktober. Buiten deze periode mogen geen kampeermiddelen aanwezig zijn;
    3. er wordt een minimale afstand van 50 m aangehouden tot naastgelegen woningen op aangrenzende percelen;
    4. de totale perceelsoppervlakte moet minimaal 0,5 ha bedragen;
    5. chalets, trekkershutten, stacaravans en andere permanente overnachtingsvoorzieningen zijn niet toegestaan;
    6. er worden binnen de gemeente Bergen maximaal 8 kleinschalige kampeerterreinen toegelaten.
  13. voor bed & breakfast en recreatief kamerverhuur daarnaast de volgende voorwaarden gelden:
    1. er is geen sprake van zelfstandige ruimten/units met eigen keukenblok en sanitair: gebruik wordt gemaakt van de voorzieningen van de woning;
    2. het aantal bedden binnen de voorziening bedraagt maximaal 10;
    3. de voorziening wordt gesitueerd in het hoofdgebouw. Indien sprake is van cultuurhistorische waardevolle gebouwen kunnen ook bijbehorende bouwwerken of schuren worden gebruikt;
    4. de maximale oppervlakte van een kamer bedraagt 50 m2 en de totale oppervlaktes van de kamers samen bedraagt niet meer dan 200 m2.

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verblijfsrecreatie, met uitsluiting van overnachting in kampeermiddelen;
  2. recreatiewoningen;
  3. voorzieningen ten behoeve van infiltratie, buffering, opvang en afvoer van water;
  4. nutsvoorzieningen, met de daarbij behorende bouwwerken;
  5. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische en archeologische waarden;
  6. de landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen, gebiedseigen bomen en opgaande/afschermende beplanting, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in bijlagen bij de regels bijlage 2;
  7. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  8. groenvoorzieningen;
  9. verkeers- en verblijfdoeleinden, waarbij geldt per recreatiewoning niet minder dan 1,3 parkeerplaats aanwezig mag zijn.

4.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in artikel 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd de volgende bij een recreatiebedrijf behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  1. recreatieverblijven in de vorm van recreatiewoningen;
  2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. bouwwerken geen gebouw zijnde en andere werken, die functioneel bij de inrichting van een recreatiebedrijf behoren.
4.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen geldt dat deze enkel binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
  1. binnen deze bestemming mogen maximaal 2 bedrijfsgebouwen worden opgericht met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 200 m2;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
  4. een groepsaccommodatie is niet toegestaan.
4.2.3 Recreatiewoningen
Voor recreatiewoningen gelden de volgende regels:
  1. het maximaal aantal recreatiewoningen bedraagt niet meer dan 20;
  2. de recreatiewoningen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  3. de onderlinge afstand tussen de reactiewoningen dient tenminste 7,5 meter te bedragen;
  4. de oppervlakte van een kavel voor een recreatiewoning mag niet minder bedragen dan 40 m2;
  5. de oppervlakte van een recreatiewoning inclusief bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 125 m2;
  6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
4.2.4 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen geldt dat:
  1. per bouwvlak mag één bedrijfswoning aanwezig zijn;
  2. de inhoud van de woningen, inclusief de inhoud van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, ten hoogste 800 m3 mag bedragen;
  3. de woning ten minste 5.00 m uit de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
  4. de afstand van de woning tot aan de as van de weg ten minste 15,00 m bedraagt;
  5. in ten hoogste 2 bouwlagen boven peil wordt gebouwd;
  6. de goothoogte maximaal 6,50 m bedraagt;
  7. de woning wordt voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 15º en hoogste 45º;
  8. herbouw van een bestaande woning, als bedoeld onder a., is toegestaan mits:
    • het aantal woningen gelijk blijft;
    • dit plaatsvindt ter plaatse van de bestaande woning of op een andere plaats binnen het bestaande bouwvlak;
Voor het overige gelden de bouwregels zoals in deze regels opgenomen.
4.2.5 Bijbehorend bouwwerk en andere gebouwen
Voor bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken geldt dat:
  1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken moeten voldoen aan de volgende bepalingen:
    • de oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag op bouwpercelen tot 2.000 m2 maximaal 100 m2 bedragen en op bouwpercelen groter dan 2.000 m2 maximaal 125 m2 bedragen;
    • bijbehorende bouwwerken mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de woning worden opgericht;
    • de goothoogte van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
    • de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6,00 m;
    • het bijbehorende bouwwerk wordt voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 15º en hoogste 45º;
  2. per bouwperceel maximaal één overkapping is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 30 m2 en een bouwhoogte van maximaal 4,00 m.
  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken maximaal 3,00 m mag bedragen, met uitzondering van een overkapping waarvoor het bepaalde in artikel 3.2.4 sub b geldt en met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 m en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m mag bedragen;
  4. niet meer dan 50% van het bouwperceel bebouwd mag worden.

4.3 Specifieke gebruiksregels

 
4.3.1 Verbodengebruik van de grond anders dan voor bebouwing
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. gronden en/of opstallen voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt op het bouwvlak;
  2. gronden en/of opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  3. gronden en/of opstallen voor detailhandel.;
  4. gronden en/of opstallen voor permanente bewoning, behoudens bewoning van de toegestane bedrijfswoning;
  5. (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  6. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken;
  7. gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  8. voor inrichtingen vallende onder BEVI;
4.3.2 Landschappelijke inpassing
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden conform de bestemming 'Agrarisch' is alleen toegestaan wanneer de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 4.1 sub f en conform het inrichtingsplan van 12 juni 2012 en de programmatische doorvertaling daarvan, zoals weergegeven in bijlage 2, is gerealiseerd.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 sub g voor het hergebruiken van als 'bedrijfswoning' aangeduidde gronden, of een deel hiervan, voor dagrecreatieve of verblijfsrecreatieve functies, met dien verstande dat:
  1. geen beperking ontstaat van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen bedrijven en woningen;
  2. er geen toename van bebouwing plaatsvindt;
  3. er geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet berekend zijn op de voorgenomen activiteit;
  4. parkeren op eigen erf plaatsvindt en landschappelijk wordt ingepast.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. bermen;
  5. water;
  6. geluidwerende voorzieningen;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. waterstaatkundige voorzieningen;
  9. straatmeubilair;
  10. kunstwerken, beeldende kunst;
  11. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan;
5.2.2 Overige bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van voorzieningen voor verlichting niet meer mag bedragen 6 m;
  2. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 5 m;
  3. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m.

Artikel 6 Waterstaat - Beschermingszone waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1.1
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken.
6.1.2
De belangen van de in artikel 6.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

6.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de dubbelbestemming en de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd.
6.2.1 Gebouwen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag binnen de beschermingszone van de waterkering niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen zijn niet toegestaan.
6.2.2 Overige bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.3.1
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ' Waterstaat - Beschermingszone waterkering ' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. aanleggen, wijzigen, vervangen of verwijderen van afrastering, bruggen, duikers, kabels, leidingen stuwen of drainage;
  2. aanleggen, wijzigen, of dempen van een oppervlaktewater;
  3. het hebben of aanbrengen van (tijdelijke) obstakels;
  4. het lozen of onttrekken van water op of uit het oppervlaktewater;
  5. het inrichten, hebben of wijzigen van wandel- en fietsroutes of ruiterpaden;
  6. recreatief medegebruik.
6.3.2
Het bepaalde in artikel 6.3.1 is niet van toepassing op:
  1. er sprake is van normaal onderhoud en beheer door, of in opdracht van de beheerder van de watergang;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Regels voor ondergronds bouwen

8.1.1 Algemeen
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en ondergrondse werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen en behoudens het in 7.1.2 bepaalde, geen beperkingen.
8.1.2 Voorwaarden ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de plankaart opgenomen bouwblokken of bouwvlakken;
  2. de oppervlakte aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 35% van het betreffende op de plankaart opgenomen bouwvlak of bouwblok;
  3. voor de bestemming “wonen” mogen ondergrondse gebouwen uitsluitend ter plaatse van (bestaande of nieuw op te richten) bovengrondse gebouwen worden opgericht, waarbij niet meer dan 2 meter buiten de gevelvlakken van dit bovengrondse gebouw (gemeten loodrecht op deze gevelvlakken) mag worden gebouwd;
  4. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  5. bij het berekenen van bebouwingspercentages of van het maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Landbouwontwikkelingsgebieden

De gronden met de gebiedsaanduiding "Reconstructiewetzone – Landbouwontwikkelingsgebied” zijn bedoeld voor het weergeven van de Landbouwontwikkelingsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.

9.2 Extensiveringsgebieden

9.2.1
De gronden met de gebiedsaanduiding "Reconstructiewetzone – Extensieveringsgebied” zijn bedoeld voor het weergeven van de Extensieveringsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.
9.2.2
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding "Reconstuctiewetzone - extensiveringsgebied" is hervestiging, omschakeling en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen niet toegestaan.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1

Burgemeester en Wethouders kunnen door middel van omgevingsvergunning afwijken, behoudens voor gronden bestemd voor natuurgebied en met inachtname van het bepaalde ten aanzien van de differentiatievlakken, van de bepalingen van het plan ten aanzien van:
  1. de bebouwing van niet voor bewoning bestemde gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut met een hoogte van ten hoogste 3.50 m en een inhoud van ten hoogste 50 m3;
  2. het afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten voor zover daarvoor geen bijzondere afwijkingsbevoegdheid in deze regels is opgenomen en mits deze niet meer dan 10% worden veranderd.

10.2

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning verlenen van de bepalingen ten aanzien van de hoogte van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering met dien verstande dat:
  1. de hoogte ten hoogste 50,00 m boven NAP mag bedragen;
  2. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals verwoord in de beleidsnotitie "beleid ten aanzien van de plaatsing van antennemasten voor mobiele telecommunicatie" van de gemeente Bergen (vastgesteld d.d. 8 december 1998);
  3. de passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld ter plaatse;
  4. aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht Bouwen

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van het inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen door middel van omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het eerste lid onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht Gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerk dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het tweede lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Grensweg ongenummerd en Afferdse Heide 52"