Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: De Bousberg 2018
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0882.BPBOUSBERG2018-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen

 
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'De Bousberg 2018' met identificatienummer NL.IMRO.0882.BPBOUSBERG2018-VG01 van de gemeente Landgraaf.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aanpalend:
aangrenzend, direct gelegen aan.
 
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.7 bedrijfsmatige activiteiten aan huis:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentverzorging, waarvan de omvang van de activiteit zodanig is dat de woonfunctie ter plaatse in overwegende mate behouden blijft en waarvan de ruimtelijke uitstraling zodanig is dat deze in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse; hieronder worden begrepen:
  • autorijschool (geen theorie)
  • beeldhouwer
  • bloemschikker (geen cursus)
  • computerservice (o.a.
  • systeembouw/-analyse)
  • decorateur
  • fietsenreparateur
  • fotograaf
  • goud- en zilversmid
  • glazenwasser
  • hoedenmaker
  • hondentrimmer
  • instrumentenmaker
  • internetverkoop
  • kaarsenmaker
  • kledingmaker
  • klompenmaker
  • koeriersdienst
  • lijstenmaker
  • administratieve werkzaamheden t.b.v. loodgieter
  • meubelmaker
  • muziekinstrumentenmaker
  • nagelstudio/pedicure
  • pottenbakker
  • prothesemaker
  • pruikenmaker
  • reisorganisatie (kleinschalig)
  • reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/radio's-tv's/horloges etc.)
  • administratieve werkzaamheden t.b.v. schilder
  • administratieve werkzaamheden t.b.v. schoorsteenveger
  • schoonheidsspecialist/kapsalon
  • administratieve werkzaamheden t.b.v. schoonmaakbedrijf
  • traiteur
  • tv/radio reparateur
  • zadelmaker

alsmede hiermee naar gemotiveerd oordeel van burgemeester en wethouders wat betreft invloed op de omgeving vergelijkbare activiteiten.
 
1.8 beeldkwaliteitplan:
het ‘Beeldkwaliteitplan Villapark de Bousberg’, dat als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen;
 
1.9 begane grond:
  1. de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging, alsmede dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is.
  2. bij hoogteverschillen in het terrein geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.
     
1.10 beroepsmatige activiteiten aan huis:
het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat de woonfunctie ter plaatse in overwegende mate behouden blijft en waarvan de ruimtelijke uitstraling zodanig is dat deze in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse; hieronder worden de volgende beroepen begrepen:
  • advocaat
  • accountants-administratieconsulent
  • alternatieve genezer
  • belastingconsulent
  • (bouwkundig) architect
  • dierenarts
  • fysiotherapeut
  • gerechtsdeurwaarder
  • grafisch ontwerper
  • huidtherapeut
  • huisarts
  • interieurarchitect
  • juridisch adviseur
  • kunstenaar (kunstschilder,
  • muzikant, videomaker etc.)
  • logopedist
  • medisch specialist
  • notaris
  • oefentherapeut
  • Cesar/Mensendieck
  • organisatieadviseur
  • orthopedagoog
  • psycholoog
  • raadgevend adviseur (makelaar, hypotheekadviseur, bouwkundig adviseur)
  • redacteur
  • registeraccountant
  • schoonheidsspecialist
  • stedenbouwkundige
  • tandarts
  • tandarts-specialist
  • (al dan niet beëdigd) tolkvertaler
  • tuin- en landschapsarchitect
  • verloskundige

alsmede hiermee naar gemotiveerd oordeel van burgemeester en wethouders wat betreft invloed op de omgeving vergelijkbare activiteiten.
 
1.11 bestaand:
overeenkomstig het overgangsrecht van het bestemmingsplan, aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
 
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.16 bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen, zulks met inbegrip van de begane grond, doch met uitzondering van onderbouwen, zolders en overige onder de kap aanwezige ruimten en met een maximale bouwhoogte van 3,50 m.
 
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.
 
1.18 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
 
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.20 bruto vloeroppervlak:
de totale oppervlakte van een activiteit met inbegrip van de daartoe behorende opslagruimten en overige dienstruimten.
 
1.21 bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.22 calamiteitenweg:
een weg die in geval van nood kan worden gebruikt als vluchtroute.
 
1.23 carport:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedoeld als stallingsgelegenheid voor motorvoertuigen met ten minste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.
 
1.24 consumentverzorging:
het bedrijfsmatig verrichten van op publiekgerichte dienstverlening, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus.
 
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.26 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover het bestemmingsplan de inrichting niet verbiedt, zoals een patiotuin.
 
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.28 gelijke hoogte:
een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 m (gemeten op het laagste punt).
 
1.29 gevellijn:
de bouwgrens die nagenoeg gelijkloopt aan de as van de weg waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.
 
1.30 grondgebonden woning:
een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen.
 
1.31 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden.
 
1.32 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
 
1.33 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
 
1.34 kunstobject:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uiting van een der beeldende kunsten.
 
1.35 landschapsplan:
het ‘Landschapsplan Villapark de Bousberg’, dat als bijlage 3 bij deze regels is opgenomen.
 
1.36 maaiveld:
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.
 
1.37 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 meter boven maaiveld is gelegen.
 
1.38 openbaar gebied:
dat deel van het grondgebied dat voor eenieder nagenoeg vrij toegankelijk is.
 
1.39 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met ten minste een dak en niet of slechts aan twee zijden voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.
 
1.40 parkeer(normen)beleid:
de normen ten aanzien van parkeervoorzieningen zoals opgenomen in het d.d. 26.10.2017 vastgestelde
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Landgraaf (GVVP) of diens rechtsopvolger.
 
1.41 peil:
  1. bij gebouwen: hoogte van de afgewerkte vloer van de begane grond;
  2. bij bouwwerken geen gebouwen zijnde: de voet van het bouwwerk.
     
1.42 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
 
1.43 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.44 stedenbouwkundig beeld/stedenbouwkundige structuur:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.
 
1.45 straatprostitutie:
het zich op de openbare weg resp. op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg resp. op openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.46 tuin:
een (gedeelte van een) perceel, direct gelegen bij een woning dat gelet op de bijzondere landschappelijke waarde bestemd is voor de ontwikkeling en instandhouding van het landschappelijke karakter ter plaatse waarbij ‘wonen te gast in het landschap’ het uitgangspunt is. De gronden dienen niet beschouwd te worden als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.
 
1.47 voorgevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het (hoofd-)gebouw vormt. De voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn wordt gelijkgesteld met de voorgevelrooilijn zoals bedoeld in de Wabo. In hoeksituaties is sprake van maar één voorgevel.
 
1.48 voorzieningen van openbaar nut:
kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen) met een inhoud van maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk en een hoogte van maximaal 3,00 meter.
 
1.49 vrijstaand:
bebouwing waarvan het hoofdgebouw niet grenst of aansluit aan andere hoofdgebouwen.
 
1.50 Wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.51 weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en al zodanig aangeduide parkeerterreinen.
 
1.52 woning/wooneenheid:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden. Eén huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres woonachtig is of zijn, een economisch-consumptieve eenheid vormen en waar sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt hier niet onder begrepen.
 
1.53 zolder:
ruimte(n) in een gebouw die hoofdzakelijk is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
 
1.54 zijdelingse perceelgrens:
de kadastrale grens aan een van de twee zijkanten van een perceel.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.2 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.3 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.4 inhoud van een bouwwerk:
vanaf peil tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.5 lengte en breedte van een bouwwerk:
horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
 
2.6 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.7 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
horizontaal tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
 
2.8 uitzondering:
de in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, erkers, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen, balustrades en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen mits de bestemmingsgrens, de gevel (zijnde voor-, zij- of achtergevel) van het hoofdgebouw of de aangegeven gevellijn met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen

 
3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. verkeer in de vorm van openbare parkeerplaatsen en fiets- en voet-/wandelpaden;
  3. gebruik als tuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding tuin (t)' en uitsluitend ten behoeve van de bewoners van aanpalende woningen,
en tevens voor:
  1. een calamiteitenweg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - calamiteitenweg'; 
en daarbij behorende:
  1. voorzieningen van openbaar nut;
  2. speel- en sportvoorzieningen;  
  3. straatmeubilair en kunstwerken;
  4. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater;  
  5. hondenuitlaatplaatsen.
   
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
  1. Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
  2. Ten aanzien van de groeninrichting van het terrein dient te worden voldaan aan het landschapsplan, dat als bijlage 3 bij deze regels is opgenomen.
3.2.2 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van de openbare verlichting, waarvan de hoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen.
  
3.3 Specifieke gebruiksregels

 
3.3.1 Gebruik als tuin
Het conform artikel 3 lid 1 sub c toegestane gebruik als tuin ter plaatse van de aanduiding 'tuin (t)' is uitsluitend toegestaan indien de tuinen zijn afgeschermd met de te realiseren hagen zoals opgenomen in het in bijlage 3 bij deze regels opgenomen landschapsplan en deze hagen in stand worden gehouden overeenkomstig het landschapsplan.
 
3.3.2 Strijdig gebruik
Als strijdig gebruik wordt in elk geval gezien het gebruik als tuin ter plaatse van de aanduiding 'tuin (t)' indien
niet is voldaan aan de voorwaarden dienaangaande zoals aangegeven in het in bijlage 3 bij deze regels opgenomen landschapsplan, inhoudende het niet beplanten en/of in stand houden van de landschappelijke beplanting conform het bepaalde in artikel 3 lid 3.1.
 
Artikel 4 Verkeer

 
4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:  
  1. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en verblijf, zoals (on-, half- en verharde) paden, wegen en openbare parkeervoorzieningen;  
  2. voorzieningen van openbaar nut;   
en daarbij behorende:  
  1. kunstobjecten;
  2. groenvoorzieningen, bermen en waterlopen;
  3. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.
4.2 Bouwregels

 
4.2.1 Algemeen
 
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:  
  1. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
  2. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  3. behorende tot het straatmeubilair.
4.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:  
  1. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 4,00 meter bedragen;
  2. de oppervlakte van gebouwen mag maximaal 6,00 m² bedragen.
4.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 10,00 meter bedragen, met uitzondering van kunstobjecten, waarvan de hoogte maximaal 4,00 meter mag bedragen.
 
Artikel 5 Wonen

 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, toegestaan overeenkomstig artikel 5 lid 5.1;
  3. in- en opritten ten behoeve van de ontsluiting van de woningen;
  4. parkeervoorzieningen ten behoeve van de woningen;
en daarbij behorende:  
  1. tuinen en erven;
  2. groenvoorzieningen, inclusief speelvoorzieningen voor privégebruik;
  3. voorzieningen van openbaar nut;
  4. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.
 
5.2 Bouwregels

 
5.2.1 Algemeen
  1. Op en in de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen;
  2. De woningen zullen worden ontwikkeld overeenkomstig de in bijlage 1 bij deze regels opgenomen fasering;
  3. Ten aanzien van de stedenbouwkundige ontwerp- en inrichtingsuitgangspunten van fase 1 en 2 van het terrein dient te worden voldaan aan het beeldkwaliteitplan, dat als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen;
  4. Ten aanzien van de groeninrichting van fase 1 en 2 van het terrein dient te worden voldaan aan het landschapsplan, dat als bijlage 3 bij deze regels is opgenomen.
5.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: 
  1. in totaal mogen niet meer dan 69 woningen worden gebouwd, overeenkomstig de in bijlage 1 bij deze regels opgenomen fasering;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand [vrij]' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  3. het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' aangegeven aantal bouwlagen mag niet worden overschreden;
  4. de (voor)gevels van gebouwen mogen in of tot maximaal 5,00 meter achter (het verlengde van) de aangeduide gevellijn worden gebouwd en uitgebreid, waarbij:
    1. de afstand tussen voor- en achtergevel niet meer mag bedragen dan 23 meter;
    2. de afstand tussen gebouwen minimaal 6 meter dient te bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – vrije kavels [sba-vk]’ de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens 3 meter dient te bedragen;
    3. indien een tweede bouwlaag wordt gerealiseerd mag deze bouwlaag maximaal 75% van de oppervlakte van de eerste bouwlaag omvatten;
    4. de dakhelling van gebouwen mag maximaal 15° bedragen.
  5. de inhoud van de vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 1.000 m³;
  6. indien het hoofdgebouw ten hoogste één bouwlaag omvat dan geldt geen bebouwingspercentage.
5.2.3 Regels met betrekking tot bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:  
  1. er mogen aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd;
  2. deze dienen achter de gevellijn te worden gebouwd;
  3. deze dienen op een afstand van minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelgrenzen te worden gebouwd; 
  4. deze dienen binnen een afstand van maximaal 23 meter van de gevellijn te worden gebouwd;
  5. de goothoogte van de aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen mag maximaal 3,20 meter bedragen.
  
5.2.4 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:   
  1. Het bouwen van erfafscheidingen is uitsluitend toegestaan indien deze worden opgericht in overeenstemming met het in bijlage 3 bij deze regels opgenomen landschapsplan;
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van: 
    1. carports, waarvan de maximale bouwhoogte 3,20 meter mag bedragen;
    2. voorzieningen ten behoeve van de openbare verlichting en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
    3. antennes en antennemasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 12 meter mag bedragen.  
  3. Ten aanzien van carports gelden ten aanzien van de positionering de regels zoals opgenomen in artikel 5 lid 2.3 onder b. tot en met d..
 
5.3 Nadere eisen
 
5.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:  
  1. de situering en de afmetingen van gebouwen;
  2. de situering en de afmetingen van bijgebouwen en carports
  3. de situering en de afmetingen van parkeerplaatsen bij woningen.
5.3.2 Voorwaarden
De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:  
  1. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing;
  2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. ter bescherming van de verkeersveiligheid.
  4. ter bescherming van de landschappelijke waarden en natuurwaarden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 sub d. ten behoeve van het plaatsen van de (voor)gevel van het gebouw tot maximaal 8,00 m. achter (het verlengde van) de op de verbeelding aangegeven gevellijn, mits er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan;    
  2. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 sub d. onder 2 ten aanzien van het toepassen van een kleinere afstand tussen gebouwen en ten aanzien van het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – vrije kavels [sba-vk]’, mits er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  3. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 sub e. ten aanzien van het vergroten van de maximale toegestane inhoud van een woning, met dien verstande dat deze maximaal 1.500 m³ mag bedragen, er in twee bouwlagen wordt gebouwd en er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  4. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.3 sub e. en artikel 5 lid 2.4 sub b. onder 1 ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen met een goothoogte van, en carports met een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter, mits er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan.    
5.5 Specifieke gebruiksregels
 
5.5.1 Beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, zoals vermeld in bijlage 4 bij deze regels, zijn toegestaan binnen deze bestemming onder de volgende voorwaarden:
  1. niet meer dan 1/3 deel van het bruto vloeroppervlak van de woning met aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen mag voor de uitoefening van de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en de daarbij behorende opslag worden gebruikt, tot een maximum van 60 m²;
  2. vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. er mogen geen horeca-activiteiten plaatsvinden;
  5. op de activiteiten is geen vergunning- en of meldingsplicht van toepassing op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht/Wet milieubeheer;
  6. degene die de activiteiten in de woning uitvoert dient tevens de bewoner van die woning te zijn; deze persoon mag worden ondersteund door hoogstens één andere persoon, niet bewoner zijnde. Deze laatstgenoemde ondersteunende andere persoon mag de activiteit niet zelfstandig uitoefenen;
  7. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid conform het parkeer(normen)beleid van het college van burgemeester en wethouders;
  8. er mag geen opslag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit op de onbebouwde grond plaatsvinden;
  9. er zijn geen reclames groter dan 0,5 m² ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij of aan de woning toegestaan.
5.5.2 Parkeren
Ten aanzien van het parkeren gelden de volgende regels: 
  1. het parkeren ten behoeve van de woningen dient op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  2. het minimaal aantal parkeerplaatsen per vrijstaande woning bedraagt 2;
 
5.5.3 Landschapsplan
Het conform artikel 5 lid 1 sub e. toegestane gebruik als tuin is uitsluitend toegestaan indien de tuinen zijn afgeschermd met de te realiseren hagen zoals opgenomen in het in bijlage 3 bij deze regels opgenomen landschapsplan en deze hagen in stand worden gehouden overeenkomstig het landschapsplan.
 
5.5.4 Strijdig gebruik
  1. Als strijdig gebruik wordt in elk geval gezien het conform artikel 5 lid 1 sub e. toegestane gebruik als tuin indien niet is voldaan aan de voorwaarden dienaangaande zoals aangegeven in het in bijlage 3 bij deze regels opgenomen landschapsplan, inhoudende het niet beplanten en/of in stand houden van de landschappelijke beplanting conform het bepaalde in artikel 5 lid 5.3;
  2. het gebruik van de gronden in fase 1 en 2 ten behoeve van de in artikel 5 lid 1 genoemde doeleinden in afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 sub c.;
 
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
5.6.1 Wijzigingsbevoegdheid naar bestemming ‘Groen’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wetgevingszone – wijzigingsgebied’ geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Groen' onder de volgende voorwaarden:
  1. van deze bevoegdheid kan eerst binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van dit plan gebruik gemaakt worden;
  2. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. er mogen geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  4. na wijziging zijn de bepalingen binnen de bestemming 'Groen' van kracht.
3 Algemene regels

 
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 7 Algemene bouwregels

 
7.1 Bouwverbod

Het is verboden op de in het plan begrepen gronden:  
  1. enig bouwwerk te bouwen waarbij de bouwregels niet in acht worden genomen, behoudens overschrijdingen die volgens deze regels zijn toegestaan;
  2. een bouwwerk of een complex van bouwwerken te bouwen, indien daardoor een bouwwerk, geen gebouw zijnde of een complex van bouwwerken, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in een grotere mate zal gaan afwijken van het plan;
  3. ondergronds te bouwen, met uitzondering van daar waar dit volgens de regels is toegestaan dan wel bij bestaande ondergrondse bouwwerken.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Verbod op gebruik in strijd met de bestemming

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. opstallen te gebruiken of te doen gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming aangegeven bebouwings- en gebruiksmogelijkheden.
 
8.2 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:
  1. bebouwing voor een seksinrichting;
  2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning(en);
  3. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel;
  5. het gebruik van bebouwing voor seksinrichting;
  6. het gebruiken van gronden voor straatprostitutie;
  7. het gebruik van gebouwen bij een woning ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Afwijken met 10%

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van bouwhoogten, oppervlakten, lengtes, breedtes en dieptes en bebouwingspercentages tot ten hoogste 10%, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en in de afzonderlijke bestemmingen niet reeds wordt voorzien in een soortgelijke afwijkingsbevoegdheid.
 
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1 Wijzigingsbevoegdheid plaats bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
 
10.2 Wijzigingsbevoegdheid wijzigen beeldkwaliteitplan en/of landschapsplan
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het beeldkwaliteitplan en/of het landschapsplan, zoals opgenomen in bijlage 2 respectievelijk bijlage 3 bij deze regels, te wijzigen onder de volgende voorwaarden:
  1. de wijziging dient noodzakelijk te zijn ten behoeve van de borging of versterking van de beeldkwaliteit en/of de landschappelijke kwaliteit als gevolg van wijzigingen in de uitvoering van bouwplannen;
  2. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
10.3 Wijzigingsbevoegdheid stedenbouwkundige structuur
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wetgevingszone – wijzigingsgebied’ de stedenbouwkundige structuur geheel of gedeeltelijk te wijzigen en de bestemmingen te wijzigen in de bestemmingen ‘Wonen’, ‘Groen’ en ‘Verkeer’,onder de volgende voorwaarden:
  1. het wijzigen dient zo te geschieden dat een goede stedenbouwkundige invulling van fase 3 en 4 van het plan ontstaat en waarbij voldaan wordt aan de regels gesteld aan de onderhavige bestemmingen;
  2. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. er is sprake van een goed woon- en leefklimaat;
  4. er mogen als gevolg van de structuurwijziging geen milieuhygiënische belemmeringen ontstaan;
  5. het totaal aantal woningen in het gehele plangebied (fase 1 t/m 4) mag nooit meer bedragen dan in artikel 5 lid 2.2 sub a. is aangegeven;
  6. er is sprake van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld dat aansluit op fase 1 en 2; hiertoe wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld;
  7. de woningen worden ontsloten middels de toegangsweg tot fase 1 en 2;
  8. er wordt geen afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige en ruimtelijke kwaliteit ter plaatse zulks naar het oordeel van het bevoegd gezag.
Artikel 11 Algemene procedureregels

 
11.1 Omgevingsvergunningen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing.
 
11.2 Nadere eisen

Bij toepassing van nadere eisen wordt de volgende procedure gevoerd: 
  1. het ontwerpbesluit ligt gedurende twee weken in de Gemeentewinkel ter inzage;
  2. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze bekend alsmede via elektronische weg;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid van belanghebbenden om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit bij het college naar voren te brengen gedurende de termijn van terinzagelegging;
  4. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed;
  5. Burgemeester en wethouders maken aan hen, die zienswijzen naar voren hebben gebracht, de beslissing op die zienswijzen bekend.
11.3 Wijziging

Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening door burgemeester en wethouders, is de procedure zoals deze ingevolge de Wet ruimtelijke ordening gevoerd dient te worden van toepassing.
 
Artikel 12 Overige regels

 
12.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luidden op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan.
 
12.2 Milieuwetgeving

Bij afwijking van de bestemming en bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover nodig, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en de archeologische waarden in de grond van het gehele bouwperceel aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek en archeologisch onderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waar door middel van afwijking van het bestemmingsplan gebouwd kan worden. De omgevingsvergunning voor het bouwen zal niet eerder worden verleend dan nadat de gronden, indien nodig, zijn gesaneerd dan wel indien er zekerheid bestaat dat alvorens bouwactiviteiten een aanvang nemen bedoelde gronden, indien nodig, feitelijk zullen zijn gesaneerd, alsmede de aanwezige archeologische waarden in de grond in beeld zijn gebracht.
 
12.3 Gemeentelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerpplan.
 
4 Overgangs- en slotregels

 
Artikel 13 Overgangsrecht

 
13.1 Bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoelt in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: regels behorende bij het bestemmingsplan 'De Bousberg 2018' van de gemeente Landgraaf.