direct naar inhoud van Regels
Plan: tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied Zundert
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0879.THBPBuitengebied-OH01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan "tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied Zundert" van de gemeente Zundert met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0879.THBPBuitengebied-OH01.

1.2 Bestemmingsplan

het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Zundert met de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0879.BPBuitengebied-VS01.

1.3 AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

1.4 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten

beroepsactiviteiten:

het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor een zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.

bedrijfsmatige activiteiten:

het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsoefenaar en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.

1.5 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanpijling

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aanpijlende gronden.

1.7 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 Aardkundige waarden

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.

1.9 Achtererf

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.10 Afhankelijke woonruimte

een (gedeelte van een) bij een (bedrijfs)woning behorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg.

1.11 Agrarisch bedrijf, algemeen

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.12 Agrarisch bedrijf, boomteeltbedrijf

een agrarisch bedrijf, zijnde een boomteelt-, bloembollenteelt-, heesterteelt-, of sierteeltbedrijf.

1.13 Agrarisch bedrijf, glastuinbouw

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt, tevens zijnde een glasboomteeltbedrijf.

1.14 Agrarisch bedrijf, grondgebonden

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.15 Agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.

1.16 Agrarisch bedrijfsgebouw

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

1.17 Agrarisch loonwerkbedrijf

een bedrijf dat voornamelijk met behulp van landbouwwerktuigen diensten verleent aan, dan wel composteert en/of mest opslaat ten behoeve van (hoofdzakelijk) agrarische bedrijven.

1.18 Agrarisch technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos-, of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Bijvoorbeeld: mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven, veetransport bedrijven, verhuurbedrijven van landbouwwerktuigen en veehandelsbedrijven.

1.19 Agrarisch verwant bedrijf

een niet-agrarisch bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos-, of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Bijvoorbeeld: dierenasiels, dierenklinieken, hondenkennels, gebruiksgerichte paardenhouderijen, proefbedrijven en instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs.

1.20 Archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek.

1.21 Archeologisch monument

een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet.

1.22 Archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.23 Archeologische waarden

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.24 Atelier

een werkplaats of verzameling van werkplaatsen van een kunstenaar of ambachtsman.

1.25 Basiszoneringslijst

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen in Staat van bedrijfsactiviteiten, behorende bij deze regels.

1.26 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.27 Bebouwingscluster

vlakvormige verzameling van gebouwen buiten bestaand stedelijk gebied.

1.28 Bebouwingsconcentratie

kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

1.29 Bebouwingslint

lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied.

1.30 Bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van (het deel van) een bouwperceel of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.31 Bed & breakfast

overnachtingsaccommodatie bestaande uit een of meerdere gastenkamers (niet zijnde een appartement of een zelfstandig woonverblijf), gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in de (bedrijfs)woning in andere bijbehorende bouwwerken bij de woning en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.

1.32 Bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten daaronder niet begrepen.

1.33 Bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken.

1.34 Bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, met uitzondering van parkeervoorzieningen.

1.35 Bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

1.36 Beekherstel

herstel van beeklopen ten aanzien van vorm (recht of meanderend), ruimte voor beekprocessen (sedimentatie en erosie) en waterkwaliteit, gericht op het terugbrengen van de gebiedseigen kwaliteiten van de betreffende beekloop

1.37 Beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.38 Bestaande situatie

bebouwing en/of gebruik bestaande ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.39 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.40 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.41 Bijbehorend bouwwerk

een gebouw ten behoeve van de uitbreiding van een hoofdgebouw, danwel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak.

1.42 (Woon)boerderij

één gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in dezelfde bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten.

1.43 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.44 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.45 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, vliering en kelder.

1.46 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.47 Bouwvlak

aaneengesloten terrein, waarbinnen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen ten behoeve van eenzelfde bestemming worden geconcentreerd.

1.48 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.49 Brutovloeroppervlak

de vloeroppervlakte van een ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een bouwwerk gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

1.50 congrescentrum

een centrum waar vergader- c.q. cursusruimten voor de verhuur worden aangeboden en waar het aanbieden van drank- en etenswaar in relatie tot de gehouden vergaderingen c.q. cursussen e.d. in ondergeschikte mate is toegestaan;

1.51 Containerveld

afgedekte gronden ten behoeve van de bovengrondse teelt van planten in containers.

1.52 Corso-opslagruimte

gebouw waar materieel wordt opgeslagen ten behoeve van vervaardiging van met bloemen versierde voertuigen.

1.53 Corsobouwplaats

locatie waar met bloemen versierde voertuigen worden vervaardigd.

1.54 Corsotent

tijdelijk bouwwerk, dat dient als onderkomen voor de opbouw van met bloemen versierde voertuigen, die deelnemen aan het jaarlijkse bloemencorso.

1.55 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

de als zodanig aangeduide waarden opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW), alsmede gemeentelijke- en rijksmonumenten en de in bestemmingsplannen aangeduide beeldbepalende panden.

1.56 Cultuurhistorische waarde

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdende met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

1.57 Dagopvang

een instelling waar mensen gedurende de dag worden begeleid, verzorgd en beziggehouden, zonder de mogelijkheid tot overnachting.

1.58 Dagrecreatie

bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van recreatie, sport-, educatie of cultuur welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang, met de daarbij behorende voorzieningen.

1.59 Dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.

1.60 Detailhandel (bedrijf)

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.61 Detailhandel, productiegebonden

qua oppervlakte beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van eigen goederen/producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie

1.62 Detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels.

1.63 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijfsmatige activiteiten gericht op dienstverlening aan het publiek, zoals een zorgboerderij, kinderopvang, medische zorg, groepspraktijk, adviesbureau, automatiseringsbedrijf.

1.64 Diepploegen

het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 cm (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik.

1.65 Differentiatiegrens

een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens inhoudt van een differentiatie.

1.66 Differentiatievlak

een als zodanig door differentiatiegrenzen omsloten vlak, dat dient ter verbijzondering van een bestemming.

1.67 Discotheek

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt.

1.68 Duurzame locatie intensieve veehouderij

bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het ter plaatse uit te breiden.

1.69 Ecologische hoofdstructuur

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

1.70 Ecologische verbindingszone

bij dit bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.

1.71 Ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapstructuur en de belevingswaarde.

1.72 Erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover dit plan een dergelijke inrichting niet verbiedt.

1.73 Erfbeplanting

afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwvlak van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of woning.

1.74 Escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een ander plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.75 Extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de gegeven bestemmingen.

1.76 Extensiveringsgebied

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat natuur of overig, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt

1.77 Fruitteeltbedrijf

een agrarisch bedrijf dat zich toelegt op het telen of veredelen van fruit in of op de open grond (de teelt onder afdekmateriaal en in tijdelijke kweektunnels daarbij inbegrepen).

1.78 Functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.79 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.80 Gebruiksgerichte paardenhouderij

een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op (de ondersteuning bij) het gebruik van het paard als hulpmiddel voor de recreërende mens, zoals maneges, paardenverhuurbedrijven en paardenstallingsbedrijven.

1.81 Geluidzoneringsplichtige inrichting

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in onderdeel D van bijlage 1 van het Bor.

1.82 Nederlandse Grootte Eenheid (NGE)

een standaard eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf, zoals die gehanteerd wordt door het Landbouw Economisch Instituut (LEI)

1.83 Gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen en gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.84 Groenblauwe mantel

gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud/herstel van watersystemen en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.

1.85 Groepsaccommodatie

een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk bestemd voor het houden van recreatief nachtverblijf in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke verblijven.

1.86 Hervestiging van een agrarisch bedrijf

verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwblok naar het andere agrarisch bouwblok waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.

1.87 Hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mogen worden gebruikt.

1.88 Hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn ligging, constructie, afmetingen en/of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.89 Horeca (bedrijf)

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie (tevens een bed&breakfast of pension), bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten, of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, een en ander al dan niet in combinatie met elkaar.

1.90 Horeca, kleinschalig of ondergeschikt

horeca van zeer beperkte omvang ten dienste van andere functies

1.91 Houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.

1.92 Huishouden

de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder begrepen:

  • a. de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, van verwanten of andere personen;
  • b. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband.
1.93 Hydrologische waarden

waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan gebonden organismen (planten en dieren), leefgemeenschappen en potenties voor de ontwikkeling daarvan, met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.94 Intensief veehouderijbedrijf

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten-, of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden (melk)rundveehouderij.

1.95 Kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een (sta)caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde.
1.96 Kantoor

gebouw waarbinnen bedrijfsmatig diensten worden verleend of waar de administratie van een bedrijf wordt verricht.

1.97 Kas

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienen voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m.

1.98 Kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven het peil, onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.

1.99 Kleinschalig kampeerterrein

kleinschalig (tot 25 kampeerplaatsen) kampeerterrein (tussen 1 maart tot en met 31 oktober), waarbij uitsluitend zijn toegestaan kampeermiddelen en eenvoudige ondersteunende voorzieningen zoals watertappunten, sanitairgelegenheid, informatieborden en zitbanken. Stacaravans zijn niet toegestaan.

1.100 Koffie-/theehuis

een kleinschalige vorm van horeca, waar niet-alcoholische dranken worden geschonken voor gebruik ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren

1.101 Landgoed

functionele eenheid bestaande uit, bos en overige natuur, al dan niet in combinatie met agrarische bedrijfsgronden waarop één of meer wooneenheden met karakteristieke verschijningsvorm van allure zijn gesitueerd.

1.102 Landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde, en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.103 Landschapselementen

ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha, onder een agrarische productiefunctie.

1.104 Maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een kerk, school, kinderopvang, naschoolse opvang, verenigingshuis, hospice, ziekenhuis, huisartsenpost en dergelijke.

1.105 Manege

een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het verzorgen en dresseren en trainen van paarden voor de ruitersport alsmede het geven van paardrijlessen.

1.106 Mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.107 Mestbewerking

behandelen van dierlijke mest, zodat deze beter als mest kan worden gebruikt, of voor een andere functie geschikt wordt (i.t.t. mestverwerking). De mest ondergaat een fysieke verandering, waarbij het totaal aan elementen in de meststoffen behouden blijft.

1.108 Mestverwerking

het proces om (drijf)mest af te breken door onder andere mestvergisting om te zetten in nieuwe en bruikbare producten zoals energie uit biomassa of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen

1.109 Milieucategorie

milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering Den Haag, 2009.

1.110 Milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid et cetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

1.111 Netto glas

aantal m² kasoppervlakte.

1.112 Nevenactiviteit

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.

1.113 Nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf

projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een zelfstandig bouwvlak.

1.114 Omschakeling

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm danwel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.

1.115 Onverhard

een toplaag bestaande uit hoofdzakelijk zand, klei, veen en andere natuurlijke bodemmaterialen.

1.116 Ophogen

het opbrengen van grond elders op de bestaande toplaag.

1.117 Oudheidkundig waardevol terrein

een gebied dat ingevolge dit plan beschermd wordt in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

1.118 Paardenbak

een onoverdekt terrein bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

1.119 Peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende of afgewerkte maaiveld.
1.120 Perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.121 Permanente bewoning

het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door de betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders over een hoofdverblijf kan worden beschikt.

1.122 Permanente teeltondersteunende voorziening

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas.

1.123 Plattelandswoning

een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting die op grond van het bestemmingsplan, de beheersverordening of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning door een derde bewoond mag worden, wordt met betrekking tot de inrichting voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen beschouwd als onderdeel van die inrichting.

1.124 Productiegebonden detailhandel

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of voortgebracht en hooguit op ambachtelijke wijze buiten of op het eigen bedrijf zijn verwerkt.

1.125 Productiegerichte paardenhouderij

een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het door middel van een gericht fok- en/of africhtingsprogramma trachten een paard op een hoger niveau te brengen, waardoor de waarde van dat paard in het economisch verkeer toeneemt, zoals (op)fokbedrijven, hengstenstations, africhtings- en trainingsbedrijven.

1.126 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.127 Raamprostitutie

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).

1.128 Recreatiebedrijf

een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfs- of dagrecreatie tot doel heeft.

1.129 Recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.130 Recreatiewoning

een woning ten behoeve van tijdelijk recreatief verblijf en niet bedoeld is voor permanente bewoning.

1.131 Reëel agrarisch bedrijf

een nog niet volwaardig bedrijf met een zodanige arbeidsomvang, dat toch van een bedrijfsmatige beroepsuitoefening kan worden gesproken en dat een serieuze aanzet kan zijn tot een doorgroei naar een volwaardig bedrijf;

1.132 Regionaal waterbergingsgebied

gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.

1.133 relatie

een aanduiding op de planverbeelding dat aangeeft dat bebouwing op verschillende locaties behoort tot één (agrarisch) bedrijf of woning en derhalve één bestemmingsvlak aanwezig is

1.134 Reserveringsgebied, waterberging

gebied dat mogelijk in de toekomst noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.

1.135 Restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.136 Risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

1.137 Ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte.

1.138 Sauna

een recreatieve inrichting in hoofdzaak gericht op de lichaamsverzorging door het bieden van mogelijkheden tot (stoom)baden en - niet erotische - massage, met als ondergeschikte activiteit het verstrekken van kleine etenswaren en alcoholvrije of alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse.

1.139 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.140 Sportterrein

een terrein ten behoeve van lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn c.q. bevorderd worden en waarvoor bepaalde regels gelden.

1.141 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.142 Teeltondersteunende voorzieningen

ondersteunende voorzieningen die een onderdeel zijn van de vollegronds bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij.

1.143 Terras

een plaats in de buitenlucht bij een horecagelegenheid waar eten en drinken genuttigd kan worden;

1.144 Tijdelijk (teelt)ondersteunende voorzieningen

het tijdelijk, gedurende maximaal 6 maanden per jaar (afhankelijk van de teelt), bouwen en/of aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.

1.145 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten.

1.145 Tijdelijke verblijfsruimte/semi-permanente voorziening

1.146 Tijdelijke verblijfsruimte/semi-permanente voorziening

een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw ten behoeve van huisvesting voor mantelzorg, bestaande uit één bouwlaag en geschikt voor woonverblijf.

1.147 Tuincentrum

een inrichting gericht op de verkoop, al dan niet overdekt, van producten waarin het hoofdaccent gericht is op artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen of daarmee samenhangende producten.

1.148 VAB-vestiging

vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwvlak waarbinnen dit bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat.

1.149 Vaste standplaats

locatie voor kamperen dan wel het op een standplaats plaatsen van kampeermiddelen gedurende het gehele jaar of vrijwel het gehele jaar.

1.150 Veldschuur

een vrij in het open veld staande schuur, die wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden en/of voor de opslag van agrarische producten en/ of voor de opslag van agrarische werktuigen.

1.151 Verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie of kennissen.

1.152 Verhard

een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/gesloten materialen.

1.153 (Netto) verkoopvloeroppervlak

de verkoopruimte, d.w.z. het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van (het bruto oppervlak van) een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's.

1.154 Verwevingsgebied

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderijen is mogelijk, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

1.155 Volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch als op milieuhygiënisch opzicht.

1.156 Voorgevellijn
  • a. de op de verbeelding aangegeven lijn (bouwgrens), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
  • b. langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.
1.157 Voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.158 Vormverandering van een bouwvlak/bestemmingsvlak

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak, zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte en zonder dat dit de ruimtelijke kwaliteit aantast

1.159 Watergang

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

1.160 Waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen.

1.161 Weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.162 Werk

een werkzaamheid of constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.163 Winkel

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van detailhandel, inclusief het gebruik voor ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat gebruik in verband staat en essentieel onderdeel is van de ter plaatse uitgeoefende detailhandel, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie.

1.164 Woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;

vrijstaande woning:

een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken, geen gemeenschappelijke wand heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende bouwwerken;

twee-aaneengebouwde woning:

  • a. een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één kap);
  • b. een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken één of meer gemeenschappelijke wanden heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende bouwwerken (geschakeld).

aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;

gestapelde woning:

een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.165 IJsmakerij

een bedrijf dat ambachtelijk ijs en aanverwante producten produceert

1.166 IJssalon

een vorm van horeca waar dranken worden geschonken en ijs wordt geserveerd voor consumptie ter plaatse.

1.167 Zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de bedrijfsklassen 81, 82, 83, 84 en 85.3 van de Bedrijfstak nr. 8 van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek opgestelde Standaard Bedrijfsindeling (SBI), zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.168 Zorgboerderij

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwvlak, waarbij het meewerken op het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van realisatie of therapie.

1.169 Zomerseizoen

de periode van 1 mei tot 1 oktober.

1.170 Zoekgebied ecologische verbindingszone

gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd.

1.171 Zorgwoning

een gebouw in gebruik als zelfstandige woning gericht op het verlenen van zorg.

1.172 intensieve kwekerij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf (conform de Verordening Ruimte een 'overig niet-grondgebonden bedrijf') waar gewassen worden geteeld of dieren worden gekweekt (niet zijnde vee), waarbij nagenoeg geen gebruik wordt gemaakt van daglicht. Voorbeelden hiervan zijn: champignons, witlof, vis, schaaldieren, wormen en maden.

1.173 solitair gebouw

een op zichzelf staand gebouw, niet deel uitmakende van een complex van bebouwing

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten
2.1.1 De afstand tussen gebouwen

De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.1.2 De afstand tot de weg

De afstand tot de bebouwing en de as van de (hoofd)weg, een parallelweg niet meegerekend.

2.1.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.4 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.5 De diepte van gebouwen

De grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel en/of hart van scheidingsmuren.

2.1.6 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.7 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het

hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.1.9 Bebouwingspercentage

Deel van het bouwvlak dat bebouwd mag worden, uitgedrukt in procenten.

2.1.10 Peil
  • a. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestaande grenzen niet meer bedraagt dan 1 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bodemexploitatie
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. doeleinden van openbaar nut;
  • e. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • f. de verwezenlijking van waterberging ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - reserveringsgebied waterberging';
  • g. verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • h. bloemencorso-bouwplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats';
  • i. tuinen bij (burger)woningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:

  • a. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
3.2.2 Gebouwen

Regels voor gebouwen zijn:

  • a. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. is een permanente corso-opslagruimte toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 250 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.
3.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Regels voor teeltondersteunende voorzieningen zijn:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan en daarvoor gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, behoudens erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • c. kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:
    • 1. de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • d. het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • e. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.4 sub a voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf- of perceelsafscheiding, met een grotere bouwhoogte, tot maximaal 6 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel enige andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
  • b. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ecologische, landschappelijke of hydrologische waarden ter plaatse;
  • f. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid.

3.4.2 Afwijken ten behoeve van een hobbymatige paardenbak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.4 sub b voor de realisatie van een hobbymatige paardenbak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen';
  • b. de paardenbak wordt aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen' gesitueerd, dat wil zeggen tot maximaal 100 m vanaf de achtergrens van het bestemmingsvlak;
  • c. per bestemmingsvlak is maximaal één hobbymatige paardenbak toegestaan;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, overeenkomstig de inrichtingsprincipes en regels welke zijn opgenomen in de landschapsvisie in de bijlage bij deze planregels;
  • f. de omvang per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • g. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • h. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie.
  • i. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • j. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest ten behoeve van enig bedrijf, met uitzondering van het bepaalde onder artikel 3.4.2 sub i;
  • b. buitenopslag;
  • c. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  • d. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
3.5.2 Toegestaan gebruik

Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen die niet als bouwwerk zijn aan te merken, niet hoger dan 50 cm;
  • b. mestbewerking van het op het eigen bedrijf geproduceerde mest.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken ten behoeve van minicampings

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.1 sub d teneinde een minicamping als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', dat wil zeggen tot maximaal 25 m vanaf de achtergrens van dit bestemmingsvlak en op een afstand van minimaal 25 m van een (bedrijfs)woning van derden;
  • b. het bepaalde onder a is uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat er geen of onvoldoende ruimte is binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • c. kampeermiddelen(tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan, voor zover ze niet permanent worden geplaatst;
  • d. er zijn maximaal 5 trekkershutten per minicamping toegestaan;
  • e. de maximale oppervlakte per trekkershut bedraagt 25 m²;
  • f. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
  • g. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven waarden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • c. het ophogen van gronden op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • d. het verharden van zandpaden;
  • e. de aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen.
3.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder artikel 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
3.7.3 Afwegingskader
  • a. De in artikel 3.7.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
  • b. De in artikel 3.7.1 sub e genoemde omgevingsvergunning tevens slechts wordt verleend indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. permanente teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend grenzend aan gronden met de bestemming 'Agrarisch -Agrarisch bedrijf' worden aangelegd;
    • 2. de totale oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen het gehele plangebied bedraagt maximaal 500 ha;
    • 3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing en/of van een dusdanige positionering dat de landschappelijke waarden niet worden aangetast en voldaan wordt aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid;
  • c. De in artikel 3.7.1 sub b en artikel 3.7.1 sub c genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.
3.7.4 Waarden

Onder de in artikel 3.7.3 sub a genoemde waarden worden verstaan:

  • a. ten aanzien van de in artikel 3.7.1 sub a genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden.
  • b. ten aanzien van de in artikel 3.7.1 sub b en artikel 3.7.1 sub c genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • c. indien de in artikel 3.7.1 sub e genoemde werken of werkzaamheden worden aangelegd op gronden met de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel' de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen en op gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone': de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
  • d. ten aanzien van de in artikel 3.7.1 sub d genoemde werken of werkzaamheden: de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijziging ten behoeve van vormverandering agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de vormverandering van een agrarisch bedrijf, al dan niet met een nadere aanduiding, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7.1.2;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing voor intensieve veehouderijen in de 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' tenzij:
    • 1. omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf, zonder intensieve (neven)tak en de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelijktijdig wordt verwijderd op basis van artikel 4.7.2 of artikel 4.7.3;
    • 2. een gemengd agrarisch bedrijf, met de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet zijnde een bedrijf met een schapen- en/of geitenhouderij, waarbij de vergroting noodzakelijk is voor de grondgebonden bedrijfstak en niet ten behoeve van de bouw van een gebouw voor het houden van dieren;
  • c. de vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een doelmatige plaatsing van bouwwerken op het perceel;
  • d. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • e. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van deze ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, behoud, beheer en/of herstel van watersystemen;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed;
  • h. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. deze wijzigingsbevoegdheid kan in combinatie met 3.8.2 of artikel 3.8.3 worden gebruikt.
3.8.2 Wijziging ten behoeve van vergroting agrarisch bedrijf zonder aanduiding of met de aanduiding 'glastuinbouw', 'bomenteelt', 'intensieve kwekerij' of 'paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' (niet zijnde met de aanduiding 'intensieve veehouderij') mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' strak rondom een solitair gebouw is gelegen;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen, tenzij:
    • 1. er sprake is van een omschakeling naar een grondgebonden bedrijf zonder intensieve (neven)tak en de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelijktijdig wordt verwijderd op basis van artikel 4.7.2 of artikel 4.7.3;
    • 2. er sprake is van een gemengd agrarisch bedrijf, met de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet zijnde een bedrijf met een schapen- en/of geitenhouderij, waarbij de vergroting noodzakelijk is enkel voor de grondgebonden bedrijfstak en niet ten behoeve van de bouw van een gebouw voor het houden van dieren;
  • c. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • d. voor grondgebonden agrarische bedrijven, tevens boomteeltbedrijven met de aanduiding 'bomenteelt' is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' toegestaan met een maximale omvang van 2 ha en met een maximale oppervlakte aan kassen van 5.000 m² netto glas, mits geen omschakeling plaatsvindt naar een glastuinbouwbedrijf;
  • e. voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven, al dan niet met de aanduiding 'intensieve kwekerij' en niet zijnde een intensieve veehouderij is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' tot een omvang 1,5 ha toegestaan met een maximale oppervlakte aan kassen 5.000 m² netto glas;
  • f. voor bestaande glastuinbouwbedrijven met de aanduiding 'glastuinbouw' is vergroting toegestaan met een maximum van 4 ha en maximaal 3 ha netto glas;
  • g. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt geschaad;
  • h. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel' is uitsluitend toegestaan indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • i. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed;
  • j. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • m. een advies, zoals genoemd onder k. behoeft niet te worden gevraagd indien de vergroting enkel voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen noodzakelijk is. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen' zal dan worden opgenomen op de planverbeelding binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'. De overige bepalingen in dit artikel blijven wel van toepassing;
  • n. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement'.
3.8.3 Wijziging ten behoeve van vergroting van agrarisch bedrijf met aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' met de aanduiding 'intensieve veehouderij' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze paragraaf is niet van toepassing indien er sprake is van:
    • 1. er sprake is van een omschakeling naar een grondgebonden bedrijf zonder intensieve (neven)tak en de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelijktijdig wordt verwijderd op basis van artikel 4.7.2 of artikel 4.7.3;
    • 2. er is sprake van een gemengd agrarisch bedrijf, met de aanduiding intensieve veehouderij niet zijnde een bedrijf met een schapen en/of geitenhouderij, waarbij de vormverandering noodzakelijk is enkel voor de grondgebonden bedrijfstak en niet ten behoeve van de bouw van een gebouw voor het houden van dieren;

dan is paragraaf 3.8.2 van toepassing;

  • b. de intensieve veehouderij niet gelegen is ter plaatse van aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en/of 'wro-zone - ecologische verbindingszone';
  • c. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • d. de vergroting is alleen mogelijk indien deze noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn;
  • e. er vindt geen uitbreiding plaats van het aantal dierplaatsen;
  • f. indien aan a. t/m d. wordt voldaan is een vergroting toegestaan naar maximaal 1,5 ha;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed. er wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het Waterschapsbestuur;
  • h. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat er voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • k. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
3.8.4 Wijziging ten behoeve van vergroting en/of vormverandering Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' (en eventueel het bouwvlak) mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in artikel 9.7.2;
  • b. aangetoond is dat binnen het bestaande bestemmingsvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding;
  • c. de vergroting of vormverandering is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel vanwege andere bedrijfseconomische omstandigheden;
  • d. de vergroting is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsactiviteit in de milieucategorie 1 of 2. Een vergroting voor een activiteit in de milieucategorie 3.1 is toegestaan, mits is aangetoond dat deze activiteit naar aard en omvang gelijk te stellen is aan milieucategorie 2. Het mag geen geluidzoneringsplichtige activiteit betreffen;
  • e. oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag na vergroting niet meer bedragen dan 5.000 m². Zijn de huidige bestemmingsvlakken al groter, kan er geen gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroting;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • h. landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing ten behoeve van een verbeterde landschappelijke inrichting, overeenkomstig de inrichtingsprincipes en regels welke zijn opgenomen in de landschapsvisie in de bijlage bij deze planregels. Er wordt hiervoor advies gevraagd aan een ter zake deskundige instantie of persoon;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • k. de overige bouw- en gebruiksregels uit artikel 9 Bedrijf zijn overeenkomstig van toepassing.
3.8.5 Wijziging ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming '

Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van de inrichting en beheer van gronden als waterbergingsgebied waarbij de bestemming 'Water' of dubbelbestemming' Waterstaat - Waterbergingsgebied' wordt toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van gronden met de aanduiding 'wro-zone - reserveringsgebied waterberging';
  • b. het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
  • c. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.8.6 Wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming

'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
  • c. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.
3.8.7 Wijziging ten behoeve van ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming

'Agrarisch' met de aanduiding 'wro zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ter verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
  • c. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een boomteeltbedrijf toegestaan;
  • b. alleen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', is -al dan niet in combinatie met een grondgebonden bedrijf, waaronder onder andere een boomteeltbedrijf- een intensieve veehouderij toegestaan;
  • c. alleen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is een glastuinbouwbedrijf of glasboomteeltbedrijf toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij' is uitsluitend een niet- grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij of glastuinbouw, toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' is tevens een boomteeltbedrijf toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' is tevens een productiegerichte paardenhouderij toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een of meerdere bedrijfswoningen toegestaan, waarbij het toegestane aantal op de planverbeelding is aangegeven;
  • h. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is het aangeduide aantal bedrijfswoningen toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-plattelandswoning' is een plattelandswoning toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' is tevens een tuincentrum toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is tevens naast een agrarisch bedrijf een horecabedrijf in de vorm van een (eet)café of restaurant toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-ijssalon' is tevens een ijsmakerij met ijssalon toegestaan;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' mag de bedrijfswoning ook als recreatiewoning worden gebruikt;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' zijn uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf toegestaan;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hoort bij elders gevestigd agrarisch bedrijf' is uitsluitend sprake van een agrarisch perceel op afstand waar enkel grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, niet zijnde veehouderij- en/of paardenhouderij-activiteiten zijn toegestaan, ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf, dat elders zijn hoofdvestiging heeft;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht 2' gelden tevens de bepalingen zoals opgenomen in artikel 43.3 sub b;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten' zijn op de volgende adressen tevens de volgende nevenactiviteiten toegestaan, waarbij de maximale oppervlakte die daarvoor wordt aangewend niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied Zundert indien de aanduiding over het gehele bestemmingsvlak is opgenomen, of niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de aanduiding, indien de aanduiding niet over het gehele bestemmingsvlak is opgenomen :

Tabel nevenactiviteiten  
aanduiding   functie/aard nevenactiviteit   straatnaam   huisnummer  
specifieke vorm van bedrijf-nevenactiviteiten   Manage   Antwerpseweg   65  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   Bed and Breakfast 2x   Egeldonkstraat   5  
specifieke vorm van bedrijf-nevenactiviteiten   Kattenfokkerij en -kennel   Groenestraat   30
 
specifieke vorm van bedrijf- nevenactiviteiten   Bed and breakfast   Breedschotsestraat   2a  
specifieke vorm van bedrijf-nevenactiviteiten   caravanstalling   Bredaseweg
(Rijsbergen)  
38  
specifieke vorm van bedrijf-nevenactiviteiten   plantenhandel   Ellewaard   2  
museum   Museum   Heischoorstraat   4  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   Transportbedrijf   Laveibosstraat   3  
verblijfsrecreatie   recreatiewoning   Loosbergstraat   2  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   theehuis met terras en rondleidingen op bedrijf   Pannenhoefsebaan   31  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   bloemen- en plantenwinkel/handel   Schriekenweg   6  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   Vakantiewoning en dagrecreatie (boerengolf en excursies)   Kerkhofstraat   3  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   zorgboerderij   Kraaivenstraat   9  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   kantoor- en vergaderruimte   Moersebaan   8  
specifieke vorm van bedrijf-nevenactiviteiten   hondenfokkerij   Nieuwmoerseweg   31  
specifieke vorm van bedrijf-nevenactiviteiten   tractoren- en machinereparatie   Oude Heistraat   26  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   hoefsmederij   Pannenhoefsebaan   13  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   loonbedrijf, transport-
bedrijf, handelsbedrijf  
Rucphenseweg   24  
specifieke vorm van bedrijf-nevenactiviteiten   herberg   Rucphenseweg   35  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   paardenhouderij   Schriekenweg   13  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   wijnmakerij   Stuivezandseweg   44  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   constructiebedrijf   Stuivezandseweg   46  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   zorgboerderij   Tiggeltsebergstraat   54a  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   transportbedrijf   van Lanschotstraat   36  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   bed and breakfast   Vervul   3  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   groothandel in in- en export van planten en boomzaden   Waaijenbergstraat   5a  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   zorgboerderij   Watermanseweg   1a  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   Hoveniersbedrijf   Overasebaan   43  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   Paardenpension voor 8 paarden   Oekelsebaan   47  
specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteiten   Hoefsmederij   Molenweg   7  

  • r. ondergeschikte detailhandel van eigen producten als nevenactiviteit;
  • s. statische binnenopslag als nevenactiviteit;
  • t. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
  • u. een voormalig agrarisch bedrijf op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-voormalig agrarisch bedrijf';
  • v. het behoud, de versterking en/of het herstel van de landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf;
  • w. bloemencorso-bouwplaats gedurende een aaneengesloten periode van mei tot en met september uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-corsobouwplaats';

Met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, tuinen, erven en agrarische gronden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

4.2.1.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. kassen;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'horeca', 'tuincentrum' en 'specifieke vorm van horeca-ijssalon';
  • e. een bedrijfswoning, tenzij de aanduiding '-bedrijfswoning' op de planverbeelding is opgenomen;
  • f. bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2.1.2 Bouwverbod

Ter plaatse van de volgende aanduidingen is het niet toegestaan te bouwen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' binnen de 'reconstructiewetzone-extensiveringsgebied' en 'reconstructiewetzone-verwevingsgebied' indien er sprake is van een uitbreiding van het aantal dierplaatsen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-voormalig agrarisch bedrijf';

De overige bepalingen in artikel 4.2.2, artikel 4.2.3 en artikel 4.2.5 zijn dan ook hier niet van toepassing.

4.2.1.3 Algemene bouwregels

  • a. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • b. indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze vlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak;
  • c. het bestemmingsvlak mag volledig bebouwd worden, met dien verstande dat de afstand tot de as van de weg (een parallelweg niet meegerekend) waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
  • d. de afstand tussen de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen' mogen uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' geldt in afwijking van en in aanvulling op het bepaalde in dit artikel 4.2 dat de hoofdvorm van de aangewezen gebouwen (bepaald door de oppervlakte, de gevelbreedte, de bouwhoogte, de goothoogte, de dakhelling en de nokrichting), zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden. Een verzoek om een omgevingsvergunning inhoudende een wijziging aan de hoofdvorm zal worden voorgelegd aan de monumentencommissie.
4.2.2 Agrarische gebouwen, niet zijnde kassen

Voor een agrarisch bedrijfsgebouw, niet zijnde een kas gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m.
4.2.3 Kassen

Voor een kas gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte van een kas bedraagt maximaal 8 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' bedraagt de oppervlakte netto glas maximaal 3 ha;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' waar tevens de bouwaanduiding 'specifieke vorm van bouw-kas' is opgenomen, geldt de onder c. genoemde maximering van de oppervlakte netto glas niet en geldt dus een ongelimiteerde mogelijkheid om binnen het bestemmingvlak kassen te bouwen;
  • e. indien een bestemmingsvlak zonder aanduiding 'glastuinbouw' aan minimaal 1 zijde grenst aan de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden-Beekdal' of 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel', geldt dat de oppervlakte netto glas maximaal 5.000 m2 bedraagt;
  • f. indien een bestemmingsvlak met de aanduiding 'bomenteelt' tevens aan minimaal 3 zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' geldt dat de oppervlakte netto glas maximaal 3 ha bedraagt;
  • g. indien een bestemmingsvlak zonder aanduiding 'bomenteelt' of 'glastuinbouw' tevens aan minimaal 3 zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' of de bestemming 'Agrarisch - AHS Plus' geldt dat de oppervlakte netto glas maximaal 1,5 ha bedraagt.
4.2.4 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen ( zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde) gelden de volgende regels:

  • a. zowel tijdelijke als permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m.
4.2.5 Bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en 'specifieke vorm van horeca-ijssalon'

Voor deze bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en 'specifieke vorm van horeca-ijssalon' naast het bestaande horecagebouw/ijssalon uitsluitend nog 1 bijbehorend bouwwerk gebouwd mag worden ten behoeve van opslag en dergelijke, waarbij de volgende regels gelden:
  • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 50 m²;
  • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • 4. het bijbehorend bouwwerk mag zowel vrijstaand als aan het horecagebouw worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en 'specifieke vorm van horeca-ijssalon' mogen geen nieuwe gebouwen meer worden gebouwd, met uitzondering van een bijbehorend bouwwerk, zoals genoemd onder a. Het bestaande horecagebouw/ijssalon dat aanwezig was ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan is het uitgangspunt en mag op de bestaande fundamenten worden herbouwd.
4.2.6 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' en de aanduiding 'bedrijfswoning' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding '-bedrijfswoning' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • c. indien geen aanduiding op de verbeelding is weergegeven is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'twee aaneen' geldt dat de beide bedrijfswoningen aaneengebouwd moeten zijn en dus niet vrij van elkaar mogen worden gebouwd en/of herbouwd;
  • e. inpandige bedrijfswoningen in bedrijfsgebouwen mogen niet worden vervangen door vrijstaande bedrijfswoningen;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning (exclusief bijbehorende bouwwerken) bedraagt niet meer dan 750 m³;
  • g. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5 m;
  • h. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m.
4.2.7 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning mag maximaal 100 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 m;
  • d. de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoningen dienen minimaal 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • e. de maximale afstand tussen de bedrijfswoning en een bijbehorend bouwwerk bedraagt 25 m.
4.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden achter de voorgevellijn van een bedrijfswoning gebouwd, tenzij er een noodzaak is aangetoond dat een bouwwerk voor de voorgevellijn wordt opgericht;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen wel erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn worden van een bedrijfswoning worden gerealiseerd waarvan de bouwhoogte maximaal 1 m bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat er wel een poort voor de voorgevellijn van een bedrijfswoning mag worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 m;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m;
  • e. de bouwhoogte van torensilo's en windmolens bedraagt maximaal 15 m;
  • f. de bouwhoogte van mestsilo's bedraagt maximaal 5 m;
  • g. de bouwhoogte van sleufsilo's bedraagt maximaal 2,5 m;
  • h. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' bedraagt maximaal 5 m;
  • i. de bouwhoogte van afrasteringen ten behoeve van paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' bedraagt maximaal 2 m en de afrasteringen dienen te worden uitgevoerd in een open constructie;
  • j. ten behoeve van de bouw van een paardenbak voor hobbymatig gebruik ter plaatse van een bestemmingsvlak zonder aanduiding 'paardenhouderij' gelden de volgende regels:
    • 1. per bedrijfswoning is maximaal 1 paardenbak voor hobbymatig gebruik toegestaan;
    • 2. er is geen sprake van een aanduiding '-bedrijfswoning';
    • 3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
    • 4. de oppervlakte per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
    • 5. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
    • 6. de afrastering wordt uitgevoerd in een open constructie en heeft een bouwhoogte van maximaal 2 m;
    • 7. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • k. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 8 m;
  • l. Ten behoeve van een corsobouwplaats is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk- corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:
    • 1. de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
4.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsomschrijving in artikel 4.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2 bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid ;
  • i. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken ten behoeve van een grotere hoogte kassen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3 zodat een grotere hoogte voor kassen wordt toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m;
  • c. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering, dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf;
  • d. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. er is sprake van een landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing ten behoeve van een verbeterde landschappelijke inrichting, overeenkomstig de inrichtingsprincipes en regels welke zijn opgenomen in de landschapsvisie in de bijlage bij deze planregels. Hiertoe wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige instantie of persoon.
4.4.2 Afwijken van de minimale afstanden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1.3 zodat het bouwen binnen de minimale afstandsgrenzen kan worden toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. het bouwen in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf;
  • b. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • e. het gebruik van aangrenzende percelen niet onevenredig wordt beperkt;
  • f. de waterhuishoudkundige situatie niet wordt aangetast.
4.4.3 Afwijken gebouwen t.b.v. tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers (woonunits en/of stacaravans)

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1.1 voor het plaatsen van tijdelijke huisvesting (stacaravan of woonunit) voor tijdelijke werknemers onder de voorwaarden dat:

  • a. de tijdelijke huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • b. huisvesting ten gunste van andere bedrijven is toegestaan, mits minimaal 75% van de gehuisveste arbeidsmigranten werkzaam zijn binnen het eigen bedrijf of de inzetbaarheid binnen het eigen bedrijf minimaal 75% van de maximale huisvestingstermijn bedraagt;
  • c. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50, tenzij aannemelijk gemaakt wordt dat een groter aantal werknemers nodig is in verband met de specifieke bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf;
  • d. er wordt advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen met betrekking tot aanvragen voor de huisvesting van arbeidsmigranten voor meer dan 15 personen;
  • e. de huisvesting wordt per kalenderjaar voor ten minste zes aaneengesloten weken onderbroken;
  • f. de stacaravan of woonunit heeft maximaal één bouwlaag;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van woonunits en/of stacaravans bedraagt maximaal 600 m²;
  • h. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid ;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost, inhoudende dat er minimaal een parkeerplaats per drie huisvestingsplaatsen moet worden gerealiseerd.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak voor huisvesting van tijdelijke werknemers niet meer aanwezig is.

4.4.4 Afwijken ten behoeve van tijdelijke woonunits voor mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1.1 om extra bebouwing toe te staan in de vorm van een woonunit ten behoeve van mantelzorg, onder de voorwaarden dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. per bedrijfswoning is maximaal één woonunit toegestaan;
  • f. de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;
  • g. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m;
  • h. indien de woonunit aan een zijgevel van de bedrijfswoning wordt geplaatst, dient deze minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden gerealiseerd;
  • i. indien de woonunit vrij van de bedrijfswoning wordt gerealiseerd, geldt dat de maximale afstand tussen de bedrijfswoning en de woonunit 25 m bedraagt;
  • j. de woonunit is een tijdelijk gebouw en er is dan ook geen sprake van een tweede wooneenheid.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

4.4.5 Afwijken grotere bouwhoogte agrarische bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub b zodat een grotere hoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen wordt toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 15 m;
  • b. het bouwen is, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering, dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf;
  • c. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid .

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Productiegebonden en ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit

Binnen deze bestemming is productiegebonden en ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf toegestaan tot een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 200 m², mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. er dient sprake te zijn van de verkoop van eigen (verwerkte) voedselproducten;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er dient geen sprake te zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost.
4.5.2 Statische binnenopslag als nevenactiviteit

Binnen deze bestemming is statische binnenopslag als ondergeschikte nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de binnenopslag vindt plaats in bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen;
  • b. de oppervlakte voor statische binnenopslag bedraagt maximaal 1.000 m²;
  • c. er is geen sprake van opslag van gevaarlijke stoffen;
  • d. er is geen sprake van opslag ten behoeve van een ander niet-agrarisch bedrijf;
  • e. er is geen sprake van detailhandel- of groothandelsactiviteiten.
4.5.3 Tuincentrum

Ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' is tevens een tuincentrum toegestaan, waar de volgende regels gelden:

  • a. ondergeschikte horeca is toegestaan met een maximum van 200 m2;
  • b. er dient hoofdzakelijk sprake te zijn van de verkoop van planten en bloemen en daaraan ondergeschikt mogen overige producten worden verkocht, zoals dierenbenodigdheden, overige tuinbenodigdheden en woonaccessoires;
  • c. er dienen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein ten behoeve van het tuincentrum te worden aangelegd.
4.5.4 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten na beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. elke vorm van gebruik anders dan het wonen in de voormalige agrarische bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalig agrarisch bedrijf';
  • d. detailhandel, behoudens waar dit op grond van artikel 4.1 een tuincentrum en ondergeschikte detailhandel)is toegestaan;
  • e. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf;
  • f. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van tijdelijke werknemers en direct daarmee in verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook en wasgelegenheid;
  • h. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis anders dan de uitoefening van een vrij beroep;
  • i. een kleinschalig kampeerterrein (mini-camping);
  • j. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan die een 10-6 risicocontour hebben die het bestemmingsvlak overschrijdt;
  • k. de uitoefening van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, behoudens de activiteiten genoemd in artikel 4.1 sub n;
  • l. mestbewerking en mestverwerking ten behoeve van derden.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5.4 sub f en worden toegestaan dat een bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, onder de voorwaarden dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. aangetoond wordt dat er op het perceel geen ruimte is voor het plaatsen van een woonunit;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen een bijgebouw wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • f. indien een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning voor huisvesting voor mantelzorg in gebruik wordt genomen, geldt dat de maximale afstand tussen de bedrijfswoning en het vrijstaande bijgebouw maximaal 25 m bedraagt;
  • g. de bewoning van het vrijstaande bijgebouw is tijdelijk en er is dan ook geenszins sprake van een twee woning(eenheid).

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

4.6.2 Afwijken tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5.4 sub g ten behoeve van tijdelijke huisvesting van werknemers (seizoensarbeiders), onder de voorwaarden dat:

  • a. de tijdelijke huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • b. huisvesting ten gunste van andere bedrijven is toegestaan, mits minimaal 75% van de gehuisveste arbeidsmigranten werkzaam zijn binnen het eigen bedrijf of de inzetbaarheid binnen het eigen bedrijf minimaal 75% van de maximale huisvestingstermijn bedraagt;
  • c. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50, tenzij aannemelijk gemaakt wordt dat een groter aantal werknemers nodig is in verband met de specifieke bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf;
  • d. de huisvesting bedraagt wordt per kalenderjaar voor ten minste zes aaneengesloten weken onderbroken;
  • e. de huisvesting vindt plaats in de voormalige bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost, inhoudende dat er minimaal een parkeerplaats per drie huisvestingsplaatsen moet worden gerealiseerd;
  • h. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • i. alvorens omgevingsvergunning te verlenen, wordt vooraf advies van het waterschap gevraagd ten aanzien van de afvoer van afvalwater op het gemeentelijk riool en de capaciteit van Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA);
  • j. alle omgevingsvergunningen worden minimaal eenmaal per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, waarbij in ieder geval de omgevingsvergunning wordt ingetrokken indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;
  • k. er wordt advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen met betrekking tot aanvragen voor de huisvesting van arbeidsmigranten voor meer dan 15 personen.
4.6.3 Afwijken ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5.4 sub h en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitoefening van het beroep of bedrijf mag uitsluitend in de bedrijfswoning of bijbehorend bijgebouw plaatsvinden;
  • b. indien de uitoefening van het beroep of bedrijf plaatsvindt in een bijbehorend bijgebouw, bedraagt de afstand tussen het bijbehorend bijgebouw en de bedrijfswoning maximaal 25 m;
  • c. de primaire woonfunctie wordt in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate gehandhaafd;
  • d. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 60 m²;
  • e. degene die het beroep of bedrijf uitoefent is tevens gebruiker van de bedrijfswoning;
  • f. er mogen maximaal twee personen in dienst zijn voor ondersteunende werkzaamheden;
  • g. uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zijn toegestaan, of categorie 2 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 1;
  • h. er vindt geen buitenopslag, horeca, detailhandel, groothandel of seksinrichting plaats;
  • i. er is geen sprake van een publieksgericht karakter waarbij sprake is van onbelemmerde en onbeperkte toegang voor publiek;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen -waaronder parkeervoorzieningen- in het openbaar gebied noodzakelijk zijn;
  • l. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost;
  • m. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
4.6.4 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten; dagrecreatie en zorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5.4 sub k en bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak (bijvoorbeeld een zorgboerderij) of extensieve dagrecreatieve voorzieningen (zoals bijvoorbeeld het geven van rondleidingen op het bedrijf en het houden van proeverijen van eigen producten) als nevenactiviteit worden toegestaan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering wat inhoudt dat de agrarische functie als hoofdactiviteit als zodanig aanwezig is en herkenbaar blijft;
  • b. de totale vloeroppervlakte van bedrijfsgebouwen in gebruik voor extensieve dagrecreatie of zorgverlenende activiteiten bedraagt maximaal 250 m²;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid ;
  • e. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. bij dagrecreatie is kleinschalige, ondergeschikte (aan de dagrecreatie gerelateerde) horeca, inclusief terras toegestaan, waarbij een maximale oppervlakte geldt van 50 m2;
  • g. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
4.6.5 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten; minicamping

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5.4 sub i teneinde een minicamping als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er mag maximaal 1 minicamping per agrarisch bedrijf worden gerealiseerd;
  • b. er mogen maximaal 25 kampeerplaatsen worden gerealiseerd;
  • c. kampeermiddelen(tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan, voor zover ze niet permanent worden geplaatst;
  • d. er zijn maximaal 5 trekkershutten per minicamping toegestaan;
  • e. de maximale oppervlakte per trekkershut bedraagt 25 m²;
  • f. de minimale afstand ten opzichte van woningen van derden bedraagt 25 m;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4.1 omschreven waarden.
4.6.6 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten; bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5.4 sub k en bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van een bed & breakfast worden toegestaan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering wat inhoudt dat de agrarische functie als hoofdactiviteit als zodanig aanwezig is en herkenbaar blijft;
  • b. de nevenactiviteit vindt plaats binnen 25 m van de bedrijfswoning;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag indien het hoofdgebouw onvoldoende ruimte biedt de nevenactiviteit in een bijbehorend bouwwerk gerealiseerd worden;
  • d. de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  • e. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning niet is toegestaan;
  • f. het is niet toegestaan bed & breakfast te gebruiken voor het huisvesten van arbeiders voor tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
  • g. er mogen maximaal 4 kamers worden gebruikt voor de bed & breakfastvoorziening, voor maximaal 8 personen;
  • h. de bed & breakfast mag niet meer bedragen dan 40% van de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau van de bedrijfswoning en bijbehorende gebouwen;
  • i. er mogen geen andere horeca-activiteiten plaatsvinden dan het verstrekken van logies en ontbijt;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. de activiteiten moeten infrastructureel goed inpasbaar zijn en geen aanmerkelijke toename van de verkeersbelasting tot gevolg hebben;
  • l. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte, met dien verstande dat minimaal één parkeerplaats per kamer beschikbaar is op eigen terrein;
  • m. er mag geen extra (separate) inrit worden aangelegd;
  • n. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
4.6.7 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten; recreatief plattelandsverblijf

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5.4 sub k en bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van een recreatief plattelandsverblijf worden toegestaan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering wat inhoudt dat de agrarische functie als hoofdactiviteit als zodanig aanwezig is en herkenbaar blijft;
  • b. er mag één plattelandsverblijf per agrarisch bedrijf aanwezig zijn, dat plaats mag bieden aan maximaal zes personen. Bij een appartementvorm dat ondergeschikt blijft aan de bedrijfswoning kan hier van afgeweken worden en mag de capaciteit van zes overnachtingsplaatsen uitgesplitst worden over maximaal twee vakantieverblijven;
  • c. voor de gehele gemeente geldt een maximum van 15 recreatieve plattelandsverblijven inclusief bestaande verblijven;
  • d. het recreatief plattelandsverblijf wordt gerealiseerd binnen bestaande bebouwing en binnen de bestemming waar een bedrijfswoning aanwezig is;
  • e. de afstand van het recreatief plattelandsverblijf tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 25 m;
  • f. maximaal 25% van het vloeroppervlak van de bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning, mag voor de nevenactiviteit worden gebruikt. De maximale oppervlakte per verblijf wordt gecategoriseerd naar het aantal personen waarvoor het verblijf bedoeld is;

Soort verblijf   Uitgangspunt   Maximaal vloeroppervlak  
Tweepersoonsverblijf   15 m2 p.p.   30 m2  
Driepersoonsverblijf   14 m2 p.p.   42 m2  
Vierpersoonsverblijf   13 m2 p.p.   42 m2  
Vijfpersoonsverblijf   12 m2 p.p.   60 m2  
Zespersoonsverblijf   11 m2 p.p.   65 m2  

  • g. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning niet is toegestaan;
  • h. er mogen geen andere horeca-activiteiten dan het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvinden;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven,
  • k. de activiteiten moeten infrastructureel goed inpasbaar zijn en geen aanmerkelijke toename van de verkeersbelasting tot gevolg hebben;
  • l. er mag geen extra (separate) inrit worden aangelegd.

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wordt de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen om advies gevraagd over onder andere de volwaardigheid en continuïteit van het bedrijf en de ondergeschiktheid van het recreatief plattelandsverblijf aan dit bedrijf.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging ten behoeve van vergroting/vormverandering agrarisch bedrijf

4.7.1.1 Vergroting

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingsgrens van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' te doorbreken ten behoeve van een vergroting. Deze wijzigingsbevoegdheid dient gelijk met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in artikel 3.8.2, artikel 3.8.3, artikel 5.8.2, artikel 5.8.3, artikel 6.7.2, artikel 6.7.3, artikel 7.8.2 of artikel 8.8.3 gevolgd te worden en gelden de voorwaarden zoals in die artikelen zijn opgenomen.

4.7.1.2 Vormverandering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch' , 'Agrarisch-AHS plus', 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied', 'Agrarisch met waarden-Beekdal' of 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel' te wijzigen naar 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van een vormverandering. Deze wijzigingsbevoegdheid dient gelijk met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in artikel 3.8.1, artikel 5.8.1, artikel 6.7.1, artikel 7.8.1, artikel 8.8.1 gevolgd te worden en gelden de voorwaarden zoals in die artikelen zijn opgenomen.

4.7.2 Wijziging ten behoeve van omschakeling naar/hervestiging van boomteeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen en op gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' de aanduiding 'bomenteelt' toe te voegen en de eventueel aanwezige andere aanduiding ('intensieve kwekerij', 'intensieve veehouderij', 'glastuinbouw', 'paardenhouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - vrijkomend agrarisch bedrijf') te verwijderen om de vestiging van een boomteeltbedrijf toe te staan, onder de voorwaarden dat:

  • a. het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' grenst aan de bestemming 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' of 'Agrarisch-AHS plus';
  • b. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig bedrijf;
  • c. er wordt advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • d. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement'
  • e. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • f. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is.
4.7.3 Wijziging ten behoeve van hervestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen en op gronden met de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-voormalig agrarisch bedrijf' 'intensieve veehouderij' of 'intensieve kwekerij' te verwijderen en eventueel indien noodzakelijk de aanduiding 'bomenteelt' toe te kennen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het dient te gaan om een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf dan wel een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. er wordt advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • c. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • d. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. indien ter plaatse de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterwingebied' is opgenomen, kan alleen gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid indien de aanleg, onderhoud en/of bescherming van het waterwingebied niet wordt benadeeld;
  • f. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  • g. indien noodzakelijk kan deze wijzigingsbevoegdheid gelijk met de wijzigingsbevoegdheid, zoals genoemd in artikel 3.8.1, artikel 3.8.2, artikel 5.8.1, artikel 5.8.2, artikel 6.7.1 of artikel 6.7.2 worden ingezet (waarbij dan ook de in die artikelen geldende voorwaarden van toepassing zijn).
4.7.4 Wijziging ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de aanduiding 'bedrijfswoning' te verwijderen ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning onder de volgende voorwaarden:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' strak rondom een solitair gebouw is gelegen;
  • b. bij het bedrijf mag niet eerder een bedrijfswoning aanwezig zijn geweest (er is in het verleden geen sprake geweest van de afsplitsing van de woning van het bedrijf of de bedrijfswoning is aangeduid als plattelandswoning );
  • c. er is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • d. de bedrijfswoning is noodzakelijk, wat inhoudt dat een agrarisch bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op de langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.
  • e. er wordt advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • h. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • i. er mogen geen belemmeringen ontstaan uit het oogpunt van externe veiligheid;
  • j. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement'.
4.7.5 Wijziging ten behoeve van een plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-plattelandswoning' toe te kennen ten behoeve van het bewonen van de (voormalige) bedrijfswoning door derden onder de volgende voorwaarden:

  • k. er is sprake van een bestaande woning, deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing indien de aanduiding "bedrijfswoning" is toegekend of indien er feitelijk geen woning binnen de bestemming aanwezig is;
  • l. er is sprake van een nog actief reëel of volwaardig agrarisch bedrijf. Indien hierover twijfel bestaat wordt er advies gevraagd aan de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen;
  • m. de plattelandswoning wordt gebruikt als burgerwoning. Er is geen sprake van huisvesting van seizoensarbeiders;
  • n. er moet sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat bij de plattelandswoning;
  • o. indien de bestemming aan minimaal 2 zijden grenst aan de bestemming "Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied" dan mag de plattelandswoning de intensivering van het boomteeltontwikkelingsgebied niet belemmeren;
  • p. de uitbreidingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven en overige functies mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • q. de plattelandswoning blijft onderdeel van deze bestemming. Het agrarisch bedrijf kan geen nieuwe bedrijfswoning binnen deze bestemming bouwen, artikel 4.7.4  is dan ook niet meer van toepassing;
  • r. er mag geen nieuwe inrit/oprit worden gerealiseerd, tenzij er een verbeterde ruimtelijke kwaliteit ontstaat en er geen afbreuk gedaan wordt aan de stedenbouwkundige beeldkwaliteit en verkeersveiligheid;
  • s. er kunnen geen bedrijfsgebouwen ten behoeve van de plattelandswoning worden opgericht;
  • t. de bouwregels voor de bedrijfswoning zijn overeenkomstig van toepassing.
4.7.6 Wijziging naar agrarisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' (al dan niet met de aanduiding ' specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf') te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met een passende aanduiding(zoals bijvoorbeeld svb- agrarisch hulp en nevenbedrijf' of agrarisch loonbedrijf) en, na verkleining, de bestemming

'Agrarisch', 'Agrarisch - AHS plus', 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied', 'Agrarisch met waarden - Beekdal' of 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel', voor de vestiging van een agrarisch (technisch) hulpbedrijf of agrarisch (aan)verwant bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. indien er sprake is van een bedrijf dat aan ten minste twee zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' wordt aangetoond dat geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige en toekomstige intensivering van het gebied;
  • c. de activiteiten binnen de bestaande gebouwen plaatsvinden;
  • d. de nieuwe functie leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Dit moet gepaard gaan met sloop van een deel van de bestaande bebouwing;
  • e. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • f. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag nooit meer bedragen dan 1,5 ha en dient, indien de oppervlakte groter is, te worden verkleind;
  • g. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 40% van het nieuwe bestemmingsvlak met een maximum oppervlakte aan bedrijfsgebouwen van 800m²;
  • h. overtollige bedrijfsbebouwing is of wordt gesloopt;
  • i. de wijziging kan niet worden toegepast op locaties waar sloop van bedrijfsbebouwing heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling 'ruimte-voor-ruimte' en/of de regeling beëindiging veehouderijen;
  • j. indien de bebouwing is aangeduid als 'cultuurhistorische waarde' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • k. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • l. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • m. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • n. er mag geen buitenopslag plaatsvinden tenzij het een bedrijf betreft waarvan de buitenopslag rechtstreeks samenhangt met en noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van dat bedrijf;
  • o. als het om een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer gaat uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 of 2 zijn toegestaan, of categorie 3.1 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 2;
  • p. detailhandel is niet toegestaan, behoudens als ondergeschikte functie;
  • q. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de functie en de aard van de weg waaraan de locatie is gelegen;
  • r. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
4.7.7 Wijziging naar niet-agrarisch bedrijf (niet zijnde agrarisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' (al dan niet met de aanduiding

'specifieke vorm van agrarisch-voormalig agrarisch bedrijf') te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' en, na verkleining, de bestemming 'Agrarisch' en 'Agrarisch - AHS plus', 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel' óf 'Agrarisch met waarden-Beekdal' voor de vestiging van een niet-agrarisch bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. ter plaatse zijn alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag nooit meer mag bedragen dan 5.000 m² en dient verkleind te worden voor zover dat voor een doelmatige inrichting en gebruik van de hergebruiksfunctie mogelijk is en waarbij de bestaande bebouwing het uitgangspunt is;
  • c. indien er sprake is van een bedrijf dat aan ten minste twee zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' wordt aangetoond dat geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige en toekomstige intensivering van het gebied;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 40% van het nieuwe bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte aan bedrijfsgebouwen van 800m²;
  • e. overtollige bedrijfsbebouwing is of wordt gesloopt;
  • f. indien het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' geheel of gedeeltelijk grenst aan de bestemming 'Agrarisch met waarden - Beekdal' en/ of 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' moet deze nieuwe functie gepaard gaan met een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • g. indien de bebouwing is aangeduid als 'cultuurhistorische waarde' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • h. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • i. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • j. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • k. buitenopslag is niet toegestaan;
  • l. als het om een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer gaat uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 of 2 zijn toegestaan, of categorie 3.1 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 2, mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • m. detailhandel is niet toegestaan, behoudens als ondergeschikte functie voor de verkoop van eigen vervaardigde producten;
  • n. publieksgerichte voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • o. horeca is en zelfstandige kantoren (met of zonder baliefunctie) zijn niet toegestaan;
  • p. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • q. de overige regels uit artikel 9 Bedrijf zijn overeenkomstig van toepassing.
4.7.8 Wijziging naar paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' (al dan niet met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-voormalig agrarisch bedrijf') te wijzigen door de aanduiding 'paardenhouderij' toe te kennen (en eventueel indien noodzakelijk de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-voormalig agrarisch bedrijf' te verwijderen), na verkleining, tevens in de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch - AHS plus', 'Agrarisch met waarden - Beekdal' of 'Agrarisch met waarde - Groenblauwe mantel', waarbij na bedrijfsbeëindiging een paardenhouderij kan worden toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. ter plaatse alle overige agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. overtollige bebouwing is of wordt gesloopt;
  • c. slechts de vestiging van één bedrijf per bestemmingsvlak mogelijk wordt gemaakt;
  • d. in geval van de vestiging van een productiegerichte paardenhouderij geldt dat deze grenst aan de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Beekdal' of 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' ;
  • e. de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag nooit meer mag bedragen dan 1,5 ha;
  • f. de nieuwe functie leidt tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • g. indien de bebouwing is aangeduid als 'cultuurhistorische waarde' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • h. indien het betreffende voormalige agrarische bestemmingsvlak is gelegen op gronden die zijn aangeduid als 'Waarde - Kwetsbare soorten' of 'Waarde - Struweelvogels', geldt dat het hergebruik zich dient te beperken tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie, de rijhal een oppervlakte van maximaal 1.000 m² mag hebben en er geen publieks- en/ of verkeersaantrekkende voorzieningen worden gebouwd en/of aangelegd;
  • i. zijn de in sub h genoemde aanduidingen niet op de betreffende gronden opgenomen, dan mag een rijhal van maximaal 1.500 m2 worden opgericht;
  • j. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • k. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • l. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid
  • m. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de functie en de aard van de weg waaraan de locatie is gelegen;
  • n. detailhandel is niet toegestaan;
  • o. horeca is en zelfstandige kantoren (met of zonder baliefunctie) zijn niet toegestaan.  
4.7.9 Wijziging naar statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van een VAB-vestiging de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' (al dan niet met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf') te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de nadere aanduiding 'opslag' en, na verkleining, de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch - AHS plus', 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied', 'Agrarisch met waarden - Beekdal' of

'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel', waarbij na bedrijfsbeëindiging statische opslag kan worden toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. er is sprake van een bedrijfsmatige opslagactiviteit;
  • c. indien er sprake is van een bedrijf dat aan ten minste twee zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' wordt aangetoond dat geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige en toekomstige intensivering van het gebied;
  • d. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • e. de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' dient verkleind te worden voor zover dat voor een doelmatige inrichting en gebruik van de hergebruiksfunctie mogelijk is;
  • f. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet groter zijn dan de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met een maximale oppervlakte van 1.000 m²;
  • g. indien de bebouwing is aangeduid als 'cultuurhistorische waarde' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • h. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • i. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel- landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • j. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • k. buitenopslag is niet toegestaan;
  • l. opslag van gevaarlijke stoffen is niet toegestaan;
  • m. als het om een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer gaat uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 of 2 zijn toegestaan, of categorie 3.1 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 2;
  • n. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de functie en de aard van de weg waaraan de locatie is gelegen;
  • o. detailhandel is niet toegestaan.
4.7.10 Wijziging naar recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie' en, na verkleining, de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Beekdal' of 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel'

, waarbij na bedrijfsbeëindiging een vestiging van een recreatieve functie kan worden toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. voorzieningen zijn bezoekersextensief en kleinschalig;
  • c. er sprake is van een bedrijf dat niet grenst aan de bestemming 'Natuur';
  • d. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • e. de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Recreatie' dient verkleind te worden tot maximaal 1,5 ha. Is de oppervlakte kleiner dan 1,5 ha, dan zijn die m2 het uitgangspunt en die m2 kunnen niet meer worden vergroot;
  • f. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet groter zijn dan de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met een maximale oppervlakte van 200 m², al het overige dient te worden gesloopt;
  • g. indien de bebouwing is aangeduid als 'cultuurhistorische waarde' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • h. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • i. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel- landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • j. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • k. buitenopslag is niet toegestaan;
  • l. als het om een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer gaat uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 of 2 zijn toegestaan, of categorie 3.1 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 2;
  • m. horeca is niet toegestaan, behoudens als ondergeschikte functie in de vorm van een theehuis (eventueel met terras) en een vloeroppervlak van maximaal 50 m2;
  • n. detailhandel is niet toegestaan, behoudens als ondergeschikte functie;
  • o. publieksgerichte voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • p. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
4.7.11 Wijziging naar Maatschappelijk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' al dan niet met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-voormalig agrarisch bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'maatschappelijk' met de aanduiding 'svm-zorg' en, na verkleining, de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch - AHS plus', 'Agrarisch met waarden - Beekdal' of

'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel', waarbij na bedrijfsbeëindiging een vestiging van een zorgfunctie kan worden toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. de zorgactiviteiten vinden uitsluitend overdag plaats, overnachten is niet toegestaan;
  • c. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • d. de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Maatschappelijk' dient verkleind te worden voor zover dat voor een doelmatige inrichting en gebruik van de hergebruiksfunctie mogelijk is en de oppervlakte bedraagt maximaal 5.000 m2;
  • e. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet groter zijn dan de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met een maximale oppervlakte van 400 m² al het overige dient te worden gesloopt;
  • f. indien de bebouwing is aangeduid als 'cultuurhistorische waarde' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • g. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • h. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • i. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. als het om een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer gaat uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 of 2 zijn toegestaan, of categorie 3.1 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 2;
  • l. detailhandel is niet toegestaan, behoudens als ondergeschikte functie;
  • m. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
4.7.12 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van een voormalige agrarische bedrijfslocatie de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' (al dan niet met enige aanduiding) te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet met de aanduiding 'twee aaneen', waarbij tevens het vlak wordt verkleind en de bestemming dan gewijzigd wordt naar 'Agrarisch', 'Agrarisch-AHS plus', 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied', 'Agrarisch met waarden-Beekdal', 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel', waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw c.q. gebruik van de voormalige boerderij voor woondoeleinden kan worden toegestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. het agrarisch bedrijf (inclusief de eventuele nevenactiviteiten) is volledig beëindigd;
  • b. indien er sprake is van een locatie dat aan minimaal 2 zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' wordt aangetoond dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige en toekomstige intensivering van het gebied;
  • c. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' mag nooit meer bedragen van 5.000 m2;
  • d. de bestaande voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, waarbij:
    • 1. maximaal 200 m2 aan bijgebouwen behouden mag blijven;
    • 2. cultuurhistorisch waardevolle gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' mogen niet worden gesloopt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. mag maximaal één bestaand bijgebouw (constructief één geheel) dat groter is dan 200 m2 en maximaal 500 m2 is, behouden blijven, mits er per 50 m2 dat het bestaande bijgebouw groter is dan 200 m2 er minimaal 250 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • e. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. is splitsing toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij voormalige boerderijgebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
    • 2. de voormalige boerderij mag gesplitst worden in maximaal 2 wooneenheden;
    • 3. de beide woningen dienen minimaal een inhoud te hebben van 400 m3;
    • 4. de aanduiding 'twee aaneen' zal worden opgenomen;
  • g. indien de aanduiding 'twee aaneen' is opgenomen of indien deze aanduiding niet is opgenomen, maar er ten tijde van de vaststelling van dit plan wel sprake was van een (twee-) aaneengebouwde woning, wordt deze behouden, wat inhoudt dat de voormalige bedrijfswoningen niet vrijstaand mogen worden gebouwd;
  • h. de woning(en) mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. de bouw- en gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22 Wonen zijn overeenkomstig van toepassing.

 

Artikel 5 Agrarisch - AHS plus

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - AHS Plus' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bodemexploitatie;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. doeleinden van openbaar nut;
  • e. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • f. de verwezenlijking van waterberging ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - reserveringsgebied waterberging';
  • g. verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel';
  • h. bloemencorso-bouwplaats gedurende een aaneengesloten periode van mei tot en met september, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats',
  • i. tuinen bij (burger)woningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - AHS plus' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:

  • a. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
5.2.2 Gebouwen

Regels voor gebouwen zijn:

  • a. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is een permanente corso-opslagruimte toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 250 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.
5.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Regels voor teeltondersteunende voorzieningen zijn:

  • a. tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de permanente teeltondersteunende voorzieningen dienen direct grenzend aan enig bouwvlak te worden opgericht.
5.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, behoudens erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • c. kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:
    • 1. de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • d. het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • e. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid .
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.4 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf- of perceelsafscheiding, met een grotere hoogte, tot maximaal 6 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel enige andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
  • b. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ecologische, landschappelijke of hydrologische waarden ter plaatse;
  • f. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid .
5.4.2 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.4 sub b ten behoeve van de realisatie van een hobbymatige paardenbak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen';
  • b. de paardenbak wordt aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen' gesitueerd, dat wil zeggen tot maximaal 100 m vanaf de achtergrens van het bestemmingsvlak;
  • c. per bestemmingsvlak is maximaal één paardenbak toegestaan;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • e. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid ;
  • f. de omvang per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • g. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • h. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie.
  • i. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • j. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest ten behoeve van enig bedrijf, met uitzondering van het bepaalde in artikel 5.2.4 sub i;
  • b. buitenopslag;
  • c. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  • d. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen.
5.5.2 Toegestaan gebruik

Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. tijdelijke of permanente teeltondersteunende voorzieningen, die niet als bouwwerk zijn aan te merken, niet hoger zijn dan 50 cm en binnen het plangebied mag maximaal 500 ha van deze permanente teeltondersteunende voorzieningen aanwezig zijn, daarbij geldt dat gebruik voor permanente teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend is toegestaan direct grenzend aan enig bouwvlak;
  • b. mestbewerking van op het eigen bedrijf geproduceerde mest.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken ten behoeve van minicampings

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.5.1 sub d teneinde een minicamping als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', dat wil zeggen tot maximaal 25 m vanaf de achtergrens van dit bestemmingsvlak en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming 'Wonen' van derden;
  • b. het bepaalde onder a is uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat er geen of onvoldoende ruimte is binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • c. kampeermiddelen(tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan, voor zover ze niet permanent worden geplaatst;
  • d. er zijn maximaal 5 trekkershutten per minicamping toegestaan;
  • e. de maximale oppervlakte per trekkershut bedraagt 25 m²;
  • f. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
  • g. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid ;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 5.1 omschreven waarden.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • c. het ophogen van gronden op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • d. het verharden van zandpaden.
5.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder artikel 5.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
5.7.3 Afwegingskader
  • a. De in artikel 5.7.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  • b. De in artikel 5.7.1 sub b en artikel 5.7.1 sub c genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.
5.7.4 Waarden

Onder de in artikel 5.7.3 genoemde waarden worden verstaan:

  • a. ten aanzien van de in artikel 5.7.1 sub a genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
  • b. ten aanzien van de in artikel 5.7.1 sub b en artikel 5.7.1 sub c genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • c. ten aanzien van de in artikel 5.7.1 sub d genoemde werken of werkzaamheden: de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
5.8.1 Wijziging ten behoeve van vormverandering agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-AHS plus' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de vormverandering van een agrarisch bedrijf, al dan niet met een nadere aanduiding, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7.1.2;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen, in de reconstructiewetzonde-extensiveringsgebied, tenzij:
    • 1. er sprake is van een omschakeling naar een grondgebonden bedrijf zonder intensieve (neven)tak en de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelijktijdig wordt verwijderd op basis van artikel 4.7.2 of artikel 4.7.3;
    • 2. er sprake is van een gemengd agrarisch bedrijf, met de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet zijnde een bedrijf met een schapen- en/of geitenhouderij, waarbij de vormverandering noodzakelijk is enkel voor de grondgebonden bedrijfstak en niet ten behoeve van de bouw van een gebouw voor het houden van dieren;
  • c. de vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een doelmatige plaatsing van bouwwerken op het perceel;
  • d. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • e. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van deze ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, behoud, beheer en/of herstel van watersystemen;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed;
  • h. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. deze wijzigingsbevoegdheid kan in combinatie met artikel 5.8.2 of artikel 5.8.3 worden gebruikt
5.8.2 Wijziging ten behoeve van vergroting agrarisch bedrijf zonder aanduiding of met de aanduiding 'glastuinbouw', 'bomenteelt', 'intensieve kwekerij' of 'paardenhouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-AHS plus' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' (niet zijnde met de aanduiding 'intensieve veehouderij') mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' strak rondom een solitair gebouw is gelegen;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen, tenzij:
    • 1. er sprake is van een omschakeling naar een grondgebonden bedrijf zonder intensieve (neven)tak en de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelijktijdig wordt verwijderd op basis van artikel 4.7.2 of artikel 4.7.3;
    • 2. er sprake is van een gemengd agrarisch bedrijf, met de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet zijnde een bedrijf met een schapen- en/of geitenhouderij, waarbij de vergroting noodzakelijk is enkel voor de grondgebonden bedrijfstak en niet ten behoeve van de bouw van een gebouw voor het houden van dieren;
  • c. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • d. voor grondgebonden agrarische bedrijven, tevens boomteeltbedrijven met de aanduiding 'bomenteelt' is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' toegestaan met een maximale omvang van 2 ha en met een maximale oppervlakte aan kassen van 1,5 ha netto glas, mits geen omschakeling plaatsvindt naar een glastuinbouwbedrijf;
  • e. voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven, al dan niet met de aanduiding 'intensieve kwekerij' en niet zijnde een intensieve veehouderij is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' tot een omvang 1,5 ha toegestaan met een maximale oppervlakte aan kassen 5.000 m² netto glas;
  • f. voor bestaande glastuinbouwbedrijven met de aanduiding 'glastuinbouw' is vergroting toegestaan met een maximum van 4 ha en maximaal 3 ha netto glas;
  • g. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt geschaad;
  • h. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel' is uitsluitend toegestaan indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • i. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed. Er wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het Waterschapsbestuur;
  • j. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • m. een advies, zoals genoemd onder k. behoeft niet te worden gevraagd indien de vergroting enkel voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen noodzakelijk is. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen' zal dan worden opgenomen op de planverbeelding binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'. De overige bepalingen in dit artikel blijven wel van toepassing;
  • n. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement'.
5.8.3 Wijziging ten behoeve van vergroting agrarisch bedrijf met aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-AHS plus' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' met de aanduiding 'intensieve veehouderij' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-AHS plus' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' met de aanduiding 'intensieve veehouderij' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze paragraaf is niet van toepassing indien er sprake is van:
    • 1. er sprake is van een omschakeling naar een grondgebonden bedrijf zonder intensieve (neven)tak en de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelijktijdig wordt verwijderd op basis van artikel 4.7.2 of artikel 4.7.3;
    • 2. er is sprake van een gemengd agrarisch bedrijf, niet zijnde een bedrijf met een schapen en/of geitenhouderij, met de aanduiding intensieve veehouderij waarbij de vormverandering noodzakelijk is enkel voor de grondgebonden bedrijfstak en niet ten behoeve van de bouw van een gebouw voor het houden van dieren;

dan is paragraaf 5.8.2 van toepassing;

  • b. de intensieve veehouderij niet gelegen is ter plaatse van aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en/of 'wro-zone - ecologische verbindingszone' en/of 'wro zone-zoekgebied beekherstel';
  • c. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • d. de vergroting is alleen mogelijk indien deze noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn;
  • e. er vindt geen uitbreiding plaats van het aantal dierplaatsen;
  • f. indien aan a. t/m d. wordt voldaan is een vergroting toegestaan naar maximaal 1,5 ha, waarbij minimaal 10% van het totale bestemmingsvlak moet bestaan uit een goede landschappelijke inpassing;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed. Er wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het Waterschapsbestuur;
  • h. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • k. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
5.8.4 Wijziging ten behoeve van vergroting en/of vormverandering Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-AHS Plus' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' (eventueel ook het bouwvlak) mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-AHS Plus' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' (eventueel ook het bouwvlak) mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in artikel 9.7.2;
  • b. aangetoond is dat binnen het bestaande bestemmingsvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding;
  • c. de vergroting is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel vanwege andere bedrijfseconomische omstandigheden;
  • d. de vergroting is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsactiviteit in de milieucategorie 1 of 2. Een vergroting voor een activiteit in de milieucategorie 3.1 is toegestaan, mits is aangetoond dat deze activiteit naar aard en omvang gelijk te stellen is aan milieucategorie 2. Het mag geen geluidzoneringsplichtige activiteit betreffen;
  • e. oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag na vergroting niet meer bedragen dan 5.000 m². Zijn de huidige bestemmingsvlakken al groter, kan er geen gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroting;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • h. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';  
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • k. bij vergroting of vormverandering van het bestemmingsvlak zijn ook de overige bouw- en gebruiksregels uit  artikel 9 Bedrijf van toepassing.
5.8.5 Wijziging ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-AHS plus' te wijzigen ten behoeve van de inrichting en beheer van gronden als waterbergingsgebied waarbij de bestemming 'Water' of dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' wordt toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van gronden met de aanduiding 'wro-zone - reserveringsgebied waterberging';
  • b. het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
  • c. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
5.8.6 wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-AHS plus' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of ' Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
  • c. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.
5.8.7 wijziging ten behoeve van ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-AHS plus' met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ter verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
  • c. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.

Artikel 6 Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bodemexploitatie;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. doeleinden van openbaar nut;
  • e. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • f. de verwezenlijking van waterberging ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - reserveringsgebied waterberging';
  • g. verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - spuitvrije zone' is spuiten van gewassen niet toegestaan;
  • i. bloemencorso-bouwplaats gedurende een aaneengesloten periode van mei tot en met september, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats',
  • j. tuinen behorende bij (burger)woningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:

  • a. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
6.2.2 Gebouwen

Regels voor gebouwen zijn:

  • a. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is een permanente corso-opslagruimte toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 250 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.
6.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Regels voor teeltondersteunende voorzieningen zijn:

  • a. tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de permanente teeltondersteunende voorzieningen dienen direct grenzend aan enig bouwvlak te worden opgericht.
6.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, behoudens erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • c. kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:
    • 1. de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt; \
    • 2. de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • d. het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • e. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid .
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.4 sub a voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf- of perceelsafscheiding, met een grotere hoogte, tot maximaal 6 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel enig andere bedrijfsomstandigheid ter plaatse noodzakelijk is;
  • b. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het de ecologische, landschappelijke en/of hydrologische waarden ter plaatse;
  • f. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid .
6.4.2 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.4 sub b ten behoeve van de realisatie van een paardenbak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen de bestemming 'Agrarisch-Bedrijf' of 'Wonen';
  • b. de paardenbak wordt aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen' gesitueerd, dat wil zeggen tot maximaal 100 m vanaf de achtergrens van het bestemmingsvlak;
  • c. per bestemmingsvlak is maximaal één hobbymatige paardenbak toegestaan;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • e. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid ;
  • f. de omvang per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • g. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • h. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie.
  • i. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • j. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest ten behoeve van enig bedrijf, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6.4.2 sub i;
  • b. buitenopslag;
  • c. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  • d. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen.
6.5.2 Toegestaan gebruik

Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. tijdelijke of permanente teeltondersteunende voorzieningen, die niet als bouwwerk zijn aan te merken, niet hoger zijn dan 50 cm en binnen het plangebied mag maximaal 500 ha aan deze permanente teeltondersteunende voorzieningen aanwezig zijn, daarbij geldt dat gebruik voor permanente teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend is toegestaan direct grenzend aan enig bouwvlak;
  • b. mestbewerking van op eigen bedrijf geproduceerde mest.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • c. het ophogen van gronden op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • d. het verharden van zandpaden.
6.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder artikel 6.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
6.6.3 Afwegingskader
  • a. De in artikel 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  • b. De in artikel 6.6.1 sub b en artikel 6.6.1 sub c genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.
6.6.4 Waarden

Onder de in artikel 6.6.3 genoemde waarden worden verstaan:

  • a. ten aanzien van de in artikel 6.6.1 sub a genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
  • b. ten aanzien van de in artikel 6.6.1 sub b en artikel 6.6.1 sub c genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • c. ten aanzien van de in artikel 6.6.1 sub d genoemde werken of werkzaamheden: de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijziging ten behoeve van vormverandering agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de vormverandering van een agrarisch bedrijf, al dan niet met een nadere aanduiding, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7.1.2;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen, in de reconstructiewetzonde-extensiveringsgebied, tenzij:
    • 1. er sprake is van een omschakeling naar een grondgebonden bedrijf zonder intensieve (neven)tak en de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelijktijdig wordt verwijderd op basis van artikel 4.7.2 of artikel 4.7.3;
    • 2. er sprake is van een gemengd agrarisch bedrijf, met de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet zijnde een bedrijf met een schapen- en/of geitenhouderij, waarbij de vormverandering noodzakelijk is enkel voor de grondgebonden bedrijfstak en niet ten behoeve van de bouw van een gebouw voor het houden van dieren;
  • c. de vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een doelmatige plaatsing van bouwwerken op het perceel; 
  • d. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • e. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van deze ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, behoud, beheer en/of herstel van watersystemen;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed;
  • h. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. deze wijzigingsbevoegdheid kan in combinatie met artikel 6.7.2 of artikel 6.7.3 worden gebruikt.
6.7.2 Wijziging ten behoeve van vergroting agrarisch bedrijf zonder aanduiding of met de aanduiding 'glastuinbouw', 'bomenteelt', 'intensieve kwekerij' of 'paardenhouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' (niet zijnde met de aanduiding 'intensieve veehouderij') mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' (niet zijnde met de aanduiding 'intensieve veehouderij') mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' strak rondom een solitair gebouw is gelegen;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen, tenzij:
    • 1. er sprake is van een omschakeling naar een grondgebonden bedrijf zonder intensieve (neven)tak en de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelijktijdig wordt verwijderd op basis van artikel 4.7.2 of artikel 4.7.3;
    • 2. er sprake is van een gemengd agrarisch bedrijf, met de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet zijnde een bedrijf met een schapen- en/of geitenhouderij, waarbij de vergroting noodzakelijk is enkel voor de grondgebonden bedrijfstak en niet ten behoeve van de bouw van een gebouw voor het houden van dieren;
  • c. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • d. voor grondgebonden agrarische bedrijven, tevens boomteeltbedrijven met de aanduiding 'bomenteelt' is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' toegestaan met een maximale omvang van 2 ha en met een maximale oppervlakte aan kassen van 1,5 ha netto glas, mits geen omschakeling plaatsvindt naar een glastuinbouwbedrijf;
  • e. voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven, al dan niet met de aanduiding 'intensieve kwekerij' en niet zijnde een intensieve veehouderij is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' tot een omvang 1,5 ha toegestaan met een maximale oppervlakte aan kassen 5.000 m² netto glas;
  • f. voor bestaande glastuinbouwbedrijven met de aanduiding 'glastuinbouw' en boomteeltbedrijven met de aanduiding 'bomenteelt' is vergroting toegestaan met een maximum van 4 ha en maximaal 3 ha netto glas;
  • g. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt geschaad;
  • h. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel' is uitsluitend toegestaan indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • i. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed. Er wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het Waterschapsbestuur;
  • j. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • m. een advies, zoals genoemd onder k. behoeft niet te worden gevraagd indien de vergroting enkel voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen noodzakelijk is. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen' zal dan worden opgenomen op de planverbeelding binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'. De overige bepalingen in dit artikel blijven wel van toepassing;
  • n. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement'.  
6.7.3 Wijziging ten behoeve van vergroting agrarisch bedrijf met aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' met de aanduiding 'intensieve veehouderij' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze paragraaf is niet van toepassing indien er sprake is van:
    • 1. er sprake is van een omschakeling naar een grondgebonden bedrijf zonder intensieve (neven)tak en de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelijktijdig wordt verwijderd op basis van artikel 4.7.2 of artikel 4.7.3;
    • 2. er is sprake van een gemengd agrarisch bedrijf, niet zijnde een bedrijf met een schapen en/of geitenhouderij, met de aanduiding intensieve veehouderij waarbij de vormverandering noodzakelijk is enkel voor de grondgebonden bedrijfstak en niet ten behoeve van de bouw van een gebouw voor het houden van dieren;

dan is paragraaf 6.7.2 van toepassing;

  • b. de intensieve veehouderij niet gelegen is ter plaatse van aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en/of 'wro-zone - ecologische verbindingszone';
  • c. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • d. de vergroting is alleen mogelijk indien deze noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn;
  • e. er vindt geen uitbreiding plaats van het aantal dierplaatsen;
  • f. indien aan a t/m d. wordt voldaan is een vergroting toegestaan naar maximaal 1,5 ha, waarbij minimaal 10% van het totale bestemmingsvlak moet bestaan uit een goede landschappelijke inpassing;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed. Er wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het Waterschapsbestuur;
  • h. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • k. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.  
6.7.4 Wijziging ten behoeve van vergroting en/of vormverandering Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' (en eventueel het bouwvlak) mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in artikel 9.7.2;
  • b. aangetoond is dat binnen het bestaande bestemmingsvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding;
  • c. de vergroting is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel vanwege andere bedrijfseconomische omstandigheden;
  • d. de vergroting is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsactiviteit in de milieucategorie 1 of 2. Een vergroting voor een activiteit in de milieucategorie 3.1 is toegestaan, mits is aangetoond dat deze activiteit naar aard en omvang gelijk te stellen is aan milieucategorie 2. Het mag geen geluidzoneringsplichtige activiteit betreffen;
  • e. oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag na vergroting niet meer bedragen dan 5.000 m². Zijn de huidige bestemmingsvlakken al groter, kan er geen gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroting;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • h. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';  
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • k. bij vergroting van het bestemmingsvlak zijn ook de overige bouw- en gebruiksregels uit artikel 9 Bedrijf toepassing.
6.7.5 Wijziging ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied'

te wijzigen ten behoeve van de inrichting en beheer van gronden als waterbergingsgebied waarbij de bestemming 'Water' of dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'

wordt toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van gronden met de aanduiding 'wro-zone - reserveringsgebied waterberging';
  • b. het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
  • c. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
6.7.6 wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
  • c. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.
6.7.7 wijziging ten behoeve van ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' met de aanduiding 'wro zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ter verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • 2. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
  • 3. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.

Artikel 7 Agrarisch met waarden - Beekdal

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Beekdal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bij de schaal en de aard van het gebied passend agrarisch grondgebruik;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische, en natuurwaarden, waaronder in ieder geval verstaan:
    • 1. kleinschaligheid van het landschap,
    • 2. landschapselementen;
    • 3. begeleid natuurlijke eenheden en kleinere bos- en natuurgebieden, met tussenliggende of omringende landbouwgronden.
    • 4. de doelstellingen en de waarden van de ecologische hoofdstructuur;
    • 5. het behoud en de bescherming van de beekstructuur
  • d. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • e. verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • f. behoud, beheer en/of herstel van de ecologische hoofdstructuur;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. doeleinden van openbaar nut;
  • i. bloemencorso-bouwplaats gedurende een aaneengesloten periode van mei tot en met september, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats';
  • j. tuinen behorende bij (burger)woningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Beekdal' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:

  • a. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
7.2.2 Gebouwen

Regels voor gebouwen zijn:

  • a. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is een permanente corso-opslagruimte toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 250 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.
7.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Regels voor teeltondersteunende voorzieningen zijn:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan en daarvoor gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
    • 2. de oppervlakte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen per agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 2,5 ha.
    • 3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend direct grenzend aan enig bouwvlak worden opgericht.
7.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, behoudens erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • c. kuilvoerplaten , waterbassins en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:
    • 1. de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • d. het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • e. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid .
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.4 sub a voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf- of perceelsafscheiding, met een grotere hoogte, tot maximaal 6 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel enige andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
  • b. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  • e. de waarden zoals genoemd in artikel 7.1 sub c niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het landschap en/of er dient een kwaliteitsverbetering plaats te vinden in dat kader;
  • g. ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan moet worden aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid .
7.4.2 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.4 sub b ten behoeve van de realisatie van een hobbymatige paardenbak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen de bestemming 'Wonen';
  • b. de paardenbak wordt aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Wonen' gesitueerd;
  • c. per bestemmingsvlak is maximaal één hobbymatige paardenbak toegestaan;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • e. de waarden zoals genoemd in artikel 7.1 sub c niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan moet worden aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid ;
  • g. de omvang per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • h. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • i. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie.
  • j. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • k. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest ten behoeve van enig bedrijf, met uitzondering van het bepaalde in artikel 7.4.2;
  • b. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • c. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  • d. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijken ten behoeve van minicampings

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.5.1 sub d teneinde een minicamping als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', dat wil zeggen tot maximaal 25 m vanaf de achtergrens van dit bestemmingsvlak en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming 'Wonen' van derden;
  • b. het bepaalde onder a is uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat er geen of onvoldoende ruimte is binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • c. kampeermiddelen(tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan, voor zover ze niet permanent worden geplaatst;
  • d. er zijn maximaal 5 trekkershutten per minicamping toegestaan;
  • e. de maximale oppervlakte per trekkershut bedraagt 25 m²;
  • f. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
  • g. ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan moet worden aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid ;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 7.1 sub c omschreven waarden.
7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.7.1 Verbod
  • a. het is verboden om permanente teeltondersteunende voorzieningen aan te leggen;
  • b. Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover groter dan 200 m²;
    • 2. het verzetten of vergraven van gronden waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 40 cm wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 3. het aanleggen, dempen of wijzigen van oppervlaktewateren;
    • 4. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;
    • 5. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- of landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
    • 7. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en 'wro-zone -zoekgebied beekherstel';
    • 8. het ophogen van gronden op gronden met de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel';
    • 9. het verharden van zandpaden.
7.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder artikel 7.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
7.7.3 Afwegingskader
  • a. De in 7.7.1 sub b genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  • b. De omgevingsvergunning voor de in artikel 7.7.1 sub b onder 7 en 8 genoemde werkzaamheden wordt slechts verleend nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord;
  • c. De onder artikel 7.7.1 sub b genoemde activiteiten noodzakelijk zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering danwel het extensief recreatief medegebruik.
7.7.4 Waarden

Onder de in artikel 7.7.3 sub a genoemde waarden worden verstaan:

  • a. ten aanzien van de in artikel 7.7.1 sub b, onder 1, 2, 4, 5 en 7 genoemde werken of werkzaamheden: de landschappelijke en ecologische waarden en de landschapselementen;
  • b. ten aanzien van de in artikel 7.7.1 sub b, onder 1, 2, 3, 8 en 9 genoemde werken of werkzaamheden: de cultuurhistorische waarden de landschapselementen;
  • c. ten aanzien van de in artikel 7.7.1 sub b, onder 4, 7 genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
  • d. ten aanzien van de in artikel 7.7.1 sub b, onder 1, 2, 3, 6, 7 en 8 genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen.
7.8 Wijzigingsbevoegdheid
7.8.1 Wijziging ten behoeve van vormverandering agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden - Beekdal' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de vormverandering van een agrarisch bedrijf, al dan niet met een nadere aanduiding, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7.1.2;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen, in de reconstructiewetzonde-extensiveringsgebied, tenzij:
    • 1. er sprake is van een omschakeling naar een grondgebonden bedrijf zonder intensieve (neven)tak en de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelijktijdig wordt verwijderd op basis van artikel 4.7.2 of artikel 4.7.3;
    • 2. er sprake is van een gemengd agrarisch bedrijf, met de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet zijnde een bedrijf met een schapen- en/of geitenhouderij, waarbij de vormverandering noodzakelijk is enkel voor de grondgebonden bedrijfstak en niet ten behoeve van de bouw van een gebouw voor het houden van dieren;
  • c. de vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een doelmatige plaatsing van bouwwerken op het perceel; 
  • d. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • e. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van deze ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, behoud, beheer en/of herstel van watersystemen;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed;
  • h. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
  • j. deze wijzigingsbevoegdheid kan in combinatie met artikel 7.8.2 of artikel 7.8.3 worden gebruikt.
7.8.2 Wijziging ten behoeve van vergroting agrarisch bedrijf zonder aanduiding of met de aanduiding 'glastuinbouw', 'bomenteelt', 'intensieve kwekerij' of 'paardenhouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden-Beekdal' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' (niet zijnde met de aanduiding 'intensieve veehouderij') mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' strak rondom een solitair gebouw is gelegen;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen, tenzij:
    • 1. er sprake is van een omschakeling naar een grondgebonden bedrijf zonder intensieve (neven)tak en de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelijktijdig wordt verwijderd op basis van artikel 4.7.2 of artikel 4.7.3;
    • 2. er sprake is van een gemengd agrarisch bedrijf, met de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet zijnde een bedrijf met een schapen- en/of geitenhouderij, waarbij de vergroting noodzakelijk is enkel voor de grondgebonden bedrijfstak en niet ten behoeve van de bouw van een gebouw voor het houden van dieren;
  • c. aangetoond dient te worden dat, indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' tevens grenst aan (een van) de volgende bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch-AHS plus' of 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied', er geen uitbreidingsmogelijkheden zijn binnen die gebieden en dat er een noodzaak is vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf, de vergroting in het beekdal te realiseren;
  • d. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • e. voor grondgebonden agrarische bedrijven, tevens boomteeltbedrijven met de aanduiding 'bomenteelt' is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' toegestaan met een maximale omvang van 2 ha en met een maximale oppervlakte aan kassen van 5.000 m2 netto glas, mits geen omschakeling plaatsvindt naar een glastuinbouwbedrijf;
  • f. voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven, al dan niet met de aanduiding 'intensieve kwekerij' en niet zijnde een intensieve veehouderij is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' tot een omvang 1,5 ha toegestaan , waarbij minimaal 10 % van het totale bestemmingsvlak moet bestaan uit een goede landschappelijke inpassing;
  • g. voor bestaande glastuinbouwbedrijven met de aanduiding 'glastuinbouw' is vergroting toegestaan met een maximum van 4 ha en maximaal 3 ha netto glas;
  • h. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt geschaad;
  • i. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel' is uitsluitend toegestaan indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • j. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed. Er wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het Waterschapsbestuur;
  • k. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • m. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • n. een advies, zoals genoemd onder l. behoeft niet te worden gevraagd indien de vergroting enkel voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen noodzakelijk is. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen' zal dan worden opgenomen op de planverbeelding binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'. De overige bepalingen in dit artikel blijven wel van toepassing;
  • o. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement'.
7.8.3 Wijziging ten behoeve van vergroting agrarisch bedrijf met aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden-Beekdal' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' met de aanduiding 'intensieve veehouderij' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze paragraaf is niet van toepassing indien er sprake is van:
    • 1. omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf, zonder intensieve (neven)tak en de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelijktijdig wordt verwijderd op basis van artikel 4.7.2 of artikel 4.7.3;
    • 2. een gemengd agrarisch bedrijf, met de aanduiding intensieve veehouderij niet zijnde een bedrijf met een schapen- en/of geitenhouderij, waarbij de vergroting noodzakelijk is voor de grondgebonden bedrijfstak en niet ten behoeve van de bouw van een gebouw voor het houden van dieren;

dan is paragraaf 7.8.2 van toepassing.

  • b. de intensieve veehouderij niet gelegen is ter plaatse van aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en/of 'wro-zone - ecologische verbindingszone' en/of 'wro zone-zoekgebied beekherstel';
  • c. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • d. de vergroting is alleen mogelijk indien deze noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn;
  • e. er vindt geen uitbreiding plaats van het aantal dierplaatsen;
  • f. indien aan a t/m d. wordt voldaan is een vergroting toegestaan naar maximaal 1,5 ha, waarbij minimaal 10% van het totale bestemmingsvlak moet bestaan uit een goede landschappelijke inpassing;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed. Er wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het Waterschapsbestuur;
  • h. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • k. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
7.8.4 Wijziging ten behoeve van vergroting en/of vormverandering Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden-Beekdal' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' (en eventueel het bouwvlak) mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in artikel 9.7.2;
  • b. aangetoond is dat binnen het bestaande bestemmingsvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding;
  • c. de vergroting is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel vanwege andere bedrijfseconomische omstandigheden;
  • d. de vergroting is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsactiviteit in de milieucategorie 1 of 2. Een vergroting voor een activiteit in de milieucategorie 3.1 is toegestaan, mits is aangetoond dat deze activiteit naar aard en omvang gelijk te stellen is aan milieucategorie 2. Het mag geen geluidzoneringsplichtige activiteit betreffen;
  • e. oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag na vergroting niet meer bedragen dan 5.000 m². Zijn de huidige bestemmingsvlakken al groter, kan er geen gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroting;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • h. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';  
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • k. bij vergroting van het bestemmingsvlak zijn ook de overige bouw- en gebruiksregels uit artikel 9 Bedrijf toepassing.
7.8.5 Wijziging ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden-Beekdal' te wijzigen ten behoeve van de inrichting en beheer van gronden als waterbergingsgebied waarbij de bestemming 'Water' of dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' wordt toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van gronden met de aanduiding 'wro-zone - reserveringsgebied waterberging';
  • b. het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
  • c. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
7.8.6 Wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-met waarden Beekdal' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
  • c. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.
7.8.7 wijziging ten behoeve van ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden-Beekdal met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ter verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
  • c. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.

Artikel 8 Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bij de schaal en de aard van het gebied passend agrarisch grondgebruik;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische, en natuurwaarden, waaronder in ieder geval verstaan:
    • 1. kleinschaligheid van het landschap,
    • 2. landschapselementen;
    • 3. begeleid natuurlijke eenheden en kleinere bos- en natuurgebieden, met tussenliggende of omringende landbouwgronden;
    • 4. de doelstellingen en de waarden van de ecologische hoofdstructuur;
  • d. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • e. de verwezenlijking van waterberging ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - reserveringsgebied waterberging;
  • f. verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • g. het beheer, behoud en/of herstel van de ecologische hoofdstructuur;
  • h. extensief recreatief medegebruik;
  • i. doeleinden van openbaar nut;
  • j. bloemencorso-bouwplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats';
  • k. tuinen behorende bij (burger)woningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:

  • a. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
8.2.2 Gebouwen

Regels voor gebouwen zijn:

  • a. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is een permanente corso-opslagruimte toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 250 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.
8.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Regels voor teeltondersteunende voorzieningen zijn:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan en daarvoor gelden de volgende regels:
    • 1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend direct grenzend aan enig bouwvlak te worden opgericht;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
    • 3. de oppervlakte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen per agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 2,5 ha.
8.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, behoudens erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • c. kuilvoerplaten , waterbassins en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:
    • 1. de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • d. het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • e. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid .
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.4 sub a voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf- of perceelsafscheiding, met een grotere hoogte, tot maximaal 6 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel enige andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf;
  • b. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  • e. de waarden zoals genoemd in artikel 8.1 sub c niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het landschap en/of er dient een kwaliteitsverbetering plaats te vinden in dat kader;
  • g. ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan wordt aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid .
8.4.2 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.4 sub b ten behoeve van de realisatie van een hobbymatige paardenbak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen';
  • b. de paardenbak wordt aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch Bedrijf' of Wonen' gesitueerd;
  • c. per bestemmingsvlak mag maximaal één hobbymatige paardenbak worden gerealiseerd;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • e. de waarden zoals genoemd in artikel 8.1 sub c niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan wordt aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid ;
  • g. de omvang per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • h. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • i. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie.
  • j. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • k. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, met uitzondering van het bepaalde in artikel 8.2.4;
  • b. buitenopslag;
  • c. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  • d. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Afwijken ten behoeve van minicampings

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.5.1 sub d teneinde een minicamping als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', dat wil zeggen tot maximaal 25 m vanaf de achtergrens van dit bestemmingsvlak en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming 'Wonen' van derden;
  • b. het bepaalde onder a is uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat er geen of onvoldoende ruimte is binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • c. kampeermiddelen(tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan, voor zover ze niet permanent worden geplaatst;
  • d. er zijn maximaal 5 trekkershutten per minicamping toegestaan;
  • e. de maximale oppervlakte per trekkershut bedraagt 25 m²;
  • f. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
  • g. er is sprake van ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan wordt aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid ;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 8.1 sub c omschreven waarden.
8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.7.1 Verbod
  • a. het is verboden om permanente teeltondersteunende voorzieningen aan te leggen;
  • b. Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover groter dan 200 m²;
    • 2. het verzetten of vergraven van gronden waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 40 cm wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 3. het aanleggen, dempen of wijzigen van oppervlaktewateren;
    • 4. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;
    • 5. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- of landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
    • 7. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en 'wro-zone -zoekgebied beekherstel';
    • 8. het ophogen van gronden op gronden met de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel'.
    • 9. het verharden van zandpaden.
8.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder artikel 8.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
8.7.3 Afwegingskader
  • a. De in artikel 8.7.1 sub b genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  • b. De omgevingsvergunning voor de in artikel 8.7.1 sub b onder 8 en 9 genoemde werkzaamheden wordt slechts verleend nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord;
  • c. De onder artikel 8.7.1 sub b genoemde activiteiten noodzakelijk zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering danwel het extensief recreatief medegebruik.
8.7.4 Waarden

Onder de in artikel 8.7.3 sub a genoemde waarden worden verstaan:

  • a. ten aanzien van de in artikel 8.7.1 sub b, onder 1, 2, 4, 5 en 7 genoemde werken of werkzaamheden: de landschappelijke en ecologische waarden en de landschapselementen;
  • b. ten aanzien van de in artikel 8.7.1 sub b, onder 1, 2, 3 8 en 9 genoemde werken of werkzaamheden de cultuurhistorische, landschappelijke waarden en de landschapselementen;
  • c. ten aanzien van de in artikel 8.7.1 sub b, onder 4 en 7 genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
  • d. ten aanzien van de in artikel 8.7.1 sub b, onder 1, 2, 3, 6, 7 en 8 genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen.
8.8 Wijzigingsbevoegdheid
8.8.1 Wijziging ten behoeve van vormverandering agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de vormverandering van een agrarisch bedrijf, al dan niet met een nadere aanduiding, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7.1.2;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen, in de reconstructiewetzonde-extensiveringsgebied, tenzij:
    • 1. er sprake is van een omschakeling naar een grondgebonden bedrijf zonder intensieve (neven)tak en de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelijktijdig wordt verwijderd op basis van artikel 4.7.2 of artikel 4.7.3;
    • 2. er sprake is van een gemengd agrarisch bedrijf, met de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet zijnde een bedrijf met een schapen- en/of geitenhouderij, waarbij de vormverandering noodzakelijk is enkel voor de grondgebonden bedrijfstak en niet ten behoeve van de bouw van een gebouw voor het houden van dieren;
  • c. de vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een doelmatige plaatsing van bouwwerken op het perceel; 
  • d. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • e. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van deze ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, behoud, beheer en/of herstel van watersystemen;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed;
  • h. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
  • j. deze wijzigingsbevoegdheid kan in combinatie met artikel 8.8.2 of artikel 8.8.3 worden gebruikt.
8.8.2 Wijziging ten behoeve van vergroting agrarisch bedrijf zonder aanduiding of met de aanduiding 'glastuinbouw', 'bomenteelt', 'intensieve kwekerij' of 'paardenhouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' (niet zijnde met de aanduiding 'intensieve veehouderij') mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' strak rondom een solitair gebouw is gelegen;
  • b. aangetoond dient te worden dat, indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' tevens grenst aan (een van) de volgende bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch-AHS plus' of 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied', er geen uitbreidingsmogelijkheden zijn binnen die gebieden en dat er een noodzaak is vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf, de vergroting in het beekdal te realiseren;
  • c. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • d. voor grondgebonden agrarische bedrijven, tevens boomteeltbedrijven met de aanduiding 'bomenteelt' is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' toegestaan met een maximale omvang van 2 ha en met een maximale oppervlakte aan kassen van 5.000 m2 netto glas, mits geen omschakeling plaatsvindt naar een glastuinbouwbedrijf;
  • e. voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven, al dan niet met de aanduiding 'intensieve kwekerij' en niet zijnde een intensieve veehouderij is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' tot een omvang 1,5 ha toegestaan;
  • f. voor bestaande glastuinbouwbedrijven met de aanduiding 'glastuinbouw' is vergroting toegestaan met een maximum van 4 ha en maximaal 3 ha netto glas;
  • g. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt geschaad;
  • h. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - zoekgebied beekherstel' is uitsluitend toegestaan indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • i. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed. Er wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het Waterschapsbestuur;
  • j. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • m. een advies, zoals genoemd onder l. behoeft niet te worden gevraagd indien de vergroting enkel voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen noodzakelijk is. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen' zal dan worden opgenomen op de planverbeelding binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'. De overige bepalingen in dit artikel blijven wel van toepassing;
  • n. landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing ten behoeve van een verbeterde landschappelijke inrichting, overeenkomstig de inrichtingsprincipes en regels welke zijn opgenomen in de landschapsvisie in de bijlage bij deze planregels. Hiertoe wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige instantie of persoon.
8.8.3 Wijziging ten behoeve van vergroting agrarisch bedrijf met aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' met de aanduiding 'intensieve veehouderij' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze paragraaf is niet van toepassing indien er sprake is van:
    • 1. omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf, zonder intensieve (neven)tak en de aanduiding 'intensieve veehouderij' gelijktijdig wordt verwijderd op basis van artikel 4.7.2 of artikel 4.7.3;
    • 2. een gemengd agrarisch bedrijf, niet zijnde een bedrijf met een schapen- en/of geitenhouderij, met de aanduiding intensieve veehouderij waarbij de vergroting noodzakelijk is voor de grondgebonden bedrijfstak en niet ten behoeve van de bouw van een gebouw voor het houden van dieren;

dan is paragraaf 8.8.2 van toepassing.

  • b. de intensieve veehouderij niet gelegen is ter plaatse van aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en/of 'wro-zone - ecologische verbindingszone';
  • c. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • d. de vergroting is alleen mogelijk indien deze noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn;
  • e. er vindt geen uitbreiding plaats van het aantal dierplaatsen;
  • f. indien aan a t/m d. wordt voldaan is een vergroting toegestaan naar maximaal 1,5 ha , waarbij minimaal 10 % van het totale bestemmingsvlak moet bestaan uit een goede landschappelijke inpassing ;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed. Er wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het Waterschapsbestuur;
  • h. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • k. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
8.8.4 Wijziging ten behoeve van vergroting en/of vormverandering Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' (en eventueel het bouwvlak) mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in artikel 9.7.2;
  • b. aangetoond is dat binnen het bestaande bestemmingsvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding;
  • c. de vergroting is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel vanwege andere bedrijfseconomische omstandigheden;
  • d. de vergroting is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsactiviteit in de milieucategorie 1 of 2. Een vergroting voor een activiteit in de milieucategorie 3.1 is toegestaan, mits is aangetoond dat deze activiteit naar aard en omvang gelijk te stellen is aan milieucategorie 2. Het mag geen geluidzoneringsplichtige activiteit betreffen;
  • e. oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag na vergroting niet meer bedragen dan 5.000 m². Zijn de huidige bestemmingsvlakken al groter, kan er geen gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroting;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • h. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';  
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • k. bij vergroting van het bestemmingsvlak zijn ook de overige bouw- en gebruiksregels uit artikel 9 van toepassing.
8.8.5 Wijziging ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' te wijzigen ten behoeve van de inrichting en beheer van gronden als waterbergingsgebied waarbij de bestemming 'Water' of dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' wordt toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van gronden met de aanduiding 'wro-zone - reserveringsgebied waterberging';
  • b. het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
  • c. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
8.8.6 Wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
  • c. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.
8.8.7 Wijziging ten behoeve van ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Groenblauwe mantel´ met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of ' Natuur' ter verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
  • c. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.

Artikel 9 Bedrijf

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet-agrarische bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of categorie 3.1 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 2 en het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' voor een gebruiksgerichte paardenhouderij;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' uitsluitend voor statische opslag;
  • d. tevens een 'agrarisch technisch hulpbedrijf' ter plaatse aangeduid zoals opgenomen in tabel 'agrarisch technisch hulpbedrijven':

aanduiding   functie/aard bebouwing   adres   huisnr.   oppervlakte bedrijfsbebouwing in m2  
specifieke vorm van bedrijf-agrarisch technisch hulpbedrijf   agrarisch hulp- en nevenbedrijf + A.H.G.   Achtmaalseweg   143   2.814 m²  
specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf   agrarisch hulp- en nevenbedrijf + tuinbouw   Achtmaalseweg   159b   636 m²  
specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf   agrarisch hulp- en nevenbedrijf   Beemdstraat   7   537 m²  
specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf   landbouwmechanisatie en constructiebedrijf   Blokenstraat   3   11.181 m2  
specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf   agrarisch hulp- en nevenbedrijf   Breedschotsestraat   9   1.396 m²  
specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf   loonwerkbedrijf   Goirkesstraat   3   1.620 m2  
specifieke vorm van bedrijf-agrarisch hulp- en nevenbedrijf   agrarisch hulp- en nevenbedrijf   Goorbaan   1a   1.457 m²  
specifieke vorm van bedrijf-agrarisch hulp- en nevenbedrijf   loon- en grondwerkbedrijf   Hazeldonksestraat   17   853 m²  
specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf   agrarisch hulp- en nevenbedrijf   Heistraat   17   1.070 m²  
specifieke vorm van bedrijf - hulp- en nevenbedrijf   agrarisch hulp- en nevenbedrijf   Hulsdonkstraat   20   1.843 m²  
specifieke vorm van bedrijf-agrarisch hulp- en nevenbedrijf   agrarische automatisering   Kraaiheuvelstraat   1d   808 m²  
specifieke vorm van bedrijf-agrarisch hulp- en nevenbedrijf   loon- en grondwerkbedrijf met opslag en handel in land- en tuinbouwartikelen   Kraaivenstraat   3   1.680 m²  
agrarisch loonbedrijf   cultuurtechnisch loonbedrijf   Noordhoeksestraat   5   3.302 m²  
specifieke vorm van bedrijf - hulp- en nevenbedrijf   agrarisch hulp- en nevenbedrijf   Oekelsestraat   13   2.005 m²  
Specifieke vorm van bedrijf- hulp- en nevenbedrijf   Agrarisch hulp- en nevenbedrijf met nevenactiviteit boomkwekerij   Oude Heistraat   28   1.000 m²  
specifieke vorm van bedrijf-agrarisch hulp- en nevenbedrijf   loonwerkbedrijf   Paandijksestraat   11   1.580 m²  
specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf   agrarisch hulp- en nevenbedrijf   Pannenhoefsebaan   10   494 m²  
specifieke vorm van bedrijf- agrarisch hulp- en nevenbedrijf   loonwerk- en grondverzetbedrijf(hoofdzakelijk agrarisch, maar ook cultuurtechnisch)   Palmbosstraat   15a   3.010 m2  
specifieke vorm van bedrijf- agrarisch technisch hulpbedrijf   agrarisch hulp- en nevenbedrijf   St. Willebrordusstraat   8   775 m²  
specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf   agrarisch hulp- en nevenbedrijf   Van Lanschotstraat   35   1.195 m²  
agrarisch loonbedrijf   landbouwmechanisatie bedrijf   Watermanseweg   2a en 2b   4.599 m²  
specifieke vorm van bedrijf - hulp- en nevenbedrijf   loonwerk- en grondverzetbedrijf   Wernhoutseweg   146   3.936 m²  
specifieke vorm van bedrijf - hulp- en nevenbedrijf   agrarisch hulp- en nevenbedrijf   Wildertstraat   1   3.093 m²  
specifieke vorm van bedrijf - hulp- en nevenbedrijf   agrarisch hulp- en nevenbedrijf (vernevelingstechniek)   Wildertstraat   11   1.000 m²  
  • e. tevens een agrarisch-verwant bedrijf ter plaatse aangeduid zoals opgenomen in tabel 'agrarisch-verwante bedrijven':
    aanduiding   functie/aard bedrijven   adres   huisnr.   oppervlakte bedrijfsbebouwing in m2  
    specifieke vorm van bedrijf - hondenschool   hondenschool   Eendenkooistraat   8a   396 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - hovenier   hovenier   Nieuw Ginnekensebaan   2   738 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - hovenier   hovenier   Oude Baan   25   83 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - dierenpension   dierenpension/kennel, trimsalon en verkoop dierenbenodigdheden   Tiggeltsebergstraat   56   2.311 m²  
  • f. tevens een 'overig bedrijf' eventueel ter plaatse aangeduid zoals opgenomen in tabel 'overige bedrijven':
    aanduiding   functie/aard bebouwing   straatnaam   huisnr.   oppervlakte bedrijfsbebouwing in m2  
    specifieke vorm van bedrijf   garagedeurenspecialist   Aartsberg   1a   297 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - constructie en techniek   beregening en electrotechniek   Achterste Schaapsdijk   6   1.890 m²  
    Specifieke vorm van bedrijf – verkoop motorbrandstof fen zonder lpg   Tankstation zonder lpg   Achterste Schaapsdijk   9   125 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - bouw   bouwbedrijf   Achtmaalseweg   128   966 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf   agrarisch transportbedrijf   Achtmaalseweg   147   2.103 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf   agrarisch transportbedrijf   Achtmaalseweg   149   1.038 m²  
      voegersbedrijf   Akkermolenweg   19   216 m²  
    detailhandel   detailhandel in AGF   Akkermolenweg   19a   433 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf   transportbedrijf   Akkermolenweg   27 en 29   720 m2  
    specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf   bouwbedrijf   Berkstraat   3   306 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf   aannemersbedrijf   Berkstraat   12   156 m²  
    specifieke vorm van bedrijf-drukkerij   drukkerij   Bredaseweg   26   3.485 m2  
    specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf   transportbedrijf   Bredaseweg   29 en 31   1.200 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - autohandel   autohandel   Bredaseweg   39   18 m²
     
    specifieke vorm van bedrijf - constructie en techniek   paardenboxen, stallen/ metaalconstructie   Buntweg   2  
    2.009 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - autoreparatiebedrijf   autobedrijf   Buntweg   3   1.772 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - constructie en techniek     Buntweg   9 en11   4.320 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - bouw   klusbedrijf   Ettensebaan   3   240 m2  
    specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf   transportbedrijf   Ettensebaan   12   800 m²  
    detailhandel   detailhandel in bouwmaterialen, keukens en badkamers   Gelderdonksestraat   5   2.020 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - constructie en techniek   reparatie/constructie- en aannemersbedrijf   Goirkestraat   1   2.568 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - constructie en techniek   watersilospecialist   Goirkestraat   1a   278 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - bouw   grondwerken   Grote Heistraat   1e   2.112 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - bouw   bouw en aannemersbedrijf   Grote Heistraat   26   600 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf   transportbedrijf   Heistraat   6   715 m2  
    specifieke vorm van bedrijf - afvalbedrijf   afvalsorterings- en afvalopslagbedrijf   Hellegatweg   7a   2.375 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - taxibedrijf   taxibedrijf   Kraaiheuvelstraat   1c   192 m²  
    detailhandel   handelsonderneming detailhandel in bestratingsmaterialen   Laguitensebaan   49   347 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - cursusruimte   cursusruimte   Luitertweg   3   200 m2  
    specifieke vorm van bedrijf - bouw   aannemersbedrijf   Maalbergenstraat   11   534 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - autosloperij   autodemontagebedrijf   Maalbergenstraat   24a   3.098 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - bouw   aannemersbedrijf   Mereltjesstraat   17   616 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - architectenbureau   architecten/ontwerpbureau   Minnelingsebrugstraat   4 en 4a   518 m2  
    detailhandel
    specifieke vorm van bedrijf-agrarisch hulp- en nevenbedrijf  
    grondverzet en transportbedrijf en detailhandel in bestratingsmaterialen   Nieuwe Akker   22   1.500 m2  
    verkooppunt motorbrandstoffen met lpg   LPG tankstation   Noordhoeksestraat   1   1.182 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf   transportbedrijf   Noordhoeksestraat   11   436 m²  
      verhuur van partytenten, -tafels en -stoelen   Noordhoeksestraat   9   439 m²  
    Specifieke vorm van bedrijf-loonwerkbedrijf   Loonwerk- en grondverzetbedrijf (cultuur/civieltechnisch inclusief grondverzet en zanddepot houden   Oekelsestraat   9   1.391 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - constructie en techniek   mechanisatiebedrijf   Oekelsebaan   45 en 45 a   3.000 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - constructie en techniek   metaalbewerkings en metaalconstructiebedrijf   Oude Heistraat   3, 5 en 5a   1.000 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - autoreparatiebedrijf   autobedrijf   Palmbosstraat   5   720 m²  
      groothandel en installatiebedrijf beregeningstechniek   Palmbosstraat   6   834 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - afvalbedrijf   afvalsorterings- en afvalopslagbedrijf   Pater Taksweg   2   576 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf   agrarisch transportbedrijf   Prof. van der Hoevenstraat   10b   2.959 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - bouw   houtbewerkingsbedrijf   Rucphenseweg   3 en 5   2.500 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - autoreparatiebedrijf   garagebedrijf / bandencentrum   Rucphenseweg   13 toevoeging a   960 m²  
    detailhandel   caravan en kampeerhandel   Rucphenseweg   20   2.563 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - bouw   sierbestrating   Rucphenseweg   49 en 49a en 49b   1.003 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf   transportbedrijf   Spanjaardsdreef   2   408 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - dierenartsenpraktijk   dierenartsenpraktijk   Vagevuurstraat   2 toevoeging a   479 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - bouw   aannemingsbedrijf   Van Lanschotstraat   16 a   618 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - bouw     Van Lanschotstraat   18 en 18 a   5.358 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - autosloperij   autosloop- en autoschadeherstelbedrijf met autowerkplaats   Van Lanschotstraat   55a en 57   1.010 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf   constructiebedrijf   Van Lanschotstraat   35a   1.195 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - groothandel   groothandel bestratingsmateriaal en transportbedrijf   Waaijenbergstraat   25   432 m²  
    brandweerkazerne   brandweerkazerne   Wernhoutseweg   36   1.699 m²  
    detailhandel   verlichtingsartikelen   Wernhoutseweg   38 en 38 a   2.280 m²  
      electronisch installatieburo   Wernhoutseweg   54   280 m²  
    detailhandel   showroom badkamers   Wernhoutseweg   72   2.244 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - schadeherstelbedrijf   autoschadespecialist   Wernhoutseweg   95   1.560 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - constructie en techniek   metaalbewerkings- en metaalconstructiebedrijf   Wernhoutseweg   138   1.320 m²  
      (ambachtelijke) houthandel   Wernhoutseweg   144   510 m²  
      verhuurbedrijf   Wernhoutseweg   152b   6.852 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf   transportbedrijf   Wernhoutseweg   165   1.683 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - atelierverzamelgebouw   motorreparatiebedrijf   Wernhoutseweg   185   473 m²  
    specifieke vorm van bedrijf - bouw   bouwbedrijf   Wildertstraat   15b   1.020 m²  
  • g. bloemencorso-bouwplaats gedurende een aaneengesloten periode van mei tot en met september, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' voor het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is uitsluitend een nutsvoorziening is toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' uitsluitend een waterzuiveringsinstallatie is toegestaan;
  • k. productiegebonden en ondergeschikte detailhandel tot een gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte van maximaal 200 m²;
  • l. één en ander met behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen en verhardingen, met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
9.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  • d. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
9.2.1 Algemeen
  • a. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan;
  • b. indien tussen de bestemmingsvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven, worden deze vlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Is er geen bouwvlak, dan geldt het bestemmingsvlak als bouwvlak;
  • d. de afstand tot de as van de weg (een parallelweg niet meegerekend) waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
  • e. de afstand van bouwwerken tot een zijdelingse eigendomsgrens met derden en een nieuw te bouwen bouwwerk bedraagt niet minder dan 3 m.
9.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • c. het gezamenlijk oppervlakte aan bedrijfsgebouwen (niet zijnde de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning) mag niet meer bedragen dan in de tabellen in artikel 9.1 genoemd;
  • d. indien een bedrijf met de aanduiding 'svb-agrarisch hulp- en nevenbedrijf' of 'agrarisch loonbedrijf' niet in de tabellen in artikel 9.1 is genoemd, is de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen 800 m2;
  • e. indien er sprake is van de aanduiding 'paardenhouderij' mag een rijhal van maximaal 1.500 m2 worden opgericht, tenzij er sprake is van de gebiedsaanduiding 'Waarde - Struweelvogels' of 'Waarde - Kwetsbare soorten', daar geldt een maximum van 1.000 m2;
  • f. indien een bedrijf met de aanduiding 'opslag' niet in de tabellen in artikel 9.1 genoemd, is de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen 1.000 m2;
  • g. indien een bedrijf niet is opgenomen in een van de in 9.1 genoemde tabellen en er is geen sprake van een aanduiding zoals genoemd onder d. t/m f., geldt een bebouwingspercentage van maximaal 40% van het bestemmingsvlak (dit is inclusief de bedrijfswoning en bij de bedrijfswoningen behorende bouwwerken), met een maximum oppervlakte aan bedrijfsbebouwing van 800 m2;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' gelden de volgende regels in uitzondering op a. tot en met d.:
    • 1. de inhoud van een gebouw bij een zendmast bedraagt maximaal 50 m3;
    • 2. de inhoud van een gebouw ten behoeve van een gasregelstation mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
    • 3. de oppervlakte van overige nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 10 m2;
    • 4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2,5 m.
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-corsobouwplaats' mag een permanente corso-opslagruimte worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 250 m2;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
    • 3. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.
9.2.3 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Voor een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de planverbeelding aangegeven woningen is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding '-bedrijfswoning' is geen bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • c. indien een bedrijf met de aanduiding 'svb-agrarisch hulp en nevenbedrijf' of 'loonbedrijf' niet in de tabellen in artikel 9.1 is genoemd geldt een bebouwingspercentage van 40% van het bestemmingsvlak (dit is inclusief de bedrijfswoning en bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken);
  • d. indien een bedrijf niet is genoemd in de tabellen in artikel 9.1 geldt een bebouwingspercentage van 40% van het bestemmingsvlak (dit is inclusief de bedrijfswoning en bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken);
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;
  • f. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • g. inpandige bedrijfswoningen in bedrijfsgebouwen mogen niet worden vervangen door vrijstaande bedrijfswoningen;
  • h. (twee-) aaneengebouwde woningen mogen niet worden vervangen door vrijstaande woningen;
  • i. voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bedraagt maximaal 100 m2;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
    • 3. de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning dienen minimaal 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
    • 4. de maximale afstand tussen bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning en de bedrijfswoning bedraagt maximaal 25 m.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden achter de voorgevellijn gebouwd, tenzij er een noodzaak is aangetoond dat een bouwwerk voor de voorgevellijn wordt opgericht;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. mogen wel erf- en terreinafscheidingen worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 1 m;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m;
  • e. de bouwhoogte van kleine windmolens bedraagt maximaal 15 m;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping bij een benzinestation ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' of 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' bedraagt maximaal 7 m;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' geldt een bouwhoogte van maximaal 25 m.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-corsobouwplaats' mag een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens worden gebouwd met dien verstande dat
    • 1. de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m2 bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 m;
    • 3. de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
9.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsomschrijving in artikel 9.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.2 bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid ;
  • i. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Algemeen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • j. artikel 9.2.1 sub d voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;
  • k. artikel 9.2.1 sub e voor het bouwen binnen 3 m van de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast en de bouw- en gebruiksmogelijkheden van belendende percelen van derden niet onevenredig worden verminderd;

9.4.2 Afwijken ten behoeve van een grotere goot- en/of bouwhoogte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 9.2.2 sub a en artikel 9.2.2 sub b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 8 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 13 m mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hogere hoogten zijn noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 2. ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan moet worden aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid .
  • b. artikel 9.2.4 sub g voor het bouwen van een hogere zendmast, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er wordt geen afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige, cultuurhistorische of landschappelijke waarden;
    • 2. er wordt een radarverstoringsonderzoek overlegd dat ter advisering wordt voorgelegd aan het Ministerie van Defensie indien de mast hoger is dan 63 m boven NAP.
9.4.3 Afwijken ten behoeve van tijdelijke woonunits t.b.v. mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2 om extra bebouwing toe te staan in de vorm van een woonunit ten behoeve van mantelzorg, onder de voorwaarden dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. per bedrijfswoning is maximaal één woonunit toegestaan;
  • f. de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;
  • g. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m;
  • h. indien de woonunit aan een zijgevel van de bedrijfswoning wordt geplaatst, dient deze minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden gerealiseerd;
  • i. indien de woonunit vrij van de bedrijfswoning wordt gerealiseerd, geldt dat de maximale afstand tussen de bedrijfswoning en de woonunit 25 m bedraagt;
  • j. de woonunit is een tijdelijk gebouw en er is dan ook geen sprake van een tweede wooneenheid.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

9.4.4 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.4 sub a teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming maximaal één paardenbak toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is geen sprake van de aanduiding '-bedrijfswoning';
  • b. per bestemmingsvlak is maximaal één hobbymatige paardenbak toegestaan;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • d. de omvang van een paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • e. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • f. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie;
  • g. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • h. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 maximaal één bedrijf per bestemmingsvlak

Per bestemmingsvlak mag slechts één bedrijf zijn gevestigd. Meerdere bedrijven binnen een bestemmingsvlak zijn niet toegestaan.

9.5.2 Ondergeschikte detailhandel

Binnen deze bestemming is productiegebonden en ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit bij het bedrijf toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het maximale verkoopvloeroppervlak bedraagt 200 m2;
  • b. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 50 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er dient geen sprake te zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' geldt het bepaalde in dit artikel niet en mag het gehele bestemmingsvlak voor detailhandel (als hoofdactiviteit) te worden ingezet.
9.5.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan, het gebruik van de gronden voor:

  • a. geluidzoneringsplichtige bedrijven;
  • b. risicovolle inrichtingen in het kader van Externe Veiligheid;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kg vuurwerk;
  • d. detailhandel, niet zijnde als nevenactiviteit zoals genoemd onder artikel 9.5.2 of ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • e. zelfstandige kantoren;
  • f. buitenopslag, tenzij de buitenopslag inherent is aan de bedrijfsvoering/bedrijfsactiviteit bij bedrijven zoals genoemd in de tabel 'agrarisch technisch hulpbedrijven' in artikel 9.1;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. grow-, smart- en coffeeshops;
  • i. publieksgerichte voorzieningen;
  • j. horeca;
  • k. gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  • l. beroep of bedrijf aan huis met uitzondering van de uitoefening van een vrij beroep aan huis.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Afwijken ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.5.3 sub l en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is geen sprake van de aanduiding '-bedrijfswoning';
  • b. de uitoefening van het beroep of bedrijf mag uitsluitend in de woning of bijbehorend bijgebouw plaatsvinden;
  • c. indien de uitoefening van het beroep of bedrijf plaatsvindt in een bijbehorend bijgebouw, bedraagt de afstand tussen het bijbehorend bijgebouw en de bedrijfswoning maximaal 25 m;
  • d. de primaire woonfunctie wordt in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate gehandhaafd;
  • e. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal van 60 m²;
  • f. degene die het beroep of bedrijf uitoefent is tevens gebruiker van de bedrijfswoning;
  • g. er mogen maximaal twee personen in dienst zijn voor ondersteunende werkzaamheden;
  • h. uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zijn toegestaan, of categorie 2 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 1;
  • i. er vindt geen buitenopslag, horeca, detailhandel, groothandel of seksinrichting plaats;
  • j. er is geen sprake van een publieksgericht karakter waarbij sprake is van onbelemmerende en onbeperkte toegang voor publiek;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - in het openbaar gebied noodzakelijk zijn;
  • m. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost;
  • n. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
9.6.2 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte voor mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.5.3 sub k en worden toegestaan dat een bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, onder de voorwaarde dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen een bijgebouw wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • f. indien een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning voor huisvesting voor mantelzorg in gebruik wordt genomen, geldt dat de maximale afstand tussen de woning en het vrijstaande bijgebouw maximaal 25 m;
  • g. de bewoning van het vrijstaande bijgebouw is tijdelijk en er is dan ook geenszins sprake van een twee woning(eenheid).

De omgevingsvergunning vervalt, indien de bij het verlenen van deze omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig.

9.7 Wijzigingsbevoegdheid
9.7.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Bedrijf' (al dan niet met enige aanduiding) te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet met de aanduiding 'twee aaneen', waarbij tevens het vlak wordt verkleind en de bestemming dan gewijzigd wordt naar 'Agrarisch', 'Agrarisch-AHS plus', 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied', 'Agrarisch met waarden-Beekdal', 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel', waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw c.q. gebruik van de voormalige bedrijfswoning voor woondoeleinden kan worden toegestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. het bedrijf (eventueel inclusief de nevenactiviteiten) is volledig beëindigd;
  • b. indien er sprake is van een locatie dat aan minimaal 2 zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' wordt aangetoond dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige en toekomstige intensivering van het gebied;
  • c. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' mag nooit meer bedragen van 5.000 m2;
  • d. de bestaande voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, waarbij:
    • 1. maximaal 200 m2 aan bijgebouwen behouden mag blijven;
    • 2. cultuurhistorisch waardevolle gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' mogen niet worden gesloopt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. mag maximaal één bestaand bijgebouw (constructief één geheel) dat groter is dan 200 m2 en maximaal 500 m2 is, behouden blijven, mits er per 50 m2 dat het bestaande bijgebouw groter is dan 200 m2 er minimaal 250 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • e. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. is splitsing toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij voormalige boerderijgebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
    • 2. de voormalige boerderij mag gesplitst worden in maximaal twee woningen;
    • 3. de beide woningen dienen minimaal een inhoud te hebben van 400 m3;
    • 4. de aanduiding 'twee aaneen' zal worden opgenomen.
  • g. indien de aanduiding 'twee aaneen' is opgenomen of indien deze aanduiding niet is opgenomen, maar er ten tijde van de vaststelling van dit plan wel sprake was van een (twee-) aaneengebouwde woning, wordt deze behouden, wat inhoudt dat de voormalige bedrijfswoningen niet vrijstaand mogen worden gebouwd;
  • h. de woning(en) mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • j. de bouw- en gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22 Wonen zijn overeenkomstig van toepassing.
9.7.2 Vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Bedrijf' te vergroten door de bestemmingen 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch-AHS plus' 'Agrarisch met waarden-Beekdal' en/of 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel' te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak (eventueel met bouwvlak) en/of de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen naar de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch-AHS plus' , en/of 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' en/of  'Agrarisch met waarden-Beekdal' en/of 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel' in het kader van vormverandering /vormvergroting van het bestemmingsvlak (en/of het bouwvlak), waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is sprake van een combinatie met artikel 3.8.4 of artikel 5.8.4, artikel 6.7.4, artikel 7.8.4 of artikel 8.8.4;
  • b. de voorwaarden zoals genoemd in artikel 3.8.4 of artikel 5.8.4, artikel 6.7.4 , artikel 7.8.4  of artikel 8.8.4 zijn overeenkomstig van toepassing.

Artikel 10 Bos

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor :

  • a. het in stand houden van het bos;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. houtproductie;
  • d. beheer, behoud en herstel van natuurwaarden;
  • e. beheer, behoud en herstel van landschappelijke waarden;
  • f. beheer, behoud en herstel van de ecologische hoofdstructuur;
  • g. verkeersvoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' is één recreatiewoning met atelier toegestaan;
  • i. verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken geen gebouwen worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, onder voorwaarden dat:

  • a. afrasteringen mogen enkel in een open constructie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van hoogzitten bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.
10.2.2 Recreatiewoning

Een uitzondering op 10.2.1 wordt gemaakt voor één recreatiewoning met atelier, ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' onder de voorwaarden dat:

  • 1. er maximaal één recreatiewoning is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 45 m2;
  • 2. een atelier is toegestaan met dien verstande dat de bestaande maatvoering, de maximale maatvoering is;
  • 3. voor het overige geen andere (nieuwe) bouwwerken zijn toegestaan, met uitzondering van de bouwwerken, zoals genoemd in artikel 10.2.1.
10.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsomschrijving in artikel 10.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 10.2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:

  • a. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmeting van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid ;
  • i. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
10.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 10.2 voor het oprichten van gebouwen ten behoeve van het beheer van de gronden met per gebouw een bebouwde oppervlakte van maximaal 20 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • b. het bepaalde in artikel 10.2 voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de extensieve recreatie, zoals vogeluitkijkposten, fietsersschuilhutten e.d., mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de bebouwde oppervlakte bedraagt per bouwwerk niet meer dan 25 m²;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 3. de hoogte tussen vloer- en daklaag bij een gebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
    • 4. er dient te worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
    • 5. er vindt geen blijvende aantasting van de aardkundige en natuurwaarden plaats.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik gronden

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor:

  • a. agrarische doeleinden, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • c. het gebruik van gronden als volkstuin;
  • d. het beoefenen van lawaaisporten;
  • e. paardenbakken;
  • f. het geplaatst houden van kampeermiddelen;
  • g. militair gebruik.
10.5.2 Strijdig gebruik opstallen

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. voor bewoning;
  • b. voor (detail-)handelsdoeleinden;
  • c. voor bedrijfsdoeleinden.
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen of rooien van bos of houtopstanden;
  • b. het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen;
  • c. het dempen van wateren;
  • d. het aanleggen van drainage en graven van sloten;
  • e. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen;
  • f. het ophogen, egaliseren, verlagen of afgraven van de bodem;
  • g. het verwijderen van onverharde paden.
10.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het in artikel 10.6.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. die ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering waren of mogen worden uitgevoerd;
  • b. die het normale beheer en onderhoud betreffen;
  • c. het vellen of rooien van een houtproductiebos.
10.6.3 Afwegingskader

De in artikel 10.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van de in artikel 10.1 genoemde waarden en gebruik.

 

Artikel 11 Cultuur en ontspanning

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. seksinrichtingen:

een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals ondergeschikte horeca, groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen en verhardingen, met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2.1 Algemeen
  • a. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één seksinrichting toegestaan;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 30% van het bouwvlak;
  • d. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
  • e. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m.
11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen.
11.2.3 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding '-bedrijfswoning' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • f. bestaande inpandige bedrijfswoningen geïntegreerd in een bedrijfsgebouw mogen niet worden vervangen door vrijstaande bedrijfswoningen.
11.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 100 m² bedragen;
  • b. de inhoud van aanbouwen en uitbouwen is bepaald in artikel 11.2.3 sub c;
  • c. de afstand tot een perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3,5 m en 6 m bedragen;
  • e. de bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van tenminste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte voor de voorgevel maximaal 1 m mag bedragen en achter de voorgevel maximaal 2 m;
  • b. vlaggenmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen.
11.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de doeleinden in artikel 11.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 11.2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid ;
  • i. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijken van de afstand tot de weg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2.1 sub d voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast.

11.4.2 Afwijken ten behoeve van hogere erfafscheiding

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2.5 sub a ten behoeve van de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel dien verstande dat deze maximaal 2 m mag bedragen, mits hierdoor de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

11.4.3 Afwijken ten behoeve van een groter bebouwingspercentage

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2.1 sub c ten behoeve van een groter bebouwingspercentage tot maximaal 40% van het bouwvlak, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. de vergroting van het oppervlak is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
  • b. door de vergroting van het oppervlak vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:

  • a. grow-, smart- en coffeeshops;
  • b. detailhandel;
  • c. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte;
  • d. zelfstandige horeca.
11.5.2 Ondergeschikte horeca

Horeca, ondergeschikt en ondersteunend aan de sexinrichting is toegestaan, waarbij een maximum van 35% van het bedrijfsvloeroppervlak daarvoor mag worden ingericht.

11.6 Wijzigingsbevoegdheid
11.6.1 Wijzigen naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. de sexinrichting is volledig beëindigd;
  • b. indien er sprake is van een locatie dat aan minimaal 2 zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' wordt aangetoond dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige en toekomstige intensivering van het gebied;
  • c. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' mag nooit meer bedragen van 5.000 m2;
  • d. de bestaande voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, waarbij:
    • 1. maximaal 200 m2 aan bijgebouwen behouden mag blijven;
    • 2. cultuurhistorisch waardevolle gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' mogen niet worden gesloopt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. mag maximaal één bestaand bijgebouw (constructief één geheel) dat groter is dan 200 m2 en maximaal 500 m2 is, behouden blijven, mits er per 50 m2 dat het bestaande bijgebouw groter is dan 200 m2 er minimaal 250 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;

  • e. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. is splitsing toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij voormalige boerderijgebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
    • 2. de voormalige boerderij mag gesplitst worden in maximaal twee woningen;
    • 3. de beide woningen dienen minimaal een inhoud te hebben van 400 m3;
    • 4. de aanduiding 'twee aaneen' zal worden opgenomen.
  • g. indien de aanduiding 'twee aaneen' is opgenomen of indien deze aanduiding niet is opgenomen, maar er ten tijde van de vaststelling van dit plan wel sprake was van een (twee-) aaneengebouwde woning, wordt deze behouden, wat inhoudt dat de voormalige bedrijfswoningen niet vrijstaand mogen worden gebouwd;
  • h. de woning(en) mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • j. de bouw- en gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22 Wonen zijn overeenkomstig van toepassing.

Artikel 12 Groen - landschapselement

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding van natuurlijke en/ of cultuurhistorisch en/ of landschappelijk waardevolle landschapselementen;
  • b. de inrichting en instandhouding van landschappelijke inpassing;
  • c. extensief recreatief gebruik.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/ of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;
  • b. het vellen of rooien van landschapselementen en ander houtgewas;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen vanaf 0,50 m;
  • f. het aanbrengen van verhardingen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
12.3.2 Uitzondering op verbod

Het onder artikel 12.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. die ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering waren of mogen worden;
  • b. die het normale beheer en/ of onderhoud betreffen.
12.3.3 Afwegingskader

De in artikel 12.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van de in artikel 12.1 genoemde waarden en gebruik.

 

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven, niet zijnde vermaak- of wellnessfaciliteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - sportieve activiteiten': voor daghoreca en dagrecreatiesportvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'partycentrum' en 'hotel' tevens voor een partycentrum en/of hotel;

een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen en verhardingen, met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2.1 Algemeen
  • a. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één horecabedrijf toegestaan;
  • b. het bebouwingspercentage voor gebouwen per bestemmingsvlak bedraagt maximaal 30% van het bestemmingsvlak;
  • c. de afstand tot de as van de weg (een parallelweg niet meegerekend) waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
  • d. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • e. het slopen van of het realiseren van vervangende nieuwbouw van een woonboerderij ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' is niet toegestaan.
13.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
13.2.3 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' ten hoogste het op de planverbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding '-bedrijfswoning' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • f. inpandige bedrijfswoningen geïntegreerd in een bedrijfsgebouw, mogen niet worden vervangen door vrijstaande bedrijfswoningen.
13.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 100 m² bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3,5 m en 6 m bedragen;
  • c. de bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van tenminste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte voor erfafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m;
  • b. de bouwhoogte voor erfafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
13.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de doeleinden in artikel 13.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 13.2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid ;
  • i. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Afwijken van de afstand tot de weg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2.1 sub c voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg (een parallelweg niet meegerekend), mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast.

13.4.2 Afwijken ten behoeve van een groter bebouwingspercentage

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2.1 sub b ten behoeve van een groter bebouwingspercentage tot maximaal 40% van het bouwvlak, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. de vergroting van het oppervlak is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
  • b. door de vergroting van het oppervlak vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
13.4.3 afwijken ten behoeve van een hogere erfafscheiding

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2.5 sub a ten behoeve van de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn, met dien verstande dat deze maximaal 2 m mag bedragen, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast.

13.4.4 Afwijken ten behoeve van tijdelijke woonunits voor mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2.1 sub b om extra bebouwing toe te staan in de vorm van een woonunit ten behoeve van mantelzorg, onder de voorwaarden dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. per bedrijfswoning is maximaal één woonunit toegestaan;
  • f. de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;
  • g. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m;
  • h. indien de woonunit aan een zijgevel van de bedrijfswoning wordt geplaatst, dient deze minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden gerealiseerd;
  • i. indien de woonunit vrij van de bedrijfswoning wordt gerealiseerd, geldt dat de maximale afstand tussen de bedrijfswoning en de woonunit 25 m bedraagt;
  • j. de woonunit is een tijdelijk gebouw en er is dan ook geen sprake van een tweede wooneenheid.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

13.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. grow-, smart- en coffeeshops;
  • c. detailhandel;
  • d. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte.
13.6 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
13.6.1 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg

artikel 14.5 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.5 sub d en worden toegestaan dat een bij de bedrijfswoning behorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, onder de voorwaarden dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. aangetoond wordt dat er op het perceel geen ruimte is voor het plaatsen van een woonunit;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen de bestaande bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • f. indien een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning voor huisvesting voor mantelzorg in gebruik wordt genomen, geldt dat de maximale afstand tussen de bedrijfswoning en het vrijstaande bijgebouw 25 m bedraagt;
  • g. de bewoning van het vrijstaande bijgebouw is tijdelijk en er is dan ook geenszins sprake van een tweede woning(eenheid);

De omgevingsvergunning verleend op grond van dit artikel vervalt, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

13.7 Wijzigingsbevoegdheid
13.7.1 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. de horeca-inrichting is volledig beëindigd;
  • b. indien er sprake is van een locatie dat aan minimaal 2 zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' wordt aangetoond dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige en toekomstige intensivering van het gebied;
  • c. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' mag nooit meer bedragen van 5.000 m2;
  • d. de bestaande voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, waarbij:
    • 1. maximaal 200 m2 aan bijgebouwen behouden mag blijven;
    • 2. cultuurhistorisch waardevolle gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' mogen niet worden gesloopt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. mag maximaal één bestaand bijgebouw (constructief één geheel) dat groter is dan 200 m2 en maximaal 500 m2 is, behouden blijven, mits er per 50 m2 dat het bestaande bijgebouw groter is dan 200 m2 er minimaal 250 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • e. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. is splitsing toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij voormalige boerderijgebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
    • 2. de voormalige boerderij mag gesplitst worden in maximaal twee woningen;
    • 3. de beide woningen dienen minimaal een inhoud te hebben van 400 m3;
    • 4. de aanduiding 'twee aaneen' zal worden opgenomen.
  • g. indien de aanduiding 'twee aaneen' is opgenomen of indien deze aanduiding niet is opgenomen, maar er ten tijde van de vaststelling van dit plan wel sprake was van een (twee-) aaneengebouwde woning, wordt deze behouden, wat inhoudt dat de voormalige bedrijfswoningen niet vrijstaand mogen worden gebouwd;
  • h. de woning(en) mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • j. de bouw- en gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22 Wonen overeenkomstig van toepassing.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, cultuur, lichamelijke en geestelijke volksgezondheid;
  • b. begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • c. een abdij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - abdij', bestemd voor maatschappelijke en religieuze doeleinden, een agrarisch bedrijf, een houtbewerkingsbedrijf, recreatieve doeleinden die (in)direct verband houden met religie en verkoop van religieuze artikelen en abdijproducten;
  • d. een dierenopvang met ondergeschikte detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenopvang';
  • e. een kinderopvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang';
  • f. een brandweerkazerne, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - brandweerkazerne';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-zorg' uitsluitend voor een maatschappelijke voorziening zonder overnachtingen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' tevens een congrescentrum met conferentiehotel;
  • i. het behoud, de versterking en/ of het herstel van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
  • j. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • k. het behoud, het herstel en van de landschappelijke, cultuurhistorische, en natuurwaarden, waaronder in ieder geval verstaan:
    • 1. kleinschaligheid van het landschap,
    • 2. landschapselementen;
    • 3. begeleid natuurlijke eenheden en kleinere bos- en natuurgebieden, met tussenliggende of omringende landbouwgronden
    • 4. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische waarde, ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone;
  • l. een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, tuinen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
14.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel;

  • a. gebouwen;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
14.2.1 Algemeen
  • a. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
  • b. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrens met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. is het bouwvlak groter dan 1.000 m², dan geldt het bebouwingspercentage van maximaal 30%;
  • e. is het bouwvlak kleiner dan 1.000 m², dan mag het gehele bouwvlak worden bebouwd;
  • f. het bepaalde in sub d. en e. is niet van toepassing ten behoeve van het bouwen van gebouwen voor het congrescentrum met conferentiehotel ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum'. Ten behoeve van het congrescentrum met conferentiehotel mag enkel nog een bijgebouw gerealiseerd worden, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 50 m2;
    • 2. de goothoogte en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m respectievelijk 6 m;
    • 3. het bijgebouw moet binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
  • g. per bestemmingsvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan.
14.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' bijbehorende bouwwerken toegestaan tot een gezamenlijk oppervlak van maximaal 25 m², met dien verstande dat de goothoogte maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 5 m mag bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.1 sub d bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - abdij' de bebouwde oppervlakte maximaal 13.060 m² mag bedragen.
14.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. per bestemmingsvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding '-bedrijfswoning' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5 respectievelijk 9 m.
14.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 100 m² bedragen;
  • b. de inhoud van aanbouwen en uitbouwen is bepaald in artikel 14.2.3 sub c;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3,5 m en 6 m bedragen;
  • d. de bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van tenminste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
14.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte vóór de voorgevel maximaal 1 m mag bedragen en achter de voorgevel maximaal 2 m;
  • b. op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - abdij', bedraagt de bouwhoogte maximaal 10 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 4 m.
14.3 Nadere eisen
14.3.1 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsbeschrijving in artikel 14.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 14.2 bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing ten behoeve van een verbeterde landschappelijke inrichting, overeenkomstig de inrichtingsprincipes en regels welke zijn opgenomen in de landschapsvisie in de bijlage bij deze planregels;
  • i. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. grow-, smart- en coffeeshops;
  • c. horeca met uitzondering van ondergeschikte horeca en een conferentiehotel op gronden met de functieaanduiding 'congrescentrum';
  • d. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte;
  • e. detailhandel met uitzondering van de gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - abdij' voor de daar genoemde detailhandelsactiviteiten en ondergeschikte detailhandel ter plaatse van de functieaanduiding ' 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenopvang' .
14.5 Wijzigingsbevoegdheid
14.5.1 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. de maatschappelijke functie (inclusief de eventuele nevenactiviteiten) ter plaatse is beëindigd;
  • b. het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende gebouwen en tuin;
  • c. gelijktijdig vindt door de verkleining van het bestemmingsvlak de wijziging plaats van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch - AHS plus', 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied', 'Agrarisch - Groenblauwe mantel' of 'Agrarisch - Beekdal';
  • d. de overtollige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, waarbij:
    • 1. maximaal 200 m2 aan bijgebouwen behouden mag blijven;
    • 2. cultuurhistorische bedrijfsgebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' mogen niet worden gesloopt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. mag maximaal één bestaand bijgebouw (constructief één geheel) dat groter is dan 200 m2 en maximaal 500 m2 behouden blijven, mits er per 50 m2 dat het bestaande bijgebouw groter is dan 200 m2 er minimaal 250 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • e. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. is splitsing toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij voormalige boerderijgebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
    • 2. de voormalige boerderij mag gesplitst worden in maximaal 2 woningen;
    • 3. de beide woningen dienen minimaal een inhoud te hebben van 400 m3;
    • 4. de aanduiding 'twee aaneen' zal worden opgenomen;
  • g. indien de aanduiding 'twee aaneen' is opgenomen of indien deze aanduiding niet is opgenomen, maar ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan wel sprake was van een (twee-) aaneengebouwde woning, wordt deze behouden, wat inhoudt dat de voormalige bedrijfswoningen niet vrijstaand mogen worden gebouwd;
  • h. de woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. er sprake is van een milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • j. de bouw- en gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22 Wonen zijn overeenkomstig van toepassing.

 

Artikel 15 Natuur

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en/ of herstel van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen natuurwetenschappelijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische waarden;
  • b. het behoud, het herstel en/ of de ontwikkeling van de ecologische waarde, ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'overig - aardkundig waardevol gebied' behoud en bescherming van de aan het gebied toegekende aardkundige waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-theekoepel' is een theekoepel toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-mariakapel' is een mariakapel toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - veldschuur' is een veldschuur toegestaan;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht 3' gelden tevens de bepalingen zoals opgenomen in artikel 43.3 sub c;
  • b. verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. extensief agrarisch gebruik, zoals beweiding, ten dienste van natuurbeheer;
  • e. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen een en ander met bijbehorende voorzieningen.
15.2 Bouwregels

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken

worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:

  • a. voor bouwwerken ten behoeve van het natuurbeheer, niet zijnde lichtmasten, geldt een maximale bouwhoogte van 4 m en een maximale oppervlakte van 10 m²;
  • b. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickvoorzieningen, banken en afvalbakken geldt een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a is een veldschuur toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - veldschuur' met dien verstande dat de bestaande maatvoering de maximale maatvoering is;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-theekoepel' gelden de volgende bouwregels:
    • 1. binnen de aanduiding is uitsluitend de bouw van een theekoepel toegestaan;
    • 2. de omvang van de aanduiding is de maximale oppervlakte van een theekoepel;
    • 3. de bouwhoogte van een theekoepel bedraagt maximaal 6 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-mariakapel' gelden de volgende bouwregels:
    • 1. binnen de aanduiding is uitsluitend de bouw van een mariakapel toegestaan;
    • 2. de omvang van de aanduiding is de maximale oppervlakte van een mariakapel;
    • 3. de bouwhoogte van een mariakapel bedraagt maximaal 6 m.
15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • b. het gebruik van gronden als volkstuin;
  • c. het geplaatst houden van kampeermiddelen;
  • d. het dempen van wateren, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • e. het aanleggen van drainage en het graven van sloten, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • f. ten behoeve van ontgrondings-/ontginningswerkzaamheden, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of de ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • g. lawaaisporten;
  • h. het afgraven, verlagen, egaliseren of ophogen van de bodem ter plaatse van de aanduiding 'overig - aardkundig waardevol gebied';
  • i. het omzetten 'scheuren' van grasland in bouwland;
  • j. privétuinen al dan niet behorende bij een woning.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/ of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen van meer dan 200 m²;
  • b. de aanleg van ondergrondse leidingen;
  • c. het vellen of rooien van bomen en ander houtgewas;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • e. het ophogen van gronden op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • f. het verharden of verwijderen van onverharde paden, niet zijnde kavelpaden.
15.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in artikel 15.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is verleend en/ of legaal in uitvoering zijn;
  • b. welke het normale beheer en/ of onderhoud betreffen;
  • c. noodzakelijk zijn voor de instandhouding en/ of ontwikkeling van de natuurwaarden.
15.4.3 Afwegingskader
  • a. De in artikel 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  • b. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.4.1 sub c en artikel 15.4.1 sub d winnen burgemeester en wethouders het advies in bij het waterschapsbestuur.
15.4.4 Waarden

Onder de in artikel 15.4.3 sub a genoemde waarden worden verstaan:

  • a. ten aanzien van de in artikel 15.4.1 sub a en artikel 15.4.1 sub d genoemde werken of werkzaamheden: de natuurwaarden;
  • b. ten aanzien van de in artikel 15.4.1 sub c en artikel 15.4.1 d genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • c. ten aanzien van de in 15.4.1 sub a, artikel 15.4.1 sub d en artikel 15.4.1 sub e genoemde werken of werkzaamheden: de cultuurhistorische waarden.
     

Artikel 16 Recreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - visvijver' uitsluitend een visvijver;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'camping' of 'kampeerterrein' uitsluitend voor een minicamping met bijbehorende kantine;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hobbymatig' is enkel een vorm van kleinschalige niet-bedrijfsmatige dagrecreatie (dus hobbymatig en voor privégebruik) toegestaan;

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen en verhardingen, met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2.1 Algemeen
  • a. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één recreatiebedrijf toegestaan;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Indien er geen bouwvlak aanwezig is, dan is het bouwvlak gelijk aan het bestemmingsvlak;
  • c. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen van nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m.
16.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • c. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan reeds aanwezig ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – hobbymatig' zijn de afmetingen van het bestaande gebouw, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, de maximale afmetingen.
16.2.3 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding '-bedrijfswoning' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • f. inpandige bedrijfswoningen mogen niet worden vervangen door vrijstaande bedrijfswoningen.
16.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 100 m² bedragen;
  • b. de inhoud van aanbouwen en uitbouwen is bepaald in artikel 16.2 sub b;
  • c. de afstand tot een perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3,5 m en 6 m bedragen;
  • e. de bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van tenminste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte voor de voorgevel maximaal 1 m mag bedragen en achter de voorgevel maximaal 2 m;
  • b. vlaggenmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen.
16.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de doeleinden in artikel 16.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 16.2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid .
  • i. de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afwijken van de afstand tot de weg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast.

16.4.2 Afwijken maximale oppervlakte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.2.2 onder c wat betreft de maximale oppervlakte tot ten hoogste 20% extra ten opzichte van die maximale oppervlakte, indien en voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en met dien verstande dat:

  • a. aangetoond wordt dat de uitbreiding noodzakelijk is voor het recreatiebedrijf;
  • b. de afstand tot de as van de weg (een parallelweg niet meegerekend) waaraan wordt gebouwd bedraagt niet minder dan 15 m;
  • c. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrens met derden bedraagt niet minder dan 3 m;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
16.4.3 Afwijken ten behoeve van hogere erfafscheiding

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.2.5

onder a ten behoeve van de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel met dien verstande dat deze maximaal 2 m mag bedragen.

16.5 Specifieke gebruiksregels
16.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. grow-, smart- en coffeeshops;
  • c. detailhandel;
  • d. zelfstandige horeca;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hobbymatig' is bedrijfsmatige dagrecreatie niet toegestaan;
  • f. het gebruik van bijgebouwen bij de bedrijfswoning als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte;
  • g. het gebruik van gebouwen als burgerwoning.
16.5.2 Ondergeschikte en ondersteunende horeca

Horeca, ondergeschikt en ondersteunend aan het recreatiebedrijf is toegestaan.

16.5.3 Minicamping

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'camping' en 'kampeerterrein' is een minicamping toegestaan waarbij de volgende regels gelden:

  • a. niet-permanente kampeermiddelen (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan;
  • b. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
  • c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • e. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • f. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • h. per minicamping mag één gezamenlijk gebouw in de vorm van een kantine en/ of sanitaire voorziening worden gerealiseerd.
16.6 Wijzigingsbevoegdheid
16.6.1 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. het recreatiebedrijf ter plaatse is beëindigd;
  • b. het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijbehorende gebouwen en tuin;
  • c. gelijktijdig vindt door de verkleining van het bestemmingsvlak de wijziging plaats van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch - AHS plus', 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied', 'Agrarisch - Groenblauwe mantel' of 'Agrarisch - Beekdal';
  • d. de overtollige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, waarbij:
    • 1. maximaal 200 m2 aan bijgebouwen behouden mag blijven;
    • 2. cultuurhistorische bedrijfsgebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' mogen niet worden gesloopt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. mag maximaal één bestaand bijgebouw (constructief één geheel) dat groter is dan 200 m2 en maximaal 500 m2 behouden blijven, mits er per 50 m2 dat het bestaande bijgebouw groter is dan 200 m2 er minimaal 250 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 kan het college besluiten om in bepaalde gevallen waar maatwerk gevraagd wordt, meer m2 toe te staan tot maximaal 600 m2, indien het bedrijfsgebouw bestaat uit één schuur of loods welke bouwkundig één geheel is en niets te slopen is tot 200 m2;
  • e. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. is splitsing toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij voormalige boerderijgebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
    • 2. de voormalige boerderij mag gesplitst worden in maximaal 2 woningen;
    • 3. de beide woningen dienen minimaal een inhoud te hebben van 400 m3;
    • 4. de aanduiding 'twee aaneen' zal worden opgenomen;
  • g. indien de aanduiding 'twee aaneen' is opgenomen of indien deze aanduiding niet is opgenomen, maar ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan wel sprake was van een (twee-) aaneengebouwde woning, wordt deze behouden, wat inhoudt dat de voormalige bedrijfswoningen niet vrijstaand mogen worden gebouwd;
  • h. de woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. er sprake is van een milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • j. de bouw- en gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22 Wonen zijn overeenkomstig van toepassing.

Artikel 17 Recreatie - Speel- en leerboerderij

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - speel- en leerboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'camping' is een minicamping met maximaal 25 kampeerplaatsen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'svr-recreatieverblijven' zijn maximaal 10 recreatieverblijven toegestaan;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' is een speel- en leerboerderij met speeltuin toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerplaats' is uitsluitend een parkeerplaats toegestaan;
  • f. alle gronden zonder aanduiding zijn bedoeld voor de aanleg van groen en water ten behoeve van de landschappelijke inrichting.
17.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - speel- en leerboerderij' aangewezen gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van één recreatiebedrijf en wel:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bedrijfswoning;
  • c. bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken;
  • d. recreatieverblijven;
  • e. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
17.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen nieuwe bedrijfsgebouwen gebouwd worden, met uitzondering van vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen, waarbij de bestaande situering, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte het uitgangspunt zijn voor de nieuwbouw.
17.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' worden opgericht;
  • b. binnen de functieaanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • f. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en de bedrijfswoning bedraagt minimaal 3 m.
17.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen de functieaanduiding 'bedrijfswoning' worden opgericht;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 100 m2;
  • c. de inhoud van aanbouwen en uitbouwen is bepaald in artikel 17.2.2 onder c;
  • d. de afstand tot een zijdelingse eigendomsgrens met derden en een bijbehorend bouwwerk, mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • e. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3 m en 5 m bedragen;
  • f. de bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
17.2.4 Recreatieverblijven

Voor het bouwen van recreatieverblijven  gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'svr- recreatieverblijven ' is de bouw van een recreatieverblijf toegestaan;
  • b. er mogen maximaal 10 recreatieverblijven worden gerealiseerd;
  • c. de oppervlakte per recreatieverblijf bedraagt maximaal 65 m2;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m.
  • e. de recreatieverblijven dienen binnen een groene omgeving te worden gerealiseerd, waarvoor een inrichtingsplan/beplantingsplan moet worden aangeleverd ten behoeve van een goede landschappelijke inrichting;
  • f. er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden aangelegd. Het artikel 17.4.2 is hier overeenkomstig van toepassing.
17.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. carports of andere losstaande overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. (openlucht)zwembaden zijn niet toegestaan;
  • c. er mogen erfafscheidingen ten behoeve van de bedrijfswoning te worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte voor de voorgevellijn van de woning maximaal 1 m en achter de voorgevellijn van de woning maximaal 2 m bedraagt;
  • d. er mogen maximaal 6 vlaggenmasten worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 5 m;
  • e. er mogen binnen de aanduiding 'speeltuin' speeltoestellen gebouwd te worden met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • f. de bouwhoogte van alle overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1,5 m.
17.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de doeleinden in artikel 17.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 17.2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. het behoud en ter voorkomen van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid;
  • i. de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan, het gebruik van deze gronden voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca;
  • c. de recreatieverblijven mogen niet voor permanente bewoning gebruikt worden;
  • d. permanente huisvesting seizoensarbeiders
17.4.2 Parkeerplaats

Ten behoeve van de speel- en leerboerderij, mini-camping en de recreatieverblijven, dienen binnen het bestemmingsvlak minimaal 80 parkeerplaatsen aangelegd te worden.

17.4.3 Minicamping

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'camping' is een minicamping toegestaan waarbij de volgende regels gelden:

  • a. uitsluitend niet-permanente kampeermiddelen (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan;
  • b. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen toegestaan;
  • c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
17.4.4 Speel- en leerboerderij

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' is een speel- en leerboerderij toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. er is zowel een binnen- al buitenspeeltuin toegestaan;
  • b. de maximale oppervlakte voor de binnenspeeltuin/leerboerderij bedraagt 600 m2.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
17.5.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op basis van artikel 3.6 lid 1 sub a. van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen naar 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden uitgegaan van de volgende regels:

  • a. het recreatiebedrijf ter plaatse is beëindigd;
  • b. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' mag niet meer bedragen dan 5.000 m2;
  • c. de bestaande voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, waarbij:
    • 1. maximaal 200 m2 aan bijgebouwen behouden mag blijven;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1. mag maximaal één bestaand bijgebouw (constructief één geheel) dat groter is dan 200 m2 en maximaal 500 m2 behouden blijven, mits er per 50 m2 dat het bestaande bijgebouw groter is dan 200 m2 er minimaal 250 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • d. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • e. de woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. de bouw- en gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22 Wonen zijn overeenkomstig van toepassing.

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen ten behoeve van sport- en recreatieve voorzieningen, zoals sportvelden, tennisbanen, zwembaden en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. recreatief medegebruik één en ander met behorende voorzieningen zoals kantines, kleedruimtes, ondergeschikte en ondersteunende horeca, groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen en verhardingen, met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
18.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:

  • a. gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2.1 Algemeen
  • a. het bebouwingspercentage per bestemmingsvlak bedraagt maximaal 5%;
  • b. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
  • c. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m.
18.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
18.2.3 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding '-bedrijfswoning' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • f. bestaande inpandige bedrijfswoningen mogen niet worden vervangen door vrijstaande bedrijfswoningen.
18.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 100 m² bedragen;
  • b. de inhoud van aanbouwen en uitbouwen is bepaald in artikel 17.2.3;
  • c. de afstand tot een perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3,5 m en 6 m bedragen;
  • e. de bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van tenminste 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
18.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte voor de voorgevel maximaal 1 m mag bedragen en achter de voorgevel maximaal 2 m;
  • b. vlaggenmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
  • c. ballenvangers en lichtmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 12 m mag bedragen.
18.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de doeleinden in artikel 17.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 17.2,

bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. het behoud en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid .
  • i. de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen.
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Afwijken van de afstand tot de weg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.1 sub b voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast.

18.4.2 Afwijken ten behoeve van hogere erfafscheiding

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.5 sub a ten behoeve van de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel met dien verstande dat deze maximaal 2 m mag bedragen.

18.4.3 Afwijken ten behoeve van een groter bebouwingspercentage

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.1 sub a voor het toestaan van een grotere bebouwingspercentage, indien en voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en met dien verstande dat:

  • a. aangetoond wordt dat de uitbreiding noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • b. het bebouwingspercentage met maximaal 15% wordt vergroot;
  • c. de afstand tot de as van de weg (een parallelweg niet meegerekend) waaraan wordt gebouwd bedraagt niet minder dan 15 m;
  • d. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen bedraagt niet minder dan 5 m;
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
18.5 Specifieke gebruiksregels
18.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. grow-, smart- en coffeeshops;
  • c. detailhandel;
  • d. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte;
  • e. zelfstandige horeca.
18.5.2 Ondergeschikte en ondersteunende horeca

Horeca, ondergeschikt en ondersteunend aan de sport, in de vorm van een sportkantine is toegestaan.

Artikel 19 Sport - Golfbaan

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve doeleinden ten behoeve van de golfsport, met daaraan ondergeschikt
    • 1. detailhandel;
    • 2. horeca met terras;
  • b. behoud, herstel en/ of ontwikkeling van natuur;
  • c. maximaal twee bedrijfswoningen.

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen en natuur, water, parkeervoorzieningen en verhardingen.

19.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:

  • a. bedrijfsgebouwen, zoals een golfpaviljoen, materialenloods, greenkeeperloods, kantoorruimte;
  • b. maximaal twee bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken;
  • c. afslagplaats van de driving range;
  • d. schuilgelegenheden;
  • e. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.
19.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het oppervlak van het golfpaviljoen bedraagt maximaal 1.250 m2;
  • b. het oppervlak van de materialenloods, greenkeeperloods en kantoorruimte bedraagt tezamen maximaal 1.400 m2;
  • c. ten behoeve van schuilgelegenheden gelden de volgende bepalingen:
    • 1. schuilgelegenheden mogen binnen en buiten het bouwvlak worden opgericht;
    • 2. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 m;
    • 3. het maximale oppervlak per schuilgelegenheid bedraagt 25 m2 met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 100 m2.
  • d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 6m;
  • e. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 10 m.
19.2.2 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. de inhoud per bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • b. de oppervlakte per bedrijfswoning bedraagt maximaal 250 m²;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • e. voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. per bedrijfswoning mag maximaal 80 m2 aan bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
    • 2. de afstand tot een zijdelingse eigendomsgrens met derden mag niet minder dan 3 m bedragen;
    • 3. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3,5 m en 6 m bedragen;
    • 4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de woning te worden opgericht;
    • 5. de afstand tussen de bedrijfswoning en vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 25m.
19.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak te worden opgericht;
  • b. ten behoeve van de bouw van een driving range afslagplaats gelden de volgende regels:
    • 1. de afslagplaats dient binnen het bouwvlak te worden opgericht;
    • 2. het oppervlak van de afslagplaats bedraagt maximaal 500 m²;
    • 3. de bouwhoogte van de afslagplaats bedraagt maximaal 4 m.
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten en masten voor verlichting en ballenvangers bedraagt maximaal 12 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
19.3 Specifieke gebruiksregels
19.3.1 Horeca

Ten behoeve van de 'Horeca' gelden de volgende bepalingen:

  • a. horeca is ondergeschikt aan de golfbaan;
  • b. horeca is toegestaan in de vorm van een (eet)café, restaurant, zalencentrum/vergadercentrum;
  • c. horeca vindt plaats binnen het golfpaviljoen, echter een buitenterras direct grenzend aan het golfpaviljoen is toegestaan.
19.3.2 Detailhandel

Ten behoeve van de 'Detailhandel' gelden de volgende bepalingen:

  • a. detailhandel is ondergeschikt aan de golfbaan;
  • b. de maximum verkoopvloeroppervlak voor detailhandel bedraagt 100 m².
19.3.3 Natuur

In relatie tot de golfbaan zoals is opgenomen in dit bestemmingsplan geldt dat er minimaal 11,5 ha van de gronden met deze bestemming dient te zijn ingericht als natuur en als zodanig in stand te worden gehouden.

19.4 Wijzigingsbevoegdheid
19.4.1 Wijziging ten behoeve van verplaatsing van de bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening, maximaal twee extra bouwvlakken (in totaal maximaal drie bouwvlakken binnen deze bestemming) toe te kennen binnen dit bestemmingsvlak ten behoeve van de verplaatsing van de bedrijfswoningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. minimaal één bestaande bedrijfswoning dient te worden gesloopt. De andere bedrijfswoning mag niet meer als zodanig gebruikt worden en enkel en alleen nog als bedrijfsgebouw in gebruik worden genomen;
  • b. de verplaatsing is passend binnen het stedenbouwkundige straatbeeld en de bouwvlakken worden op een stedenbouwkundig verantwoorde wijze bepaald;
  • c. de oppervlakte per nieuw bouwvlak bedraagt maximaal 3.000 m2;
  • d. door de verplaatsing vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • f. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid . Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • g. de verplaatsing is milieuhygiënisch inpasbaar;
  • h. de bouwregels zoals genoemd in artikel 19.2.2 zijn overeenkomstig van toepassing;
  • i. de bedrijfswoningen blijven gerelateerd aan en onderdeel uitmaken van de golfbaan.

Artikel 20 Verkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (spoor)wegen, (fiets)paden en parkeervoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. behoud van landschappelijke en/ of cultuurhistorische waarden in de vorm van wegbeplanting of laanbeplanting;

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

20.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming.

20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, zoals een kiosk, abri, telefooncel of nutsgebouw gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • b. de oppervlakte bedraagt maximaal 10 m².
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

voor het bouwen van palen, masten en portalen met een grotere hoogte tot maximaal 15 m, mits hierdoor het stedenbouwkundige beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;

voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte tot maximaal 6 m, mits hierdoor het stedenbouwkundige beeld ende verkeersveiligheid niet worden aangetast.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. grow-, smart- en coffeeshops;
  • c. detailhandel;
  • d. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte.

Artikel 21 Water

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige doeleinden, zoals waterberging, wateraanvoer en/of - afvoer (infiltratie), watergangen, waterlopen en voorzieningen voor waterkering;
  • b. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden van natuurlijk oppervlaktewater in de vorm van plassen, vennen en beken;
  • c. ontwikkeling van natuurlijke oevers;
  • d. onverharde wegen met daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers;
  • e. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
  • f. extensief recreatief medegebruik, met daarbij behorende voorzieningen.

Met daarbij behorende voorzieningen.

21.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en/ of duikers, alsmede voorzieningen, noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterloop met een maximale hoogte van 3 m en steigers.

21.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. gebruik van de grond, daaronder mede begrepen wateren, voor het aanleggen, aanmeren of als ligplaats innemen van woonschepen;
  • b. de grond, daaronder mede begrepen wateren, voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. de grond, daaronder mede begrepen wateren, en opstallen als opslag-, stort- en/ of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voertuigen, goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen.

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' uitsluitend een recreatiewoning, indien tevens naast de aanduiding 'recreatiewoning' ook de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-persoonsgebonden overgangsrecht' is opgenomen gelden tevens de bepalingen zoals opgenomen in artikel 43.3;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' tevens voor een bed and breakfast met kookstudio;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' tevens voor een cursusruimte met theeschenkerij;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' tevens voor een congrescentrum';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' tevens voor een caravanstalling;
  • g. een bedrijf aan huis zoals weergegeven in onderstaande tabel:

functie/aard bebouwing   adres   huisnr.   aantal m2  
Bed and breakfast   Antwerpseweg   61   82  
importeur paardenrijtuigen   Boomkensevaart   2   60  
Ontwerpstudio   Ettenseweg   34   200  
witgoed/tv-reparateur   Breedschotsestraat   5   60  
webwinkel en meubelmakerij   Kraaiheuvelstraat   1   100  
transportbedrijf (stalling van twee vrachtwagens)   Voortse Schaapsdijk   3   60  
administratiekantoor   Hoefstraat   4   60  
importeur paardenrijtuigen   Achtmaalseweg   136   60  
keukenmonteur   Weduwestraat   3a   60  
installatiebedrijf   Groenestraat   2   220  
Hovenier   Stuivezandseweg   52   60  
Cateringbedrijf   Grote Heistraat   33   90  
hondentrimsalon   Moersebaan   10   60  
schoonheidssalon   Ettenseweg   54   60  
(mobiele) fietsenmaker   Fort Oranjestraat   10   60  
ontwerpbureau   Hellegatweg   33   88  
administratiekantoor   De Lange Dreef   2   60  
antiekopslag met ondergeschikte detailhandel   Den Dries   22   220  
kantoor   Helstraat   4b   60  
hondenuitlaatservice   Laveibosstraat   1   60  
hovenier   prof. van Vessemstraat   56   60  
(binnenhuis)architectenbureau   Gelderdonksestraat   7   150  
opslag goederen   Oekelsestraat   31   415  
Kleinschalig agrarisch loonwerkbedrijf (opslag)   Achtmaalseweg   125a   320  
  • h. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. het behoud, versterking en/of herstel van de cultuurhistorische waarde van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en groenvoorzieningen.

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:

  • a. een woning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' uitsluitend een recreatiewoning;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' mogen gebouwen ten behoeve van dat gebruik worden opgericht.
22.2.1 Algemeen
  • a. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
  • b. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee aaneen' of 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneen gebouwd te worden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' geldt in afwijking van en in aanvulling van he bepaalde in artikel 22.2.2 en artikel 22.2.3 dat de hoofdvorm van de aangewezen gebouwen (bepaald door de oppervlakte, de gevelbreedte, de bouwhoogte, de goothoogte, de dakhelling en de nokrichting), zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden. Een verzoek om een omgevingsvergunning inhoudende een wijziging aan de hoofdvorm, zal worden voorgelegd aan de monumentencommissie.
22.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. een permanente woning is niet toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'recreatiewoning';
  • b. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de planverbeelding aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'tae' maximaal twee aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aeg' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan, waarvan het maximum aantal op de planverbeelding is weergegeven;
  • e. nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw;
  • f. het slopen van of het realiseren van vervangende nieuwbouw bij een woonboerderij ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waarde' is niet toegestaan;
  • g. de goot- en bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5 en 9 m;
  • h. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 750 m3;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h mogen woonboerderijen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' in hun geheel als woning worden benut.
22.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • j. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m², mits voldaan wordt aan een bebouwingspercentage van 50% van het bouwperceel;
  • k. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor voormalige agrarische bedrijfswoningen dat de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken 200 m² mag bedragen, indien een wijziging heeft plaatsgevonden van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' al dan niet met de aanduiding 'vab' in de bestemming 'Wonen';
  • l. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. geldt dat voor legale (en vergunde) bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte, de vergunde en eventueel al aanwezige oppervlakte, de maximale oppervlakte is
  • m. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt voor (twee-) aaneengebouwde woningen zoals aangeduid als 'twee aaneen' of 'aeg' dat de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning maximaal 75 m² bedraagt;
  • n. in afwijking van het bepaalde onder d. geldt voor twee aaneengebouwde woningen ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen', dat de gezamenlijke bebouwingsoppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning maximaal 200 m2 bedraagt;
  • o. de afstand tot een zijdelingse eigendomsgrens met derden mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • p. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3,5 m en 6 m bedragen;
  • q. vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de woning te worden opgericht.
22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij woningen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de oppervlakte van een carport bedraagt maximaal 30 m² en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • e. een paardenbak is niet toegestaan.
22.2.5 Recreatiewoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een recreatiewoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de functieaanduiding 'recreatiewoning' is uitsluitend de bouw van een recreatiewoning toegestaan;
  • b. per functieaanduiding is maximaal 1 recreatiewoning toegestaan;
  • c. de inhoud van een recreatiewoning bedraagt maximaal 450 m³;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • f. bij elke recreatiewoning mogen enkel vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 20 m²;
    • 2. de goothoogte en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 m;
    • 3. de afstand tot een perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m;
    • 4. de afstand van een bijbehorend bouwwerk ten opzichte van de voorgevellijn van de recreatiewoning bedraagt minimaal 2 m.
  • g. In aanvulling op en/of in afwijking van bovenstaande regels geldt een maximumoppervlakte op de volgende adressen:
Adres   Maximale oppervlakte  
Boven Heining 2   50 m²  
Nieuw Ginnekensebaan 5a   50 m²  
Pater Taksweg 7   510 m²  
Pater Taksweg 5   50 m²  
Zandstraat 9   50 m²  
Finéstraat 3a   50 m²  
Pannenhoefsebaan 44   50 m²  
Boven Heining 1   50 m²  

  • h. voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de

volgende bepalingen:

    • 1. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding bedraagt maximaal 2m;
    • 2. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m;
    • 4. paardenbakken zijn niet toegestaan.
22.2.6 gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum'

ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' mag nog een bijbehorend bouwwerk worden gebouwd ten behoeve van opslag en dergelijke waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 50 m²;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • d. het bijbehorend bouwwerk mag alleen vrijstaand worden gebouwd.
22.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsbeschrijving in artikel 21.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 21.2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid .
  • i. de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen.
22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1 Algemeen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast.

voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

22.4.2 Afwijken ten behoeve van tijdelijke woonunits ten behoeve van mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22.2.3 teneinde en extra bebouwing toe te staan in de vorm van woonunit ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. per woning is maximaal één woonunit toegestaan;
  • f. de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;
  • g. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m;
  • h. indien de woonunit aan een zijgevel van de woning wordt geplaatst, dient deze minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden gerealiseerd;
  • i. indien de woonunit vrij van de woning wordt gerealiseerd, geldt dat de maximale afstand tussen de woning en de woonunit 25 m bedraagt;
  • j. de woonunit is een tijdelijk gebouw en er is dan ook geen sprake van een tweede wooneenheid.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

22.4.3 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.2.4

teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming maximaal één paardenbak toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is ter plaatse geen sprake van een recreatiewoning;
  • b. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • c. de omvang van een paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • d. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • e. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie;
  • f. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • g. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
22.5 Specifieke gebruiksregels
22.5.1 Horeca

Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is tevens een horecabedrijf in de vorm van een (eet)café of restaurant toegestaan met dien verstande dat:

  • a. de hoofdfunctie horeca mag alleen plaatsvinden op de begane grondvloer. Op de verdiepingsvloer zijn ondergeschikte functies zoals kantoor, magazijn of kantine voor personeel toegestaan;
  • b. de begane grondvloer mag tevens gebruikt worden voor wonen, zodat er een volledige grondgebonden woning aanwezig is binnen de functieaanduiding;
  • c. een bovenwoning boven de horecafunctie is toegestaan; deze bovenwoning is tevens de bedrijfswoning van het horecabedrijf;
  • d. het aantal m² bedrijfsvloeroppervlak dat aanwezig is ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan mag niet worden vergroot.
22.5.2 Congrescentrum

Ter plaatse van de functieaanduiding 'congrescentrum' is tevens een congrescentrum toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. aan het congrescentrum ondergeschikte en kleinschalige horeca is toegestaan;
  • b. de totale bedrijfsvloeroppervlakte (de verdiepingen meegerekend) mag niet meer bedragen dan 281 m2.
22.5.3 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte;
  • c. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis met uitzondering van de uitoefening van een vrij beroep aan huis en de activiteiten zoals genoemd in de tabel in artikel 22.1 sub g;
  • d. permanente bewoning van kampeermiddelen of verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een bed and breakfast of een recreatiewoning;
  • e. het gebruik van gronden voor kamperen;
  • f. buitenopslag/ opslag van goederen en materialen uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' of de aanduiding 'bedrijf aan huis' voor zover opslag in de tabel in artikel 22.1 onder g. als zodanig is toegestaan;
  • g. bijzondere woonvormen.
22.6 Afwijken van de gebruiksregels
22.6.1 Afwijken ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22.5.3 sub c en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is geen sprake van een recreatiewoning;
  • b. de uitoefening van het beroep of bedrijf mag uitsluitend in de woning of bijbehorend bijgebouw plaatsvinden;
  • c. indien de uitoefening van het beroep of bedrijf plaatsvindt in een bijbehorend bijgebouw, bedraagt de afstand tussen het bijbehorend bijgebouw en de woning maximaal 25 m;
  • d. de primaire woonfunctie wordt in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate gehandhaafd;
  • e. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal van 60 m²;
  • f. degene die het beroep of bedrijf uitoefent is tevens gebruiker van de woning;
  • g. er mogen maximaal twee personen in dienst zijn voor ondersteunende werkzaamheden;
  • h. uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zijn toegestaan, of categorie 2 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 1;
  • i. er vindt geen buitenopslag, horeca, detailhandel, groothandel of seksinrichting plaats;
  • j. er is geen sprake van een publieksgericht karakter waarbij sprake is van onbelemmerende en onbeperkte toegang voor publiek;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - in het openbaar gebied noodzakelijk zijn;
  • m. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost;
  • n. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
22.6.2 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten, bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22.5.3 sub d en bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van een bed & breakfast worden toegestaan bij een woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is ter plaatse geen sprake van een recreatiewoning;
  • b. de nevenactiviteit in de vorm van bed & breakfast vindt plaats binnen bestaande bebouwing (de woning of bijbehorende gebouwen) en is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • c. de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  • d. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning niet is toegestaan;
  • e. het is niet toegestaan bed & breakfast te gebruiken voor het huisvesten van arbeiders voor tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/ of arbeid;
  • f. maximaal 4 kamers worden voor bed & breakfastvoorziening gebruikt, voor maximaal 8 personen;
  • g. de bed & breakfast mag niet meer bedragen dan 40% van het totale woonoppervlak;
  • h. er mogen geen andere horeca-activiteiten dan het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvinden;
  • i. de activiteiten mogen geen afbreuk veroorzaken aan de volgens het bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
  • j. de activiteiten moeten infrastructureel goed inpasbaar zijn en geen aanmerkelijke toename van de verkeersbelasting tot gevolg hebben;
  • k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte, met dien verstande dat minimaal één parkeerplaats per kamer beschikbaar is op eigen terrein;
  • l. er mag geen extra inrit worden aangelegd;
  • m. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
  • n. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
22.6.3 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22.5.3 sub b en worden toegestaan dat een bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, onder de voorwaarde dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. aangetoond wordt dat er op het perceel geen ruimte is voor het plaatsen van een woonunit;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen een bijgebouw wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • f. indien een vrijstaand bijgebouw bij de woning voor huisvesting voor mantelzorg in gebruik wordt genomen, geldt dat de maximale afstand tussen de woning en het vrijstaande bijgebouw maximaal 25 m bedraagt;
  • g. de bewoning van het vrijstaande bijgebouw is tijdelijk en er is dan ook geenszins sprake van een twee woningen(eenheid).

De omgevingsvergunning vervalt, indien de bij het verlenen van deze omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig.

Artikel 23 Woonbos

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonbos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos met de daarin voorkomende natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. wonen;
  • c. ter plaatse van aanduiding 'bedrijf aan huis' tevens voor een bedrijf aan huis;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Een en ander met daarbij behorende voorzieningen, waaronder tuinen en (verharde)

erven, groenvoorzieningen.

23.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Woonbos' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:

  • a. maximaal 54 burgerwoningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
23.2.1 Woningen en bijbehorende bouwwerken

Regels voor woningen en bijbehorende bouwwerken zijn:

  • a. nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw;
  • b. het bepaalde in lid a. is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-woning' waarbinnen wel een nieuwe woning mag worden opgericht;
  • c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 450 m³;
  • d. de goothoogte van een woning mag ten hoogste 3,5 m bedragen en de hoogte 6 m;
  • e. indien de woning of bijbehorend bouwwerk is voorzien van een kap bedraagt de dakhelling minimaal 35° en maximaal 60°;
  • f. bij elke woning mag slechts één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd met een oppervlak van ten hoogste 70 m², met een goothoogte van maximaal 3 m en een hoogte van maximaal 4,5 m;
  • g. de afstand tot de bouwperceelsgrenzen en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m, uitgezonderd de afstand tot de naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens waar de afstand niet minder mag bedragen dan 10 m.
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn:

  • a. de hoogte mag maximaal 2,5 m bedragen met uitzondering van verlichtingsarmaturen, speelvoorzieningen en vlaggenmasten, waarvan de hoogte maximaal 6 m mag bedragen.
23.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsbeschrijving in artikel 22.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 22.2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • b. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • c. het behoud en herstel van waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • e. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • g. de verkeersveiligheid;
  • h. de milieusituatie;
  • i. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid .
  • j. de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen.
23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden voor:

  • a. voor de uitoefening van enige vorm van handel, nijverheid en/ of dienstverlening;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • c. als standplaats voor onderkomen, waaronder zijn begrepen (sta)caravans;
  • d. voor het plaatsen, het doen plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. voor het ten verkoop opslaan van landbouwwerktuigen, motorrijtuigen en aanhangwagens, of onderdelen daarvan;
  • f. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • g. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte.
23.5 Afwijken van de gebruiksregels
23.5.1 Afwijken ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.4.1 sub f en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitoefening van het beroep of bedrijf mag uitsluitend in de woning of bijbehorend bijgebouw plaatsvinden;
  • b. indien de uitoefening van het beroep of bedrijf plaatsvindt in een bijbehorend bijgebouw, bedraagt de afstand tussen het bijbehorend bijgebouw en de woning maximaal 25 m;
  • c. de primaire woonfunctie wordt in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate gehandhaafd;
  • d. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal van 60 m²;
  • e. degene die het beroep of bedrijf uitoefent is tevens gebruiker van de bedrijfswoning;
  • f. er mogen maximaal twee personen in dienst zijn voor ondersteunende werkzaamheden;
  • g. uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zijn toegestaan, of categorie 2 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 1;
  • h. er vindt geen buitenopslag, horeca, detailhandel, groothandel of seksinrichting plaats;
  • i. er is geen sprake van een publieksgericht karakter waarbij sprake is van onbelemmerende en onbeperkte toegang voor publiek;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - in het openbaar gebied noodzakelijk zijn;
  • l. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost;
  • m. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
23.5.2 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.4.1 sub g en worden toegestaan dat een bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, onder de voorwaarde dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen een bijgebouw wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • e. indien een vrijstaand bijgebouw bij de woning voor huisvesting voor mantelzorg in gebruik wordt genomen, geldt dat de maximale afstand tussen de woning en het vrijstaande bijgebouw maximaal 25 m bedraagt;
  • f. de bewoning van het vrijstaande bijgebouw is tijdelijk en er is dan ook geenszins sprake van een twee woningen(eenheid).

De omgevingsvergunning vervalt, indien de bij het verlenen van deze omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig.

23.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.6.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen van houtgewas;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van overige verhardingen met uitzondering van een terras bij een woning van maximaal 40 m².
23.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het in artikel 23.6.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die het normale beheer en/ of onderhoud betreffen.
23.6.3 Afwegingskader

De in artikel 23.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

Artikel 24 Leiding - Gas

24.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Gas' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen ten behoeve van de gasvoorziening alsmede en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij:

  • a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - gas' de hartlijn van de aardgastransportleiding aangeeft;
  • b. artikel 42 van de planregels in acht dient te worden genomen.
24.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen;
  • b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.2 van de planregels en bebouwing toestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  • b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 24.1 omschreven doeleinden;
  • c. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • d. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • e. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (feitelijk een combinatie van ophogen en afgraven);
  • f. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • g. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
  • h. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • i. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • j. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • k. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
  • l. het planten van bomen en/ of struiken;
  • m. het aanbrengen van hoogopgaand en/ of diepwortelende beplanting;
  • n. het aanbrengen van verhardingen.
24.4.2 Uitzondering verbod

Het in artikel 24.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/ of de normale exploitatie betreffen;
  • b. beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • e. die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
  • f. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming 'Verkeer' betreft, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur.
24.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 24.1 van de planregels genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.

Artikel 25 Leiding - Riool

25.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Riool' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolleidingen voor het transport van afvalstoffen en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij:

  • a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - riool' de hartlijn van de rioolwatertransportleiding aangeeft;
  • b. artikel 42 van de planregels in acht dient te worden genomen.
25.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen;
  • b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 25.2 van de planregels en bebouwing toestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  • b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 25.1 omschreven doeleinden;
  • c. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • d. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 cm (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • e. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • f. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
  • g. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • h. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • i. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/ of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • j. het aanbrengen van hoogopgaand en/ of diepwortelende beplanting;
  • k. het aanbrengen van verhardingen.
25.4.2 Uitzondering verbod

Het in artikel 25.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/ of de normale exploitatie betreffen;
  • b. beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
  • f. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer betreft, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur.
25.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 25.4.1 van de planregels genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) tevens mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 42.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien er sprake is van:

  • a. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of veranderd;
  • b. bouwwerken met grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 m, voor zover bouwwerken met een maximale oppervlakte van 100 m² worden opgericht of uitgebreid;
  • c. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m², voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd, dieper dan 0,40 m.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b. is het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 100 m2 ook toegestaan indien de daadwerkelijk aantoonbaar uit te voeren grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,40 m, minder dan 100 m2 bedragen.
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 26.2 ten behoeve van het oprichten of uitbreiden van bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m², waarbij de daadwerkelijk uit te voeren grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,40 m en meer dan 100 m2 bedraagt, mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.
26.3.2 Archeologisch rapport

Indien burgemeester en wethouders niet beschikken over een voor de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning toereikend archeologisch onderzoek, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

26.3.3 Advies

Burgemeester en wethouders vragen advies aan een door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
26.4.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, dieper dan 0,40 m en voor een oppervlakte meer dan 100 m², waartoe wordt gerekend: ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,40 m en voor een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
26.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 26.4.2 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:

  • a. het gaat om normaal (agrarisch) gebruik en onderhoud;
  • b. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • c. het gaat om de aanleg van drainage ter vervanging van bestaande aanwezige drainage, waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • d. op basis van inventariserend en/ of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • e. de werken en werkzaamheden die ten behoeve van een inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • f. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning.
26.4.3 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologische deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.
26.4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen
  • a. het is verboden voor de 'Waarde-archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de te roeren oppervlakte grond meer bedraagt dan 100 m² en de diepte dieper gaat dan 40 cm onder het maaiveld;
  • b. aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde gesteld worden dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg als bedoeld in artikel 26.3.3 het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • c. indien tijdens de begeleiding vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de sloopvergunning;
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
26.4.5 Advies

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, zoals genoemd in artikel 26.4.3 sub c , wordt de archeologisch deskundige om advies gevraagd.

26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in die zin dat de planverbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van de planverbeelding te verwijderen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. tevens advies aan de door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige als bedoeld in artikel 26.3.3 is gevraagd.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) tevens mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 42.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien er sprake is van:

  • a. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of veranderd;
  • b. bouwwerken met grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m, voor zover bouwwerken met een maximale oppervlakte van 100 m² worden opgericht of uitgebreid;
  • c. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m², voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd, dieper dan 0,50 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b. is het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 100 m2 ook toegestaan indien de daadwerkelijk aantoonbaar uit te voeren grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,50 m, minder dan 100 m2 bedragen.
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 27.2 ten behoeve van het oprichten of uitbreiden van bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m², waarbij de daadwerkelijk uit te voeren grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m en meer dan 100 m2 bedraagt, mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te lagen begeleiden door een

archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.

27.3.2 Archeologisch rapport

Indien burgemeester en wethouders niet beschikken over een voor de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning toereikend archeologisch onderzoek, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

27.3.3 Advies

Burgemeester en wethouders vragen advies aan een door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
27.4.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, dieper dan 0,50 m en voor een oppervlakte meer dan 100 m², waartoe wordt gereend: ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,50 m en voor een oppervlakte meer dan 100 m²;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en/ of het doen van opgravingen in het kader van archeologie, tenzij verricht door een archeologisch deskundige.
27.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 27.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. het gaat om de aanleg van drainage ter vervanging van bestaande aanwezige drainage, waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • c. op basis van inventariserend en/ of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • d. de werken en werkzaamheden die ten behoeve van een inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • e. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning.
27.4.3 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten

begeleiden door een archeologische deskundige.

27.4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen
  • a. het is verboden voor de 'Waarde - archeologie 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de te roeren oppervlakte grond meer bedraagt dan 100 m² en de diepte dieper gaat dan 50 cm onder het maaiveld;
  • b. aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde gesteld worden dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf me een opgavingsvergunning). Hiervoor is een door de deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg als bedoeld in artikel 27.3.3 het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • c. indien tijdens de begeleiding vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning;
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
27.4.5 Advies

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, zoals genoemd in artikel 27.3.3, wordt de archeologisch deskundige als bedoeld in artikel 27.3.3 om advies gevraagd.

27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in die zin dat de planverbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' van de planverbeelding te verwijderen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. tevens advies aan een door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige als bedoeld in artikel 27 lid 3.3 om advies gevraagd.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 4

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) tevens mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 42.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien er sprake is van:

  • a. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of veranderd;
  • b. bouwwerken met grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m, voor zover bouwwerken met een maximale oppervlakte van 500 m² worden opgericht of uitgebreid;
  • c. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m², voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd, dieper dan 0,50 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b. is het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 500 m2 ook toegestaan indien de daadwerkelijk aantoonbaar uit te voeren grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,50 m, minder dan 500 m2 bedragen.
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 28.2  ten behoeve van het oprichten of uitbreiden van bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m², waarbij de daadwerkelijk uit te voeren grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m en meer dan 500 m2 bedraagt, mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een

archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.

28.3.2 Archeologisch rapport

Indien burgemeester en wethouders niet beschikken over een voor de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning toereikend archeologisch onderzoek, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

28.3.3 Advies

Burgemeester en wethouders vragen advies aan een door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
28.4.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, dieper dan 0,50 m en voor een oppervlakte meer dan 500 m², waartoe wordt gereend: ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,50 m en voor een oppervlakte meer dan 500 m²;
  • c. het verlagen van het waterpeil.
28.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 28.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. het gaat om de aanleg van drainage ter vervanging van bestaande aanwezige drainage, waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • c. op basis van inventariserend en/ of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • d. de werken en werkzaamheden die ten behoeve van een inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • e. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning.
28.4.3 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 28.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologische deskundige.
28.4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen
  • a. het is verboden voor de 'Waarde - archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de te roeren oppervlakte grond meer bedraagt dan 500 m² en de diepte dieper gaat dan 50 cm onder het maaiveld;
  • b. aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde gesteld worden dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf me een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg als bedoeld in artikel 27.3.3 het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • c. indien tijdens de begeleiding vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning;
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
28.4.5 Advies

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, zoals genoemd in artikel 28.4.3 sub c wordt de archeologisch deskundige als bedoeld in artikel 28.3.3 om advies gevraagd.

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in die zin dat de planverbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van de planverbeelding te verwijderen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
  • c. tevens advies aan een door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige is gevraagd.

Artikel 29 Waarde - Attentiegebied EHS

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Attentiegebied EHS' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 42.

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.

29.3 Specifieke gebruiksregels

Bij toename van het verhard oppervlak is 'hydrologisch neutraal bouwen' het uitgangspunt. Voor een toename van het verharde oppervlak van 250 m² is een advies van de waterschapsbestuur vereist.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/ of verharde oppervlakten van meer dan 100 m².
29.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder artikel 29.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
29.4.3 Onderzoek

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.4.1 wordt het bevoegde waterbeheerder gehoord.

29.4.4 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 29.4.1 mag alleen worden verleend indien door die werken en/of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Artikel 30 Waarde - Kwetsbare soorten

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Kwetsbare soorten' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van bestaande biotopen van kwetsbare soorten, waaronder verstaan:

  • a. amfibieën (door bescherming van poelen, verspreide bomen, struwelen);
  • b. kleine zoogdieren (door bescherming van ruigten, struwelen, houtsingels, ruige slootkanten);
  • c. planten (goede waterkwaliteit, geen verstoorde bodem);
  • d. dagvlinders (door bescherming van kleinschalig landschap, kruiden- en bloemrijke perceelsranden en bermen, ruigten en soortenrijke overgangssituaties van grasland naar struweel of bos);
  • e. weidevogels.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 42.

30.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Kwetsbare soorten' aangewezen gronden mogen bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.

30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.3.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
  • b. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en/ of landschapselementen en ander opgaand houtgewas, zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;
  • c. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals het verwijderen van greppels, sloten, steilranden en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
  • d. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, groter dan 100 m²;
  • e. het omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;
  • f. het uitvoeren van bodemingrepen, dieper dan 0,50 m onder maaiveld.
30.3.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder artikel 30.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
30.3.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.3.1 mag alleen worden verleend indien:

  • a. de activiteiten aantoonbaar noodzakelijk zijn gebleken voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/ of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf, en
  • b. door de werken en/ of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen onherstelbare schade plaatsvindt van ecologische waarden zoals genoemd in artikel 30.1.

Artikel 31 Waarde - Landgoed

31.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. de instandhouding en/ of herontwikkeling van een landgoed als integrale beheerseenheid van de voorkomende uit cultuurhistorisch oogpunt waardevolle karakteristieke bebouwing, paden-, lanen- en groenstructuur en waterpartijen;
  • b. de instandhouding alsmede ontwikkeling van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, waaronder begrepen geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, ecologische en biologische waarden;
  • c. dagrecreatief medegebruik.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 42.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Gebouwen

Naast het bepaalde bij de bouwregels van andere bestemmingen binnen deze dubbelbestemming mogen tevens gebouwen ten dienste van het beheer van het landgoed worden opgericht, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per landgoed bedraagt maximaal 400 m²;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m.
31.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van het landgoed gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de bouwhoogte van een uitkijktoren bedraagt maximaal 15 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 10 m.
31.3 Specifieke gebruiksregels
31.3.1 Gebruiksregels

Naast het bepaalde bij de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen binnen deze dubbelbestemming zijn de volgende vormen van gebruik niet strijdig met die genoemde bestemmingsomschrijvingen:

  • a. dagrecreatie;
  • b. museum;
  • c. theehuis/theeschenkerij;
  • d. extensief agrarisch gebruik, zoals beweiding.
31.3.2 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden voor:

  • a. de uitoefening van enige vorm van verblijfsrecreatie, handel, nijverheid en/ of dienstverlening;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • c. als standplaats voor onderkomen, waaronder zijn begrepen (sta)caravans;
  • d. voor het plaatsen, het doen plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. voor het ten verkoop opslaan van landbouwwerktuigen, motorrijtuigen en aanhangwagens, of onderdelen daarvan;
  • f. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • g. het gebruik van bijbehorend bouwwerken als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte.
31.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 31.3.2 sub a en het bepaalde in de bijbehorende artikelen die van toepassing zijn bij de onderliggende enkelbestemmingen, teneinde verblijfsrecreatie mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. het afwijkend gebruik is noodzakelijk om de cultuurhistorische waarden van het landgoed in stand te houden;
  • b. het afwijkende gebruik is inpasbaar in de functioneel en cultuurhistorisch samenhangende karakteristiek van het landgoed;
  • c. het afwijkende gebruik vindt plaats binnen bestaande gebouwen en voor maximaal 400 m2;
  • d. de verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de omgeving niet onevenredig wordt vergroot;
  • e. het afwijkende gebruik is milieuhygiënisch aanvaardbaar;
  • f. de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke of natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangepast;
  • g. er is geen sprake van horeca, met uitzondering van het verstrekken van (logies en) ontbijt.

Artikel 32 Waarde - Natuurontwikkelingsgebied

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuurontwikkelingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het ontwikkelen van nieuwe natuur.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 42.

32.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden opgericht.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32.2 teneinde bouwwerken op te richten conform de overige voor deze gronden geldende bestemming(en), mits deze bouwwerken, danwel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, natuurontwikkeling in de nabije of verdere toekomst niet frustreren.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepwoelen, diepploegen van de bodem en andere grondwerkzaamheden, dieper dan 0,5 m;
  • c. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het omzetten van grasland in bouwland;
  • e. het verwijderen of rooien van bosjes, houtwallen, boomgroepen en houtgewas en het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes met uitzondering van erfbeplanting en nieuwe particuliere aanplant;
  • f. de aanleg van boven- en ondergrondse leidingen.
32.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder artikel 32.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
32.4.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.4.1 of de elders in dit bestemmingsplan genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, mag alleen worden verleend indien:

  • a. de activiteiten aantoonbaar noodzakelijk zijn gebleken voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, en
  • b. door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen onherstelbare schade plaatsvindt aan (de aanleg en ontwikkeling van) nieuwe natuur zoals genoemd in artikel 32.1.
32.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in die zin dat de planverbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Natuurontwikkelingsgebied' van het planverbeelding te verwijderen, indien:

  • a. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden, en:
  • b. de ecologische hoofdstructuur op provinciaal niveau gewijzigd is;
  • c. en daartoe instemming is gegeven door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

Artikel 33 Waarde - Struweelvogels

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Struweelvogels' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van het leefgebied van struweelvogels (bosjes, houtwallen, hagen, kruidenrijke bermen en perceelsranden).

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 42.

33.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming mogen bouwwerken worden gebouwd, zoals elders in deze regels is bepaald bij de overige bestemmingen, met uitzondering van teeltondersteunende voorzieningen.

33.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 33.2 voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de bouw van teeltondersteunende voorzieningen is op basis van de andere voor het perceel voorkomende bestemming(en) toegestaan;
  • b. het leefgebied voor struweelvogels wordt geen onherstelbare schade toegebracht.
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
  • b. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en/ of landschapselementen en ander opgaand houtgewas, zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;
  • c. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals het verwijderen van greppels, sloten, steilranden en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
  • d. het aanleggen en/ of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, groter dan 100 m².
33.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder 33.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
33.4.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.4.1 mag alleen worden verleend indien:

  • a. de activiteiten aantoonbaar noodzakelijk zijn voor een doelmatige gebruik van de onderliggende bestemmingen, en
  • b. door de werken en/ of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen onherstelbare schade plaatsvindt aan de leefgebieden van struweelvogels.

Artikel 34 Waterstaat - Waterbergingsgebied

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor (tijdelijke) opvang van water.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 42.

34.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 2 m worden gebouwd ten behoeve van de waterberging.

34.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 34.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden;
  • b. nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen, wordt vooraf advies van het betrokken waterbeheerder gevraagd.

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/ of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m² per perceel;
  • b. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  • c. het ophogen van gronden, aanleggen en/ of wijzigen van kaden.
34.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in artikel 34.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/ of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. binnen een bouwvlak plaatsvinden.
34.4.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 34.4.1 of de elders in dit bestemmingsplan genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, mag alleen worden verleend indien:

  • a. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden;
  • b. alvorens omgevingsvergunning te verlenen, wordt vooraf advies van het betrokken waterbeheerder gevraagd.

Artikel 35 Waterstaat - Waterlopen

35.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waterstaat - Waterlopen'

zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de nabij gelegen waterloop, in verband met de waterhuishouding waarbij artikel 42 van de planregels in acht dient te worden genomen.

35.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemmingsomschrijving worden opgericht, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m.

35.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 35.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:

  • a. het belang van de waterloop niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Burgemeester en Wethouders winnen, alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, advies in bij de waterbeheerder, zijnde het waterschap.

35.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming

'Waterstaat - Waterlopen' van de verbeelding verwijderen indien uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat de bescherming overbodig is geworden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 36 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 37 Algemene bouwregels

37.1 Ondergronds bouwen

De regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan gelden, voor zover van toepassing, ook in geval van ondergronds bouwen en met dien verstande, dat:

  • a. alleen ondergronds mag worden gebouwd waar bovengrondse bebouwing aanwezig is;
  • b. de verticale diepte bedraagt maximaal 5 m;
  • c. in afwijking van het hierboven bepaalde onder a mag, waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, maximaal 25 m² ondergronds worden gebouwd in aansluiting op de onder a bedoelde ondergrondse bebouwing.
37.2 Afwijkende maten
37.2.1 Goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand
  • a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/ of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die hoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan;
  • b. In geval van herbouw is het bepaalde onder a slechts van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt en niet wordt vergroot.  
37.2.2 Bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal is toegestaan.

Artikel 38 Algemene aanduidingsregels

38.1 Overig - aardkundig waardevol gebied

Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Overig - aardkundig waardevol gebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij 15.3.1.

38.2 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen binnen de overige planregels.

38.3 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' mogen, in afwijking van de bestemmingsregels, geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gerealiseerd.

38.4 Vrijwaringszone - molenbiotoop
38.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduidingen 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m' en

'Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m' gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element de volgende bepalingen:

38.4.2 Bouwregels

Voor de bouwhoogte van nieuw op te richten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m' mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m' mag de maximale hoogte niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen.
38.4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 38.4.2

teneinde hogere gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde op te richten, mits de vrije windvang en het zicht op de molen reeds beperkt zijn door bebouwing. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

38.4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het hebben of aanleggen van beplantingen die hoger wordt dan de bouwhoogte die ingevolge artikel 38.4.2 voor bouwwerken is toegestaan;
  • b. het ophogen van gronden.
38.4.5 Uitzonderingen op verbod

Het in artikel 38.4.4 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden betreffen.
38.4.6 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 38.4.4 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

38.5 Vrijwaringszone - spoor

Op gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - spoor' is het niet toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op te richten, dan wel aarden wallen aan te leggen dan wel bomen of houtwas aan te planten.

38.6 Vrijwaringszone - weg

Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - weg' mag in deze bebouwingsvrije zone niet worden gebouwd.

38.7 Wro- zone - zoekgebied beekherstel

Ter plaatse van de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen binnen de overige planregels

38.8 Wro-zone - ecologische verbindingszone

Ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - ecologische verbindingszone' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen binnen de overige planregels

38.9 Wro-zone - reserveringsgebied waterberging

Ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - reserveringsgebied waterberging' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen binnen de overige planregels

38.10 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone – verwevingsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen binnen de overige planregels.

38.11 milieuzone - boringsvrije zone
38.11.1 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

38.11.1.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden met de aanduiding 'milieuzone-boringsvrije zone':

  • a. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals damwanden, schermen, alsmede het verwijderen van deze voorwerpen;
  • b. het maken en/of buiten gebruik stellen van boorputten;
  • c. het realiseren van ondergrondse bouwwerken;
  • d. het indrijven van palen in de grond ten behoeve van de realisatie van een fundering.

38.11.1.2 Uitzonderingen

Het in artikel 38.11.1.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden op een diepte van minder dan 10 m onder het maaiveld;
  • c. werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht dit plan.

38.11.1.3 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 38.11.1.1 wordt de provincie gehoord.

Artikel 39 Algemene afwijkingsregels

39.1 Afwijkingsbevoegdheid
39.1.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
  • b. het woon- en leefklimaat;
  • c. de waterstaatkundige belangen;
  • d. de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden afgeweken van:
    • 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/ of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 3. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    • 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m;
    • 5. van de bestemmingsbepalingen voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m³ en de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

Artikel 40 Algemene wijzigingsregels

40.1 Wijzigingsbevoegdheid
40.1.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om overeenkomstig artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de op de verbeelding ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 15 m te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredige worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
  • c. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • d. door middel van onderzoek dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
  • e. door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
  • f. door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen;
  • g. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast.
40.1.2 Wijziging ten behoeve van een verplaatsing van een corsobouwplaats

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen op basis van artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening om een verplaatsing van een corsobouwplaats te bewerkstelligen, door verwijdering van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' en het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' op de verbeelding binnen de bestemmingen waarbij de volgende regels gelden:

  • a. De aanduiding op de planverbeelding ter hoogte van de oude corsobouwplaats wordt verwijderd;
  • b. De (permanente) opslagruimten moeten worden verplaatst naar de nieuwe locatie of worden gesloopt;
  • c. De verplaatsing kan niet plaatsvinden ter hoogte van de volgende aanduidingen:
    • 1. Wro - Zone ecologische verbindingszone;
    • 2. Wro - Zone zoekgebied beekherstel;
    • 3. Wro - Zone reserveringsgebied waterberging.
  • d. Er mag één corsotent worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 650 m²;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 m;
    • 3. de corsotent mag van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand worden gehouden.
  • e. Er mag een permanente corso-opslagruimte worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 250 m²;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
    • 3. de afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.

Artikel 41 Algemene procedureregels

41.1 Nadere eis

Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. het voornemen tot verlening van een omgevingsvergunning ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  • c. de bekendmaking houdt in de mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen tegen het voornemen van burgemeester en wethouders gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die conform sub c bepaalde, tijdig zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede.
41.2 Bij wijziging

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure zoals die is opgenomen in artikel 3.6, lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 42 Overige regels

42.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.

42.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. brandblusvoorzieningen;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.
42.3 Prioriteit van dubbelbestemmingen
  • a. waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  • b. waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Gas';
    • 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Water';
    • 3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Riool';
    • 4. in de vierde plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 2 tot en met 4';
    • 5. in de vijfde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Attentiegebied EHS';
    • 6. in de zesde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Landgoed';
    • 7. in de zevende plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterlopen';
    • 8. in de achtste plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Natuurontwikkelingsgebied';
    • 9. in de negende plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat –Waterbergingsgebied';
    • 10. de tiende plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Struweelvogels'en 'Waarde - Kwetsbare soorten'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 43 Overgangsrecht

43.1 Bouwwerken
43.1.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
43.1.2 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van artikel 43.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

43.1.3 Uitzondering

artikel 43.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder mede begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

43.2 Gebruik
43.2.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

43.2.2 Wijziging gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 43.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

43.2.3 Onderbreken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 43.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

43.2.4 Uitzondering

artikel 43.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

43.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' is het gebruik (het permanent bewonen van een recreatiewoning) in strijd met het bestemmingsplan. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene(n) die het gebouw gebruikt ten tijde van vaststelling van dit plan. Zodra het gebruik door de bestaande gebruiker(s) wordt beëindigd, vervalt het recht op permanente bewoning van de recreatiewoning. Als bestaande gebruiker(s) wordt(/worden) aangemerkt de persoon(/personen) die op het moment van vaststelling van dit plan volgens de Gemeentelijke BasisAdministratie van de gemeente Zundert als hoofdbewoner en (eventueel indien daar sprake van is) diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht 2' is het gebruik, (het bewonen van het voormalige bedrijfsgebouw/de schuur), in strijd met het bestemmingsplan. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene(n) die het gebouw gebruikt ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. Zodra het gebruik door de bestaande gebruiker(s) wordt beëindigd, vervalt het recht op permanente bewoning van het voormalige bedrijfsgebouw/de schuur. Als bestaande gebruiker(s) wordt(/worden) aangemerkt de persoon(/personen) die op het moment van vaststelling van dit plan volgens de Gemeentelijke Basis Administratie van de gemeente Zundert als hoofdbewoner en (eventueel indien daar sprake van is) diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht 3' is het gebruik (het permanent bewonen van een veldschuur) in strijd met het bestemmingsplan. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene(n) die het gebouw gebruikt ten tijde van vaststelling van dit plan. Zodra het gebruik door de bestaande gebruiker(s) wordt beëindigd, vervalt het recht op permanente bewoning van de veldschuur. Als bestaande gebruiker(s) wordt(/worden) aangemerkt de persoon(/personen) die op het moment van vaststelling van dit plan volgens de Gemeentelijke BasisAdministratie van de gemeente Zundert als hoofdbewoner en (eventueel indien daar sprake van is) diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres.

Artikel 44 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied Zundert" van de gemeente Zundert.