4.4.1 Afwijken voor teeltondersteunende voorzieningen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder c voor het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waaronder begrepen containervelden, boogkassen en regenkappen, mits:
a. in het geval de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na afwijking meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, vooraf advies is verkregen van de kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;
b. de teeltondersteunende voorzieningen niet worden aangebracht in beekdalen en op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de bij de herziening ‘Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen’ behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen;
c. de voorzieningen noodzakelijk zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
d. de belangen en het gebruik van de aangrenzende gronden en bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
e. het redelijkerwijs niet mogelijk is gebleken om de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' te realiseren;
f. de voorzieningen voor zover mogelijk direct aansluitend aan het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' 'worden gerealiseerd;
g. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boogkassen en regenkappen, voor zover deze niet binnen het bouwvlak van een agrarische bouwkavel opgericht kunnen worden, uitsluitend direct aansluitend aan het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' mogen worden gerealiseerd;
h. de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
i. de afwijking niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, zoals aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen”;
j. zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte. Een en ander gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, als bedoeld in het LKM;
k. de hoogte van boogkassen ten hoogste 2,50 meter mag bedragen;
l. de hoogte van regenkappen ten hoogste 3,50 meter mag bedragen;
m. tijdelijke regenkappen en tijdelijke boogkassen dienen na de termijn van maximaal 6 maanden verwijderd te worden. Hiertoe dient er in het kader van de privaatrechtelijke overeenkomst een bepaling inclusief boetebeding te worden toegevoegd, welke verwijdering garandeert.
4.4.2 Afwijken voor hagelnetten
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder c voor het oprichten van hagelnetten, mits:
a. de netten niet worden aangebracht in beekdalen en op hellingen met een percentage van meer dan 8%; voor zover sprake is van hellingen met een percentage van tussen de 4 en 8% dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de provincie Limburg;
b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,5 meter;
c. de hagelnetten niet doorlopen tot aan de grond;
d. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, bestaande uit een afschermende haag;
e. de hagelnetten noodzakelijk zijn met het oog op de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
f. de hagelnetten voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming passen.