direct naar inhoud van Artikel 16 Leiding - Gas
Plan: Schaesberg-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0882.BPLKOM03001-VG01

Artikel 16 Leiding - Gas

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transporteren van gas waarbij ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-gas' het hart van de gasleiding is gelegen.

16.1.2 (Dubbel)bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 29.1.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen niet worden gebouwd.

16.2.2 Uitzondering

Het in 16.2.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding met een hoogte van maximaal 3,20 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken oprichten bouwwerken

Het bevoegd gezag kan, gehoord de leidingbeheerder, bij een omgevingsvergunning afwijken van het in 16.2.1 bepaalde ten behoeve van het oprichten van bouwwerken welke ter plaatse conform de aangegeven bestemming mogen worden opgericht mits deze geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de Afwijken verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen.

16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Algemeen

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor:

  • a. en/of op een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doen;
  • b. het uitvoeren van ontgrondingen;
  • c. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding;
  • d. het aanbrengen van diep wortelende beplanting;
  • e. het verrichten van grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m en anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. het verrichten van grondophogingen met een hoogte van meer dan 0,30 m.
16.4.2 Verbodsbepaling

In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen is het verboden de gronden te gebruiken voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, behoudens voor zover het de uitvoering betreft van werken of werkzaamheden ten behoeve van de desbetreffende ondergrondse leiding.

16.4.3 Uitzondering

De verbodsbepaling in artikel 16.4.1 en 16.4.2 geldt niet voor werken en werkzaamheden vallend onder normaal (agrarisch) onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad.

16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 16.4.1 onder a en b bepaalde, mits:

  • a. daardoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de leiding;
  • b. het functioneren van de leiding niet in gevaar komt;
  • c. er voorwaarden aan verbonden worden waardoor er geen schade te verwachten is of het functioneren van de leiding niet in gevaar komt.
16.5.2 Voorwaarden afwijken van de gebruiksregels

Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 16.5.1 bedoeld wordt slechts toegestaan nadat vooraf advies bij de beheersinstantie van de betrokken leiding is ingewonnen over de vraag of de in artikel 16.4.1 onder a en b vermelde activiteiten daadwerkelijk gevaar opleveren voor de leiding, dan wel afbreuk doen aan het functioneren ervan en de eventueel ter voorkoming daarvan te stellen voorwaarden.

16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.6.1 Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verrichten van grondroeractiviteiten, waaronder het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
  • b. het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • c. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • d. het plaatsen van onroerende objecten waaronder lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • e. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.

16.6.2 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk ziijnde, of van werkzaamheden

De werken of werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 16.6.1 zijn slechts toelaatbaar:

  • a. indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daaraan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen in de artikel 16.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet oneveredig worden of kunnen worden aangepast dan wel de mogelijkheden voor herstel van waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • b. met schriftelijke toestemming van de leidingbeheerder.
16.6.3 Uitzondering

Het in artikel 16.6.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderzins mogen worden uitgevoerd.