Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Buitengebied Zundert
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0879.BPBuitengebied-VS02

Artikel 25 Leiding - Riool

25.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor
'Leiding - Riool'
zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolleidingen voor het transport van afvalstoffen en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij:
  1. de figuuraanduiding
    'hartlijn leiding - riool'
    de hartlijn van de rioolwatertransportleiding aangeeft;
  2. artikel 42  van de planregels in acht dient te worden genomen.

25.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming
'Leiding - Riool'
mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen;
  2. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 25 lid 2  van de planregels en bebouwing toestaan, onder de voorwaarden dat:
  1. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  2. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 25 lid 1 omschreven doeleinden;
  3. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de gebieden met de dubbelbestemming
'Leiding - Riool'
de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  2. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  3. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  4. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 cm (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  5. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  6. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
  7. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  8. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  9. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/ of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  10. het aanbrengen van hoogopgaand en/ of diepwortelende beplanting;
  11. het aanbrengen van verhardingen.

25.4.2 Uitzondering verbod

Het in artikel 25 lid 4.1  van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/ of de normale exploitatie betreffen;
  2. beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  5. die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
  6. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer betreft, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur.

25.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 25 lid 4.1  van de planregels genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.