5.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;
b. het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
c. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
d. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.
5.4.2 Uitzonderingen op verbod
Het in 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
a. waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;
b. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
d. waarin de Monumentenwet 1988 voorziet;
e. die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.
4.4.3 Afwegingskader
Een in 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.