Plan: | Beeker Hoek, herziening 2009 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0888.BPBEEKERHOEK09-VA01 |
Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (actualisatie 2008 en 2009)
Het POL 2006, dat op 22 september 2006 door Provinciale Staten is vastgesteld, is een integraal plan dat bestaande, verschillende plannen voor de fysieke omgeving op de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie integreert. Het bevat de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg en beschrijft voor onderwerpen waar de provincie een rol heeft de ambities, de context (ontwikkelingen, Europees en nationaal beleid en regelgeving) en de hoofdlijnen van de aanpak. POL 2006 is het beleidskader voor de toekomstige ontwikkeling van Limburg tot een kwaliteitsregio. Het POL 2006 is tevens aan te merken als een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.2 Wro.
Kaart 1 Perspectieven
Op kaart 1: 'Perspectieven' van het POL 2006 is de onderhavige locatie gelegen binnen de grens 'stedelijke dynamiek'. In deze gebieden dient de stedelijke dynamiek van Limburg te worden opgevangen. Verder wordt het plangebied aangeduid als stedelijke bebouwing bestaand (P9). Deze gebieden omvatten de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon-, winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld.
Tevens is een deel van het bedrijventerrein gelegen binnen het perspectief Vitaal landelijk gebied (P4), buiten de grens stedelijk dynamiek en in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Het perspectief Vitaal landelijk gebied omvat overwegend landbouwgebieden met een van gebied tot gebied verschillende aard en dichtheid aan landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Het gaat om gebieden buiten de beekdalen, steile hellingen en de ecologische structuur van Limburg. Met respect voor de aanwezige kwaliteiten wordt de inrichting en ontwikkeling van de gebieden in belangrijke mate bepaald door de landbouw. Daarnaast wordt in deze gebieden extra belang gehecht aan verbreding van de plattelandseconomie.De bestaande landbouwbedrijvigheid in al zijn vormen kan zich hier verder ontwikkelen, al zijn er wel beperkingen voor de niet-grondgebonden landbouw. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan een beheerplan betreft en het Limburgs kwaliteitsmenu enkel van toepassing is wanneer er sprake is van planvorming is dit menu niet van toepassing. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet immers niet in de mogelijkheid van nieuwe ontwikkelingen.
Het provinciale beleid voor bedrijventerreinen komt ook in het POL aan bod. Uitbreiding van reeds op bedrijventerreinen gevestigde bedrijven, nieuwvestiging en verplaatsing van bedrijven uit stads- en dorpskernen en vanuit lokale terreinen op het platteland naar bedrijventerreinen vraagt ruimte. Conform het provinciale beleid dient een te grote versnippering van bedrijvigheid te worden tegengegaan en moet gekozen worden voor concentratie en ontwikkeling van een beperkt aantal locaties. Dat gebeurt niet alleen uit economisch oogpunt, maar ook om de aantasting van het buitengebied te beperken. Bij clustering en concentratie ontstaat tevens draagvlak voor gemeenschappelijke voorzieningen op de terreinen en een goede basis voor duurzame inrichting.
De A2 doorsnijdt het plangebied en wordt in het POL 2006 aangeduid als “Internationaal Verbindend Wegennet” en “P7 Corridor”. Deze wegen verdienen bijzondere aandacht vanwege het belang van een goede bereikbaarheid van de stadsregio's die ook bij toenemende verkeersdruk gewaarborgd moet zijn. Een groene inrichting langs de transportassen laat ruimte voor toekomstige uitbreidingen van de infrastructuur en voorkomt de aaneengesloten ontwikkeling van zichtlocaties. Tevens kunnen zo knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit, geluidhinder en externe veiligheid en verkeersveiligheid in aangrenzende woon- en werkgebieden worden beperkt. Belangrijk is een goede koppeling aan de regionale en lokale verkeersnetwerken en de grotere werklocaties.
Themakaarten Blauwe en Groene en Kristallen Waarden
Om bepaalde basiswaarden te beschermen en te versterken heeft de provincie een drietal kaarten ontwikkeld waarop deze basiswaarden aangeduid worden. Het betreft de kaarten: Blauwe Waarden, Groene Waarden en Kristallen Waarden. Op de kaarten Blauwe Waarden, en Groene Waarden wordt het onderhavige plangebied niet specifiek aangeduid.
Op de Kaart Kristallen Waarden is een klein gedeelte van het projectgebied gelegen in het Bodembeschermingsgebied Mergelland. In het Mergellandgebied wordt er gestreefd naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen, die de biotische, abiotische en cultuurhistorische waarden stellen. Daartoe worden de doelstellingen en beleidslijnen met betrekking tot de nitraat-problematiek en het behoud van landschappelijke elementen gecontinueerd. Inzake het bodembeschermingsgebied Mergelland zijn de in de Omgevingsverordening Limburg onder artikel 2.18 genoemde voorschriften van belang.
De belangrijkste voorschriften met betrekking tot bouwen zijn:
Voor de overige voorschriften wordt verwezen naar de Omgevingsverordening Limburg.
Bedrijvigheid
In het POL2006 worden, naast gemengde woon- en werkmilieus, een aantal categorieën specifieke werkmilieus onderscheiden. Het beleid is toegespitst op specifieke werkmilieus (bedrijven- en dienstenterreinen), maar gaat ook in op gemengde woonwerkmilieus als binnensteden en woongebieden.
Het beleid is gericht op het bieden van voldoende en gevarieerde vestigingsruimte voor bedrijven om zo een bijdrage te leveren aan het stimuleren en verankeren van de Limburgse economie. Het accent ligt daarbij op de stadsregio's met hun stedelijke dynamiek.
Revitalisering van bedrijventerreinen
In de 'Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg' wordt aangegeven dat een goede kwaliteit van bestaande en nieuwe bedrijventerreinen noodzakelijk is om een aantrekkelijk vestigings- en verblijfsklimaat voor bedrijven te bereiken.
Het doel van revitalisering is met behulp van een aantal maatregelen, zowel fysiek als niet-fysiek verouderde bedrijventerreinen op het gewenste kwaliteitsniveau te brengen. Om dit een structureel karakter te geven is parkmanagement een geschikt instrument.
Vestiging kantoren op bedrijventerreinen
Volgens de 'Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling' van de provincie Limburg is de vestiging van eigenstandige kantoren op bedrijventerreinen niet toegestaan. Ondersteunende kantoorfaciliteiten direct gekoppeld aan productie-, handels, distributie- en
vervoersbedrijven zijn wel toegestaan mits het aandeel kantooractiviteiten niet de overhand heeft. De richtlijn is dat het bruto kantoorvloeroppervlak maximaal 30% mag bedragen.
Vestiging detailhandel op bedrijventerreinen
Volgens de 'Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling' zijn detailhandelsfuncties in principe niet toegestaan op bedrijventerreinen. Bestaande rechten worden gerespecteerd.
Uitzondering in de stadsregio's vormen de branches die bijvoorbeeld grove bouwmaterialen en brand- en explosiegevaarlijke stoffen verkopen (mits ze voldoen aan de voorwaarden van het Bevi). Deze kunnen vanwege hun bijzondere karakter op stedelijke bedrijventerreinen terecht. Dit geldt ook voor bedrijven die handelen in tweedehands auto's, waarvoor binnen de regio geen geschikte alternatieven voorhanden zijn.
Voor het landelijk gebied geldt dat winkels die niet ruimtelijk inpasbaar zijn binnen de bestaande bebouwde kom, in hieronder genoemde gevallen terecht kunnen op een lokaal bedrijventerrein in de betreffende kern. Het gaat om detailhandelsvestigingen behorend tot een van de volgende branches: grove bouwmaterialen, landbouwmachines, brand- en explosiegevaarlijke stoffen;(mits ze voldoen aan het Bevi) en handel in tweedehands auto's. Maar het kan ook gaan om verplaatsing van reeds lokaal gevestigde autobedrijven, bouw- en tuincentra en boerenbondwinkels.
Op alle bedrijventerreinen is ondergeschikte verkoop inherent aan de betreffende activiteit toegestaan, bijvoorbeeld van ter plekke vervaardigde producten.
POL-uitwerking “Programma Werklocaties Limburg 2020”
Het rijk heeft in de Nota Ruimte aangegeven dat de zorg voor een marktgericht aanbod aan werklocaties ligt bij provincie en gemeenten. Inhoudelijk liggen de uitgangspunten van het bedrijventerreinenbeleid vast in het POL 2006. Strategisch zijn deze middels een regiodialoog met gemeenten verder uitgewerkt in de POL-uitwerking Programma Werklocaties Limburg 2020, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 16 december 2009.
De POL-uitwerking is een programmatische invulling: waar moet wat komen aan werklocaties. Via die regio-dialoog met gemeenten heeft de provincie kunnen vastleggen welke bestaande terreinen verbetering behoeven en welke behoefte er als dan resulteert aan nieuwe terreinen. Er zijn een aantal uitgangspunten vastgelegd die provinciebreed gelden voor de raming op basis van het monitoringsysteem REBIS, (her)ontwikkeling en uitgifte van terreinen.
Bij de ontwikkeling van terreinen zijn de uitgangspunten marktgericht, waarbij voor de afweging van locaties de SER-ladder wordt toegepast. Bij die ruimtelijke afweging zullen de mobiliteitsaspecten integraal worden meegenomen en is de inzet ruimtelijke concentratie van nieuwe terreinen, waarbij geldt geen nieuwe bedrijventerreinen in het landelijk gebied (uitbreiding kan voorwaardelijk) en dienstenterreinen alleen in het stedelijk gebied.
Verder zijn uitgangspunten geformuleerd voor de uitgifte en toelaten van activiteiten op terreinen. Dat zijn:
Met inachtneming van al deze uitgangspunten in het algemene deel zijn vervolgens per regio op basis van de voorgestelde methodiek berekeningen gemaakt van behoefte aan nieuwe terreinen tot 2020. Naast kwantitatieve opgaven per regio voor nieuwe terreinen is in samenhang daarmee een discussie per regio gevoerd over de kwaliteit van de bestaande terreinen. Dat heeft geleid tot een inzicht in de problemen en een eerste prioritering per regio van de aan te pakken terreinen.
Resumerend resulteert dit voor heel Limburg in een opgave om ruim 500 ha aan nieuwe werklocaties te realiseren tot 2020 en ruim 1000 ha aan bestaande terreinen te revitaliseren c.q. te herstructureren. Uiteraard niet evenredig verdeeld over de regio's.
Regio 5 Westelijke Mijnstreek
Voor de specifieke opgaven per regio dient het Programma Werklocaties Limburg 2020 te worden geraadpleegd. Hierin is voor regio 5 (Westelijke Mijnstreek) een gezamenlijk programma vastgesteld voor de gemeenten (Beek, Schinnen, Sittard-Geleen en Stein)
In de regio Westelijke Mijnstreek zijn 32 bedrijventerreinen gelegen, verdeeld over vier gemeenten. De gemeenten met de meeste werklocaties binnen haar grenzen zijn Sittard-Geleen (18) en Stein (7). Het totale oppervlak van deze werklocaties samen is 1.788 ha bruto ofwel 1.310 ha netto groot.
Het bedrijventerrein Beeker Hoek heeft een groene status gekregen. Dit houdt in dat de functionele kwaliteit van het terrein voldoende is en dat bedrijven hier goed kunnen functioneren. Tevens is opgenomen dat het bedrijventerrein géén restcapaciteit meer heeft.
Het aantal plannen voor de realisatie van nieuwe werklocaties is in deze regio niet groot. Van de plannen heeft er één de status 'hard', dat wil zeggen dat deze binnenkort beschikbaar komt. Dit terrein is gelegen in de gemeente Beek en is een functiespecifiek terrein van ongeveer 104 ha (in bruto ha), het betreft het bedrijventerrein BMAA Oost. De drie 'zachte' plannen zijn planologische reserveringen waarvan nog niet (volledig) zeker is of en in welke mate ze daadwerkelijk worden geëffectueerd. Het gaat in deze regio om twee functiespecifieke terreinen en een stedelijk terrein.
Deze drie zijn allen gelegen in de gemeente Sittard-Geleen en zijn samen 255,4 ha groot. Dit brengt het totaal van de terreinen waarvoor plannen ontwikkeld zijn op 359,4 ha.