Plan: | Mosaïque-Centrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0893.BP10021MOSACNBG-VA01 |
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied betreft het centrumgebied van Bergen en bestaat uit verharding, bebouwing en bomen.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een parkeerplaats rond het gemeentehuis en een nieuw bouwblok op het Raadhuisplein. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Toetsingskader
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de SVIR. De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Circa 220 m ten zuidwesten van het plangebied maken de uiterwaarden deel uit van de EHS. Het Natura 2000-gebied Maasduinen, tevens EHS, ligt circa 785 m ten oosten van het plangebied.
Figuur B1: Ligging beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Limburg)
De Maasduinen is een groot, langgerekt natuurgebied in Noord-Limburg, gelegen op het terrassenlandschap tussen de Maas en de Duitse grens. Het gebied strekt zich uit van Heijen (bij Gennep) tot Schandelo (bij Venlo). Het omvat uitgestrekte heidevelden, jonge bebossingen, vennen en stuifzanden. In de lagere terreindelen, tussen het eigenlijke duingebied en de oostelijk gelegen hoge rand van de Rijnterrassen in Duitsland, vinden we natte heidevelden en grotere vencomplexen. De Maasduinen zijn aangewezen in het kader van de Habitat- en Vogelrichtlijn. Voor verschillende habitattypen en –soorten en broedvogels zijn instandhoudingsdoelen opgenomen:
SVI Landelijk | Doelst. Opp.vl. | Doelst. Kwal. | Doelst. Pop. | ||||||
Habitattypen | |||||||||
H2310 | Stuifzandheiden met struikhei | -- | > | > | |||||
H2330 | Zandverstuivingen | -- | > | > | |||||
H3130 | Zwakgebufferde vennen | - | = | = | |||||
H3160 | Zure vennen | - | > | > | |||||
H4010A | Vochtige heiden (hogere zandgronden) | - | > | = | |||||
H6120 | *Stroomdalgraslanden | -- | = | = | |||||
H7110B | *Actieve hoogvenen (heideveentjes) | -- | > | > | |||||
H7150 | Pioniervegetaties met snavelbiezen | - | = | = | |||||
H91D0 | *Hoogveenbossen | - | = | > | |||||
H91E0C | *Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) | - | = | = | |||||
Habitatsoorten | |||||||||
H1059 | Pimpernelblauwtje | -- | > | > | > | ||||
H1059 | Pimpernelblauwtje | -- | > | > | > | ||||
H1061 | Donker pimpernelblauwtje | -- | > | > | > | ||||
H1061 | Donker pimpernelblauwtje | -- | > | > | > | ||||
H1337 | Bever | - | = | = | > | ||||
H1337 | Bever | - | = | = | > | ||||
H1831 | Drijvende waterweegbree | - | = | = | = | ||||
H1831 | Drijvende waterweegbree | - | = | = | = | ||||
Broedvogels | |||||||||
A004 | Dodaars | + | = | = | |||||
A004 | Dodaars | + | = | = | |||||
A008 | Geoorde fuut | + | = | = | |||||
A008 | Geoorde fuut | + | = | = | |||||
A224 | Nachtzwaluw | - | = | = | |||||
A224 | Nachtzwaluw | - | = | = | |||||
A236 | Zwarte Specht | + | = | = | |||||
A236 | Zwarte Specht | + | = | = | |||||
A246 | Boomleeuwerik | + | = | = | |||||
A246 | Boomleeuwerik | + | = | = | |||||
A249 | Oeverzwaluw | + | = | = | |||||
A249 | Oeverzwaluw | + | = | = | |||||
A276 | Roodborsttapuit | + | = | = | |||||
A276 | Roodborsttapuit | + | = | = | |||||
A338 | Grauwe Klauwier | -- | > | > | |||||
A338 | Grauwe Klauwier | -- | > | > | |||||
SVI landelijk | Landelijke Staat van Instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig) | ||||||||
= | Behoudsdoelstelling | ||||||||
> | Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling | ||||||||
=(<) | Ontwerp-aanwijzingsbesluit heeft 'ten gunste van' formulering |
De uiterwaarden (EHS) zijn met name belangrijk voor trek- en weidevogels. De uiterwaarden bieden daarnaast ook leefgebied aan zoogdieren, vissen, amfibieën en planten.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Het plangebied is nagenoeg geheel verhard en daardoor nauwelijks interessant voor (beschermde) flora en fauna.
Vogels
Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai.
Zoogdieren
Het plangebied is geschikt als leefgebied voor soorten als huisspitsmuis en veldmuis. De bebouwing kan plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De groenstructuren kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen.
Overige soorten
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde amfibieën, vissen, vaatplanten, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten aanwezig in het plangebied. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel 1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 1: Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
Nader onderzoek nodig | |||||||
Vrijstellingsrege-ling Ffw | tabel 1 | huisspitsmuis en veldmuis |
nee | ||||
Ontheffingsrege-ling Ffw | tabel 2 | geen | nee | ||||
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | ||||
bijlage IV HR | alle vleermuizen | ja, bij kap groenstructuren en/of bij sloop bebouwing | |||||
vogels | cat. 1 t/m 4 | gierzwaluw en huismus | ja, bij sloop van bebouwing |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in het Natura 2000-gebied maar op circa 785 meter. Oppervlakteverlies en versnippering als gevolg van het plan zijn derhalve niet aan de orde. Tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied bevindt zich de bebouwde kom van Nieuw Bergen. De afstand en de bebouwing zorgen voor een volledige akoestische en optische afscherming. Verstoring door geluid, licht, trillingen en optische verstoring als gevolg van het plan zijn uitgesloten.
Effecten als gevolg van verontreiniging zijn niet op voorhand uit te sluiten. Daarom is een berekening van de stikstofdepositie gemaakt voor de centrum ontwikkeling en de N271 (zie Bijlage 11). Uit de berekening volgt dat in het deelgebied Het Quin in 2012 de stikstofdepositie 0,56 mol N/ha/jaar bedraagt. Dit is een toename van slechts 0,14% t.o.v. de kritische depositiewaarde van 410 mol N/ha/jr. Deze toename is zo gering dat negatieve effecten als gevolg van de onderhavige centrumontwikkeling en van de N271 kunnen worden uitgesloten.
In het recente verleden werden de stikstofeffecten via een passende beoordeling geïnterpreteerd en dit zou geleid hebben tot de conclusie dat er geen sprake is van een maatgevende toename voor de betreffende gebieden gezien de afstand tussen de bron en de Natura2000 gebieden. Sinds begin dit jaar is er echter een berekeningsmethodiek beschikbaar die een zeer geringe toename in absolute zin laat zien. Er is nog geen jurisprudentie beschikbaar over minimale marges zodat iedere auto of uitbreiding van een woning in het gebied zal leiden tot een theoretische toename van stikstofdepositie in de omgeving. Om procesrisico's uit te sluiten op dit punt worden ammoniakrechten in het gebied opgekocht waarmee de theoretische toename van de stikstofdepositie vanuit Mosaïque ruimschoots gecompenseerd wordt.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een parkeerplaats rond het gemeentehuis en een nieuw bouwblok op het Raadhuisplein. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.