direct naar inhoud van Regels
Plan: Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0879.PHBPBuitengebied-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied' met identificatienummer NL.IMRO.0879.PHBPBuitengebied-VS01 van de gemeente Zundert;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0879.PHBPBuitengebied-VS01;

1.3 Bestemmingsplan Buitengebied

het bestemmingsplan buitengebied, zoals door de gemeenteraad van Zundert is vastgesteld op 4 september 2012 en zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0879.BPBuitengebied-VS01;

1.4 AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen

1.5 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten

beroepsactiviteiten:

het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor een zelfstandige en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgevoerd;

 

bedrijfsmatige activiteiten:

het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aardmet als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij gen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsoefenaar en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgevoerd

1.6 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.7 Aanpijling

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aanpijlende gronden

1.8 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.9 Achtererf

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw

1.10 Afhankelijke woonruimte

een (gedeelte van een) bij een (bedrijfs)woning behorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit het oogpunt van mantelzorg

1.11 Agrarisch bedrijf, boomteeltbedrijf

een agrarisch bedrijf, zijnde een boomteelt-, bloembollenteelt-, heesterteelt-, of sierteeltbedrijf

1.12 Agrarisch bedrijf, glastuinbouw

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt, tevens zijnde een glasboomteeltbedrijf

1.13 Agrarisch bedrijf, veehouderij

een agrarisch bedrijf gericht op het houden van dieren met uitzondering van vissen, wormen, slakken en insecten

1.14 Agrarisch bedrijfsgebouw

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf

1.15 Agrarisch loonwerkbedrijf

een bedrijf dat voornamelijk met behulp van landbouwwerktuigen, diensten verleent aan, dan wel composteert en/of mest opslaat ten behoeve van (hoofdzakelijk) agrarische bedrijven

1.16 Agrarisch technisch hulpbedrijf

een niet-agrarisch bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos-, of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking en mestvergisting; bijvoorbeeld mestopslagbedrijven, veetransportbedrijven, verhuurbedrijven van landbouwwerktuigen en veehandelsbedrijven

1.17 Agrarisch verwant bedrijf

een niet-agrarisch bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos-, of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking, -verwerking en -vergisting; bijvoorbeeld: dierenasiels, dierenklinieken, hondenkennels, gebruiksgerichte paardenhouderijen, proefbedrijven en agrarisch praktijkonderwijs

1.18 Archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhankeliujke en als zodanig geregistreerd deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek

1.19 Archeologisch monument

een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet

1.20 Archeologisch onderzoek

een onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt

1.21 Archeologische waarden

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen

1.22 Atelier

een werkplaats of verzameling van werkplaatsen van een kunstenaar of ambachtsman

1.23 Basiszoneringslijst

de lijst van bedrijven bevattende beasisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, behorende bij deze regels

1.24 Bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde

1.25 Bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van (het deel van) een bouwperceel of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd

1.26 Bed & Breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen

1.27 Bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten daaronder niet begrepen

1.28 Bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken

1.29 Bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, met uitzondering van parkeervoorzieningen

1.30 Bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is

1.31 Beekherstel

herstel van beeklopen ten aanzien van vorm (recht of meanderend), ruimte voor beekprocessen (sedimentatie en erosie) en waterkwaliteit, gericht op het terugbrengen van de gebiedseigen kwaliteiten van de betreffende beekloop

1.32 Beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voro het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden

1.33 Bestaande situatie

bebouwing en/of gebruik bestaande ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vastgesteld op 4 september 2012 

1.34 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

1.35 Bestemmingsvlak

aaneengesloten terrein met eenzelfde bestemming ten behoeve van een detailbestemming

1.36 Bijbehorend bouwwerk

een gebouw ten behoeve van de uitbreiding van een hoofdgebouw, danwel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de gornd staand gebouw of ander bouwwerk met dak

1.37 (Woon)boerderij

een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning) met de in dezelfde bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten

1.38 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats

1.39 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak

1.40 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met ingebegrip van de begane grond en met uitsluiteing van onderbouw, zolder, vliering en kelder

1.41 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten

1.42 Bouwvlak

aaneengesloten terrein, waarbinnen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen ten behoeve van eenzelfde (detail)bestemming worden geconcentreerd

1.43 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond

1.44 Brutovloeroppervlak

de vloeroppervlakte van een ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een bouwwerk, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen

1.45 (Boerderij)complex

een groep van gebouwen met een (voormalig)agrarische functie die gezamenlijk een eenheid vormen

1.46 Containerveld

afgedekte gronden ten behoeve van de bovengrondse teelt van planten in containers

1.47 Corso-opslagruimte

gbouw waar materieel wordt opgeslagen ten behoeve van vervaardiging van met bloemen versierde voertuigen

1.48 Corsobouwplaats

locatie waar met bloemen versierde voertuigen worden vervaardigd

1.49 Corsotent

tijdelijk bouwwerk dat dient als onderkomen voor de opbouw van met bloemen versierde voertuigen, die deelnemen aan het jaarlijkse bloemencorso

1.50 Cultuurhistorische waardevolle bebouwing

de als zodanig aangeduide waarden opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) alsmede gemeentelijke en rijksmonumenten en de in het bestemmingsplan aangeduide beeldbepalende panden

1.51 Cultuurhistorische waarde

waaden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdende met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het hirstorisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden

1.52 Dagopvang

een instelling waar mensen gedurende de dag worden begeleid, verzorgd en bezig gehouden zonder de mogelijkheid tot overnachting

1.53 Dagreacreatie

bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van recreatie-, sport-, educatie- of cultuur welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang met de daarbij behorende voorzieningen

1.54 Dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw c.q. bouwwerk

1.55 Detailhandel (bedrijf)

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit

1.56 Detailhandel, productiegebonden

qua oppervlakte beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van eigen goederen/producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie

1.57 Detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in auto's, boten, caravans, grove materialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels

1.58 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijfsmatige activiteiten gericht op dienstverlening aan het publiek, zoals een zorgboerderij, kinderopvang, medische zorg, groepspraktijk, adviesbureau of automatiseringsbedrijf

1.59 Diepploegen

het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 cm (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik

1.60 Differentiatiegrens

een op de verbelding aangegeven lijn die de grens inhoudt van een differentiatie

1.61 Differentiatievlak

een als zodanig door differentiatiegrenzen omsloten vlak, dat dient ter verbijzondering van een bestemming

1.62 Discotheek

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt

1.63 Duurzame locatie intensieve veehouderij

bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het ter plaatse uit te breiden

1.64 Ecologische hoofdstructuur

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden

1.65 Ecologische verbindingszone

bij dit bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd

1.66 Ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van de bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde

1.67 Erf

het al dan niet bebouwde perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover dit plan een dergelijke inrichting niet verbiedt

1.68 Erfbeplanting

afschermende (rand)beplanting binnen of direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover dit plan een dergelijke inrichting niet verbiedt

1.69 Escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus

1.70 Extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de gegeven bestemmingen

1.71 Extensiveringsgebied

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat natuur of overig waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiting van in ieder geval intensieve veehouderijen onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt

1.72 Fruitteeltbedrijf

een agrarisch bedrijf dat zich toelegt op het telen of veredelen van fruit in of op de open grond (de teelt onder afdekmateriaal en in tijdelijke kweektunnels daarbij inbegrepen)

1.73 Functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan

1.74 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeelteijk met wanden omsloten ruimte vormt

1.75 Gebruiksgerichte paardenhouderij

een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op (de ondersteuning bij) het gebruik van het paard als hulpmiddel voor de recreërende mens, zoals maneges, paardenverhuurbedrijven en paardenstallingsbedrijven

1.76 Geluidzoneringsplichtige inrichting

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in onderdeel D van bijlage 1 van het Bor

1.77 Nederlandse Grootte Eenheid (NGE)

een standaard-eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf, zoals die gehanteerd wordt door het Landbouw Economisch Instituut (LEI)

1.78 Gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen en gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen

1.79 Groenblauwe mantel

gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud/herstel van watersystemen en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water

1.80 Groepsaccommodatie

een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk bestemd voor het houden van recreatief nachtverblijf in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke verblijven

1.81 Hervestiging van een agrarisch bedrijf

verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar het andere agrarisch bouwvlak waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt

1.82 Hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mogen worden gebruikt

1.83 Hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie, afmetingen en/of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken

1.84 Horeca(bedrijf)

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie (tevens een bed & breakfast of pension), bedrijfsmatig bieden van vermaakrs- of wellnessfaciliteiten of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, een en ander al dan niet in combinatie met elkaar

1.85 Horeca, kleinschalig of ondergeschikt

horeca van zeer beperkte omvang ten dienste van andere functies

1.86 Houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet

1.87 Huishouden

de samenlevingsvorm van één gezin waaronder begrepen:

  • a. de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg van verwanten of andere personen
  • b. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband
1.88 Hydrologische waarden

waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan gebonden organismen (planten en diren), leefgemeenschappen en potenties voor de ontwikkeling daarvan met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang

1.89 Kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een (sta)caravan
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde
1.90 Kantoor

gebouw waarbinnen bedrijfsmatig diensten worden verleend of waar de administratie van een bedrijf wordt verricht

1.91 Kas

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienen voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m

1.92 Kelder

een overdekte met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven het piel onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk

1.93 Kleinschalig kampeerterrein

kleinschalig (tot maximaal 25 kampeerplaatsen) kampeerterrein (tussen 1 maart tot en met 31 oktober) waarbij uitsluitend zijn toegestaan kampeermiddelen en eenvoudig ondersteunende voorzieningen zoals watertappunten, sanitaire gelegenheid, informatieborden en zitbanken. Stacaravans zijn niet toegestaan

1.94 Koffie-/theehuis

een kleinschalige vorm van horeca, waar niet-alcoholische dranken worden geschonken voor gebruik ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren

1.95 Landgoed

functionele eenheid bestaande uit bos en overige natuur, al dan niet in combinatie met agrarische bedrijfsgronden waarop één of meer wooneenheden met karakteristieke verschijningsvorm van allure zijn gesitueerd

1.96 Landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten

1.97 Landschapselementen

ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha onder een agrarische productiefunctie

1.98 Maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaa-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen zoals bijvoorbeeld een kerk, school, kinderopvang, naschoolse opvang, verenigingshuis, hospice, ziekenhuis, huisartsenpost en dergelijke

1.99 Manege

een niet-agrarisch bedrijf dat is gericht op het verzorgen en dresseren en trainen van paarden voor de ruitersport alsmede het geven van paardrijlessen

1.100 Mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychologische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband

1.101 Mestbewerking

de behandeling van dierlijke mest zonder veranderingen aan de samenstelling van het product teweeg te brengen, zoals mengen, roeren, homogeniseren, verhitting of het verwijderen van vreemde objecten

1.102 Mestverwerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting of indamping van mest

1.103 Milieucategorie

milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering Den Haag

1.104 Milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd

1.105 Netto glas

aantal m2 kasoppervlakte

1.106 Nevenactiviteit

een bedrijf- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel

1.107 Nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf

projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een zelfstandig bouwvlak

1.108 Omschakeling

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm danwel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm

1.109 Onverhard

een toplaag bestaande uit hoofdzakelijk zand, klei, veen en andere natuurlijke bodemmaterialen

1.110 Ophogen

het opbrengen van grond elders op de bestaande toplaag

1.111 Oudheidkundig waardevol terrein

een gebied dat ingevolge dit plan beschermd wordt in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde

1.112 Paardenbak

een onoverdekt terrein bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden

1.113 Peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdingang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld
1.114 Perceelsgrens

de grens van een bouwperceel

1.115 Permanente bewoning

het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende en half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen

(dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door de betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders over een hoofdverblijf kan worden beschikt

1.116 Permanente teeltondersteunende voorziening

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde kas

1.117 Productiegebonden detailhandel

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteelt of voortgebracht en hooguit op ambachtelijke wijze buiten of op het eigen bedrijf zijn verwerkt

1.118 Productiegerichte paardenhouderij

een agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het door middel van een gericht fok- en/of africhtingsprogramma trachten een paard op een hoger niveau te brengen, waardoor de waarde van dat paard in het economisch verkeer toeneemt, zoals (op)fokbedrijven, hengstenstations, africhtings- en trainingsbedrijven

1.119 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding

1.120 Raamprostitutie

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een ander voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking te stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie)

1.121 Recreatiebedrijf

een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfs- of dagrecreatie tot doel heeft

1.122 Recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan

1.123 Recreatieverblijf

een stacaravan of een recreatiewoning, recreatiebungalow of chalet, bedoeld voor recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben

1.124 Reëel agrarisch bedrijf

een nog niet volwaardig bedrijf met een zodanige arbeidsomvang, dat toch van een bedrijfsmatige beroepsuitoefening kan worden gesproken en dat een serieuze aanzet kan zijn tot een doorgroei naar een volwaardig bedrijf

1.125 Regionaal waterbergingsgebied

gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan

1.126 Relatie

een aanduiding op de planverbeelding dat aangeeft dat bebouwing op verschillende locaties behoort tot één (agrarisch) bedrijf of woning en derhalve één bestemmingsvlak aanwezig is

1.127 Reserveringsgebied, waterberging

gebied dat mogelijk in de toekomst noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan

1.128 Restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken

1.129 Risicovolle inrichting

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

1.130 Ruimtelijke kwaliteit

 de kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte

1.131 Sauna

een recreatieve inrichting in hoofdzaak gericht op de lichaamsverzorging door het bieden van mogelijkheden tot (stoom)baden en (niet-erotische) massage met als ondergeschikte activiteit het verstrekken van kleine etenswaren en alcoholvrije of alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse

1.132 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar

1.133 Sportterrein

een terrein ten behoeve van lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn c.q. bevorderd worden en waarvoor bepaalde regels gelden

1.134 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt

1.135 Teeltondersteunende voorzieningen

ondersteunende voorzieningen die een onderdeel zijn van de vollegronds-bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij

1.136 Terras

een plaats in de buitenlucht bij een horecagelegenheid waar eten en drinken genuttigd kan worden

1.137 Tijdelijke (teelt)ondersteunende voorzieningen

het tijdelijk, gedurende maximaal zes maanden per jaar (afhankelijk van de teelt) bouwen en/of aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen

1.138 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

het huisvesten van werknemer sdie in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten

1.139 Tijdelijke verblijfsruimte/semi-permanente voorziening

een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw ten behoeve van huisvesting voor mantelzorg, bestaande uit één bouwlaag en geschikt voor woonverblijf

1.140 Tuincentrum

een inrichting gericht op de verkoop, al dan niet overdekt, van producten waarin het hoofdaccent gericht is op artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen of daarmee samenhangende producten

1.141 VAB-vestiging

de vestiging van een ruimtelijke ontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwvlak waarbinnen dit bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m2 toestaat

1.142 Vaste standplaats

locatie voor kamperen dan wel het op een standplaats plaatsen van kampeermiddelen gedurende het gehele jaar of vrijwel het gehele jaar

1.143 Verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij tenminste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij vrienden of kennissen

1.144 Verhard

een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daamee vergelijkbare vaste/gesloten materialen

1.145 (Netto) verkoopvloeroppervlak

de verkoopruimte, d.w.z. het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van (het bruto oppervlak van) een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's

1.146 Verwevingsgebied

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderijen is mogelijk, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten

1.147 Volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch als op milieuhygiënisch opzicht

1.148 Voorgevellijn
  • a. de op de verbeelding aangegeven lijn (bouwgrens) die niet door gebouwen mag worden overschreden behoudens krachtens deze regels toegestane afwijkingen;
  • b. langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft
1.149 Voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder

1.150 Vormverandering van een bouwvlak/bestemmingsvlak

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte en zonder dat dit de ruimtelijke kwaliteit aantast

1.151 Watergang

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan

1.152 Waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden en beschoeiingen

1.153 Weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden bhorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen

1.154 Werk

een werkzaamheid of constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde

1.155 Winkel

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van detailhandel, inclusief het gebruik voor ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat gebruik in verband staat en essentieel onderdeel is van de ter plaatse uitgeoefende detailhandel, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie

1.156 Woning

een (gedeelte van een) gebouw dat bestaat uit een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;

vrijstaande woning:

een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bouwweren geen gemeenschappelijke wand heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende bouwwerken

 

twee-aaneengebouwde-woning:

  • a. een woning die deel uitmaakt van een blok van twee aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen (twee onder een kap)
  • b. een woning waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken één of meer gemeenschappelijke wanden heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dnan wel daar bijbehorende bouwwerken (geschakeld)

aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen

gestapelde woning:

een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat

1.157 IJsmakerij

een bedrijf dat ambachtelijk ijs en aanverwante producten produceert

1.158 IJssalon

een vorm van horeca waar dranken worden geschonkenen ijs wordt geserveerd voor consumptie ter plaatse

1.159 Zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de bedrijfsklassen 81, 82, 83, 84 en 85.3 van de Bedrijfstak nr. 8 van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek opgestelde Standaard Bedrijfsindeleing (SBI), zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten

1.160 Zorgboerderij

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwvlak, waarbij het meewerken op het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel van de realisatie of therapie is

1.161 Zomerseizoen

de periode van 1 mei tot 1 oktober

1.162 Zoekgebied ecologische verbindingszone

gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd

1.163 Zorgwoning

een gebouw in gebruik als zelfstandige woning gericht op het verlenen van zorg

1.164 Intensieve kwekerij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf (conform de Verordening ruimte een 'overig agrarisch bedrijf') waar gewassen worden geteeld of dieren worden gekweekt (niet zijnde vee) waarbij nagenoeg geen gebruik wordt gemaakt van daglicht. Voorbeelden hiervan zijn: champignons, witlof, vis, schaaldieren, wormen en maden

1.165 Solitair gebouw

een op zichzelf staand gebouw, niet deel uitmakende van een complex van bebouwing

Artikel 2 Wijze van meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tussen gebouwen

De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van gebouwen

2.2 De afstand tot de weg

De afstand tot de bebouwing en de as van de (hoofd)weg, een parallelweg niet meegerekend

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.4 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.5 De diepte van gebouwen

De grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel en/of hart van scheidingsmuren

2.6 De goothoogte van een bouwwerk

 Vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.7 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

2.8 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.9 Bebouwingspercentage

Deel van het bouwvlak tot bebouwd mag worden uitgedrukt in procenten

2.10 Peil
  • a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein
2.11 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestaande grenzen niet meer bedraagt dan 1m

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bodemexploitatie;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. doeleinden van openbaar nut;
  • e. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone'; 
  • f. de verwezenlijking van waterberging ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - reserveringsgebied waterberging';
  • g. verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • h. bloemencorso-bouwplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats';
  • i. tuinen bij (burger)woningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eis geldt:

  • a. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
3.2.2 Gebouwen

Regels voor gebouwen zijn:

  • a. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. is een permanente corso-opslagruimte toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 250 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.
3.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Regels voor teeltondersteunende voorzieningen zijn:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan en daarvoor geldt de volgende regel: 
    • 1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m.            
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, behoudens erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • c. kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:
    • 1. de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • d. het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • e. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. 
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.4  sub a voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf- of perceelsafscheiding, met een grotere bouwhoogte, tot maximaal 6 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel enige andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
  • b. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzenden percelen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ecologische, landschappelijke of hydrologische waarden ter plaatse;
  • f. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
3.4.2 Afwijken ten behoeve van een hobbymatige paardenbak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 3.2.4  sub b  

voor de realisatie van een hobbymatige paardenbak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen';
  • b. de paardenbak wordt aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen' gesitueerd, dat wil zeggen tot maximaal 100 m vanaf de achtergrens van het bestemmingsvlak;
  • c. per bestemmingsvlak is maximaal één hobbymatige paardenbak toegestaan;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, overeenkomstig de inrichtingsprincipes en regels welke zijn opgenomen in de landschapsvisie in de bijlage bij deze planregels;
  • f. de omvang per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • g. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • h. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen: 
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;   
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie.
  • i. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3
  • j. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest ten behoeve van enig bedrijf;
  • b. buitenopslag;
  • c. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  • d. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen. 
3.5.2 Toegestaan gebruik

Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen die niet als bouwwerk zijn aan te merken, niet hoger dan 50 cm.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken ten behoeve van minicampings

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.1  sub d teneinde een minicamping als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' , dat wil zeggen tot maximaal 25 m vanaf de achtergrens van dit bestemmingsvlak en op een afstand van minimaal 25 m van een (bedrijfs)woning van derden;
  • b. het bepaalde onder a is uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat er geen of onvoldoende ruimte is binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'; 
  • c. kampeermiddelen(tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan, voor zover ze niet permanent worden geplaatst;
  • d. er zijn maximaal 5 trekkershutten per minicamping toegestaan;
  • e. de maximale oppervlakte per trekkershut bedraagt 25 m²;
  • f. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
  • g. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in  artikel 3 lid 1  omschreven waarden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • c. het ophogen van gronden op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel'; 
  • d. het verharden van zandpaden;
  • e. de aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen.  
3.7.2 Uitzonderingen op het verbod

Het onder artikel 3.7.1  vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
3.7.3 Afwegingskader
  • a. De in artikel 3.7.1  genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
  • b. De in artikel 3.7.1   sub e  genoemde omgevingsvergunning tevens slechts wordt verleend indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. permanente teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend grenzend aan gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' worden aangelegd;
    • 2. de totale oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen het gehele plangebied bedraagt maximaal 500 ha;
    • 3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing en/of van een dusdanige positionering dat de landschappelijke waarden niet worden aangetast 
    • 4. en voldaan wordt aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
  • c. De in artikel 3.7.1   sub b  en artikel 3.7.1   sub c  genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord. 
3.7.4 Waarden

Onder de in artikel 3.7.3 sub a  genoemde waarden worden verstaan:

  • a. ten aanzien van de in artikel 3.7.1   sub a  genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en faune tussen natuurgebieden;
  • b. ten aanzien van de in artikel 3.7.1   sub b  en artikel 3.7.1   sub c  genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • c. indien de in artikel 3.7.1   sub e  genoemde werken of werkzaamheden worden aangelegd op gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel' de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen en op gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzingsgebied ecologische verbindingszone': de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
  • d. ten aanzien van de in artikel 3.7.1   sub d  genoemde werken of werkzaamheden:

de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijziging ten behoeve van vormverandering agrarisch bedrijf, niet zijnde ten behoeve van een veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de vormverandering van een agrarisch bedrijf, al dan niet met een nadere aanduiding, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in de planregel behorende bij de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op vormverandering voor veehouderijen;
  • c. de vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een doelmatige plaatsing van bouwwerken op het perceel; 
  • d. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • e. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - ecologische verbindingszone' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van deze ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, behoud, beheer en/of herstel van watersystemen;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed;
  • h. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. deze wijzigingsbevoegdheid kan in combinatie met een vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' worden gebruikt.  
3.8.2 Wijziging ten behoeve van vergroting agrarisch bedrijf zonder aanduiding of met de aanduiding 'glastuinbouw', 'bomenteelt', 'intensieve kwekerij' of 'paardenhouderij', niet zijnde ten behoeve van een vergroting voor een veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'strak rondom een solitair gebouw is gelegen;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op vergroting voor veehouderijen;
  • c. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • d. voor grondgebonden agrarische bedrijven, tevens boomteeltbedrijven met de aanduiding 'bomenteelt' maar niet zijnde veehouderijen is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' toegestaan met een maximale omvang van 2 ha en met een maximale oppervlakte aan kassen van 5.000 m² netto glas, mits geen omschakeling plaatsvindt naar een glastuinbouwbedrijf;
  • e. voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven, al dan niet met de aanduiding 'intensieve kwekerij' en niet zijnde een intensieve veehouderij is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf 'tot een omvang 1,5 ha toegestaan met een maximale oppervlakte aan kassen 5.000 m² netto glas;
  • f. voor bestaande glastuinbouwbedrijven met de aanduiding 'glastuinbouw' is vergroting toegestaan met een maximum van 4 ha en maximaal 3 ha netto glas;
  • g. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt geschaad;
  • h. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel' is uitsluitend toegestaan indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • i. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed;
  • j. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • m. een advies, zoals genoemd onder k.behoeft niet te worden gevraagd indien de vergroting enkel voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen noodzakelijk is. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen' zal dan worden opgenomen op de planverbeelding binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'. De overige bepalingen in dit artikel blijven wel van toepassing;
  • n. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2. Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement' .
3.8.3 Wijziging ten behoeve van vergroting en/of vormverandering Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' (en eventueel het bouwvlak) mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in de planregel behorende bij de bestemming 'Bedrijf';
  • b. aangetoond is dat binnen het bestaande bestemmingsvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding;
  • c. de vergroting of vormverandering is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel vanwege andere bedrijfseconomische omstandigheden;
  • d. de vergroting is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsactiviteit in de milieucategorie 1 of 2. Een vergroting voor een activiteit in de milieucategorie 3.1 is toegestaan, mits is aangetoond dat deze activiteit naar aard en omvang gelijk te stellen is aan milieucategorie 2. Het mag geen geluidzoneringsplichtige activiteit betreffen;
  • e. oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag na vergroting niet meer bedragen dan 5.000 m². Zijn de huidige bestemmingsvlakken al groter, kan er geen gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroting;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • h. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming Groen - Landschapselement; 
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschapelijke en abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast.
3.8.4 Wijziging ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming ' Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van de inrichting en beheer van gronden als waterbergingsgebied waarbij de bestemming ' Water' of dubbelbestemming ' Waterstaat - Waterbergingsgebied' wordt toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - reserveringsgebied waterberging' ;
  • b. het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
  • c. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.8.5 Wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of ' Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.
3.8.6 Wijziging ten behoeve van ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'wro zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' te wijzigen in de bestemming 'Bos'of'Natuur' ter verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszne waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een boomteeltbedrijf of een veehouderij toegestaan;
  • b. alleen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is een glastuinbouwbedrijf of glasboomteeltbedrijf toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' zijn uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf toegestaan;
  • d. ondergeschikte detailhandel van eigen producten als nevenactiviteit;
  • e. statische binnenopslag als nevenactiviteit;
  • f. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • g. het behoud, de versterking en/of het herstel van de landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf;
  • h. bloemencorso-bouwplaats gedurende een aaneengesloten periode van mei tot en  met september uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van  maatschappelijk-corsobouwplaats'

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, tuinen, erven en agrarische gronden.   

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
a Toegestane bebouwing

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. kassen;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. een bedrijfswoning;
  • e. bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
b Algemene bouwregels
  • a. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • b. het bestemmingsvlak mag volledig bebouwd worden, met dien verstande dat de afstand tot de as van de weg (een parallelweg niet meegerekend) waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
  • c. de afstand tussen de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen' mogen uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd.
4.2.2 Agrarische gebouwen, niet zijnde kassen

Voor een agrarisch bedrijfsgebouw, niet zijnde een kas gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m.
4.2.3 Kassen

Voor een kas gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte van een kas bedraagt maximaal 8 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' bedraagt de oppervlakte netto glas maximaal 3 ha;
  • d. indien een bestemmingsvlak zonder aanduiding 'glastuinbouw' aan minimaal 2 zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden-Beekdal' of 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel', geldt dat de oppervlakte netto glas maximaal 5.000 m2 bedraagt;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d. geldt dat indien een bestemmingsvlak zonder aanduiding 'bomenteelt' of  'glastuinbouw' tevens aan minimaal 2 zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' of de bestemming 'Agrarisch-AHS Plus' geldt dat de oppervlakte netto glas maximaal 1,5 ha bedraagt.
4.2.4 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen ( zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde) gelden de volgende regels:

  • a. zowel tijdelijke als permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m.
4.2.5 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning (exclusief bijbehorende bouwwerken) bedraagt niet meer dan 750 m³;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5 m;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m.
4.2.6 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning mag maximaal 100 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 m;
  • d. de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning dienen minimaal 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • e. de maximale afstand tussen de bedrijfswoning en een bijbehorend bouwwerk bedraagt 25 m.
4.2.7 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden achter de voorgevellijn van een bedrijfswoning gebouwd, tenzij er een noodzaak is aangetoond dat een bouwwerk voor de voorgevellijn wordt opgericht;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a.mogen wel erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn worden van een bedrijfswoning worden gerealiseerd waarvan de bouwhoogte maximaal 1 m bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a.geldt dat er wel een poort voor de voorgevellijn van een bedrijfswoning mag worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 m;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m;
  • e. de bouwhoogte van torensilo's en windmolens bedraagt maximaal 15 m;
  • f. de bouwhoogte van mestsilo's bedraagt maximaal 5 m;
  • g. de bouwhoogte van sleufsilo's bedraagt maximaal 2,5 m;
  • h. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' bedraagt maximaal 5 m;
  • i. de bouwhoogte van afrasteringen ten behoeve van paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' bedraagt maximaal 2 m en de afrasteringen dien te worden uitgevoerd in een open constructrie;
  • j. ten behoeve van de bouw van een paardenbak voor hobbymatig gebruik ter plaatse van een bestemmingsvlak zonder aanduiding 'paardenhouderij' gelden de volgende regels:
    • 1. per bedrijfswoning is maximaal 1 paardenbak voor hobbymatig gebruik toegestaan;
    • 2. er is geen sprake van een aanduiding '-bedrijfswoning';
    • 3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
    • 4. de oppervlakte per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
    • 5. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
    • 6. de afrastering wordt uitgevoerd in een open constructie en heeft een bouwhoogte van maximaal 2 m;
    • 7. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • k. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 8 m;
  • l. Ten behoeve van een corsobouwplaats is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk- corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:  
    • 1. de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
4.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsomschrijving in artikel 4.1  zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2  bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2. van de Verordening ruimte 2014;
  • i. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken ten behoeve van een grotere hoogte kassen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3  zodat een grotere hoogte voor kassen wordt toegestaan, onder de voorwaarden dat:  

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m;
  • c. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering, dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf;
  • d. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. landschappelijke inpassing waarbij waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.  
4.4.2 Afwijken van minimale afstanden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1  onder b  zodat het bouwen binnen de minimale afstandsgrenzen kan worden toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. het bouwen in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf;
  • b. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangestast;
  • d. de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • e. het gebruik van aangrenzende percelen niet onevenredig wordt beperkt;

de waterhuishoudkundige situatie niet wordt aangetast.

4.4.3 Afwijken gebouwen t.b.v. tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers (woonunits en/of stacaravans)

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a  voor het plaatsen van tijdelijke huisvesting (stacaravan of woonunit) voor tijdelijke werknemers onder de voorwaarden dat:

  • a. de tijdelijke huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • b. huisvesting ten gunste van andere bedrijven is toegestaan, mits minimaal 75% van de gehuisveste arbeidsmigranten werkzaam zijn binnen het eigen bedrijf of de inzetbaarheid binnen het eigen bedrijf minimaal 75% van de maximale huisvestingstermijn bedraagt;
  • c. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50, tenzij aannemelijk gemaakt wordt dat een groter aantal werknemers nodig is in verband met de specifieke bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf;
  • d. er wordt advies ingewonnen bij de adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen met betrekking tot aanvragen voor de huisvesting van arbeidsmigranten voor meer dan 15 personen;
  • e. de huisvesting wordt per kalenderjaar voor ten minste zes aaneengesloten weken onderbroken;
  • f. de stacaravan of woonunit heeft maximaal één bouwlaag;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van woonunits en/of stacaravans bedraagt maximaal 600 m²;
  • h. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2. van de Verordening ruimte 2014;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost, inhoudende dat er minimaal een parkeerplaats per drie huisvestingsplaatsen moet worden gerealiseerd.  

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak voor huisvesting van tijdelijke werknemers niet meer aanwezig is.

4.4.4 Afwijken ten behoeve van tijdelijke woonunits voor mantelzorg

BIj een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in rtikel 4.2.1  onder a om extra bebouwing toe te staan in de vorm van een woonunit ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. per bedrijfswoning is maximaal één woonunit toegestaan;
  • f. de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;
  • g. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m;
  • h. indien de woonunit aan een zijgevel van de bedrijfswoning wordt geplaatst, dient deze minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden gerealiseerd;
  • i. indien de woonunit vrij van de bedrijfswoning wordt gerealiseerd, geldt dat de maximale afstand tussen de bedrijfswoning en de woonunit 25 m bedraagt;
  • j. de woonunit is een tijdelijk gebouw en er is dan ook geen sprake van een tweede wooneenheid.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

4.4.5 Afwijken grotere bouwhoogte agrarische bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2  sub b  zodat een grotere bouwhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen wordt toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 15 m;
  • b. het bouwen is, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering, dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf;
  • c. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.  
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Productiegebonden en ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit

Binnen deze bestemming is productiegebonden en ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf toegestaan tot een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 200 m², mits wordt voldaan aan de volgende regels:     

  • a. er dient sprake te zijn van de verkoop van eigen (verwerkte) voedselproducten;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er dient geen sprake te zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost.
4.5.2 Statische binnenopslag als nevenactiviteit

Binnen deze bestemming is statische binnenopslag als ondergeschikte nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende regels:   

  • a. de binnenopslag vindt plaats in bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen;
  • b. de oppervlakte voor statische binnenopslag bedraagt maximaal 1.000 m²;
  • c. er is geen sprake van opslag van gevaarlijke stoffen;
  • d. er is geen sprake van opslag ten behoeve van een ander niet-agrarisch bedrijf;
  • e. er is geen sprake van detailhandel- of groothandelsactiviteiten.
4.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten na beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. detailhandel, behoudens waar dit op grond van  artikel 4.5.1  is toegestaan;
  • d. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf;
  • e. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van tijdelijke werknemers en direct daarmee in verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook en wasgelegenheid;
  • g. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis anders dan de uitoefening van een vrij beroep;
  • h. een kleinschalig kampeerterrein (mini-camping);
  • i. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan die een 10-6 risicocontour hebben die het bestemmingsvlak overschrijdt;
  • j. de uitoefening van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, behoudens genoemd in artikel 4.1  en artikel 4.5.1  en artikel 4.5.2;  
  • k. mestbewerking en mestverwerking ten behoeve van derden.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5.3

sub e  en worden toegestaan dat een bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, onder de voorwaarden dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. aangetoond wordt dat er op het perceel geen ruimte is voor het plaatsen van een woonunit;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen een bijgebouw wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • f. indien een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning voor huisvesting voor mantelzorg in gebruik wordt genomen, geldt dat de maximale afstand tussen de bedrijfswoning en het vrijstaande bijgebouw maximaal 25 m bedraagt;
  • g. de bewoning van het vrijstaande bijgebouw is tijdelijk en er is dan ook geenszins sprake van een twee woning(eenheid).

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

4.6.2 Afwijken tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5.3  sub f ten behoeve van tijdelijke huisvesting van werknemers (seizoensarbeiders), onder de voorwaarden dat:

  • a. de tijdelijke huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • b. huisvesting ten gunste van andere bedrijven is toegestaan, mits minimaal 75% van de gehuisveste arbeidsmigranten werkzaam zijn binnen het eigen bedrijf of de inzetbaarheid binnen het eigen bedrijf minimaal 75% van de maximale huisvestingstermijn bedraagt;
  • c. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50, tenzij aannemelijk gemaakt wordt dat een groter aantal werknemers nodig is in verband met de specifieke bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf;
  • d. de huisvesting wordt per kalenderjaar voor ten minste zes aaneengesloten weken onderbroken;
  • e. de huisvesting vindt plaats in de voormalige bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost, inhoudende dat er minimaal een parkeerplaats per drie huisvestingsplaatsen moet worden gerealiseerd;
  • h. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • i. alvorens omgevingsvergunning te verlenen, wordt vooraf advies van het waterschap gevraagd ten aanzien van de afvoer van afvalwater op het gemeentelijk riool en de capaciteit van Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA);
  • j. alle omgevingsvergunningen worden minimaal eenmaal per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, waarbij in ieder geval de omgevingsvergunning wordt ingetrokken indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;
  • k. er wordt advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen met betrekking tot aanvragen voor de huisvesting van arbeidsmigranten voor meer dan 15 personen.
4.6.3 Afwijken ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5.3   sub g  en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitoefening van het beroep of bedrijf mag uitsluitend in de bedrijfswoning of bijbehorend bijgebouw plaatsvinden;
  • b. indien de uitoefening van het beroep of bedrijf plaatsvindt in een bijbehorend bijgebouw, bedraagt de afstand tussen het bijbehorend bijgebouw en de bedrijfswoning maximaal 25 m;
  • c. de primaire woonfunctie wordt in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate gehandhaafd;
  • d. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 60 m²;
  • e. degene die het beroep of bedrijf uitoefent is tevens gebruiker van de bedrijfswoning;
  • f. er mogen maximaal twee personen in dienst zijn voor ondersteunende werkzaamheden;
  • g. uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zijn toegestaan, of categorie 2 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 1;
  • h. er vindt geen buitenopslag, horeca, detailhandel, groothandel of seksinrichting plaats;
  • i. er is geen sprake van een publieksgericht karakter waarbij sprake is van onbelemmerde en onbeperkte toegang voor publiek;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen -waaronder parkeervoorzieningen- in het openbaar gebied noodzakelijk zijn;
  • l. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost;
  • m. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.  
4.6.4 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten; dagrecreatie en zorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5.3   sub j  en bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak (bijboorbeeld een zorgboerderij) of extensieve dagrecreatieve voorzieningen (zoals bijvoorbeeld het geven van rondleidingen op het bedrijf en het houden van proeverijen van eigen producten) als nevenactiviteit worden toegestaan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:    

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering wat inhoudt dat de agrarische functie als hoofdactiviteit als zodanig aanwezig is en herkenbaar blijft;
  • b. de totale vloeroppervlakte van bedrijfsgebouwen in gebruik voor extensieve dagrecreatie of zorgverlenende activiteiten bedraagt maximaal 250 m²;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014;
  • e. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. bij dagrecreatie is kleinschalige, ondergeschikte (aan de dagrecreatie gerelateerde) horeca, inclusief terras toegestaan, waarbij een maximale oppervlakte geldt van 50 m2;
  • g. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
4.6.5 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten; minicamping

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaaldein artikel 4.5.3   sub h  teneinde een minicamping als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er mag maximaal 1 minicamping per agrarisch bedrijf worden gerealiseerd;
  • b. er mogen maximaal 25 kampeerplaatsen worden gerealiseerd;
  • c. kampeermiddelen(tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan, voor zover ze niet permanent worden geplaatst;
  • d. er zijn maximaal 5 trekkershutten per minicamping toegestaan;
  • e. de maximale oppervlakte per trekkershut bedraagt 25 m²;
  • f. de minimale afstand ten opzichte van woningen van derden bedraagt 25 m;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4.1  genoemde waarden.
4.6.6 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten; bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5.3   sub j  

en bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van een bed & breakfast worden toegestaan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering wat inhoudt dat de agrarische functie als hoofdactiviteit als zodanig aanwezig is en herkenbaar blijft;
  • b. de nevenactiviteit vindt plaats binnen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag indien het hoofdgebouw onvoldoende ruimte biedt de nevenactiviteit in een bijbehorend bouwwerk gerealiseerd worden;
  • d. de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  • e. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning niet is toegestaan;
  • f. het is niet toegestaan bed & breakfast te gebruiken voor het huisvesten van arbeiders voor tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
  • g. er mogen maximaal 4 kamers worden gebruikt voor de bed & breakfastvoorziening, voor maximaal 8 personen;
  • h. de bed & breakfast mag niet meer bedragen dan 40% van de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau van de bedrijfswoning en bijbehorende gebouwen;
  • i. er mogen geen andere horeca-activiteiten plaatsvinden dan het verstrekken van logies en ontbijt;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. de activiteiten moeten infrastructureel goed inpasbaar zijn en geen aanmerkelijke toename van de verkeersbelasting tot gevolg hebben;
  • l. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte, met dien verstande dat minimaal één parkeerplaats per kamer beschikbaar is op eigen terrein;
  • m. er mag geen extra (separate) inrit worden aangelegd;
  • n. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
4.6.7 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten; recreatief plattelandsbedrijf

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.5.3   sub j  en bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van een recreatief plattelandsverblijf worden toegestaan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering wat inhoudt dat de agrarische functie als hoofdactiviteit als zodanig aanwezig is en herkenbaar blijft;
  • b. er mag één plattelandsverblijf per agrarisch bedrijf aanwezig zijn, dat plaats mag bieden aan maximaal zes personen. Bij een appartementvorm dat ondergeschikt blijft aan de bedrijfswoning kan hier van afgeweken worden en mag de capaciteit van zes overnachtingsplaatsen uitgesplitst worden over maximaal twee vakantieverblijven;
  • c. voor de gehele gemeente geldt een maximum van 15 recreatieve plattelandsverblijven inclusief bestaande verblijven;
  • d. het recreatief plattelandsverblijf wordt gerealiseerd binnen bestaande bebouwing en binnen de bestemming waar een bedrijfswoning aanwezig is;
  • e. de afstand van het recreatief plattelandsverblijf tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 25 m;
  • f. maximaal 25% van het vloeroppervlak van de bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning, mag voor de nevenactiviteit worden gebruikt. De maximale oppervlakte per verblijf wordt gecategoriseerd naar het aantal personen waarvoor het verblijf bedoeld is;

Soort verblijf   Uitgangspunt   Max. vloeroppervlak  
Tweepersoonsverblijf   15 m2 p.p.   30 m2  
Driepersoonsverblijf   14 m² p.p.   42 m²  
Vierpersoonsverblijf   13 m² p.p.   42 m²  
Vijfpersoonsverblijf   12 m² p.p.   60 m²  
Zespersoonsverblijf   11 m² p.p.   65 m²  

  • g. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning niet is toegestaan;
  • h. er mogen geen andere horeca-activiteiten dan het verstrekken van logies en ontbijt  plaatsvinden;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven,de activiteiten moeten infrastructureel goed inpasbaar zijn en geen aanmerkelijke toename van de verkeersbelasting tot gevolg hebben;
  • k. er mag geen extra (separate) inrit worden aangelegd. 

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wordt de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen om advies gevraagd over onder andere de volwaardigheid en continuïteit van het bedrijf en de ondergeschiktheid van het recreatief plattelandsverblijf aan dit bedrijf.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Wijziging ten behoeve van vergroting/vormverandering agrarisch bedrijf

4.7.1 Wijziging ten behoeve van vergroting/vormverandering agrarisch bedrijf
a Vergroting

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingsgrens van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'  te doorbreken ten behoeve van een vergroting. Deze wijzigingsbevoegdheid dient gelijk met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in de planregel 'Agrarisch', 'Agrarisch - AHS plus', 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied', 'Agrarisch met waarden - Beekdal' en/of 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' gevolgd te worden en gelden de voorwaarden zoals in die artikelen zijn opgenomen.  

b Vormverandering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingsgrens van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' te doorbreken ten behoeve van een vormverandering. Deze wijzigingsbevoegdheid dient gelijk met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in de planregel 'Agrarisch', 'Agrarisch - AHS plus', 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied', 'Agrarisch met waarden - Beekdal' en/of 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' gevolgd te worden en gelden de voorwaarden zoals in die artikelen zijn opgenomen.

4.7.2 Wijziging naar agrarisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'(al dan niet met de aanduiding  ' specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf') te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met een passende aanduiding(zoals bijvoorbeeld svb- agrarisch hulp en nevenbedrijf' of agrarisch loonbedrijf) en, na verkleining, de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch - AHS plus', 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied', 'Agrarisch met waarden - Beekdal' of 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' , voor de vestiging van een agrarisch (technisch) hulpbedrijf of agrarisch (aan)verwant bedrijf, onder de voorwaarden dat: 

  • a. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. indien er sprake is van een bedrijf dat aan ten minste twee zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' wordt aangetoond dat geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige en toekomstige intensivering van het gebied;
  • c. de activiteiten binnen de bestaande gebouwen plaatsvinden;
  • d. de nieuwe functie leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Dit moet gepaard gaan met sloop van een deel van de bestaande bebouwing;
  • e. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2. van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • f. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag nooit meer mag bedragen dan 1,5 ha en dient, indien de oppervlakte groter is, te worden verkleind;
  • g. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 40% van het nieuwe bestemmingsvlak met een maximum oppervlakte aan bedrijfsgebouwen van 800m²;
  • h. overtollige bedrijfsbebouwing is of wordt gesloopt;
  • i. de wijziging kan niet worden toegepast op locaties waar sloop van bedrijfsbebouwing heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling 'ruimte-voor-ruimte' en/of de regeling beëindiging veehouderijen;
  • j. indien de bebouwing is aangeduid als 'cultuurhistorische waarde' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • k. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • l. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • m. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • n. er mag geen buitenopslag plaatsvinden tenzij het een bedrijf betreft waarvan de buitenopslag rechtstreeks samenhangt met en noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van dat bedrijf;
  • o. als het om een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer gaat uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 of 2 zijn toegestaan, of categorie 3.1 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 2;
  • p. detailhandel is niet toegestaan, behoudens als ondergeschikte functie;
  • q. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de functie en de aard van de weg waaraan de locatie is gelegen;
  • r. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
4.7.3 Wijziging naar niet-agrarisch bedrijf (niet zijnde agrarisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'(al dan niet met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-voormalig agrarisch bedrijf') te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' en, na verkleining, de bestemming 'Agrarisch' en 'Agrarisch - AHS plus', 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel' óf 'Agrarisch met waarden-Beekdal' voor de vestiging van een niet-agrarisch bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. ter plaatse zijn alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag nooit meer mag bedragen dan 5.000 m² en dient verkleind te worden voor zover dat voor een doelmatige inrichting en gebruik van de hergebruiksfunctie mogelijk is en waarbij de bestaande bebouwing het uitgangspunt is;
  • c. indien er sprake is van een bedrijf dat aan ten minste twee zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' wordt aangetoond dat geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige en toekomstige intensivering van het gebied;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 40% van het nieuwe bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte aan bedrijfsgebouwen van 800m²;
  • e. overtollige bedrijfsbebouwing is of wordt gesloopt;
  • f. indien het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' geheel of gedeeltelijk grenst aan de bestemming 'Agrarisch met waarden - Beekdal' en/ of 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' moet deze nieuwe functie gepaard gaan met een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2. van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement' ;
  • g. indien de bebouwing is aangeduid als 'cultuurhistorische waarde' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • h. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • i. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • j. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • k. buitenopslag is niet toegestaan;
  • l. als het om een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer gaat uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 of 2 zijn toegestaan, of categorie 3.1 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 2, mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • m. detailhandel is niet toegestaan, behoudens als ondergeschikte functie voor de verkoop van eigen vervaardigde producten;
  • n. publieksgerichte voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • o. horeca is en zelfstandige kantoren (met of zonder baliefunctie) zijn niet toegestaan;
  • p. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein. 
4.7.4 Wijziging naar paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'(al dan niet met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-voormalig agrarisch bedrijf') te wijzigen door de aanduiding 'paardenhouderij' toe te kennen (en eventueel indien noodzakelijk de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-voormalig agrarisch bedrijf' te verwijderen), na verkleining, tevens in de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch - AHS plus', 'Agrarisch met waarden - Beekdal' of 'Agrarisch met waarde - Groenblauwe mantel' , waarbij na bedrijfsbeëindiging een paardenhouderij kan worden toegestaan, onder de voorwaarden dat: 

  • a. ter plaatse alle overige agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. overtollige bebouwing is of wordt gesloopt;
  • c. slechts de vestiging van één bedrijf per bestemmingsvlak mogelijk wordt gemaakt;
  • d. in geval van de vestiging van een productiegerichte paardenhouderij geldt dat deze grenst aan de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Beekdal' of 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel';
  • e. de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag nooit meer mag bedragen dan 1,5 ha;
  • f. de nieuwe functie leidt tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2. van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • g. indien de bebouwing is aangeduid als 'cultuurhistorische waarde' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • h. indien het betreffende voormalige agrarische bestemmingsvlak is gelegen op gronden die zijn aangeduid als 'Waarde - Kwetsbare soorten' of 'Waarde - Struweelvogels', geldt dat het hergebruik zich dient te beperken tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie,de rijhal een oppervlakte van maximaal 1.000 m² mag hebben en er geen publieks en/ of verkeersaantrekkende voorzieningen worden gebouwd en/of aangelegd;
  • i. zijn de in sub h genoemde aanduidingen niet op de betreffende gronden opgenomen, dan mag een rijhal van maximaal 1.500 m2 worden opgericht;
  • j. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • k. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • l. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • m. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de functie en de aard van de weg waaraan de locatie is gelegen;
  • n. detailhandel is niet toegestaan;
  • o. horeca is en zelfstandige kantoren (met of zonder baliefunctie) zijn niet toegestaan.  
4.7.5 Wijziging naar statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van een VAB-vestiging de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'(al dan niet met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf') te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de nadere aanduiding 'opslag' en, na verkleining, de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch - AHS plus', 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied', 'Agrarisch met waarden - Beekdal' of 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' , waarbij na bedrijfsbeëindiging statische opslag kan worden toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. er is sprake van een bedrijfsmatige opslagactiviteit;
  • c. indien er sprake is van een bedrijf dat aan ten minste twee zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' wordt aangetoond dat geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige en toekomstige intensivering van het gebied;
  • d. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2. van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • e. de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' dient verkleind te worden voor zover dat voor een doelmatige inrichting en gebruik van de hergebruiksfunctie mogelijk is;
  • f. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet groter zijn dan de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met een maximale oppervlakte van 1000 m²;
  • g. indien de bebouwing is aangeduid als 'cultuurhistorische waarde' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • h. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • i. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • j. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • k. buitenopslag is niet toegestaan;
  • l. opslag van gevaarlijke stoffen is niet toegestaan;
  • m. als het om een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer gaat uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 of 2 zijn toegestaan, of categorie 3.1 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 2;
  • n. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de functie en de aard van de weg waaraan de locatie is gelegen;
  • o. detailhandel is niet toegestaan.  
4.7.6 Wijziging naar recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie'  en, na verkleining, de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Beekdal' of 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' , waarbij na bedrijfsbeëindiging een vestiging van een recreatieve functie kan worden toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. voorzieningen zijn bezoekersextensief en kleinschalig;
  • c. er sprake is van een bedrijf dat niet grenst aan de bestemming 'Natuur';
  • d. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2. van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • e. de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Recreatie' dient verkleind te worden tot maxiaal 1,5 ha. Is de oppervlakte kleiner dan 1,5 ha, dan zijn die m2 het uitgangspunt en die m2 kunnen niet meer worden vergroot;
  • f. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet groter zijn dan de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met een maximale oppervlakte van 200 m², al het overige dient te worden gesloopt;
  • g. indien de bebouwing is aangeduid als 'cultuurhistorische waarde' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • h. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • i. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • j. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • k. buitenopslag is niet toegestaan;
  • l. als het om een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer gaat uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 of 2 zijn toegestaan, of categorie 3.1 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 2;
  • m. horeca is niet toegestaan, behoudens als ondergeschikte functie in de vorm van een theehuis (eventueel met terras) en een vloeroppervlak van maximaal 50 m2;
  • n. detailhandel is niet toegestaan, behoudens als ondergeschikte functie;
  • o. publieksgerichte voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • p. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.  
4.7.7 Wijziging naar Maatschappelijk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' al dan niet met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-voormalig agrarisch bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'maatschappelijk' met de aanduiding  'svm-zorg' en, na verkleining, de bestemming 'Agrarisch','Agrarisch - AHS plus' 'Agrarisch met waarden - Beekdal' of 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' , waarbij na bedrijfsbeëindiging een vestiging van een zorgfunctie kan worden toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. de zorgactiviteiten vinden uitsluitend overdag plaats, overnachten is niet toegestaan;
  • c. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • d. de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Maatschappelijk' dient verkleind te worden voor zover dat voor een doelmatige inrichting en gebruik van de hergebruiksfunctie mogelijk is en de oppervlakte bedraagt maximaal 5.000 m2;
  • e. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet groter zijn dan de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met een maximale oppervlakte van 400 m² al het overige dient te worden gesloopt;
  • f. indien de bebouwing is aangeduid als 'cultuurhistorische waarde' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • g. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • h. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • i. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. als het om een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer gaat uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 of 2 zijn toegestaan, of categorie 3.1 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 2;
  • l. detailhandel is niet toegestaan, behoudens als ondergeschikte functie;
  • m. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.  
4.7.8 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van een voormalige agrarische bedrijfslocatie de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'(al dan niet met enige aanduiding) te wijzigen in de bestemming 'Wonen' , al dan niet met de aanduiding 'twee aaneen' , waarbij tevens het vlak wordt verkleind en de bestemming dan gewijzigd wordt naar  'Agrarisch''Agrarisch-AHS plus''Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied', 'Agrarisch met waarden-Beekdal',  'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel', waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw c.q. gebruik van de voormalige boerderij voor woondoeleinden kan worden toegestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. het agrarisch bedrijf (inclusief de eventuele nevenactiviteiten) is volledig beëindigd;
  • b. indien er sprake is van een locatie dat aan minimaal 2 zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' wordt aangetoond dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige en toekomstige intensivering van het gebied;
  • c. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' mag nooit meer bedragen van 5.000 m2;
  • d. de bestaande voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, waarbij: 
    • 1. maximaal 200 m2 aan bijgebouwen behouden mag blijven;
    • 2. cultuurhistorisch waardevolle gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' mogen niet worden gesloopt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. mag maximaal één bestaand bijgebouw (constructief één geheel) dat groter is dan 200 m2 en maximaal 500 m2 is, behouden blijven, mits er per 50 m2 dat het bestaande bijgebouw groter is dan 200 m2 er minimaal 250 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt.
  • e. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • f. In afwijking van het bepaalde onder e. is splitsing toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij voormalige boerderijgebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
    • 2. de voormalige boerderij mag gesplitst worden in maximaal 2 woningen;
    • 3. de beide woningen dienen minimaal een inhoud te hebben van 400 m3;
    • 4. de aanduiding 'twee aaneen' zal worden opgenomen.
  • g. indien de aanduiding 'twee aaneen'is opgenomen of indien deze aanduiding niet is opgenomen, maar er ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan wel sprake was van een aaneengebouwde woning, wordt deze behouden, wat inhoudt dat de voormalige bedrijfswoningen niet vrijstaand mogen worden gebouwd;
  • h. indien de aanduiding 'twee aaneen'is opgenomen, wordt deze behouden, wat inhoudt dat de voormalige bedrijfswoningen niet vrijstaand mogen worden gebouwd;
  • i. de woning(en) mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

Artikel 5 Agrarisch - Ahs plus

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Ahs plus' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bodemexploitatie;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. doeleinden van openbaar nut;
  • e. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • f. de verwezenlijking van waterberging ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - reserveringsgebied waterberging'; 
  • g. verwezenlijking en het behoud,beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'wro zone - zoekgebied beekherstel';
  • h. bloemencorso-bouwplaats gedurende een aaneengesloten periode van mei tot en met september, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats',
  • i. tuinen bij (burger)woningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Ahs plus' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:

  • a. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
5.2.2 Gebouwen

Regels voor gebouwen zijn:

  • a. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is een permanente corso-opslagruimte toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 250 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.
5.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Regels voor teeltondersteunende voorzieningen zijn:

  • a. tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de permanente teeltondersteunende voorzieningen dienen direct grenzend aan enig bouwvlak te worden opgericht.
5.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, behoudens erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • c. kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:
    • 1. de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • d. het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • e. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.4 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf- of perceelsafscheiding, met een grotere hoogte, tot maximaal 6 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel enige andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
  • b. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ecologische, landschappelijke of hydrologische waarden ter plaatse;
  • f. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2. van de Verordening ruimte 2014. 
5.4.2 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.4 sub b ten behoeve van de realisatie van een hobbymatige paardenbak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen';
  • b. de paardenbak wordt aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen' gesitueerd, dat wil zeggen tot maximaal 100 m vanaf de achtergrens van het bestemmingsvlak;
  • c. per bestemmingsvlak is maximaal één paardenbak toegestaan;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • e. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waaribj moet worden voldaan aan artikel 3.2. van de Verordening ruimte 2014;
  • f. de omvang per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • g. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • h. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie.
  • i. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • j. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest ten behoeve van enig bedrijf, met uitzondering van het bepaalde in artikel artikel 5 lid 4.2 sub i;
  • b. buitenopslag;
  • c. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  • d. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen.
5.5.2 Toegestaan gebruik

Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. tijdelijke of permanente teeltondersteunende voorzieningen, die niet als bouwwerk zijn aan te merken, niet hoger zijn dan 50 cm en binnen het plangebied mag maximaal 500 ha van deze permanente teeltondersteunende voorzieningen aanwezig zijn, daarbij geldt dat gebruik voor permanente teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend is toegestaan direct grenzend aan enig bouwvlak;
  • b. mestbewerking van op het eigen bedrijf geproduceerde mest.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • c. het ophogen van gronden op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • d. het verharden van zandpaden.
5.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder 5.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
5.6.3 Afwegingskader
  • a. De in 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  • b. De in 5.6.1 sub b en 5.6.2 sub c genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.
5.6.4 Waarden

Onder de in 5.6.3 genoemde waarden worden verstaan:

  • a. ten aanzien van de in 5.6.1 sub a genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
  • b. ten aanzien van de in 5.6.1 sub b en 5.6.1 sub c genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • c. ten aanzien van de in 5.6.1 sub d genoemde werken of werkzaamheden: de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging ten behoeve van vormverandering agrarisch bedrijf, niet zijnde ten behoeve van een veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-AHS plus' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de vormverandering van een agrarisch bedrijf, al dan niet met een nadere aanduiding, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in de planregel behorende bij de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf';
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op vormverandering voor veehouderijen;
  • c. de vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een doelmatige plaatsing van bouwwerken op het perceel;
  • d. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • e. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - ecologische verbindingszone' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van deze ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, behoud, beheer en/of herstel van watersystemen;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed;
  • h. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgesteld in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement'; 
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. deze wijzigingsbevoegdheid kan in combinatie met een vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' worden gebruikt.
5.7.2 Wijziging ten behoeve van vergroting agrarisch bedrijf zonder aanduiding of met de aanduiding 'glastuinbouw', 'bomenteelt', 'intensieve kwekerij' of 'paardenhouderij', niet zijnde ten behoeve van vergroting voor een veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-AHS plus' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' strak rondom een solitair gebouw is gelegen;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op vergroting van veehouderijen;
  • c. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • d. voor grondgebonden agrarische bedrijven, tevens boomteeltbedrijven met de aanduiding 'bomenteelt' is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' toegestaan met een maximale omvang van 2 ha en met een maximale oppervlakte aan kassen van 1,5 ha netto glas, mits geen omschakeling plaatsvindt naar een glastuinbouwbedrijf;
  • e. voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven, al dan niet met de aanduiding 'intensieve kwekerij' en niet zijnde een intensieve veehouderij is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' tot een omvang 1,5 ha toegestaan met een maximale oppervlakte aan kassen 5.000 m² netto glas;
  • f. voor bestaande glastuinbouwbedrijven met de aanduiding 'glastuinbouw' is vergroting toegestaan met een maximum van 4 ha en maximaal 3 ha netto glas;
  • g. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt geschaad;
  • h. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel' is uitsluitend toegestaan indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • i. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed. Er wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het Waterschapsbestuur;
  • j. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • m. een advies, zoals genoemd onder k. behoeft niet te worden gevraagd indien de vergroting enkel voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen noodzakelijk is. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen' zal dan worden opgenomen op de planverbeelding binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'. De overige bepalingen in dit artikel blijven wel van toepassing;
  • n. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 2.2. van de Verordening ruimte 2012. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement'.
5.7.3 Wijziging ten behoeve van vergroting en/of vormverandering Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-AHS Plus' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' (eventueel ook het bouwvlak) mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in de planregel behorende bij de bestemming 'Bedrijf';
  • b. aangetoond is dat binnen het bestaande bestemmingsvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding;
  • c. de vergroting is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel vanwege andere bedrijfseconomische omstandigheden;
  • d. de vergroting is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsactiviteit in de milieucategorie 1 of 2. Een vergroting voor een activiteit in de milieucategorie 3.1 is toegestaan, mits is aangetoond dat deze activiteit naar aard en omvang gelijk te stellen is aan milieucategorie 2. Het mag geen geluidzoneringsplichtige activiteit betreffen;
  • e. oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag na vergroting niet meer bedragen dan 5.000 m². Zijn de huidige bestemmingsvlakken al groter, kan er geen gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroting;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • h. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 2.2. van de Verordening ruimte 2012. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';  
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschapelijke en abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • k. bij vergroting of vormverandering van het bestemmingsvlak zijn ook de overige bouw- en gebruiksregels behorende bij de bestemming Bedrijf van toepassing.
5.7.4 Wijziging ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-AHS plus' te wijzigen ten behoeve van de inrichting en beheer van gronden als waterbergingsgebied waarbij de bestemming 'Water' of dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' wordt toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - reserveringsgebied waterberging';
  • b. het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
  • c. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
5.7.5 Wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-AHS plus' te wijzigen in de bestemming 'Bos'of ' Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.
5.7.6 Wijziging ten behoeve van ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-AHS plus'met de aanduiding 'wro zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' te wijzigen in de bestemming'Bos'of 'Natuur' ter verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszne waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

Artikel 6 Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bodemexploitatie;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. doeleinden van openbaar nut;
  • e. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • f. de verwezenlijking van waterberging ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - reserveringsgebied waterberging';
  • g. verwezenlijking en het behoud,beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel';
  • h. bloemencorso-bouwplaats gedurende een aaneengesloten periode van mei tot en met september, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats',
  • i. tuinen behorende bij (burger)woningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eis geldt: 

  • a. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
6.2.2 Gebouwen

Regels voor gebouwen zijn:

  • a. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder ais een permanente corso-opslagruimte toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 250 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.
6.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Regels voor teeltondersteunende voorzieningen zijn:

  • a. tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de permanente teeltondersteunende voorzieningen dienen direct grenzend aan enig bouwvlak te worden opgericht.
6.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, behoudens erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • c. kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a.is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:
    • 1. de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • d. het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • e. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 6.2.4  sub a   voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf- of perceelsafscheiding, met een grotere hoogte, tot maximaal 6 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel enig andere bedrijfsomstandigheid ter plaatse noodzakelijk is;
  • b. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzenden percelen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het de ecologische, landschappelijke en/of hydrologische waarden ter plaatse;
  • f. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
6.4.2 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 6.2.4   sub b   ten behoeve van de realisatie van een paardenbak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen de bestemming  'Agrarisch-Bedrijf' of 'Wonen' ;
  • b. de paardenbak wordt aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen' gesitueerd, dat wil zeggen tot maximaal 100 m vanaf de achtergrens van het bestemmingsvlak;
  • c. per bestemmingsvlak is maximaal één hobbymatige paardenbak toegestaan;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • e. ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2. van de Verordening ruimte 2014;
  • f. de omvang per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • g. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • h. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen: 
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;   
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie.
  • i. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3
  • j. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest ten behoeve van enig bedrijf, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6.2.4   sub i  
  • b. buitenopslag;
  • c. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  • d. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen.
6.5.2 Toegestaan gebruik

Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. tijdelijke of permanente teeltondersteunende voorzieningen, die niet als bouwwerk zijn aan te merken, niet hoger zijn dan 50 cm en binnen het plangebied mag maximaal 500 ha aan deze permanente teeltondersteunende voorzieningen aanwezig zijn; daarbij geldt dat gebruik voor permanente teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend is toegestaan direct grenzend aan enig bouwvlak;
  • b. mestbewerking van op eigen bedrijf geproduceerde mest.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' ;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel' ;
  • c. het ophogen van gronden op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel'; 
  • d. het verharden van zandpaden.
6.6.2 Uitzonderingen op het verbod

Het onder artikel 6.6.1  vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
6.6.3 Afwegingskader
  • a. De in artikel 6.6.1  genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  • b. De in artikel  artikel 6.6.1   sub b en  artikel 6.6.1   sub c  genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.
6.6.4 Waarden

Onder de in artikel 6.6.3  genoemde waarden worden verstaan: 

  • a. ten aanzien van artikel 6.6.1   sub a  genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
  • b. ten aanzien van de in artikel 6.6.1   sub b  en artikel 6.6.1   sub c  genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • c. ten aanzien van de in artikel 6.6.1   sub d  genoemde werken of werkzaamheden: de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vormverandering agrarisch bedrijf, niet zijnde ten behoeve van een veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied'te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de vormverandering van een agrarisch bedrijf, al dan niet met een nadere aanduiding, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in de planregel behorende bij de bestemming Agrarisch-Agrarisch bedrijf;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op vormverandering voor veehouderijen;
  • c. de vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een doelmatige plaatsing van bouwwerken op het perceel; 
  • d. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • e. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding  'wetgevingzone - ecologische verbindingszone'komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van deze ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, behoud, beheer en/of herstel van watersystemen;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed;
  • h. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement';
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. deze wijzigingsbevoegdheid kan in combinatie met een vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf worden gebruikt.
6.7.2 Wijziging ten behoeve van vergroting agrarisch bedrijf zonder aanduiding of met de aanduiding 'glastuinbouw', 'bomenteelt', 'intensieve kwekerij' of 'paardenhouderij', niet zijnde ten behoeve van vergroting voor een veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming  Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak Agrarisch-Agrarisch bedrijf' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' strak rondom een solitair gebouw is gelegen;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op vergroting voor veehouderijen;
  • c. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • d. voor grondgebonden agrarische bedrijven, tevens boomteeltbedrijven met de aanduiding 'bomenteelt' maar niet zijnde veehouderijen is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' toegestaan met een maximale omvang van 2 ha en met een maximale oppervlakte aan kassen van 1,5 ha netto glas, mits geen omschakeling plaatsvindt naar een glastuinbouwbedrijf;
  • e. voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven, al dan niet met de aanduiding 'intensieve kwekerij' en niet zijnde een intensieve veehouderij is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' tot een omvang 1,5 ha toegestaan met een maximale oppervlakte aan kassen 5.000 m² netto glas;
  • f. voor bestaande glastuinbouwbedrijven met de aanduiding 'glastuinbouw' en boomteeltbedrijven met de aanduiding 'bomenteelt' is vergroting toegestaan met een maximum van 4 ha en maximaal 3 ha netto glas;
  • g. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt geschaad;
  • h. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel' is uitsluitend toegestaan indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • i. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed. Er wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het Waterschapsbestuur;
  • j. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • m. een advies, zoals genoemd onder k. behoeft niet te worden gevraagd indien de vergroting enkel voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen noodzakelijk is. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen' zal dan worden opgenomen op de planverbeelding binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'. De overige bepalingen in dit artikel blijven wel van toepassing;
  • n. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement'.
6.7.3 Wijziging ten behoeve van vergroting en/of vormverandering Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' (en eventueel het bouwvlak) mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in de planregel behorende bij de bestemming 'Bedrijf';
  • b. aangetoond is dat binnen het bestaande bestemmingsvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding;
  • c. de vergroting is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel vanwege andere bedrijfseconomische omstandigheden;
  • d. de vergroting is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsactiviteit in de milieucategorie 1 of 2. Een vergroting voor een activiteit in de milieucategorie 3.1 is toegestaan, mits is aangetoond dat deze activiteit naar aard en omvang gelijk te stellen is aan milieucategorie 2.  Het mag geen geluidzoneringsplichtige activiteit betreffen;
  • e. oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag na vergroting niet meer bedragen dan 5.000 m². Zijn de huidige bestemmingsvlakken al groter, kan er geen gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroting;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • h. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement' ;  
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschapelijke en abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • k. bij vergroting van het bestemmingsvlak zijn ook de overige bouw- en gebruiksregels behorende bij de bestemming Bedrijf zijn overeenkomstig van toepassing.
6.7.4 Wijziging ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming ' Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' te wijzigen ten behoeve van de inrichting en beheer van gronden als waterbergingsgebied waarbij de bestemming ' Water' of dubbelbestemming ' Waterstaat - Waterbergingsgebied' wordt toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - reserveringsgebied waterberging' ;
  • b. het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
  • c. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
6.7.5 Wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of ' Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.
6.7.6 Wijziging ten behoeve van ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' met de aanduiding 'wro zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ter verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

Artikel 7 Agrarisch met waarden - Beekdal

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Beekdal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bij de schaal en de aard van het gebied passend agrarisch grondgebruik;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische, en natuurwaarden, waaronder in ieder geval verstaan:
    • 1. kleinschaligheid van het landschap,
    • 2. landschapselementen;
    • 3. begeleid natuurlijke eenheden en kleinere bos- en natuurgebieden, met tussenliggende of omringende landbouwgronden.
  • d. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • e. verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
  • f. behoud, beheer en/of herstel van de ecologische hoofdstructuur;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. doeleinden van openbaar nut;
  • i. bloemencorso-bouwplaats gedurende een aaneengesloten periode van mei tot en met september, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats'; 
  • j. tuinen behorende bij (burger)woningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Beekdal' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eis geldt:

    • 1. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
7.2.2 Gebouwen

Regels voor gebouwen zijn:

  • a. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is een permanente corso-opslagruimte toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 250 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.
7.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

 Regels voor teeltondersteunende voorzieningen zijn:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan en daarvoor gelden de volgende regels:
    • 1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend direct grenzend aan enig bouwvlak te worden opgericht;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
    • 3. de oppervlakte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen per agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 2,5 ha.
7.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, behoudens erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • c. kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:
    • 1. de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • d. het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • e. landschappelijke inpassing waarbij voldaan moet worden aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 7.2.4  sub 1   voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf- of perceelsafscheiding, met een grotere hoogte, tot maximaal 6 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel enige andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
  • b. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzenden percelen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  • e. de waarden zoals genoemd in  artikel 7.1  niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het landschap en/of er dient een kwaliteitsverbetering plaats te vinden in dat kader;
  • g. ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan moet worden aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
7.4.2 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 7.2.4   sub 2  ten behoeve van de realisatie van een hobbymatige paardenbak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen de bestemming  'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen' ;
  • b. de paardenbak wordt aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of Wonen' gesitueerd;
  • c. per bestemmingsvlak is maximaal één hobbymatige paardenbak toegestaan;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • e. de waarden zoals genoemd in artikel 7.1  niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan moet worden aan artikel 2.2. van de Verordening ruimte;
  • g. de omvang per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • h. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • i. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;   
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie.
    • 3. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;     
    • 4. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor: 

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest ten behoeve van enig bedrijf, met uitzondering van het bepaalde in artikel 7.4.2 sub i onder 3 ;
  • b.  buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • c. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  • d. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.
7.5.2 Toegestaan gebruik

Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. tijdelijke of permanente teeltondersteunende voorzieningen die niet als bouwwerk zijn aan te merken, niet hoger zijn dan 50 cm en binnen het plangebied mag maximaal 500 ha aan deze permanente teeltondersteunende voorzieningen aanwezig zijn, daarbij geldt dat gebruik voor permanente teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend is toegestaan direct grenzend aan enig bouwvlak.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijken ten behoeve van minicampings

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.5.1  sub d teneinde een minicamping als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' , dat wil zeggen tot maximaal 25 m vanaf de achtergrens van dit bestemmingsvlak en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming 'Wonen' van derden;
  • b. het bepaalde onder a is uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat er geen of onvoldoende ruimte is binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'; 
  • c. kampeermiddelen(tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan, voor zover ze niet permanent worden geplaatst;
  • d. er zijn maximaal 5 trekkershutten per minicamping toegestaan;
  • e. de maximale oppervlakte per trekkershut bedraagt 25 m²;
  • f. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
  • g. ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan moet worden aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 7.1  genoemde waarden.
7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.7.1 Verbod
  • a. het is verboden om permanente teeltondersteunende voorzieningen aan te leggen;
  • b. het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover groter dan 200 m²;
    • 2. het verzetten of vergraven van gronden waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 40 cm wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 3. het aanleggen, dempen of wijzigen van oppervlaktewateren;
    • 4. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;
    • 5. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- of landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
    • 7. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en 'wetgevingzone -zoekgebied beekherstel';
    • 8. het ophogen van gronden op gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel';
    • 9. het verharden van zandpaden.
7.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder artikel 7.7.1  vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:  

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
7.7.3 Afwegingskader
  • a. De in artikel 7.7.1   sub b  genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  • b. De omgevingsvergunning voor de in artikel 7.7.1   sub b  onder 7 en 8 genoemde werkzaamheden wordt slechts verleend nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord;
  • c. De onder artikel 7.7.1   sub b  genoemde activiteiten noodzakelijk zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering danwel het extensief recreatief medegebruik.
7.7.4 Waarden

Onder de in  artikel 7.7.3  genoemde waarden worden verstaan:  

  • a. ten aanzien van artikel 7.7.1   sub b   onder 1, 2, 4, 5 en 7 genoemde werken of werkzaamheden: de landschappelijke waarden en de landschapselementen;
  • b. ten aanzien van artikel 7.7.1   sub b   onder 1, 2, 3, 8 en 9 genoemde werken of werkzaamheden: de cultuurhistorische waarden en de landschapselementen;
  • c. ten aanzien van artikel 7.7.1   sub b   onder 4 en 7 genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
  • d. ten aanzien van artikel 7.7.1 sub b  onder 1, 2, 3, 6, 7 en 8 genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor beheoud, beheer en herstel van watersystemen.   
7.8 Wijzigingsbevoegdheid
7.8.1 Wijziging ten behoeve van vormverandering agrarisch bedrijf, niet zijnde ten behoeve van een veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden - Beekdal' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de vormverandering van een agrarisch bedrijf, al dan niet met een nadere aanduiding, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:  

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in de planregel behorende bij de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op vormverandering voor veehouderijen;
  • c. de vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een doelmatige plaatsing van bouwwerken op het perceel; 
  • d. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • e. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - ecologische verbindingszone' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van deze ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel' komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, behoud, beheer en/of herstel van watersystemen;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed;
  • h. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement' ;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
7.8.2 Wijziging ten behoeve van vergroting agrarisch bedrijf zonder aanduiding of met de aanduiding 'glastuinbouw', 'bomenteelt', 'intensieve kwekerij', of 'paardenhouderij' niet zijnde ten behoeve van vergroting voor een veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden-Beekdal' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'strak rondom een solitair gebouw is gelegen;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op vergroting voor veehouderijen;
  • c. aangetoond dient te worden dat, indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' tevens grenst aan (een van) de volgende bestemmingen 'Agrarisch''Agrarisch-AHS plus' of  'Agrarisch - Boomteeltontwikkelingsgebied' er geen uitbreidingsmogelijkheden zijn binnen die gebieden en dat er een noodzaak is vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf, de vergroting in het beekdal te realiseren;
  • d. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • e. voor grondgebonden agrarische bedrijven, tevens boomteeltbedrijven met de aanduiding 'bomenteelt' maar niet zijnde veehouderijen, is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' toegestaan met een maximale omvang van 2 ha en met een maximale oppervlakte aan kassen van 5.000 m2 netto glas, mits geen omschakeling plaatsvindt naar een glastuinbouwbedrijf;
  • f. voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven, al dan niet met de aanduiding 'intensieve kwekerij' en niet zijnde een intensieve veehouderij is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' tot een omvang 1,5 ha toegestaan;
  • g. voor bestaande glastuinbouwbedrijven met de aanduiding 'glastuinbouw' is vergroting toegestaan met een maximum van 4 ha en maximaal 3 ha netto glas;
  • h. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt geschaad;
  • i. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel' is uitsluitend toegestaan indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • j. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed. Er wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het Waterschapsbestuur;
  • k. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • m. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • n. een advies, zoals genoemd onder m. behoeft niet te worden gevraagd indien de vergroting enkel voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen noodzakelijk is. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen' zal dan worden opgenomen op de planverbeelding binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'. De overige bepalingen in dit artikel blijven wel van toepassing;
  • o. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement'. 
7.8.3 Wijziging ten behoeve van vergroting en/of vormverandering Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden-Beekdal' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak 'Bedrijf'  (en eventueel het bouwvlak) mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:  

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in de planregel behorende bij de bestemming Bedrijf;
  • b. aangetoond is dat binnen het bestaande bestemmingsvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding;
  • c. de vergroting is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel vanwege andere bedrijfseconomische omstandigheden;
  • d. de vergroting is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsactiviteit in de milieucategorie 1 of 2. Een vergroting voor een activiteit in de milieucategorie 3.1 is toegestaan, mits is aangetoond dat deze activiteit naar aard en omvang gelijk te stellen is aan milieucategorie 2.
  • e. Het mag geen geluidzoneringsplichtige activiteit betreffen;
  • f. oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag na vergroting niet meer bedragen dan 5.000 m². Zijn de huidige bestemmingsvlakken al groter, kan er geen gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroting;
  • g. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • h. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • i. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement' 
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschapelijke en abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • l. bij vergroting van het bestemmingsvlak zijn ook de overige bouw- en gebruiksregels uit de planregel behorende bij de bestemming Bedrijf zijn overeenkomstig van toepassing.
7.8.4 Wijziging ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden-Beekdal' te wijzigen ten behoeve van de inrichting en beheer van gronden als waterbergingsgebied waarbij de bestemming 'Water'of dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' wordt toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - reserveringsgebied waterberging' ;
  • b. het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
  • c. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
7.8.5 Wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch-met waarden Beekdal' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.
7.8.6 Wijziging ten behoeve van ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden-Beekdal met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ter verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

Artikel 8 Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bij de schaal en de aard van het gebied passend agrarisch grondgebruik;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische, en natuurwaarden, waaronder in ieder geval verstaan:
    • 1. kleinschaligheid van het landschap,
    • 2. landschapselementen;
    • 3. begeleid natuurlijke eenheden en kleinere bos- en natuurgebieden, met tussenliggende of omringende landbouwgronden.
  • d. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' ;
  • e. de verwezenlijking van waterberging ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - reserveringsgebied waterberging;
  • f. verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel' ;
  • g. het beheer, behoud en/of herstel van de ecologische hoofdstructuur;
  • h. extensief recreatief medegebruik;
  • i. doeleinden van openbaar nut;
  • j. bloemencorso-bouwplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats';
  • k. tuinen behorende bij (burger)woningen;
  • l. een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, kavelpaden en sloten.  
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eis geldt:

  • a. de afstand tot de zijdelingse eigenomdsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder dan 5 m bedragen.
8.2.2 Gebouwen

Regels voor gebouwen zijn:

  • a. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder ais een permanente corso-opslagruimte toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats'met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 250 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.
8.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Regels voor teeltondersteunende voorzieningen zijn:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan en daarvoor gelden de volgende regels:
    • 1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend direct grenzend aan enig bouwvlak te worden opgericht;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
    • 3. de oppervlakte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen per agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 2,5 ha.
8.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Regels voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, behoudens erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • c. kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. is een corsotent ten dienste van de bouw van bloemencorsowagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' toegestaan onder de voorwaarde dat:
    • 1. de oppervlakte van de corsotent per aanduidingsvlak maximaal 650 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de corsotent maximaal 12 m bedraagt;
    • 3. de corsotent van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand mag worden gehouden.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • d. het behoud en herstel van de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • e. landschappelijke inpassing waarbij voldaan wordt aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 8.2.4  sub a voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een erf- of perceelsafscheiding, met een grotere hoogte, tot maximaal 6 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel enige andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf;
  • b. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzenden percelen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  • e. de waarden zoals genoemd in  artikel 8.1  niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het landschap en/of er dient een kwaliteitsverbetering plaats te vinden in dat kader;
  • g. ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan wordt aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
8.4.2 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 8.2.4   sub b ten behoeve van de realisatie van een hobbymatige paardenbak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen de bestemming  'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' of 'Wonen' ;
  • b. de paardenbak wordt aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch Bedrijf' of Wonen' gesitueerd;
  • c. per bestemmingsvlak mag maximaal één hobbymatige paardenbak worden gerealiseerd;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • e. de waarden zoals genoemd in  artikel 8.1  niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan wordt aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014;
  • g. de omvang per paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • h. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • i. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen: 
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;   
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie.
  • j. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3;
  • k. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, met uitzondering van het bepaalde in artikel 8.2.4   sub j ;
  • b. buitenopslag;
  • c. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  • d. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Afwijken ten behoeve van minicampings

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 8.5.1  sub d teneinde een minicamping als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het eigen bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' , dat wil zeggen tot maximaal 25 m vanaf de achtergrens van dit bestemmingsvlak en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming 'Wonen' van derden;
  • b. het bepaalde onder a is uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat er geen of onvoldoende ruimte is binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'; 
  • c. kampeermiddelen(tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan, voor zover ze niet permanent worden geplaatst;
  • d. er zijn maximaal 5 trekkershutten per minicamping toegestaan;
  • e. de maximale oppervlakte per trekkershut bedraagt 25 m²;
  • f. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
  • g. er is sprake van ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan wordt aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in  artikel 8.1  

omschreven waarden.

8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.7.1 Verbod
  • a. het is verboden om permanente teeltondersteunende voorzieningen aan te leggen;
  • b. het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover groter dan 200 m²;
    • 2. het verzetten of vergraven van gronden waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 40 cm wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 3. het aanleggen, dempen of wijzigen van oppervlaktewateren;
    • 4. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;
    • 5. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- of landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
    • 7. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' en 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel';
    • 8. het ophogen van gronden op gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel';
    • 9. het verharden van zandpaden.
8.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder artikel 8.7.1  vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
8.7.3 Afwegingskader
  • a. De in  artikel 8.7.1   sub b  genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  • b. De omgevingsvergunning voor de in  artikel 8.7.1   sub b  onder 8 en 9 genoemde werkzaamheden wordt slechts verleend nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord;
  • c. De onder  artikel 8.7.1   sub b genoemde activiteiten noodzakelijk zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering danwel het extensief recreatief medegebruik.
8.7.4 Waarden

Onder de in  artikel 8.7.3 sub a  genoemde waarden worden verstaan:  

  • a. ten aanzien van de in  artikel 8.7.1   sub b  onder 1, 2, 5, 6 en 7 genoemde werken of werkzaamhden: de landschappelijke waarden en de landschapselementen;
  • b. ten aanzien van de in  artikel 8.7.1   sub b onder 1, 3 en 9 genoemde werken of werkzaamheden de cultuurhistorische, landschappelijke waarden en de landschapselementen;
  • c. ten aanzien van de in artikel 8.7.1   sub b onder 7  genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
  • d. ten aanzien van de in  artikel 8.7.1   sub b onder 5, 6, 7 en 8  genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • e. ten aanzien van de in  artikel 8.7.1   sub b   onder 4 en 7  genoemde werken of werkzaamheden de ecologische waarden genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden.  
8.8 Wijzigingsbevoegdheid
8.8.1 Wijziging ten behoeve van vormverandering agrarisch bedrijf, niet zijnde ten behoeve van een veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel te wijzigen in de bestemming'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de vormverandering van een agrarisch bedrijf, al dan niet met een nadere aanduiding, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in de planregel behorende bij de bestemming Agrarisch-Agrarisch bedrijf';
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op vormverandering voor veehouderijen;
  • c. de vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een doelmatige plaatsing van bouwwerken op het perceel; 
  • d. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • e. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - ecologische verbindingszone'komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van deze ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. vormverandering, waarbij het beoogde bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel'komt te liggen is uitsluitend toegestaan, indien het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, behoud, beheer en/of herstel van watersystemen;
  • g. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed;
  • h. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement' ;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
  • j. deze wijzigingsbevoegdheid kan in combinatie met een vergroting van het bestemmingsvlak Agrarisch-Agrarisch bedrijf worden gebruikt.
8.8.2 Wijziging ten behoeve van vergroting agrarisch bedrijf zonder aanduiding of met de aanduiding glastuinbouw, bomenteelt, intensieve kwekerij of paardenhouderij niet zijnde ten behoeve van vergroting voor een veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming  'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'strak rondom een solitair gebouw is gelegen;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op vergroting voor veehouderijen;
  • c. aangetoond dient te worden dat, indien de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' tevens grenst aan (een van) de volgende bestemmingen'Agrarisch''Agrarisch-AHS plus'of 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied', er geen uitbreidingsmogelijkheden zijn binnen die gebieden en dat er een noodzaak is vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf, de vergroting in het beekdal te realiseren;
  • d. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • e. voor grondgebonden agrarische bedrijven, tevens boomteeltbedrijven met de aanduiding 'bomenteelt' maar niet zijnde veehouderijen is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'toegestaan met een maximale omvang van 2 ha en met een maximale oppervlakte aan kassen van 5.000 m2 netto glas, mits geen omschakeling plaatsvindt naar een glastuinbouwbedrijf;
  • f. voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven, al dan niet met de aanduiding 'intensieve kwekerij' en niet zijnde een intensieve veehouderij is vergroting van de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' tot een omvang 1,5 ha toegestaan;
  • g. voor bestaande glastuinbouwbedrijven met de aanduiding 'glastuinbouw' is vergroting toegestaan met een maximum van 4 ha en maximaal 3 ha netto glas;
  • h. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan, indien het functioneren van de ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt geschaad;
  • i. vergroting op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wetgevingzone - zoekgebied beekherstel' is uitsluitend toegestaan indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • j. de bestaande waterhuishouding wordt niet negatief beïnvloed. Er wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het Waterschapsbestuur;
  • k. er dient sprake te zijn van een concreet ingediend plan, waaruit blijkt dat de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden niet worden aangetast en waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de milieuwetgeving;
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • m. er wordt vooraf advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • n. een advies, zoals genoemd onder n. behoeft niet te worden gevraagd indien de vergroting enkel voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen noodzakelijk is. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen' zal dan worden opgenomen op de planverbeelding binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'. De overige bepalingen in dit artikel blijven wel van toepassing;
  • o. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement' .
8.8.3 Wijziging ten behoeve van vergroting en/of vormverandering Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel'  te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' (en eventueel het bouwvlak) mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid voor een vormverandering kan uitsluitend worden toegepast in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in de planregel behorende bij de bestemming Bedrijf;
  • b. aangetoond is dat binnen het bestaande bestemmingsvlak onvoldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding;
  • c. de vergroting is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering danwel vanwege andere bedrijfseconomische omstandigheden;
  • d. de vergroting is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsactiviteit in de milieucategorie 1 of 2. Een vergroting voor een activiteit in de milieucategorie 3.1 is toegestaan, mits is aangetoond dat deze activiteit naar aard en omvang gelijk te stellen is aan milieucategorie 2.Het mag geen geluidzoneringsplichtige activiteit betreffen;
  • e. oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag na vergroting niet meer bedragen dan 5.000 m². Zijn de huidige bestemmingsvlakken al groter, kan er geen gebruik gemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroting;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • h. een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014. Is er sprake van landschappelijke inpassing, dan wordt deze vastgelegd in het wijzigingsplan door het opnemen van de bestemming 'Groen-Landschapselement' ;  
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschapelijke en abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • k. bij vergroting van het bestemmingsvlak zijn ook de overige bouw- en gebruiksregels uit de planregel behorende bij de bestemming Bedrijf overeenkomstig van toepassing.
8.8.4 Wijziging ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel'te wijzigen ten behoeve van de inrichting en beheer van gronden als waterbergingsgebied waarbij de bestemming ' Water' of dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'wordt toegekend, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - reserveringsgebied waterberging' ;
  • b. het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
  • c. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
8.8.5 Wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming ' Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel' te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.
8.8.6 Wijziging ten behoeve van ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Groenblauwe mantel´ met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone' te wijzigen in de bestemming 'Bos'of ' Natuur' ter verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

Artikel 9 Bedrijf

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet-agrarische bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of categorie 3.1 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 2 en het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. tevens een 'agrarisch technisch hulpbedrijf' ter plaatse aangeduid in tabel 'agrarisch technisch hulpbedrijven':
    aanduiding   functie/aard bebouwing   adres   huisnummer   oppervlakte bedrijfs-
    bebouwing m2  
    specifieke vorm van bedrijf-
    agrarisch hulp- en nevenbedrijf  
    loonwerk- en grondverzet-
    bedrijf (hoofdzakelijk agrarisch,
    maar ook cultuur-
    technisch)  
    Palmbosstraat   15a   3.010 m2  
  • c. tevens een 'overig bedrijf eventueel ter plaatse aangeduid zoals opgenomen in tabel 'overige bedrijven':

aard   functie/aard bebouwing   adres   huisnummer   oppervlakte bedrijfs-
bebouwing m2  
specifieke vorm van bedrijf-drukkerij   drukkerij   Bredaseweg   26 Zundert   3.485 m2  
specifieke vorm van bedrijf - loonwerkbedrijf   loonwerk- en grondverzet-
bedrijf (cultuur/civiel-
technisch, inclusief grondverzet en zanddepot houden)  
Oekelsestraat   9   1.391 m2  
  • d. bloemencorso-bouwplaats gedurende een aaneengesloten periode van mei tot en met september, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' ;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' voor het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is uitsluitend een nutsvoorziening is toegestaan;
  • g. productiegebonden en ondergeschikte detailhandel tot een gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte van maximaal 200 m²;

 

één en ander met behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen en verhardingen, met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  • d. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
9.2.1 Algemeen
  • a. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Is er geen bouwvlak, dan geldt het bestemmingsvlak als bouwvlak;
  • c. de afstand tot de as van de weg (een parallelweg niet meegerekend) waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
  • d. de afstand van bouwwerken tot een zijdelingse eigendomsgrens met derden en een nieuw te bouwen bouwwerk bedraagt niet minder dan 3m.
9.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothooge bedraagt maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • c. het gezamenlijk oppervlakte aan bedrijfsgebouwen (niet zijnde de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning) mag niet meer bedragen dan in de tabellen in artikel 9.1  genoemd;
  • d. indien een bedrijf met de aanduiding 'svb-agrarisch hulp- en nevenbedrijf' of agrarisch loonbedrijf' niet in de tabellen in artikel 9.1  is genoemd, is de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen 800 m2;
  • e. indien er sprake is van de aanduiding 'paardenhouderij' mag een rijhal van maximaal 1.500 m2 wordt opgericht, tenzij er sprake is van de gebiedsaanduiding 'Waarde-Struweelvogels'of 'Waarde-Kwetsbare soorten', daar geldt een maximum van 1.000 m2;
  • f. indien een bedrijf met de aanduiding 'opslag' niet in de tabellen in artikel  artikel 8 lid 1 is genoemd, is de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen 1.000 m2;
  • g. indien een bedrijf niet is opgenomen in een van de in artikel 9.1  genoemde tabellen en er is geen sprake van een aanduiding zoals genoemd onder d. t/m f., geldt een bebouwingspercentage van maximaal 40% van het bestemmingvlak (dit is inclusief de bedrijfswoning en bij de bedrijfswoningen behorende bouwwerken), met een maximum oppervlakte aan bedrijfsbebouwing van 800 m2;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'gelden de volgende regels in uitzondering op a. tot en met d.:
    • 1. de inhoud van een gebouw bij een zendmast bedraagt maximaal 50 m3;
    • 2. de inhoud van een gebouw ten behoeve van een gasregelstation mag niet meer bedragen dan de  bestaande inhoud ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
    • 3. de oppervlakte van overige nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 10 m2;
    • 4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2,5 m.
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-corsobouwplaats'mag een permanente corso-opslagruimte worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 250 m2;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 5m;
    • 3. de astand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.     
9.2.3 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Voor een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'ten hoogste het op de planverbeelding aangegeven woningen is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding'-bedrijfswoning'is geen bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • c. indien een bedrijf met de aanduiding 'svb-agrarisch hulp en nevenbedrijf' of 'loonbedrijf' niet in de tabellen in artikel  artikel 9.1 is genoemd geldt een bebouwingspercentage van 40% van het bestemmingsvlak (dit is inclusief de bedrijfswoning en bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken);
  • d. indien een bedrijf niet is genoemd in de tabellen in artikel 9.1  geldt een bebouwingspercentage van 40% van het bestemmingsvlak (dit is inclusief de bedrijfswoning en bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken);
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;
  • f. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • g. inpandige bedrijfswoningen in bedrijfsgebouwen mogen niet worden vervangen door vrijstaande bedrijfswoningen;
  • h. aaneengebouwde woningen mogen niet worden vervangen door vrijstaande woningen;
  • i. voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bedraagt maximaal 100 m2;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
    • 3. de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning dienen minimaal 2 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
    • 4. de maximale afstand tussen bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning en de bedrijfswoning bedraagt maximaal 25 m.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden achter de voorgevellijn gebouwd, tenzij er een noodzaak is aangetoond dat een bouwwerk voor de voorgevellijn wordt opgericht;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. mogen wel erf- en terreinafscheidingen worden opgericht met een bouwhoogte van maximaal 1 m;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m;
  • e. de bouwhoogte van kleine windmolens bedraagt maximaal 15 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.  
9.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsomschrijving zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel  artikel 9.2 bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing waarbij voldaan moet worden aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014;
  • i. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Algemeen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 9.2.1 sub c   voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;
  • b. artikel 9.2.1   sub d   voor het bouwen binnen 3 m van de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast en de bouw- en gebruiksmogelijkheden van belendende percelen van derden niet onevenredig worden verminderd.
9.4.2 Afwijken ten behoeve van een grotere goot- en/of bouwhoogte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 9.2.2 sub a   en artikel 9.2.1 sub b  voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 8 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 13 m mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hogere hoogten zijn noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 2. ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij voldaan moet worden aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
9.4.3 Afwijken ten behoeve van tijdelijke woonunits t.b.v. mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 9.2 om extra bebouwing toe te staan in de vorm van een woonunit ten behoeve van mantelzorg, onder de voorwaarden dat:  

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. per bedrijfswoning is maximaal één woonunit toegestaan;
  • f. de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;
  • g. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m;
  • h. indien de woonunit aan een zijgevel van de bedrijfswoning wordt geplaatst, dient deze minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden gerealiseerd;
  • i. indien de woonunit vrij van de bedrijfswoning wordt gerealiseerd, geldt dat de maximale afstand tussen de bedrijfswoning en de woonunit 25 m bedraagt;
  • j. de woonunit is een tijdelijk gebouw en er is dan ook geen sprake van een tweede wooneenheid.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

9.4.4 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 9.2.4  sub a  teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming maximaal één paardenbak toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is geen sprake van de aanduiding '-bedrijfswoning';
  • b. per bestemmingsvlak is maximaal één hobbymatige paardenbak toegestaan;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • d. de omvang van een paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • e. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • f. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen: 
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;   
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie;
  • g. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3
  • h. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving. 
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Maximaal één bedrijf per bestemmingsvlak

Per bestemmingsvlak mag slechts één bedrijf zijn gevestigd. Meerdere bedrijven binnen een bestemmingsvlak zijn niet toegestaan.

9.5.2 Ondergeschikte detailhandel

Binnen deze bestemming is productiegebonden en ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit bij het bedrijf toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het maximale verkoopvloeroppervlak bedraagt 200 m2;
  • b. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 50 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er dient geen sprake te zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' geldt het bepaalde in dit artikel niet en mag het gehele bestemmingsvlak voor detailhandel (als hoofdactiviteit) te worden ingezet.
9.5.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan, het gebruik van de gronden voor:

  • a. geluidzoneringsplichtige bedrijven;
  • b. risicovolle inrichtingen in het kader van Externe Veiligheid;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kg vuurwerk;
  • d. detailhandel;
  • e. zelfstandige kantoren;
  • f. buitenopslag, tenzij de buitenopslag inherent is aan de bedrijfsvoering/bedrijfsactiviteit bij bedrijven zoals genoemd in de tabel 'agrarisch technisch hulpbedrijven' in artikel 9.1 ;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. grow-, smart- en coffeeshops;
  • i. publieksgerichte voorzieningen;
  • j. horeca;
  • k. gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  • l. beroep of bedrijf aan huis met uitzondering van de uitoefening van een vrij beroep aan huis.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Afwijken ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 9.5.3  sub l   en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is geen sprake van de aanduiding '-bedrijfswoning';
  • b. de uitoefening van het beroep of bedrijf mag uitsluitend in de woning of bijbehorend bijgebouw plaatsvinden;
  • c. indien de uitoefening van het beroep of bedrijf plaatsvindt in een bijbehorend bijgebouw, bedraagt de afstand tussen het bijbehorend bijgebouw en de bedrijfswoning maximaal 25 m;
  • d. de primaire woonfunctie wordt in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate gehandhaafd;
  • e. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal van 60 m²;
  • f. degene die het beroep of bedrijf uitoefent is tevens gebruiker van de bedrijfswoning;
  • g. er mogen maximaal twee personen in dienst zijn voor ondersteunende werkzaamheden;
  • h. uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zijn toegestaan, of categorie 2 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 1;
  • i. er vindt geen buitenopslag, horeca, detailhandel, groothandel of seksinrichting plaats;
  • j. er is geen sprake van een publieksgericht karakter waarbij sprake is van onbelemmerende en onbeperkte toegang voor publiek;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - in het openbaar gebied noodzakelijk zijn;
  • m. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost;
  • n. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
9.6.2 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte voor mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 9.5.3   sub k en worden toegestaan dat een bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, onder de voorwaarde dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen een bijgebouw wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • f. indien een vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning voor huisvesting voor mantelzorg in gebruik wordt genomen, geldt dat de maximale afstand tussen de woning en het vrijstaande bijgebouw maximaal 25 m;
  • g. de bewoning van het vrijstaande bijgebouw is tijdelijk en er is dan ook geenszins sprake van een twee woning(eenheid).

De omgevingsvergunning vervalt, indien de bij het verlenen van deze omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig.

9.7 Wijzigingsbevoegdheid
9.7.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Bedrijf'(al dan niet met enige aanduiding) te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet met de aanduiding 'twee aaneen', waarbij tevens het vlak wordt verkleind en de bestemming dan gewijzigd wordt naar 'Agrarisch', 'Agrarisch-AHS plus', 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied', 'Agrarisch met waarden-Beekdal','Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel', waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw c.q. gebruik van de voormalige bedrijfswoning voor woondoeleinden kan worden toegestaan onder de voorwaarden dat:  

  • a. het bedrijf (eventueel inclusief de nevenactiviteiten) is volledig beëindigd;
  • b. indien er sprake is van een locatie dat aan minimaal 2 zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch-Boomteeltontwikkelingsgebied' wordt aangetoond dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige en toekomstige intensivering van het gebied;
  • c. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen'mag nooit meer bedragen van 5.000 m2;
  • d. de bestaande voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, waarbij: 
    • 1. maximaal 200 m2 aan bijgebouwen behouden mag blijven;
    • 2. cultuurhistorisch waardevolle gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' mogen niet worden gesloopt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. mag maximaal één bestaand bijgebouw (constructief één geheel) dat groter is dan 200 m2 en maximaal 500 m2 is, behouden blijven, mits er per 50 m2 dat het bestaande bijgebouw groter is dan 200 m2 er minimaal 250 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • e. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. is splitsing toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij voormalige boerderijgebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
    • 2. de voormalige boerderij mag gesplitst worden in maximaal twee woningen;
    • 3. de beide woningen dienen minimaal een inhoud te hebben van 400 m3;
    • 4. de aanduiding 'twee aaneen' zal worden opgenomen.
  • g. indien de aanduiding 'twee aaneen'is opgenomen of indien deze aanduiding niet is opgenomen, maar er ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan wel sprake was van een aaneengebouwde woning, wordt deze behouden, wat inhoudt dat de voormalige bedrijfswoningen niet vrijstaand mogen worden gebouwd;
  • h. de woning(en) mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en     ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid; 
  • j. de bouw- en gebruiksregels zoals genoemd in de planregel behorende bij de bestemming Wonen toepassing.   
9.7.2 Vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Bedrijf'te vergroten door de bestemmingen 'Agrarisch'en/of  'Agrarisch-AHS plus'  'Agrarisch met waarden-Beekdal'en/of 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel' te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijf'ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak (eventueel met bouwvlak) en/of de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen naar de bestemming 'Agrarisch' en/of  'Agrarisch-AHS plus''Agrarisch met waarden-Beekdal' en/of 'Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel' in het kader van vormverandering van het bestemmingsvlak (en/of het bouwvlak), waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is sprake van een combinatie met de bijbehorende planregel behorende bij de bestemming Agrarisch, Agrarisch-AHS plus, Agrarisch met waarden-Beekdal en/of Agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel;
  • b. de voorwaarden genoemd in de bijbehorende planregel(s) zijn overeenkomstig van toepassing.

Artikel 10 Groen - Landschapselement

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschapselement aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding van natuurlijke en/ of cultuurhistorisch en/ of landschappelijk waardevolle landschapselementen;
  • b. de inrichting en instandhouding van landschappelijke inpassing;
  • c. extensief recreatief gebruik.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de aanduiding 'ontsluiting' is maximaal één inrit toegestaan met een breedte van maximaal 8,5 m.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/ of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;
  • b. het vellen of rooien van landschapselementen en ander houtgewas;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen vanaf 0,50 m;
  • f. het aanbrengen van verhardingen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
10.4.2 Uitzondering op verbod

Het onder artikel 10.4.1  vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden: 

  • a. die ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering waren of mogen worden;
  • b. die het normale beheer en/ of onderhoud betreffen.
10.4.3 Afwegingskader

De in  artikel 10.4.1  genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van de in  artikel 10.1  genoemde waarden en gebruik.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, cultuur, lichamelijke en geestelijke volksgezondheid;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. het behoud, het herstel en van de landschappelijke, cultuurhistorische, en natuurwaarden, waaronder in ieder geval verstaan:
    • 1. kleinschaligheid van het landschap;
    • 2. landschapselementen;
    • 3. begeleid natuurlijke eenheden en kleinere bos- en natuurgebieden, met tussenliggende of omringende landbouwgronden;
    • 4. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische waarde, ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone. 

een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, tuinen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het gehele bouwvlak mag worden bebouwd;
  • a. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel;

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde.  
11.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsbeschrijving in artikel 11.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 11.2  bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen;
  • c. de aanleg van parkeergelegenheid van voldoende omvang op eigen terrein, mits deze bepalingen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:
    • 1. de woonsituatie in de directe omgeving;
    • 2. een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit;
    • 3. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 4. de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor: 

  • a. seksinrichtingen;
  • b. grow-, smart- en coffeeshops;
  • c. horeca, met uitzondering van ondergeschikte horeca.

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en/ of herstel van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen natuurwetenschappelijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische waarden;
  • b. het behoud, het herstel en/ of de ontwikkeling van de ecologische waarde, ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'overig - aardkundig waardevol gebied' behoud en bescherming van de aan het gebied toegekende aardkundige waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen;
  • d. verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel' ;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. extensief agrarisch gebruik, zoals beweiding, ten dienste van natuurbeheer;
  • g. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • h. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen een en ander met bijbehorende voorzieningen.
12.2 Bouwregels

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken

worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:

  • a. voor bouwwerken ten behoeve van het natuurbeheer, niet zijnde lichtmasten, geldt een maximale bouwhoogte van 4 m en een maximale oppervlakte van 10 m²;
  • b. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickvoorzieningen, banken en afvalbakken geldt een maximale bouwhoogte van 3 m.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • b. het gebruik van gronden als volkstuin;
  • c. het geplaatst houden van kampeermiddelen;
  • d. het dempen van wateren, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • e. het aanleggen van drainage en het graven van sloten, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • f. ten behoeve van ontgrondings-/ontginningswerkzaamheden, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of de ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • g. lawaaisporten;
  • h. het afgraven, verlagen, egaliseren of ophogen van de bodem ter plaatse van de aanduiding 'overig - aardkundig waardevol gebied';
  • i. het omzetten 'scheuren' van grasland in bouwland.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/ of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen van meer dan 200 m²;
  • b. de aanleg van ondergrondse leidingen;
  • c. het vellen of rooien van landschapselementen en ander houtgewas;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel' ;
  • e. het ophogen van gronden op gronden met de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel' ;
  • f. het verharden of verwijderen van onverharde paden, niet zijnde kavelpaden.       
12.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in artikel 12.4.1  vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden: 

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is verleend en/ of legaal in uitvoering zijn;
  • b. welke het normale beheer en/ of onderhoud betreffen;
  • c. noodzakelijk zijn voor de instandhouding en/ of ontwikkeling van de natuurwaarden. 
12.4.3 Afwegingskader
  • a. De in artikel 12.4.1  genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  • b. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in  artikel 12.4.1   sub d en  artikel 12.4.1   sub e winnen burgemeester en wethouders het advies in bij het waterschapsbestuur.  
12.4.4 Waarden

Onder de in  artikel 12.4.3 sub a genoemde waarden worden verstaan: 

  • a. ten aanzien van de in  artikel 12.4.1 sub a en artikel 12.4.1 sub c  en  artikel 12.4.1   sub e genoemde werken of werkzaamheden: de natuurwaarden;
  • b. ten aanzien van de in  artikel 12.4.1   sub d en artikel 12.4.1   sub e  genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • c. ten aanzien van de in artikel 12.4.1   sub a artikel 12.4.1   sub e en  artikel 12.4.1   sub f genoemde werken of werkzaamheden: de cultuurhistorische waarden.  

Artikel 13 Recreatie - Speel- en leerboerderij

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Speel- en leerboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'camping'is een minicamping met maximaal 25 kampeerplaatsen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'svr-recreatieverblijven' zijn maximaal 10 recreatieverblijven toegestaan;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' is een speel- en leerboerderij met speeltuin toegestaan.  
13.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Speel- en leerboerderij' aangwezen gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van één recreatiebedrijf en wel:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bedrijfswoning;
  • c. bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken;
  • d. recreatieverblijven;
  • e. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
13.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen nieuwe bedrijfsgebouwen gebouwd worden, met uitzondering van vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen, waarbij de bestaande situering, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte het uitgangspunt zijn voor de nieuwbouw.   
13.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' worden opgericht;
  • b. binnen de functieaanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • f. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en de bedrijfswoning bedraagt minimaal 3 m.
13.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen de functieaanduiding 'bedrijfswoning' worden opgericht;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 100 m2;
  • c. de inhoud van aanbouwen en uitbouwen is bepaald in  artikel 13.2 sub b ;
  • d. de afstand tot een zijdelingse eigendomsgrens met derden en een bijbehorend bouwwerk, mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • e. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3m en 5m bedragen;
  • f. de bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.  
13.2.4 Recreatieverblijven

Voor het bouwen van een recreatieverblijf gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'svr-recreatieverblijven' is de bouw van een recreatieverblijf toegestaan;
  • b. er mogen maximaal 10 recreatieverblijven worden gerealiseerd;
  • c. de oppervlakte per recreatieverblijf bedraagt maximaal 65 m2;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m.
13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. carports of andere losstaande overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. (openlucht)zwembaden zijn niet toegestaan;
  • c. er mogen erfafscheidingen ten behoeve van de bedrijfswoning te worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte voor de voorgevellijn van de woning maximaal 1m en achter de voorgevellijn van de woning maximaal 2 m bedraagt;
  • d. er mogen maximaal 6 vlaggenmasten worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 5 m;
  • e. er mogen binnen de aanduiding 'speeltuin' speeltoestellen gebouwd te worden met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • f. de bouwhoogte van alle overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1,5 m.
13.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de doeleinden in  artikel 13.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 13.2  bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:  

  • a. het behoud van en ter voorkoming van de aantasing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014, die als bijlage bij deze regels is opgenomen;
  • i. de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan, het gebruik van deze gronden voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca;
  • c. de recreatieverblijven mogen niet voor permanente bewoning gebruikt worden;
  • d. de huisvesting van seizoensarbeiders.
13.4.2 Minicamping

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'camping' is een minicamping toegestaan waarbij de volgende regels gelden:

  • a. uitsluitend niet-permanente kampeermiddelen (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans) zijn toegestaan;
  • b. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen toegestaan;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
13.4.3 Speel- en leerboerderij

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' is een speel- en leerboerderij toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. er is zowel een binnen- als buitenspeeltuin toegestaan;
  • b. de maximale oppervlakte voor de binnenspeeltuin/leerboerderij bedraagt 705 m2.  
13.4.4 Parkeerplaats

Ten behoeve van de speel- en leerboerderij, de minicamping en de recreatieverblijven, dienen binnen het bestemmingsvlak minimaal 80 parkeerplaatsen aangelegd te worden.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid
13.5.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op basis van artikel 3.6.1 sub a. van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen naar 'Wonen'voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden uitgegaan van de volgende regels:

  • a. het recreatiebedrijf ter plaatse is beëindigd;
  • b. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' mag nooit meer bedragen van 5.000 m2;
  • c. de bestaande voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, waarbij: 
    • 1. maximaal 200 m2 aan bijgebouwen behouden mag blijven;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1. mag maximaal één bestaand bijgebouw (constructief één geheel) dat groter is dan 200 m2 en maximaal 500 m2 is, behouden blijven, mits er per 50 m2 dat het bestaande bijgebouw groter is dan 200 m2 er minimaal 250 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt.
  • d. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • e. de woning(en) mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. de bouw- en gebruiksregels zoals genoemd in de planregel behorende bij de bestemming Wonen zijn overeenkomstig van toepassing.  

Artikel 14 Sport - Golfbaan

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:  

  • a. recreatieve doeleinden ten behoeve van de golfsport;
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuur;  

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen en natuur, water, parkeervoorzieningen en verhardingen.

14.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:  

  • a. schuilgelegenheden;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
14.2.1 Schuilgelegenheden

Voor het bouwen van schuilgelegenheden gelden de volgende regels:  

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 m;
  • b. het maximale oppervlak per schuilgelegenheid bedraagt 25 m2 met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 100 m2.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:  

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten en masten voor verlichting en ballenvangers bedraagt maximaal 12 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (spoor)wegen, (fiets)paden en parkeervoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. behoud van landschappelijke en/ of cultuurhistorische waarden in de vorm van wegbeplanting of laanbeplanting; 

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, zoals een kiosk, abri, telefooncel of nutsgebouw gelden de volgende bepalingen:  

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • b. de oppervlakte bedraagt maximaal 10 m².
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte en oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 15.2.2 sub a   voor het bouwen van palen, masten en portalen met een grotere hoogte tot maximaal 15 m, mits hierdoor het stedenbouwkundige beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;
  • b.   artikel 15.2.2   sub b  voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere   bouwhoogte tot maximaal 6 m, mits hierdoor het stedenbouwkundige beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  • 1. wonen;
  • 2. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 4. het behoud, versterking en/of herstel van cultuurhistorische waarde van de bebouwing en het boerderijcomplex als geheel ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
  • 5. een bedrijf aan huis, zoals weergegeven in onderstaande tabel:

functie/aard bebouwing   Adres   huisnr.   aantal m2  
bed and breakfast   Antwerpseweg   61   82 m2  

een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven en groenvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:

  • a. een woning;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
16.2.1 Algemeen
  • a. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
  • b. de afstand tot de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee aaneen' of 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneen gebouwd te worden;
  • d. indien er binnen het bestemmingsvlak gebouwen zijn aangewezen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' dient het geheel als (boerderij)complex herkenbaar te blijven.
16.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:  

  • a. voor boerderijcomplexen binnen een bestemmingsvlak met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en waarbinnen gebouw(en) zijn aangeduid met 'cultuurhistorische waarden' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. naast de woonboerderij is nog een zelfstandige woning toegestaan, uitsluitend ter plaatse van het gebouw met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
    • 2. is er sprake van een gebouw zoals bedoeld onder 1., dan dient de voormalige (agrarische) functie van het gebouw (bijgebouw, schuur, loods) wel als zodanig herkenbaar te blijven;
    • 3. is de woonboerderij ook aangeduid met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' dan is nieuwbouw of vervangende nieuwbouw niet toegestaan;
    • 4. de woonboerderij, of een gebouw zoals genoemd onder 1. mogen in hun geheel als woning worden benut;
    • 5. de hoofdvorm van de met 'cultuurhistorische waarden' aangeduide gebouwen (bepaald door de oppervlakte, gevelbreedte, bouwhoogte, goothoogte, dakhelling en nokrichting), zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan gehandhaafd dient te blijven;
  • b. is de onder a. genoemde aanduiding niet opgenomen in het bestemmingsvlak (er is geen sprake van een boerderijcomplex), dan gelden de volgende bepalingen:
    • 1. nieuwbouw van een woning is niet toegestaan met uitzondering van vervangende nieuwbouw;
    • 2. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 750 m3;
    • 3. de goot- en bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 5 m respectievelijk 9 m.
16.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:  

  • a. voor boerderijcomplexen binnen een bestemmingsvlak met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en waarbinnen gebouw(en) zijn aangeduid met 'cultuurhistorische waarden' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per wooneenheid binnen dit bestemmingsvlak bedraagt maximaal 75 m2;
    • 2. de situering van de bijbehorende bouwwerken binnen dit bestemmingsvlak is dusdanig dat het geheel als (boerderij)complex herkenbaar blijft, daartoe wordt advies gevraagd aan de monumentencommissie;
    • 3. de afstand tot een zijdelingse eigendomsgrens met derden mag niet minder dan 3 m bedragen;
    • 4. de gooth- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5m respectievelijk 6 m;
  • b. is de onder a. genoemde aanduidingen niet opgenomen in het bestemmignsvlak (geen sprake van een boerderijcomplex), dan gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt maximaal 100 m², mits voldaan wordt aan een bebouwingspercentage van 50% van het bouwperceel;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt voor voormalige agrarische bedrijfswoningen dat de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken 200 m² mag bedragen, indien een wijziging heeft plaatsgevonden van de bestemming  'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' (eventueel met de aanduiding 'vab') in de bestemming 'Wonen';
    • 3. de afstand tot een zijdelingse eigendomsgrens met derden mag niet minder dan 3 m bedragen;
    • 4. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3,5 m en 6 m bedragen;
    • 5. vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de woning te worden opgericht.  
16.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde bij woningen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de oppervlakte van een carport bedraagt maximaal 30 m² en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte van windmolens mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • f. een paardenbak is niet toegestaan;
  • g. zijn er binnen een bestemmingsvlak gebouwen opgenomen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' dan geldt dat er geen erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken geen gebouwen zijn toegestaan die afbreuk doen aan de herkenbaarheid van het geheel als samenhangend (boerderij)complex.  
16.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsbeschrijving in  artikel 16.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, met in achtneming van het bepaalde in  artikel 16.2 , bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. het behoud van en ter voorkoming van de aantasing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014;
  • i. de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen.  
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Algemeen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in: 

  • a. artikel 16.2.1 sub a   voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;
  • b. artikel 16.2.1   sub b   voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse eigendomsgrenzen met derden mits hierdoor het  stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
16.4.2 Afwijken ten behoeve van tijdelijke woonunits ten behoeve van mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 16.2.3  teneinde en extra bebouwing toe te staan in de vorm van woonunit ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:  

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. per woning is maximaal één woonunit toegestaan;
  • f. de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;
  • g. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m;
  • h. indien de woonunit aan een zijgevel van de woning wordt geplaatst, dient deze minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden gerealiseerd;
  • i. indien de woonunit vrij van de woning wordt gerealiseerd, geldt dat de maximale afstand tussen de woning en de woonunit 25 m bedraagt;
  • j. de woonunit is een tijdelijk gebouw en er is dan ook geen sprake van een tweede wooneenheid.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleken noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

16.4.3 Afwijken ten behoeve van een paardenbak voor hobbymatig gebruik

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 16.2.4  teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming maximaal één paardenbak toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is ter plaatse geen sprake van een recreatiewoning;
  • b. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden, alsmede een afstand van minimaal 20 m tot belendende percelen van derden;
  • c. de omvang van een paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m²;
  • d. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • e. voor afrasteringen gelden de volgende bepalingen: 
    • 1. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 2 m;   
    • 2. afrasteringen worden uitgevoerd in een open constructie;
    • 3. er mag geen grotere opslag van mest plaatsvinden dan 1 m3
  • f. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswetgeving. 
16.5 Specifieke gebruiksregels
16.5.1 Strijdig gebruik

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte;
  • c. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis met uitzondering van de uitoefening van een vrij beroep aan huis en de activiteiten zoals genoemd in de tabel in artikel 16.1  
  • d. permanente bewoning van kampeermiddelen of verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een bed and breakfast of een recreatiewoning;
  • e. het gebruik van gronden voor kamperen;
  • f. buitenopslag/ opslag van goederen en materialen;
  • g. bijzondere woonvormen.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
16.6.1 Afwijken ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 16.5.1  sub 3 en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitoefening van het beroep of bedrijf mag uitsluitend in de woning of bijbehorend bijgebouw plaatsvinden;
  • b. indien de uitoefening van het beroep of bedrijf plaatsvindt in een bijbehorend bijgebouw, bedraagt de afstand tussen het bijbehorend bijgebouw en de woning maximaal 25 m;
  • c. de primaire woonfunctie wordt in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate gehandhaafd;
  • d. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal van 60 m²;
  • e. degene die het beroep of bedrijf uitoefent is tevens gebruiker van de woning;
  • f. er mogen maximaal twee personen in dienst zijn voor ondersteunende werkzaamheden;
  • g. uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zijn toegestaan, of categorie 2 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 1;
  • h. er vindt geen buitenopslag, horeca, detailhandel, groothandel of seksinrichting plaats;
  • i. er is geen sprake van een publieksgericht karakter waarbij sprake is van onbelemmerende en onbeperkte toegang voor publiek;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - in het openbaar gebied noodzakelijk zijn;
  • l. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost;
  • m. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
16.6.2 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten, bed and breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 16.5.1  sub 5 en bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van een bed & breakfast worden toegestaan bij een woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is ter plaatse geen sprake van een recreatiewoning;
  • b. de nevenactiviteit in de vorm van bed & breakfast vindt plaats binnen bestaande bebouwing (de woning of bijbehorende gebouwen) en is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • c. de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  • d. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning niet is toegestaan;
  • e. het is niet toegestaan bed & breakfast te gebruiken voor het huisvesten van arbeiders voor tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/ of arbeid;
  • f. maximaal 4 kamers worden voor bed & breakfastvoorziening gebruikt, voor maximaal 8 personen;
  • g. de bed & breakfast mag niet meer bedragen dan 40% van het totale woonoppervlak;
  • h. er mogen geen andere horeca-activiteiten dan het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvinden;
  • i. de activiteiten mogen geen afbreuk veroorzaken aan de volgens het bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
  • j. de activiteiten moeten infrastructureel goed inpasbaar zijn en geen aanmerkelijke toename van de verkeersbelasting tot gevolg hebben;
  • k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte, met dien verstande dat minimaal één parkeerplaats per kamer beschikbaar is op eigen terrein;
  • l. er mag geen extra inrit worden aangelegd;
  • m. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
  • n. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
16.6.3 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 16.5.1   sub 2 en worden toegestaan dat een bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, onder de voorwaarde dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeentewege erkende instantie;
  • c. aangetoond wordt dat er op het perceel geen ruimte is voor het plaatsen van een woonunit;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen een bijgebouw wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • f. indien een vrijstaand bijgebouw bij de woning voor huisvesting voor mantelzorg in gebruik wordt genomen, geldt dat de maximale afstand tussen de woning en het vrijstaande bijgebouw maximaal 25 m bedraagt;
  • g. de bewoning van het vrijstaande bijgebouw is tijdelijk en er is dan ook geenszins sprake van een twee woning(eenheid).

De omgevingsvergunning vervalt, indien de bij het verlenen van deze omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig.

Artikel 17 Wonen - Woonbos

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonbos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos met de daarin voorkomende natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. wonen;
  • c. ter plaatse van aanduiding 'bedrijf aan huis' tevens voor een bedrijf aan huis;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

   Een en ander met daarbij behorende voorzieningen, waaronder tuinen en (verharde) 

   erven, groenvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Woonbos'aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:

  • a. burgerwoningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken geen gebouwen zijnde.    
17.2.1 Woningen en bijbehorende bouwwerken

Regels voor woningen en bijbehorende bouwwerken zijn:

  • a. nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw;
  • b. het bepaalde in lid a. is niet van toepassing te plaatse van aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning' waarbinnen wel een nieuwe woning mag worden opgericht;
  • c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 450 m³;
  • d. de goothoogte van een woning mag ten hoogste 3,5 m bedragen en de hoogte 6 m;
  • e. indien de woning of bijbehorend bouwwerk is voorzien van een kap bedraagt de dakhelling minimaal 35° en maximaal 60°;
  • f. bij elke woning mag slechts één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd met een oppervlak van ten hoogste 70 m², met een goothoogte van maximaal 3 m en een hoogte van maximaal 4,5 m;
  • g. de afstand tot de bouwperceelsgrenzen en nieuw te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m, uitgezonderd de afstand tot de naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens waar de afstand niet minder mag bedragen dan 10 m.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn:

  • a. de hoogte mag maximaal 2,5 m bedragen met uitzondering van verlichtingsarmaturen, speelvoorzieningen en vlaggenmasten, waarvan de hoogte maximaal 6 m mag bedragen.
17.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsbeschrijving in  artikel 17.1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, met in achtneming van het bepaalde in  artikel 17.2 , bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. het behoud van en ter voorkoming van de aantasing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving;
  • b. het behoud en herstel van waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
  • d. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voorzieningen voor parkeren, laden en lossen op eigen terrein;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. landschappelijke inpassing, waarbij moet worden voldaan aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014;
  • i. de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen.  
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden voor:

  • a. voor de uitoefening van enige vorm van handel, nijverheid en/ of dienstverlening;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • c. als standplaats voor onderkomen, waaronder zijn begrepen (sta)caravans;
  • d. voor het plaatsen, het doen plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. voor het ten verkoop opslaan van landbouwwerktuigen, motorrijtuigen en aanhangwagens, of onderdelen daarvan;
  • f. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • g. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Afwijken ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 17.4.1  sub f  en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitoefening van het beroep of bedrijf mag uitsluitend in de woning of bijbehorend bijgebouw plaatsvinden;
  • b. indien de uitoefening van het beroep of bedrijf plaatsvindt in een bijbehorend bijgebouw, bedraagt de afstand tussen het bijbehorend bijgebouw en de woning maximaal 25 m;
  • c. de primaire woonfunctie wordt in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate gehandhaafd;
  • d. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal van 60 m²;
  • e. degene die het beroep of bedrijf uitoefent is tevens gebruiker van de bedrijfswoning;
  • f. er mogen maximaal twee personen in dienst zijn voor ondersteunende werkzaamheden;
  • g. uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 zijn toegestaan, of categorie 2 mits aangetoond is dat zij naar aard en omvang vergelijkbaar is met categorie 1;
  • h. er vindt geen buitenopslag, horeca, detailhandel, groothandel of seksinrichting plaats;
  • i. er is geen sprake van een publieksgericht karakter waarbij sprake is van onbelemmerende en onbeperkte toegang voor publiek;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - in het openbaar gebied noodzakelijk zijn;
  • l. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost;
  • m. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.  
17.5.2 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte mantelzorg
17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.6.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen van houtgewas;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van overige verhardingen met uitzondering van een terras bij een woning van maximaal 40 m².  
17.6.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in artikel 17.6.1  vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die het normale beheer en/ of onderhoud betreffen.  
17.6.3 Afwegingskader

De in artikel 17.6.1  genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/ of werkzaamheden danwel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) tevens medebestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.  

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 31  

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien er sprake is van:

  • a. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of veranderd;
  • b. bouwwerken met grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m, voor zover bouwwerken met een maximale oppervlakte van 100 m² worden opgericht of uitgebreid;
  • c. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m², voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd, dieper dan 0,50 m
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b. is het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 100 m2 ook toegestaan indien de daadwerkelijk aantoonbaar uit te voeren grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,50 m, minder dan 100 m2 bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 18.2  ten behoeve van het oprichten of uitbreiden van bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m², waarbij de daadwerkelijk uit te voeren grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m en meer dan 100 m2 bedraagt, mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor
    • 2. archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 3. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 4. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid. 
18.3.2 Archeologisch rapport

Indien burgemeester en wethouders niet beschikken over een voor de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning toereikend archeologisch onderzoek, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

18.3.3 Advies

Burgemeester en wethouders vragen advies aan een door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, dieper dan 0,50 m en voor een oppervlakte meer dan 100 m², waartoe wordt gereend: ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,50 m en voor een oppervlakte meer dan 100 m²;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en/ of het doen van opgravingen in het kader van archeologie, tenzij verricht door een archeologisch deskundige.
18.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 18.4.1  vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:  

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. het gaat om de aanleg van drainage ter vervanging van bestaande aanwezige drainage, waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • c. op basis van inventariserend en/ of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • d. de werken en werkzaamheden die ten behoeve van een inventariserend of
  • e. definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • f. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning.
18.4.3 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.4.1  wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologische deskundige.
18.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden voor de 'Waarde - archeologie 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de te roeren oppervlakte grond meer bedraagt dan 100 m² en de diepte dieper gaat dan 50 cm onder het maaiveld;
  • b. aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde gesteld worden dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf me een opgavingsvergunning). Hiervoor is een door de deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg als bedoeld in  artikel 18.3.3 het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • c. indien tijdens de begeleiding vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning;
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige
18.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in die zin dat de planverbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'van de planverbeelding te verwijderen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. tevens advies aan een door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige als bedoeld in  artikel 18.3.3 om advies gevraagd

Artikel 19 Waarde - Archeologie 4

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) tevens medebestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.  

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 31.1 .

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien er sprake is van:

  • a. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of veranderd;
  • b. bouwwerken met grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m, voor zover bouwwerken met een maximale oppervlakte van 500 m² worden opgericht of uitgebreid;
  • c. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m², voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd, dieper dan 0,50 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b. is het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 500 m2 ook toegestaan indien de daadwerkelijk aantoonbaar uit te voeren grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,50 m, minder dan 500 m2 bedragen.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 19.2 ten behoeve van het oprichten of uitbreiden van bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m²,

waarbij de daadwerkelijk uit te voeren grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m en meer dan 500 m2 bedraagt, mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.
19.3.2 Archeologisch rapport

Indien burgemeester en wethouders niet beschikken over een voor de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning toereikend archeologisch onderzoek, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

19.3.3 Advies

Burgemeester en wethouders vragen advies aan een door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, dieper dan 0,50 m en voor een oppervlakte meer dan 500 m², waartoe wordt gereend: ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,50 m en voor een oppervlakte meer dan 500 m²;
  • c. het verlagen van het waterpeil.
19.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 19.4.1  genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:  

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. het gaat om de aanleg van drainage ter vervanging van bestaande aanwezige drainage, waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • c. op basis van inventariserend en/ of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • d. de werken en werkzaamheden die ten behoeve van een inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • e. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning.
19.4.3 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.4.1  wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologische deskundige.
19.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden voor de 'Waarde - archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de te roeren oppervlakte grond  meer bedraagt dan 500 m² en de diepte dieper gaat dan 50 cm onder het maaiveld;
  • b. aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde gesteld worden dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf me een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de deskunige op het gebied van archeologische monumentenzorg als bedoeld in  artikel 19.3.3 het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • c. indien tijdens de begeleiding vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning;
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in die zin dat de planverbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van de planverbeelding te verwijderen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
  • c. tevens advies aan een door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige is gevraagd.

Artikel 20 Waarde - Attentiegebied ehs

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Attentiegebied ehs' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).    

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 31.  

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.

20.3 Specifieke gebruiksregels

Bij toename van het verhard oppervlak is 'hydrologisch neutraal bouwen' het uitgangspunt. Voor een toename van het verharde oppervlak van 250 m² is een advies van de waterschapsbestuur vereist.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;  
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen; 
  • d. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/ of verharde oppervlakten van meer dan 100 m².
20.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder artikel 20.4.1  vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
20.4.3 Onderzoek

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in  artikel 20.4.1  wordt de bevoegde waterbeheerder gehoord.

20.4.4 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.4.1  mag alleen worden verleend indien door die werken en/of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Artikel 21 Waarde - Kwetsbare soorten

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Kwetsbare soorten' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van bestaande biotopen van kwetsbare soorten, waaronder verstaan:

  • a. amfibieën (door bescherming van poelen, verspreide bomen, struwelen);
  • b. kleine zoogdieren (door bescherming van ruigten, struwelen, houtsingels, ruige slootkanten);
  • c. planten (goede waterkwaliteit, geen verstoorde bodem);
  • d. dagvlinders (door bescherming van kleinschalig landschap, kruiden- en bloemrijke perceelsranden en bermen, ruigten en soortenrijke overgangssituaties van grasland naar struweel of bos);
  • e. weidevogels.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 31.  

21.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Kwetsbare soorten' aangewezen gronden mogen bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:  

  • a. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
  • b. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en/ of landschapselementen en ander opgaand houtgewas, zonder agrarische productiefunctie, daaronder begrepen solitaire bomen;
  • c. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals het verwijderen van greppels, sloten, steilranden en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
  • d. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, groter dan 100 m²;
  • e. het omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;
  • f. het uitvoeren van bodemingrepen, dieper dan 0,50 m onder maaiveld.
21.3.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder artikel 21.3.1  vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.
21.3.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.3.1  mag alleen worden verleend indien:

  • a. de activiteiten aantoonbaar noodzakelijk zijn gebleken voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/ of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf, en
  • b. door de werken en/ of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen onherstelbare schade plaatsvindt van ecologische waarden zoals genoemd in artikel 21.1.  

Artikel 22 Waarde - Landgoed

22.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. de instandhouding en/ of herontwikkeling van een landgoed als integrale beheerseenheid van de voorkomende uit cultuurhistorisch oogpunt waardevolle karakteristieke bebouwing, paden-, lanen- en groenstructuur en waterpartijen;
  • b. de instandhouding alsmede ontwikkeling van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, waaronder begrepen geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, ecologische en biologische waarden;
  • c. dagrecreatief medegebruik.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 31.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Naast het bepaalde bij de bouwregels van andere bestemmingen binnen deze dubbelbestemming mogen tevens gebouwen ten dienste van het beheer van het landgoed worden opgericht, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per landgoed bedraagt maximaal 400 m²;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van het landgoed gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de bouwhoogte van een uitkijktoren bedraagt maximaal 15 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 10 m.
22.3 Specifieke gebruiksregels
22.3.1 Gebruiksregels

Naast het bepaalde bij de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen binnen deze dubbelbestemming zijn de volgende vormen van gebruik niet strijdig met die genoemde bestemmingsomschrijvingen:

  • a. dagrecreatie;
  • b. museum;
  • c. theehuis/theeschenkerij;
  • d. extensief agrarisch gebruik, zoals beweiding.
22.3.2 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden voor:

  • a. de uitoefening van enige vorm van verblijfsrecreatie, handel, nijverheid en/ of dienstverlening;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • c. als standplaats voor onderkomen, waaronder zijn begrepen (sta)caravans;
  • d. voor het plaatsen, het doen plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. voor het ten verkoop opslaan van landbouwwerktuigen, motorrijtuigen en aanhangwagens, of onderdelen daarvan;
  • f. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • g. het gebruik van bijbehorend bouwwerken als zelfstandige woning en/ of afhankelijke woonruimte.
22.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 22.3.2  sub a  en het bepaalde in de bijbehorende artikelen die van toepassing zijn bij de onderliggende enkelbestemmingen, teneinde verblijfsrecreatie mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. het afwijkend gebruik is noodzakelijk om de cultuurhistorische waarden van het landgoed in stand te houden;
  • b. het afwijkende gebruik is inpasbaar in de functioneel en cultuurhistorisch samenhangende karakteristiek van het landgoed;
  • c. het afwijkende gebruik vindt plaats binnen bestaande gebouwen en voor maximaal 400 m2;
  • d. de verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de omgeving niet onevenredig wordt vergroot;
  • e. het afwijkende gebruik is milieuhygiënisch aanvaardbaar;
  • f. de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke of natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangepast;
  • g. er is geen sprake van horeca, met uitzondering van het verstrekken van (logies en) ontbijt.

Artikel 23 Waarde - Natuurontwikkelingsgebied

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuurontwikkelingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het ontwikkelen van nieuwe natuur.  

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen andere aangewezen dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 31.  

23.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden opgericht.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 23.2  teneinde bouwwerken op te richten conform de overige voor deze gronden geldende bestemming(en), mits deze bouwwerken, danwel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, natuurontwikkeling in de nabije of verdere toekomst niet frustreren.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepwoelen, diepploegen van de bodem en andere grondwerkzaamheden, dieper dan 0,5 m;
  • c. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het omzetten van grasland in bouwland;
  • e. het verwijderen of rooien van bosjes, houtwallen, boomgroepen en houtgewas en het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes met uitzondering van erfbeplanting en nieuwe particuliere aanplant;
  • f. de aanleg van boven- en ondergrondse leidingen.
23.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het onder artikel 23.4.1  vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering zijn;
  • c. welke het normaal onderhoud en/ of exploitatie betreffen.  
23.4.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.4.1  of de elders in dit bestemmingsplan genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, mag alleen worden verleend indien:  

  • a. de activiteiten aantoonbaar noodzakelijk zijn gebleken voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, en
  • b. door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen onherstelbare schade plaatsvindt aan (de aanleg en ontwikkeling van) nieuwe natuur zoals genoemd in artikel 23.1 .

Artikel 24 Waterstaat - Waterlopen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waterstaat - Waterlopen' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de nabij gelegen waterloop, in verband met de waterhuishouding waarbij artikel 31  in acht genomen moet worden.

24.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemmingsomschrijving worden opgericht, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m. 

24.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:

  • a. het belang van de waterloop niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming

Burgemeester en Wethouders winnen, alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, advies in bij de waterbeheerder, zijnde het waterschap.

24.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen ' van de verbeelding verwijderen indien uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat de bescherming overbodig is geworden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene bouwregels

26.1 Ondergronds bouwen

De regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan gelden, voor zover van toepassing, ook in geval van ondergronds bouwen en met dien verstande, dat:

  • a. alleen ondergronds mag worden gebouwd waar bovengrondse bebouwing aanwezig is;
  • b. de verticale diepte bedraagt maximaal 5 m;
  • c. in afwijking van het hierboven bepaalde onder a mag, waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, maximaal 25 m² ondergronds worden gebouwd in aansluiting op de onder a bedoelde ondergrondse bebouwing.
26.2 Afwijkende maten
26.2.1 Goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud
  • a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/ of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die hoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan;
  • b. In geval van herbouw is het bepaalde onder a slechts van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt en niet wordt vergroot.  
26.2.2 Bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal is toegestaan.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

27.1 milieuzone - boringsvrije zone

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

27.1.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden met de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone':

  • 1. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals damwanden, schermen, alsmede het verwijderen van deze voorwerpen;
  • 2. het maken en/of buiten gebruik stellen van boorputten;
  • 3. het realiseren van ondergrondse bouwwerken;
  • 4. het indrijven van palen in de grond ten behoeve van de realisatie van een fundering.
b Uitzonderingen

Het in artikel 27.1.1 onder a vervatte verbod geldt niet voor:

  • 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  • 2. werken en werkzaamheden op een diepte van minder dan 10 m onder het maaiveld;
  • 3. werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht dit plan.
c Advies

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 27.1.1 onder a wordt de provincie gehoord.

27.2 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen binnen de overige planregels.

27.3 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen binnen de overige planregels.

27.4 vrijwaringszone - molenbiotoop
27.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduidingen 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m' en 'Vrijwaringszone -  molenbiotoop 400 m' gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element de volgende bepalingen:  

27.4.2 Bouwregels

Voor de bouwhoogte van nieuw op te richten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m' mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen; 
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m' mag de maximale hoogte niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen.
27.4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in  artikel 27.4.2  teneinde hogere gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde op te richten, mits de vrije windvang en het zicht op de molen reeds beperkt zijn door bebouwing. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

27.4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het hebben of aanleggen van beplantingen die hoger wordt dan de bouwhoogte die ingevolge artikel 27.4.2  voor bouwwerken is toegestaan;
  • b. het ophogen van gronden.
27.4.5 Uitzonderingen op het verbod

Het in  artikel 27.4.4 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden betreffen.
27.4.6 Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 27.4.4  zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

27.5 wetgevingszone - reserveringsgebied waterberging

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - reserveringsgebied waterberging' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen binnen de overige planregels.

27.6 Gebiedsaanduidingen

Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:

  • 'wetgevingzone – ecologische verbindingszone';
  • 'wetgevingzone – reserveringswijzigingsgebied voorzieningen buiten bouwvlak';

aangeduide gronden gelden specifieke regels. Indien deze aanduiding een betekenis heeft binnen de betreffende bestemming, dan is die regeling opgenomen binnen de daar geldende bestemming.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
  • b. het woon- en leefklimaat;
  • c. de waterstaatkundige belangen;
  • d. de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden afgeweken van:
    • 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/ of –intensiteit daartoe     aanleiding geven;
    • 3. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    • 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m;
    • 5. van de bestemmingsbepalingen voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m³ en de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

29.1 Algemene wijzigingsregel

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om overeenkomstig artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de op de verbeelding ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 15 m te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredige worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
  • c. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • d. door middel van onderzoek dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
  • e. door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
  • f. door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen;
  • g. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast.
29.2 Wijziging ten behoeve van een verplaatsing van een corsobouwplaats

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen op basis van artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet Ruimtelijke Ordening om een verplaatsing van een corsobouwplaats te bewerkstelligen, door verwijdering van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' en het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - corsobouwplaats' op de verbeelding binnen de bestemmingen waarbij de volgende regels gelden:  

  • a. De aanduiding op de planverbeelding ter hoogte van de oude corsobouwplaats wordt verwijderd;
  • b. De (permanente) opslagruimten moeten worden verplaatst naar de nieuwe locatie of worden gesloopt;
  • c. De verplaatsing kan niet plaatsvinden ter hoogte van de volgende aanduidingen:
    • 1. Wro - Zone ecologische verbindingszone;
    • 2. Wro - Zone zoekgebied beekherstel;
    • 3. Wro - Zone reserveringsgebied waterberging.
  • d.  Er mag één corsotent worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 650 m²;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 m;
    • 3. de corsotent mag van mei tot en met september van een kalenderjaar in stand worden gehouden.
  • e. Er mag een permanente corso-opslagruimte worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 250 m²;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
    • 3. de afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder dan 15 m bedragen.

Artikel 30 Algemene procedureregels

30.1 Nadere eisen

Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure: 

  • a. het voornemen tot verlening van een omgevingsvergunning ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  • c. de bekendmaking houdt in de mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen tegen het voornemen van burgemeester en wethouders gedurende de

onder a genoemde termijn;

  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die conform sub c bepaalde, tijdig zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede.

Artikel 31 Overige regels

31.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

31.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: 

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. brandblusvoorzieningen;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.
31.3 Prioriteit van dubbelbestemmingen
  • a. waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  • b. waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden: 
    • 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Gas'
    • 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Water'
    • 3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Riool'
    • 4. in de vierde plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 2 tot en met 4'; 
    • 5. in de vijfde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Attentiegebied EHS'
    • 6. in de zesde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Landgoed'
    • 7. in de zevende plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterlopen'
    • 8. in de achtste plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Natuurontwikkelingsgebied';
    • 9. in de negende plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'
    • 10. de tiende plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Struweelvogels'  en 'Waarde - Kwetsbare soorten'

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

32.1 Bouwwerken
32.1.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
32.1.2 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van  artikel 32.1  voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

32.1.3 Uitzondering

  artikel 32.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder mede begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

32.2 Gebruik
32.2.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

32.2.2 Wijziging gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 32.2.1  te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

32.2.3 Onderbreken gebruik

Indien het gebruik zoals bedoeld in artikel 32.2.1  na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

32.2.4 Uitzondering

artikel 32.2.1  is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, dooronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als regels van de Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Zundert.