direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijf
Plan: Buitengebied Woudrichem
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0874.BUITBPWoudrichem-VST1

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet-agrarische bedrijven;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

6.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1:

a Staat van niet-agrarische bedrijven

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de bedrijven genoemd in de navolgende Staat van niet-agrarische bedrijven:

Afkortin g   Aanduiding   Betekenis in regels   Straat   Hui snu mm er   To evo egi ng   Afwijk ende gootho ogte   Afwijke nde bouwho ogte  
(sb-2)   specifieke vorm van bedrijf - 2   garagebedrijf en showroom   Almweg   4     5 m   8 m  
(sb-8)   specifieke vorm van bedrijf - 8   autodemontagebedrijf   Dijkje   4     4 m   6 m  
(sb-10)   specifieke vorm van bedrijf - 10   overslagbedrijf   Giessensesteeg   1   b      
(sb-11)   specifieke vorm van bedrijf - 11   overslagbedrijf   Giessensesteeg   1   a   7 m   9 m  
(sb-13)   specifieke vorm van bedrijf - 13   transportbedrijf   Hoekje   5     3 m   6 m  
(sb-16)   specifieke vorm van bedrijf - 16   bouwnijverheid   Hoge Maasdijk   5        
(sb-17)   specifieke vorm van bedrijf - 17   aannemersbedrijf   Hoge Maasdijk   9        
(sb-18)   specifieke vorm van bedrijf - 18   aannemings- en handelsbedrijf en houtbewerking met ondergeschikt handel in bouwmaterialen uitsluitend als groothandel   Hoofdgraaf   69   a   7 m   10 m  
(sb-19)   specifieke vorm van bedrijf - 19   bloemisterij   Hoofdgraaf   4        
(sb-21)   specifieke vorm van bedrijf - 21   reparatiebedrijf   Merwededijk   31        
(sb-28)   specifieke vorm van bedrijf - 28   overslagbedrijf   Provincialeweg Noord   89     3 m   6 m  
(sb-29)   specifieke vorm van bedrijf - 29   timmerwerkplaats   Provincialeweg Noord   38     4 m   8 m  
(sb-30)   specifieke vorm van bedrijf - 30   transportbedrijf, op- en overslagbedrijf en verkooppunt diesel   Provincialeweg Noord   36     7 m   11 m  
(sb-31)   specifieke vorm van bedrijf - 31   brandweer en gemeentewerken   Provincialeweg Noord   42        
(sb-32)   specifieke vorm van bedrijf - 32   metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf, en handelsonderneming/groothandel in machines   Provincialeweg Zuid   47     5 m   6,25 m  
(sb-34)   specifieke vorm van bedrijf - 34   aannemersbedrijf, grond-, weg- en waterbouwwerkzaamheden   Provincialeweg Zuid   33     5 m   8 m  
(sb-36)   specifieke vorm van bedrijf - 36   hout- en meubelindustrie   Provincialeweg Zuid   36        
(sb-45)   specifieke vorm van bedrijf - 45   verkoop van meubelen en antiek   Middenweg   17     3 m   5 m  
(sb-46)   specifieke vorm van bedrijf - 46   kantoor en opslag   Wilhelminasluis   2       4 m  
(sb-49)   specifieke vorm van bedrijf - 49   caravanstalling   Parallelweg   (naast 100)        
(sb-50)   specifieke vorm van bedrijf - 50   opslag   Nieuwesteeg   1        
(sb-52)   specifieke vorm van bedrijf - 52   opslag en geluidsstudio   Hoofdgraaf   36        
(sb-53)   specifieke vorm van bedrijf - 53   opslag caravans in kassen   Burgemeester van der Lelystraat   naast 103        
(sb-54)   specifieke vorm van bedrijf - 54   aannemingsbedrijf en houthandel   Bloemweg   4        
(sb-55)   specifieke vorm van bedrijf - 55   opslag en stalling (max 6 dieren)   Rietdijk   tegenover 7        
b Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

6.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

6.2.3 Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • a. per bestemmingsvlak is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per bestemmingsvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten” is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen.
6.2.4 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

6.2.5 Maatvoeringseisen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

Gebouwen algemeen   Min.  
afstand tot perceelsgrens   3 m  
afstand van kassen tot perceelsgrens binnen concentratiegebied glastuinbouw   1 m  
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg   20 m  
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg” aangeduide weg   15 m  
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan    
Bedrijfsgebouwen   Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   8 m  
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard   15°   60°  
Bedrijfswoning
 
Min.   Max.  
goothoogte   n.v.t.   5,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
inhoud   maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen); indien de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum  
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   Max.  
gezamenlijke oppervlakte per woning   80 m2  
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   5,5 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carports c.q. overkapping   20 m2  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 m  

Aanvullend op de tabel geldt het volgende:

  • a. Voorzover in de Staat van niet-agrarische bedrijven in 6.1.2 onder amaatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' geldt, in afwijking van bovenstaande tabel, de met deze aanduiding aangeduide bouwhoogte als maximum.
  • c. Voorzover de goot- en/of bouwhoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, dan geldt deze bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum.
6.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing niet-agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.4 teneinde de opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 6.2.4 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot;
  • b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  • c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • e. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • f. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
  • l. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • m. de mogelijkheid voor uitbreiding van de bebouwde oppervlakte geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 49', 'specifieke vorm van bedrijf - 50', 'specifieke vorm van bedrijf - 52' en 'specifieke vorm van bedrijf - 53';
  • n. vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 6. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 6.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
    • 7. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 8. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 9. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning groenblauwe mantel' geldt dat de ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • o. in afwijking van het bepaalde onder n kan een grotere omvang dan genoemd onder n of uitbreiding ten behoeve van een bedrijf in milieucategorie 3 in afwijking van het bepaalde onder n op grond van de Verordening ruimte worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. er is sprake van een redelijke uitbreiding;
    • 2. er is overeenkomstige toepassing gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening ruimte in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid van die bepaling;
    • 3. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning groenblauwe mantel' gaat deze ontwikkeling gepaard, onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte, met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 7. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • p. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte.
6.3.2 Omgevingsvergunning minimum afstand van bebouwing tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • e. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • h. er wordt voldaan aan de milieu- en dierenwelzijnswet- en regelgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
6.3.3 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.6 teneinde herbouw van de bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  • b. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  • c. de eventuele nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • d. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning en andere overtollige bebouwing;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • g. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. detailhandel, behoudens het bepaalde in 6.1.2 onder a;
  • c. voor (ondersteunende) horeca;
  • d. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • e. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • f. het bewonen van bedrijfsruimte;
  • g. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • h. een seksinrichting.
  • i. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • j. risicovolle inrichtingen;
  • k. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.1 onder d en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • d. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
  • g. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Wijziging naar andere vorm van niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een andere vorm van niet-agrarische bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond is dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • b. aangetoond dient te worden dat in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht geen blijvend minder gunstige gevolgen ontstaan voor de omgeving van het betreffende bedrijf, in vergelijking met de gevolgen van het oorspronkelijke bedrijf ten aanzien waarvan deze wijzigingsbevoegdheid wordt doorlopen;
  • c. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;
  • f. voldaan moet worden aan de maatvoeringseisen uit 6.2;
  • g. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks in ondergeschikte vorm noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • m. uit een over te leggen onderzoek dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • n. vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 6.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
    • 5. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 6. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de boorde ontwikkeling;
    • 7. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • o. in afwijking van het bepaalde onder n kan een grotere omvang dan genoemd onder n of uitbreiding ten behoeve van een bedrijf in milieucategorie 3 in afwijking van het bepaalde onder n op grond van de Verordening ruimte worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. er is sprake van een redelijke uitbreiding;
    • 2. er is overeenkomstige toepassing gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening ruimte in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid van die bepaling;
    • 3. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning groenblauwe mantel' gaat deze ontwikkeling gepaard, onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte, met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 7. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • p. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte.
6.6.2 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf, teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
  • f. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • g. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overgelegd;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • o. detailhandel is niet toegestaan;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1omschreven doeleinden;
  • q. vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – aanlegvergunning groenblauwe mantel’:
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 ha;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;
    • 3. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • r. vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning groenblauwe mantel':
    • 1. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m2;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde onwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 6. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan opgenomen in de tabel in 7.1.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
    • 7. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 8. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 9. de ontwikkeling gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning groenblauwe mantel' kan een grotere omvang dan genoemd onder r of uitbreiding ten behoeve van een bedrijf in milieucategorie 3 in afwijking van het bepaalde onder r op grond van de Verordening ruimte worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. er is sprake van een redelijke uitbreiding;
    • 2. er is overeenkomstige toepassing gegeven aan de aspecten van verantwoording, bedoeld in artikel 3.8, vierde lid van de Verordening ruimte in samenhang met de verantwoording, bedoeld in het tweede lid van die bepaling;
    • 3. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. deze ontwikkeling gaat gepaard, onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte, met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 7. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • t. in afwijking van het bepaalde onder q en s is een omvang groter dan 1,5 ha toegestaan vanuit de Verordening ruimte, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 3. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 4. ingeval de beoogde ontwikkeling plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning groenblauwe mantel', gaat deze ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b van de Verordening ruimte, gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • u. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte.
  • v. de regels van Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
6.6.3 Wijziging t.b.v. woondoeleinden/ woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in:

Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. splitsing is toegestaan indien de inhoud van de bedrijfswoning vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • c. de agrarische verschijningsvorm van een voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • d. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • e. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan in:
  • f. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
  • g. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • h. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning; bij woningsplitsing dienen de (voormalige) bedrijfsgebouwen die geen monumentale kwaliteiten bezitten en waarmee een totale maat aan bijgebouwen van 80 m2 per woning wordt overschreden, te worden gesloopt;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder g kan, indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, een gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bij een woning worden toegestaan van meer dan 80 m2; hierbij gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m2 per woning;
    • 2. de extra oppervlakte aan bijgebouwen zoals hiervoor genoemd, mag ook worden gevormd door bestaande bijgebouwen, in plaats van herbouw na sloop, mits de overtollige oppervlakte aan bijgebouwen wordt gesloopt;
    • 3. sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale gebouwen is niet toegestaan;
  • j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • l. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1omschreven waarden;
  • n. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • o. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • q. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • s. indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1 onder 71 van de Verordening ruimte dan dient er voldaan te worden aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals is opgenomen in artikel 2.1 van de Verordening ruimte;
  • t. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
6.6.4 Wijziging t.b.v. grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van de bestemming met bijbehorende regels als opgenomen in Artikel 3 Agrarisch - 1 teneinde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', of het bestemmingsvlak indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, een aanduiding 'bouwvlak op te nemen ten behoeve van een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft uitsluitend een grondgebonden bedrijf;
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een agrarisch bedrijf dat na verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf; dienaangaande wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen ingewonnen;
  • c. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt maximaal 2 ha in AHS;
  • d. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
  • e. de bedrijfswoning wordt gevestigd in de bestaande woning;
  • f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
  • h. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;'
  • k. de omschakeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1omschreven waarden;
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • o. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.