Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 ten behoeve van het toestaan van erfafscheidingen hoger dan 1,00 respectievelijk 2,00 meter, met dien verstande dat aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk mag worden gedaan.