Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: De Tantes van Van Gogh te Zundert
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0879.BPdetantesvangogh-VS01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "De Tantes van Van Gogh te Zundert" van de gemeente Zundert;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0879.BPdetantesvangogh-VS01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten:

beroep:
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, consumentenverzorgend of hiermee gelijk te stellen terrein, met behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
bedrijf:
Het beroepsmatig verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk en het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor:
  1. geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt;
  2. waarvan de omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen past;
  3. de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;

1.4 aanbouw:

een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw waarmee het in verbinding staat en die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het bouwvlak is gelegen;

1.8 achtergevel:

de achterzijde of een denkbeeldige lijn van het hoofdgebouw;

1.9 afhaalhoreca:

een horecabedrijf dat tevens gericht is op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren voor het nuttigen elders;

1.10 afhankelijke woonruimte:

een (gedeelte van een) bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg;

1.11 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, niet zijnde aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

1.12 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.13 archeologisch monument:

een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet;

1.14 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.15 archeologische deskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.16 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.17 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.18 bebouwingsgrens:

de als zodanig aangegeven lijn, welke door een gebouw of een complex van gebouwen niet mag worden overschreden;

1.19 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.20 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten daaronder niet begrepen;

1.21 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.22 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is, niet zijnde kamerverhuur;

1.23 belwinkel:

een ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoneergesprekken, al dan niet geplaatst in belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan belwinkel, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'belwinkel';

1.24 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.25 bestaande situatie:

ten aanzien van bouwwerken:
een bouwwerk, dat:
op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
 
ten aanzien van gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.26 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.27 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.28 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende vergunning;

1.29 bijgebouw:

een gebouw, al dan niet vrijstaand, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of afmetingen in visueel, functioneel en architectonisch opzicht onderscheidt en dat niet direct in verbinding staat met het hoofdgebouw;

1.30 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.31 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.32 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, vliering en kelder;

1.33 bouwmarkt:

een inrichting bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van bouwmaterialen en aan de bouw verwante goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.34 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.35 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.36 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.37 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.38 brutovloeroppervlak:

de vloeroppervlakte van een ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een bouwwerk gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen;

1.39 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.40 cafetaria:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

1.41 calamiteit:

een onvermijdelijk, eenmalig, buiten de schuld van de eigenaar en/of gebruiker van het bouwwerk veroorzaakt onheil; van calamiteit is in ieder geval geen sprake bij tenietgaan (mede) door slecht onderhoud;

1.42 coffeeshop:

een alcoholvrije horeca-inrichting waar handel in en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt;

1.43 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.44 detailhandel (bedrijf):

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.45 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.46 dienstverlening:

dienstverlenend bedrijf, dienstverlenende instelling of maatschappelijke dienstverlening;

1.47 discotheek/bar-dancing:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt;

1.48 educatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de educatie van mensen, zoals onder andere scholen, onderwijsinstellingen, bibliotheken en peuterspeelzalen;

1.49 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.50 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.51 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.52 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een ander plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

1.53 evenement:

een voor het publiek toegankelijke en daarop gerichte activiteit op het gebied van sport, muziek of sociaal-cultureel dan wel maatschappelijk vlak met een beperkte duur. Onder de duur wordt niet begrepen de periode die benodigd is voor het opbouwen en afbreken van de voor de activiteit benodigde voorzieningen;

1.54 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.55 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.56 geluidzoneringsplichtige inrichting:

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet Milieubeheer (Staatsblad 1993, 50);

1.57 gevaarlijke stoffen:

stof die of preparaat dat bij of krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer
;

1.58 groothandelsbedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen tot aanwending in een ander bedrijf;

1.59 growshop:

een al dan niet zelfstandige ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.60 handel in softdrugs:

het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toegestaan dat de bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden;

1.61 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.62 horecabedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Tot de hieronder genoemde begrippen Horeca 1 tot en met Horeca 5 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:
 
Horeca 1 (winkelgebonden daghoreca):
vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm en openingstijden aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;
 
Horeca 2 (maaltijd- en logiesverstrekkers):
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, bistro's, grand cafés, hotels en pensions;
 
Horeca 3 (spijsverstrekkers):
vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans in enige mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;
 
Horeca 4 (drankverstrekkers):
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische en niet alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans een lichte aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafés en bars;
 
Horeca 5 (zware horeca):
vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van dansen op elektrisch versterkte muziek alsmede op het ter plaatse nuttigen van alcoholische en niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren, en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken, nachtclubs en dancings;

1.63 hotel/motel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

1.64 huishouden:

een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksbinding of een met een huwelijksverbinding gelijk te stellen samenlevingsverband;

1.65 kantine:

verblijfslokaal waar men consumpties kan kopen en nuttigen;

1.66 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard;

1.67 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 meter boven het peil;

1.68 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.69 koffie-/theehuis:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren;

1.70 kunstwerk:

een civieltechnisch dan wel beeldend kunstwerk;

1.71 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.72 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund;

1.73 maatschappelijke dienstverlening:

kleinschalige voorzieningen ten behoeve van de gezondheidszorg, cultuur, recreatie en ontmoeting;

1.74 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.75 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.76 nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;

1.77 nutsvoorziening:

voorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, gasontvangstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.78 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen;

1.79 ondergeschikte activiteit:

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

1.80 ondergronds:

beneden het peil;

1.81 overkapping:

een bouwwerk zonder eigen wanden, dat aan ten minste een deel van één zijde een gesloten wand kent;

1.82 peil:

  1. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.83 perceelsgrens:

een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt;

1.84 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.85 raamprostitutie:

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie);

1.86 restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.87 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten;

1.88 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.89 smartshop:

een al dan niet zelfstandige ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling en verkoop), verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.90 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.91 straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

1.92 vliering:

bovenste gedeelte van een zolder;

1.93 volumineuze detailhandel:

detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels;

1.94 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;

1.95 watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.96 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.97 werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.98 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;
  1. vrijstaande woning: een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen, geen gemeenschappelijke wand heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
  2. twee-aaneengebouwde woning:
    1. een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
    2. een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen één of meerdere gemeenschappelijke wanden heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen (geschakeld);
  3. aaneengebouwde woning: een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;
  4. gestapelde woning: een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;

1.99 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.100 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen;

1.101 zolder:

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de breedte van bouwpercelen:

tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde perceelsgrens;

2.5 de breedte van woningen:

tussen de hoofdzijgevelvlakken in de naar de zijde van de weg gekeerde bouwgrens;

2.6 de diepte van gebouwen:

de grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).

2.11 overig:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overtekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestaande grenzen niet meer bedraagt dan 1 meter.
 
Voor de wijze van meten van oppervlakten en inhoudsmaten van panden en/of gebouwen die niet benoemd zijn in dit artikel, kan gebruik gemaakt worden van termen, definities en bepalingen in NEN 2580.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. kantoren;
  2. dienstverlening;
  3. maatschappelijke voorzieningen;
  4. bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  5. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  6. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  7. horecabedrijven tot en met de categorie Horeca 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  8. een ondergrondse stallingsgarage, inclusief de bovengrondse voorzieningen en bergingen ten behoeve van de woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  9. tuinen en erven;
  10. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, verkeer in de vorm van langzaamverkeerroutes en nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  3. hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de door middel van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven (of het verlengde van de) voorgevellijn;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn maximaal vijf wooneenheden toegestaan.
3.2.2 Ondergrondse stallingsgarage
Voor het bouwen van een ondergrondse stallingsruimte geldt, dat de ondergrondse stallingsgarage uitsluitend binnen de daarvoor aangegeven aanduiding 'parkeergarage' mag worden gebouwd.

3.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsomschrijving in 3.1 is het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, met in achtneming van het bepaalde in 3.2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. de situering en afmetingen van bouwpercelen;
  3. de aanleg van parkeergelegenheid van voldoende omvang op eigen terrein;
 
mits deze bepalingen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:
  1. de woonsituatie in de directe omgeving;
  2. een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:
  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. risicovolle inrichtingen;
  3. detailhandel, horecabedrijven en dienstverlenende bedrijven op de verdieping boven de begane grond, met uitzondering van kantoren, toonzalen, hotel-/pensionaccommodatie;
  4. seksinrichtingen;
  5. grow-, smart- en coffeeshops;
  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bed & breakfast.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
  1. de totale gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, inclusief opslagruimte, niet meer bedraagt dan 30% van het brutovloeroppervlak tot een maximum van 50 m²;
  2. er geen detailhandel of groothandel plaatsvindt, behoudens een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit ten dienste van de aan huis verbonden beroepsmatige- of bedrijfsmatige activiteit;
  3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte optreedt;
  5. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit uitsluitend wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het hoofdgebouw.
3.5.2 Voorwaarden
De omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.1 wordt uitsluitend verleend indien:
  1. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. aanleg en instandhouding als tuin, behorende bij het op de aangrenzende gronden gelegen
  2. hoofdgebouw;
  3. langzaamverkeersroutes ten behoeve van de ontsluiting van aangrenzende gronden;
  4. ontsluiting van een ondergrondse stallingsgarage uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin – inrit';
  5. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en ondergrondse afvalcontainers ten behoeve van de te bouwen woningen.

4.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming en bouwwerken die ten dienste staan van de bijbehorende woonbestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
4.2.1 Erkers, luifels en balkons
Voor het bouwen van erkers, luifels en balkons gelden de volgende bepalingen:
  1. de diepte gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter, met dien verstande dat de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 2 meter mag bedragen;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat voor balkons geldt dat de hoogte van de balustrade niet meer mag bedragen dan 1,5 meter gemeten vanaf de bovenzijde van de grondvloer van het balkon;
  3. de bebouwde oppervlakte van de aangebouwde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m², waarbij de bebouwde oppervlakte van balkons wordt gemeten ter hoogte van de bovenzijde van de grondvloer van het balkon;
  4. de stedenbouwkundige samenhang mag niet onevenredig worden aangetast;
  5. er mag geen onevenredige afbreuk worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van belendende percelen;
  6. de verkeersveiligheid mag niet in het geding komen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, geldt dat de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen, met uitzondering van de hoogte van vlaggenmasten die maximaal 6 meter mag bedragen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met maximaal 2x1 rijstroken;
  2. langzaamverkeerroutes;
  3. terrassen;
  4. standplaatsen;
  5. markt;
  6. geluidsschermen en geluidwerende voorzieningen;
  7. een plantsoen ter plaatse van de aanduiding ‘plantsoen’;
  8. evenementen;
  9. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, kramen, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen, zoals een kiosk, abri, telefooncel of nutsgebouw gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  2. de bebouwde oppervlakte mag maximaal 6 m² bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met uitzondering van:
  1. vlaggenmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen;
  2. geluidsschermen en geluidwerende voorzieningen, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen.

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is ter verkrijging van een goede stedenbouwkundige kwaliteit bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.4.1 Nutsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 onder b ten behoeve van de bebouwde oppervlakte van nutsvoorzieningen met dien verstande dat:
  1. de inhoud van bouwwerken maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk mag bedragen;
  2. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

Artikel 6 Verkeer- en Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. een ondergrondse stallingsgarage, inclusief de benodigde bovengrondse voorzieningen en bergingen ten behoeve van de woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  3. geluidswerende voorzieningen;
  4. b
  5. ij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens, groen, water, speelvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen
  1. op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. de ondergrondse stallingsgarage mag uitsluitend binnen de daarvoor aangegeven aanduiding 'parkeergarage' worden gebouwd.
 
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de (verlichtings-)masten en het hekwerk als bedoeld in lid c., bedraagt ten hoogste 2 meter;
  3. indien een hekwerk wordt geplaatst, welke als afsluiting dient van de gronden, dient dit hekwerk te worden voorgelegd aan Welstand en te voldoen aan de redelijke eisen van welstand; 
  4. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen en voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens bedraagt ten hoogste 6 meter.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn ter verkrijging van een goede stedenbouwkundige kwaliteit bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.

Artikel 7 Wonen

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. tuinen en erven;
  3. langzaamverkeersroutes;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen;
  5. een ondergrondse stallingsgarage, inclusief de bovengrondse voorzieningen, hellingbaan, in- en uitrit en bergingen ten behoeve van de woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.

7.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouw van maximaal één hoofdgebouw welke uitsluitend mag worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. de maximum bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn maximaal 15 wooneenheden toegestaan.
7.2.2 Ondergrondse stallingsgarage
Voor het bouwen van een ondergrondse stallingsruimte geldt, dat de ondergrondse stallingsgarage uitsluitend binnen de daarvoor aangegeven aanduiding 'parkeergarage' mag worden gebouwd.

7.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de bestemmingsomschrijving in 7.1 is het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, met in achtneming van het bepaalde in 7.2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. de situering en afmetingen van bouwpercelen;
  3. de aanleg van parkeergelegenheid van voldoende omvang op eigen terrein;
 
mits deze bepalingen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:
  1. de woonsituatie in de directe omgeving;
  2. een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.4.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:
  1. seksinrichtingen;
  2. grow-, smart- en coffeeshops;
  3. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  4. bedrijven;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bed & breakfast.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

7.5.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
  1. de totale gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, inclusief opslagruimte, niet meer bedraagt dan 30% van het bruto vloer oppervlak tot een maximum van 50 m²;
  2. er geen detailhandel of groothandel plaatsvindt, behoudens een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit ten dienste van de aan huis verbonden beroepsmatige- of bedrijfsmatige activiteit;
  3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte optreedt;
  5. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit uitsluitend wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het hoofdgebouw.
7.5.2 Voorwaarden
De omgevingsvergunning als bedoeld in 7.5.1 wordt uitsluitend verleend indien:
  1. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige archeologische resten van de historische dorpskern van Zundert en ouder.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in 8.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
8.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen geldt de voorwaarden dat het bouwplan betrekking heeft op herbouw, vernieuwing en/of verandering van bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.3.1 Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.2.  teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien door een archeologisch onderzoek  is gebleken dat geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor heien, of
  2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht).
8.3.2 Afwegingskader
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd van een proefsleuvenonderzoek, eventueel direct gevolgd door een opgraving, waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn veiliggesteld. Hiervoor is een
is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
 
Dit onderzoek moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
  1. van dit bestemmingsplan exclusief de plaats van de bestaande aanwezige bebouwing;
  2. voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek met eventuele doorstart naar een opgraving dient een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen te zijn opgesteld;
  3. het Programma van eisen, het proefsleuvenonderzoek en de eventueel benodigde opgraving moet voldoen aan de vigerende KNA en moeten worden uitgevoerd door een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid of een voor de werkzaamheden benodigd certificaat;
  4. Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning vragen wordt een archeologisch deskundige conform de KNA, om schriftelijk advies gevraagd of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld aan de omgevingsvergunning.  Deze archeologisch deskundige adviseert het college ook schriftelijk inzake het Programma van eisen, het proefsleuvenonderzoek en de eventueel benodigde opgraving.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4.1 het uitvoeren van een werk of werkzaamheden ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in 8.1, mogen werken of werkzaamheden worden uitgevoerd ten behoeve van de bestemming.
8.4.2 het uitvoeren van een werk of werkzaamheden ten behoeve van de andere bestemmingen
Voor het uitvoeren van een werk of het uitvoeren van werkzaamheden overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen of ten behoeve van de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen geldt dat enkel die werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd ten behoeve van normaal beheer en/of onderhoud.
8.4.3 Afwijken ten behoeve van het uitvoeren van werk of werkzaamheden buiten normaal beheer en/of onderhoud
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.4.2. teneinde het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien door een archeologisch onderzoek  is gebleken dat geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de uitvoering. Hierbij gaat het in ieder geval om:
  1. afgraven en ophogen;
  2. aanleggen van drainage;
  3. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  4. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  5. aanleggen of rooien van bomen of boomgaarden;
  6. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.
 
Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor heien, of
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
8.4.4 Afwegingskader
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.3 wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd van een proefsleuvenonderzoek, met eventueel benodigde doorstart naar een opgraving, waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn veiliggesteld. Ook hiervoor is een
is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
 
Dit onderzoek moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
  1. van dit bestemmingsplan exclusief de plaats van de bestaande aanwezige bebouwing;
  2. voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek dient een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen te zijn opgesteld;
  3. het Programma van eisen en het proefsleuvenonderzoek en de eventueel benodigde opgraving moet voldoen aan de vigerende KNA en moeten worden uitgevoerd door een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid of een voor de werkzaamheden benodigd certificaat;
 
Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning vragen wordt een archeologisch deskundige conform de KNA, om schriftelijk advies gevraagd of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld aan de omgevingsvergunning.  Deze archeologisch deskundige adviseert het college ook schriftelijk inzake het Programma van eisen, het proefsleuvenonderzoek en de eventueel benodigde opgraving.

8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden op of in de in 8.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk de aanwezige bouwwerken te slopen. Alvorens de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk door het bevoegd gezag kan worden verleend, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige conform de KNA, aangewezen door het bevoegd gezag van de gemeente Zundert.
  1. aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is in ieder geval de voorwaarde gesteld dat de sloop wordt begeleid door een archeologisch deskundige, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid of betreffend certificaat en die werkt conform de KNA; Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende KNA;
  2. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken archeologische vondsten worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen;
  3. de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde-Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
 
Alvorens het plan kan worden gewijzigd, wordt advies gevraagd aan een archeologische deskundige conform de KNA.

Artikel 9 Waarde – Waardevolle boom

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Waardevolle boom aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waardevolle en beeldbepalende bomen.

9.2 Bouwregels

Ongeacht hetgeen in de regels voor de op deze gronden rustende bestemming(en) is bepaald, mag ter plaatse van de aanduiding "Waardevolle boom" niet worden gebouwd, met uitzondering ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken, waar overeenkomstig de daar geldende regels mag worden gebouwd. Hierbij moet worden voldaan aan het gestelde in lid 9.3.2 sub a.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, binnen deze bestemming de volgende werkzaamheden te verrichten:
  1. kappen en kandeladeren van bomen of houtopstanden;
  2. aanleggen en verharden van wegen, paden en aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. verlagen van de bodem en afgraven, verlagen, ophogen en egaliseren van gronden;
  4. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van deze waardevolle boom tot gevolg heeft of kan hebben.
9.3.2 Voorwaarden voor de vergunningverlening
  1. de in lid 9.3.1 bedoelde vergunning kan slechts worden verleend, indien wordt aangetoond dat door het gebruik van de gronden, de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast;
  2. voorafgaand aan de beslissing omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 9.3.1 kan het bevoegd gezag een rapportage verlangen, waaruit blijkt of de werken en/of werkzaamheden onevenredige gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de boom of bomen;
  3. het bevoegd gezag is tevens bevoegd bij het verlenen van de omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ter bescherming van de levensvatbaarheid en de ruimtelijk, monumentale of ecologische betekenis van de ter plaatse aanwezige boom of bomen.
9.3.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 9.3.1 onder b t/m d, is niet van toepassing op:
  1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop dit plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Ondergronds bouwen

De regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan gelden, voor zover van toepassing, ook in geval van ondergronds bouwen en met dien verstande, dat:
  1. de verticale diepte maximaal 5 meter mag bedragen.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Voorwaardelijke verplichting

Gebouwen mogen niet worden gebruikt ten behoeve van de functie 'wonen' zoals genoemd in artikel 3.1 onder e. en/of artikel 7.1 onder a. zonder dat er onder het betreffende gebouw/de betreffende gebouwen op eigen terrein, danwel het onbebouwde terrein dat bij het gebouw/de gebouwen hoort, een ondergrondse stallingsgarage met minimaal 28 parkeerplaatsen is gerealiseerd en/of in stand gehouden.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Maatvoeringen, begrenzingen en nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van de regels kan worden afgeweken, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bestemmingsregels en toestaan dat de aangegeven begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 meter worden verschoven, niet zijnde een vergroting;
  2. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 meter;
  3. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen mag worden overschreden, mits de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50% bedraagt;
  5. de bestemmingsregels voor het bouwen van nutsvoorzieningen, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m³ en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  6. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, indien:
    1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    2. andere besluitvorming ten aanzien van parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage 2 van de regels opgenomen parkeernormen.
 
en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
  2. het woon- en leefklimaat;
  3. de waterstaatkundige belangen;
  4. de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

14.2 Overschrijding bouwvlakken

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van de vergroting van bouwvlakken, met dien verstande dat de overschrijding ten hoogste 5 meter bedraagt en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
  2. het woon- en leefklimaat;
  3. de waterstaatkundige belangen;
  4. de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Algemene procedureregels

15.1 Bij nadere eis

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
  1. het ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis bladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op andere geschikte wijze;
  3. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij het bevoegd gezag gedurende de in 15.1 onder a genoemde termijn;
  4. het bevoegd gezag deelt aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mee.

15.2 Bij wijziging

Voor een besluit tot wijziging van het plan geldt de procedure zoals die is opgenomen in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.

15.3 Bij omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor een besluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden geldt de procedure zoals deze is opgenomen in artikel 3.18 van de Wet ruimtelijke ordening.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

16.2 Afwijking omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 16.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 16.1 met maximaal 10%.

16.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 16.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 16.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 16.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan “De Tantes van Van Gogh te Zundert”.