Plan: | Wonen en Sport - Almkerk West - 1e herziening 2016 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0874.ALMKBP201501-VST1 |
Op 14 december 2010 heeft de gemeenteraad van Woudrichem het bestemmingsplan 'Wonen en Sport - Almkerk West' (moederplan met kenmerk 'NL.IMRO.0874.ALMKBPAlmkwestws-VST1') vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal 150 woningen en de herinrichting van de bestaande sportvelden van de voetbal- en korfbalvereniging mogelijk. Bij de uitwerking van de plannen is gebleken dat een aantal zaken aanpassingen behoeft. De aanpassingen betreffen:
Om bovenstaande wijzigingen planologisch te verankeren, is een herziening voor het bestemmingsplan 'Wonen en Sport - Almkerk West' opgesteld. In deze eerste herziening is ook het wijzigingsplan 'Wonen en Sport - Almkerk West, 1e wijziging' verwerkt (kenmerk: NL.IMRO.0874.ALMKWP201101-VSG1). Binnen dit wijzigingsplan - dat op 29 mei 2012 door het college is vastgesteld - is de verplaatsing van een paddenpoel juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Tenslotte zijn enkele kleine wijzigingen op de verbeelding verwerkt naar aanleidingen van de werkelijke, gerealiseerde situatie.
Met het voorliggend plan worden de verbeelding, regels en toelichting van het bestemmingsplan herzien, waarbij de wijzigingen zoals verwoord in deze paragraaf juridisch-planologisch zijn vastgelegd.
Hoewel maar een deel van de regels en verbeelding zijn herzien, is er ten behoeve van de leesbaarheid voor gekozen om de gehele set regels en de gehele verbeelding op te nemen bij dit plan.
Het plangebied waarop onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft, bevindt zich aan de westzijde van de kern Almkerk en wordt globaal begrensd door de Buitenkade aan de zuidzijde, de provinciale weg N322, het bestaande bankkantoor en de bioscoop aan de noordzijde en de Provincialeweg Noord aan de oostzijde. Ten zuidoosten van het gebied bevindt zich de bestaande wijk 'De Vlinderslag'.
In figuur 1.1. is het plangebied aangeduid en is tevens het momenteel geldende bestemmingsplan 'Wonen en Sport - Almkerk West' opgenomen. De grens van dit plan vormt tevens de plangrens voor deze eerste herziening, met de toevoeging van de groenstrook aan de zuidzijde van de bioscoop ('F' in figuur 1.1). De letters in de figuur verwijzen naar de wijzigingen die in paragraaf 1.1. zijn omschreven.
Figuur 1.1 Geldende planologische situatie plangebied met locaties van wijzigingen
Om de ontwikkelingen zoals omschreven in paragraaf 1.1 juridisch-planologisch mogelijk te maken, is een herziening van het moederplan 'Wonen en Sport - Almkerk West' opgesteld. Waar mogelijk, wordt in deze herziening verwezen naar het moederplan.
Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de wijzigingen ten opzichte van het moederplan die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. Hoofdstuk 4 gaat in op het meest recente beleidskader dat geldt voor het plangebied. In hoofdstuk 5 zijn de realiserings- en uitvoeringsaspecten beschreven om de haalbaarheid van het plan aan te tonen. Hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Voor een beschrijving van de huidige situatie wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van het moederplan 'Wonen en Sport - Almkerk West'. Inmiddels is wel een deel van het bestemmingsplan gerealiseerd. Onderstaand worden kort de onderdelen beschreven die in de afgelopen jaren zijn aangelegd en gerealiseerd.
Figuur 2.1 huidige situatie plangebied (luchtfoto 2016)
De herontwikkeling van het plangebied is in volle gang. Zo is een start gemaakt met de woningbouw, is het sportcomplex heringericht en is het geluidscherm langs de N322 gerealiseerd. Voor deze laatste ontwikkeling is een afzonderlijke afwijkingsprocedure doorlopen. Aan de westzijde van het plangebied zijn een bioscoop en kantoorgebouw gerealiseerd. Deze ontwikkelingen zijn met een ander bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
Gerealiseerde woningbouw
De afgelopen jaren is een deel van de woningen uit het plan gerealiseerd. Inmiddels is ook het nu nog braakliggende deel van de woningbouwlocaties in aanbouw.
Herinrichting sportcomplex
Het sportcomplex is inmiddels heringericht.
Geluidscherm langs N322
Om te kunnen voldoen aan de Wet geluidhinder is een geluidscherm opgericht tussen de N322 en de woningbouw ten zuiden daarvan.
Binnen het plangebied zijn enkele wijzigingen voorzien of ontwikkelingen gerealiseerd die van invloed zijn op het moederplan. Deze wijzigingen zijn kort beschreven in paragraaf 1.1. Dit hoofdstuk gaat in op de wijzigingen die met deze herziening juridisch-planologisch zijn verankerd op de verbeelding en in de regels.
De regels worden op onderdelen aangepast. Onderstaand zijn de belangrijkste aanpassingen weergeven. In de regels van deze herziening krijgen deze wijzigingen juridische betekenis.
Artikel 1 'Begrippen' en artikel 2 'Wijze van meten'
In artikelen 1 en 2 zijn enkele wijzigingen doorgevoerd.
Artikel 3 'Gemengd'
Om de realisatie van de ambulancepost, brandweerkazerne en parkeervoorziening mogelijk te maken, is de bestemming 'Gemengd' toegevoegd. Voor de inhoud van deze bestemming wordt verwezen naar artikel 3 van de regels.
Artikel 4 'Groen'
Om in de groenstrook langs de Sportweg extra parkeerplaatsen mogelijk te maken, wordt in lid 4.1 (bestemmingsomschrijving) het volgende toegevoegd:
h. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Groen - parkeren'.
Voor het verhogen van het geluidscherm wordt in lid 4.2 (Bouwregels) het volgende toegevoegd:
d. in afwijking van het gestelde in lid 4.2 onder b. mag ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' de hoogte van geluidwerende voorzieningen maximaal 4,5 meter bedragen.
Artikel 8 'Wonen'
Sublid 8.2.1 (Bouwregels, algemeen) onder b wordt als volgt gewijzigd:
b. er mogen binnen de bestemmingen 'Gemengd', 'Wonen' en 'Woongebied' gezamenlijk maximaal 123 woningen worden opgericht, waarbij het aantal gestapelde woningen maximaal 11 mag bedragen;
Artikel 9 'Woongebied'
Sublid 9.2.1 (Bouwregels, algemeen) onder b wordt als volgt gewijzigd:
b. er mogen binnen de bestemmingen 'Gemengd', 'Wonen' en 'Woongebied' gezamenlijk maximaal 123 woningen worden opgericht, waarbij het aantal gestapelde woningen maximaal 11 mag bedragen;
Artikel 13 'Algemene gebruiksregels'
De parkeernormen zijn opgenomen in artikel 13, waarbij de relatie wordt gelegd met de Notitie Parkeren van de gemeente Woudrichem. Deze regeling wordt aan het bestemmingsplan toegevoegd omdat het in verband met gewijzigde wet- en regelgeving noodzakelijk is de parkeernormen in het bestemmingsplan vast te leggen. Tevens is in de algemene gebruiksregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarmee wordt geborgd dat de bodemkwaliteit ter plaatse van de woonbestemmingen voldoet aan de eisen.
Algemene aanduidingsregels (artikel 13 'moederplan')
De twee wijzigingsregels die in artikel 13 van het moederplan zijn opgenomen, zijn beide reeds via een wijzigingsplan toegepast. De regeling is overbodig geworden en kan daarmee komen te vervallen. De aanduidingen komen immers niet meer voor op de verbeelding.
Voor een beschrijving van het geldende beleidskader voor het plangebied wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van het moederplan 'Wonen en Sport - Almkerk West'. Binnen het nationaal en provinciaal beleidskader zijn enkele beleidsaanpassingen doorgevoerd. Zo is onder andere binnen het nationaal beleid de Nota Ruimte vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Binnen het provinciaal beleid zijn de Structuurvisie ruimtelijke ordening en de Verordening ruimte inmiddels vastgesteld. Binnen deze provinciale beleidskaders is rekening gehouden met de integrale herontwikkelingsplannen voor het plangebied. Betreffende beleidswijzigingen hebben geen gevolgen voor de ontwikkelingen die met deze partiële herziening van het moederplan worden mogelijk gemaakt. Onderstaand zijn de nieuwe beleidskaders kort beschreven.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Op 13 maart 2012 is de SVIR vastgesteld. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 zou moeten uitzien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daarbij streeft het Rijk naar een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.
Daarnaast verstevigt de SVIR het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de SVIR nog meer bij de provincies en gemeenten gelegd. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt blijft.
De SVIR richt zich op een dusdanig schaalniveau en is als gevolg daarvan ook van een zeker (hoog) abstractieniveau, dat hieruit geen concrete beleidskaders voortkomen voor onderhavig bestemmingsplan. Door decentralisatie van bevoegdheden wordt het relevante afwegingskader gevormd door het beleid van de provincie Noord-Brabant en de gemeente Woudrichem.
Conclusie
Dit rijksbeleid werkt niet direct door in onderhavig plan. De afweging vindt voor onderhavige planontwikkeling decentraal plaats.
AMvB Ruimte
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt het Rijk een aantal regels voor die betrekking hebben op de inhoud van bestemmingsplannen. De onderwerpen zijn: project mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundamenten, grote rivieren, Waddenzee en waddengebied en defensie (met uitzondering van radar). Voor de in het Barro genoemde onderwerpen moeten op grond van de Wet ruimtelijke ordening alle bestemmingsplannen binnen een jaar aan de bepalingen uit het Barro voldoen. Geen van de in het Barro genoemde onderwerpen hebben echter betrekking op onderhavig bestemmingsplan.
Aan de noordzijde van de kern Almkerk is de door het Rijk aangewezen 'Nieuwe Holandse Waterlinie' gelegen. (zie navolgende afbeelding).
Figuur 4.1 ligging Nieuwe Hollandse Waterlinie (blauwe arcering)
De Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt via het Barro beschermd als zijnde 'Erfgoed van bijzondere universele waarde'. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is aangelegd en voortdurend aangepast tussen 1815 en 1940. Het werk als geheel bestaat uit een samenhangend stelsel van inundatievelden, die konden worden gereguleerd door dijken, kanalen, sluizen, dammen en inlaten. Forten en andere verdedigingswerken als groepsschuilplaatsen en loopgravenstelsels liggen op plaatsen die niet of moeilijk te inunderen waren of op andere strategische plekken waar wegen, spoorwegen en waterwegen die de verdedigingslinie doorsneden.
Daarnaast maken enkele vestigingsteden deel uit van de linie, waaronder het nabijgelegen Gorinchem. De provinciale verordening en het bestemmingsplan stellen waar nodig regels ten aanzien van de instandhouding en versterking van de aanwezige cultuurhistorische kwaliteiten.
Conclusie
Er is geen sprake van strijd met de uitgangspunten zoals opgenomen in het SVIR en het Barro; de ontwikkeling zorgt niet voor een aantasting van de kernkwaliteiten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Ladder voor duurzame ontwikkeling
Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 Bro een motiveringsplicht opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de plantoelichting moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de "ladder duurzame verstedelijking"). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn.
Conclusie
In het kader van het moederplan is de behoefte aan de opgenomen bestemmingen in voldoende mate aangetoond. In onderhavig plan is sprake van een afname van het aantal woningen zoals omschreven in paragraaf 1.1. De brandweerkazerne en ambulancepost die in dit plan mogelijk worden gemaakt, betreffen hulpdiensten die - vanuit het aspect aanrijtijden - op goed bereikbare locaties moeten worden ondergebracht. De voorgenomen loctie binnen het plangebied bevindt zich binnen bestaand stedelijk gebied en is goed te ontsluiten richting de N322. De behoefte aan deze functies is aantoonbaar vanuit de aspecten calamiteitenbestrijding en hulpverlening binnen de gemeente Woudrichem.
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. De nieuwe structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 is vastgesteld. In de Structuurvisie ruimtelijke ordening geeft de provincie aan hoe zij omgaat met de ruimtelijke opgave voor de periode tot 2025, met een doorkijk naar 2040. Met als doel een goede woon-, werk- en leefomgeving voor de inwoners en bedrijven in Brabant. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Noord-Brabant en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De structuurvisie gaat in op de ruimtelijke kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Mens, markt en milieu zijn binnen de provincie in evenwicht. Daarom kiest de provincie in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en voor een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in de structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt. De provincie wil het contrastrijke Brabantse landschap herkenbaar houden en verder versterken. Daarom wordt ingezet op de ontwikkeling van robuuste landschappen, een beleefbaar landschap vanaf het hoofdwegennet en behoud en versterking van aanwezige landschapskwaliteiten.
Binnen de stedelijke structuur worden twee ontwikkelingsperspectieven onderscheiden:
Grootschalige verstedelijking is ongewenst en voor woningbouw geldt het principe 'bouwen voor migratiesaldo-nul'. Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken en voorzieningen in het plangebied dienen in eerste instantie te worden opgevangen in de bestaande kern. Functies die een toekomstige stedelijke ontwikkeling in de weg kunnen staan, moeten hier beperkt worden.
Conclusie
Onderhavige ontwikkeling vindt plaats in een gebied dat in de structuurvisie is aangeduid als zoekgebied voor verstedelijking. De behoefte aan woonruimte en andere stedelijke voorzieningen moet in dit gebied worden opgevangen. Dat betekent dat de voorgenomen ontwikkeling past in het beleid zoals dat in de SVRO geformuleerd is.
Verordening Ruimte 2014
Provinciale Staten hebben op 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 vastgesteld. Voor de beoordeling van dit plan is gebruik gemaakt van de laatste geconsolideerde versie op ruimtelijkeplannen.nl (versie 01-01-2017). De onderwerpen die in de Verordening Ruimte staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij één van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot stedelijke ontwikkeling (onder andere op het gebied van wonen en werken), ecologische hoofdstructuur (EHS), water, groenblauwe mantel, aardkunde en cultuurhistorie, agrarisch gebied, intensieve veehouderij, glastuinbouw en ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied.
De regels zijn een doorvertaling van het provinciaal beleid zoals dat is opgenomen in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. De regels van de Verordening Ruimte zijn er, in lijn met het beleid van de SVRO, op gericht om het leeuwendeel van de stedelijke ontwikkelingen plaats te laten vinden in de stedelijke regio’s en in het bestaand stedelijk gebied. Het streven naar zuinig ruimtegebruik is dan ook een belangrijk onderdeel van de Verordening ruimte. Met het accent dat in het ruimtelijk beleid wordt gelegd op zuinig ruimtegebruik wordt de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag afgeremd en blijft de omvang van het landelijk gebied zoveel mogelijk behouden. Het benutten van nieuwe ruimte voor stedelijke ontwikkeling is pas aan de orde, als gebleken is dat deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd, ook niet in andere kernen binnen de betreffende gemeente.
De Verordening ruimte vereist dat zowel in de stedelijke als in de landelijke regio's de ruimtelijke mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied zo goed mogelijk worden benut. Het accent ligt op inbreiden en herstructureren.
Op de kaarten behorende bij de Verordening ruimte is het plangebied aangeduid als ‘Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied’ (zie figuur 4.2).
In het moederplan is de ontwikkeling van het plangebied reeds mogelijk gemaakt. Deze eerste herziening borduurt daar op voort en maakt enkele wijzigingen mogelijk. Er worden minder woningen mogelijk gemaakt dan in het oorspronkelijke plan en daarnaast worden onder andere twee nieuwe voorzieningen mogelijk gemaakt, te weten een ambulancepost en brandweerkazerne. Deze kunnen worden gezien als stedelijke ontwikkeling en dienen dan ook binnen het in de Verordening aangewezen 'Bestaand stedelijk gebied' te worden gerealiseerd.
Conclusie
De voorgestane ontwikkeling van het plangebied past binnen de in de Verordening ruimte gestelde beleidskaders.
Figuur 4.2 kaart Vr 2014 stedelijke ontwikkeling (geconsolideerde versie 1-1-2016)
Structuurvisie Land van Heusden en Altena
De gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem hebben gezamenlijk een Structuurvisie opgesteld (vastgesteld door de gemeente Woudrichem op 25 juni 2013).
Met de structuurvisie leggen de gemeentebesturen van de drie gemeenten de hoofdlijnen vast van het door hen gewenste ruimtelijke beleid richting 2025.
De hoofdlijnen van beleid in de structuurvisie zijn:
Enkel de voor het plangebied relevante aspecten worden hierna kort beschreven.
Volkshuisvestingsbeleid / wonen
Actuele bevolkingskrimp is in de regio niet aan de orde. Meerjarenprognoses laten groei noch krimp zien voor de regio. Wel zal een verschuiving in leeftijdscategorie (afnemend aantal jongeren, toenemend aandeel ouderen) optreden. Dat vraagt om een andere benadering van de woningmarkt. De hoeveelheid één- en tweepersoons huishoudens neemt toe. Waarbij het erop aankomt deze doelgroep voldoende passende woonruimte te bieden, al dan niet in combinatie met (extramurale) zorg.
Gelet op deze ontwikkelingen wordt de prioriteit gelegd bij:
Voorzieningenstructuur
De ambitie is om het bestaande aanbod aan maatschappelijke- en zorgvoorzieningen met een regionale functie te blijven accommoderen. Het mogelijk maken van een ambulancepost en een brandweerkazerne past binnen deze uitgangspunten.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met de doelstellingen zoals deze zijn verwoord in de structuurvisie.
Notitie Parkeren Aalburg, Werkendam en Woudrichem
De gemeenteraad heeft op 17 mei 2011 de Notitie Parkeren Aalburg, Werkendam en Woudrichem vastgesteld. Deze nota fungeert als toetsingskader bij bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen en bij de toekenning van gehandicaptenparkeerplaatsen.
Bij het opstellen en hanteren van de parkeernormen voor Aalburg, Werkendam en Woudrichem gelden de volgende uitgangspunten:
Bij de inrichting voor de buitenruimten is met de normering uit de Notitie Parkeren A/W/W rekening gehouden en de geplande parkeervoorzieningen worden middels dit plan planologisch mogelijk gemaakt. In de regels van dit bestemmingsplan is deze nota toegevoegd en daarmee juridisch vastgelegd. Bouwplannen dienen getoetst te worden op deze normen.
Conclusie
Het plan past binnen het regionale beleid ten aanzien van parkeren.
Door de wijzigingen die met deze eerste herziening worden mogelijk gemaakt, dienen een deel van de in het kader van het moederplan uitgevoerde gebiedsonderzoeken te worden herzien:
Door de toevoeging van de brandweerkazerne, ambulancepost en parkeerplaats alsmede de extra ontsluiting van het sportcomplex wijzigt de waterbalans. Daarom is een actualisatie van de waterparagraaf noodzakelijk.
De brandweerkazerne en ambulancepost zijn milieubelastende functies in het kader van de Wet geluidhinder. Derhalve is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om te bepalen of de functies verenigbaar zijn met de omliggende woningbouw.
Daarnaast verandert de verkeersaantrekking van het plan en zijn er wijzigingen in de personendichtheid in het plangebied. Dit heeft gevolgen voor de milieuaspecten luchtkwaliteit en externe veiligheid. In dit hoofdstuk zijn deze gebiedsaspecten kwalitatief beschreven.
Tenslotte is het ecologisch onderzoek dat voor het moederplan is uitgevoerd niet meer actueel. Er is een update van de natuurtoets uitgevoerd.
In 2017 is nader onderzoek uitgevoerd in het kader van het aspect bodem ter plaatse van het voormalige parkeerterrein van het sportpark. De resultaten daarvan zijn opgenomen in deze herziening.
De overige gebiedsaspecten zijn reeds bij het opstellen van het moederplan in voldoende mate onderzocht en behoeven geen aanpassing. Het gaat hierbij om aspecten als:
Bedrijven en milieuzonering
In het kader van bedrijven en milieuzonering is voor de mogelijke realisatie van een brandweerkazerne, ambulancepost en parkeerplaats het aspect geluid maatgevend. Hiervoor is dan ook een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 5.2). Voor het overige kan met betrekking tot het aspect bedrijven en milieuzonering worden aangesloten bij het moederplan.
Verkeer
Als gevolg van de wijzigingen die met deze herziening worden mogelijk gemaakt, is per saldo sprake van een afname van het aantal motorvoertuigen, De afname van het aantal woningen zorgt voor circa 162 minder motorvoertuigen (27 woningen met elk circa 6 motorvoertuigen per dag). De nieuwe functies (brandweer en ambulancepost) zorgen voor een toename van circa 74 motorvoertuigen. Per saldo is er dus sprake van een afname van het aantal motorvoertuigen met circa 88. De wijzigingen hebben dus een positief effect op het aspect verkeer en behoeft dan ook geen nader onderzoek.
Voor het moederplan is reeds een waterparagraaf opgesteld gebaseerd op het waterhuishoudkundig plan 'Watertoets woningbouwlocatie Almkerk-West van 30 augustus 2010 (zie Bijlage 1). Op basis hiervan is een watervergunning verleend op 28 juni 2012 voor de realisatie van het nieuwbouwplan voor het gebied Almkerk-West. Nadat de vergunning is verleend, zijn een aantal wijzigingen aangebracht waarvoor eveneens watervergunningen zijn verleend, te weten:
Op 23 februari 2015 is door waterschap Rivierenland een nulpunt bepaald ten aanzien van de realisatie van de wateropgave. Vervolgens is bij de herziening van dit bestemmingsplan gebleken dat er - naast de ambulance en brandweerpost - nog een aantal wijzigingen zijn ten opzichte van het nulpunt. Tevens is gebleken dat de wateropgave uit de vergunning van 2012 - op verzoek van het waterschap - niet geheel gerealiseerd kan worden. Met behulp van de nieuwe berekening is bepaald dat ten behoeve van de watercompensatie 2 cm extra peilstijging is benodigd. Op 8 maart 2017 is waterschap Rivierenland hiermee akkoord gegaan.
Om de wijzigingen ten opzichte van de watervergunning uit 2012 te legaliseren, wordt door de gemeente een nieuwe vergunning aangevraagd.
Kader
Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de invloed van enkele planaanpassingen te bepalen. Achtereenvolgens gaat het om de volgende nadere onderzoeken:
Figuur 5.1 scenario Ambulancepost, brandweerkazerne en parkeerplaats
Figuur 5.2 scenario Ambulancepost en parkeerplaats
Figuur 5.3 ligging ontsluiting sportpark voor gemotoriseerd verkeer
Er is onderzoek uitgevoerd om te bepalen of bovenstaande aanpassingen verenigbaar zijn met de omliggende woonbestemming. Daarbij is bekeken of de functies inpasbaar zijn en tegelijkertijd of bij de omliggende (geprojecteerde) woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat. Hiervoor is aansluiting gezocht bij de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Hierin is een aanbevolen beoordelingskader opgenomen. Dit beoordelingskader heeft geen wettelijke status, maar kan als eerste beoordelingsmaat voor een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat worden gebruikt. Het toetsingskader voor geluid bestaat uit vier stappen waarbij per stap de geluidbelasting groter wordt en daarmee de onderzoeks- en motiveringsplicht.
Stap 1:
Indien de richtafstand voor het aspect geluid niet wordt overschreden, kan verdere toetsing voor het aspect geluid in beginsel achterwege blijven: inpassing is mogelijk.
Stap 2:
Indien stap 1 niet toereikend is, dan is inpassing mogelijk bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in een gebiedstype rustige woonwijk van maximaal:
Stap 3:
Indien stap 2 niet toereikend is, dan is inpassing mogelijk bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in gebiedstype rustige woonwijk van maximaal:
Het bevoegd gezag dient echter te motiveren waarom het deze belasting in de concrete situatie mogelijk acht, waarbij tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidbelasting moet worden betrokken.
Stap 4:
Bij een hogere geluidbelasting dan aangegeven in stap 3 zal inpassing doorgaans niet mogelijk zijn. Indien het bevoegd gezag niettemin tot inpassing wil overgaan, dient het dit grondig te onderzoeken, onderbouwen, en motiveren waarbij tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidbronnen moet worden betrokken.
Onderzoek
Brandweer, ambulance en parkeerterrein
De inpassing van de brandweerkazerne, ambulancepost en parkeerterrein in het bestemmingsplan ‘Wonen en Sport – Almkerk West – 1e herziening 2016’ is mogelijk, mits een aantal uitgangspunten in acht wordt genomen en een aantal organisatorische en technische maatregelen wordt genomen.
Het parkeerterrein dient een halve meter verdiept te worden aangelegd met een afscherming (schanskorven) aan de straatzijde. Dit is vergelijkbaar met de situatie bij de parkeerplaats van de bioscoop. De schanskorven dienen tenminste een halve meter hoog te zijn met een lengte van 60 meter (parallel aan de Sportlaan) en 40 meter (tussen het parkeerterrein en de woningen aan de oostkant).
De installaties op en bij het gebouwen van de brandweer en ambulancedienst dienen geluidarm te worden uitgevoerd (bronvermogen 75 dB(A) en aan de westkant van het gebouw te worden geplaatst, zodat er afscherming in de richting van de geprojecteerde woningen plaatsvindt.
De sirene van de ambulance- en brandweervoertuigen wordt normaal gesproken pas op de N322 ingeschakeld en alleen bij hoge uitzondering direct bij het verlaten van de ambulancepost aangezet. Hierover worden afspraken gemaakt met de medewerkers van de ambulancepost (bestuurders voertuigen). Hierdoor is de overlast ten gevolge van de uitruk van ambulancevoertuigen met sirene in de omgeving minimaal.
Extra inrit sportpark voor gemotoriseerd verkeer
Met het uitgevoerde akoestisch onderzoek is beoordeeld of de woningen ten gevolge van de gewijzigde indeling van het parkeerterrein van het sportpark inpasbaar zijn en of de nieuw te realiseren woningen de activiteiten van het parkeerterrein niet beperken. In de nieuwe situatie is immers sprake van een concentratie van komend en vertrekkend gemotoriseerd verkeer van het sportpark over slechts één inrit. In het verleden vond deze ontsluiting via twee inritten plaats.
Uit toetsing met het toetsingskader uit stap 2 blijkt dat de geluidnorm voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidniveau vanwege de parkeerbewegingen op het openbare parkeerterrein bij de sportvelden worden overschreden. Hierdoor is vervolgens onderzocht of voldaan kan worden aan stap 3 uit het toetsingskader.
Uit de rekenresultaten blijkt vervolgens dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en maximaal geluidniveau bij de woningen ten gevolge van de activiteiten op het parkeerterrein bij de sportvelden het toetsingskader niet overschrijdt. De gemeente dient - als bevoegd gezag - echter te motiveren waarom het deze belasting in de concrete situatie mogelijk acht, waarbij tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidbelasting moet worden betrokken.
Gezien de woningen met de hogere geluidbelasting grenzen aan de weg waar ook de parkeerplaats aan grenst, kan het gebied beschouwd worden als gemengd gebied. Om die reden is de geluidnorm uit stap 3 van 5 dB(A) hoger aanvaardbaar.
Conclusie
Onder bovenstaande voorwaarden is de inpassing van een brandweerkazerne, ambulancepost en parkeerterrein binnen het plangebied mogelijk. Bij de omliggende woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat. Dit geldt tevens voor de geplande woningen ter plaatse van de inrit van het sportpark.
In de regels bij onderhavig bestemmingsplan zijn de ruimtelijk relevante aspecten geborgd om een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat te garanderen.
Er is in het kader van het moederplan onderzoek uitgevoerd om de invloed van het herontwikkelingsplan voor het aspect luchtkwaliteit inzichtelijk te maken (Bijlage 5). Op basis van het uitgevoerde onderzoek is geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit niet zorgt voor een overschrijding van de grenswaarden en dat daarmee wordt voldaan aan de Wet milieubeheer.
Als gevolg van de wijzigingen die met deze herziening worden mogelijk gemaakt, is per saldo sprake van een afname van het aantal verkeersbewegingen. De afname van het aantal woningen zorgt voor circa 162 minder motorvoertuigbewegingen (27 woningen met elk circa 6 motorvoertuigbewegingen per dag).
De nieuwe functies (ambulancepost en mogelijk een brandweer) zorgen voor een toename van circa 74 motorvoertuigbewegingen, waarvan 6 vrachtwagenbewegingen (zie onderstaande tabellen).
Tabel 5.1: vervoersbewegingen ambulancepost
Tabel 5.2: vervoersbewegingen brandweerkazerne
Per saldo is er sprake van een afname van het aantal motorvoertuigbewegingen met circa 88 (162-74). Op het gebied van luchtkwaliteit zijn er geen beperkingen voor de wijzigingen die met deze bestemmingsplanherziening worden mogelijk gemaakt.
In het kader van het moederplan is een onderzoek uitgevoerd naar het aspect externe veiligheid (Bijlage 6). Daarin is onderzoek gedaan naar twee transportstromen voor gevaarlijke stoffen, te weten de A27 en de N322. Deze twee risicobronnen zijn relevant voor het plangebied voor de voorgenomen ontwikkeling. Deze risicobronnen zijn nader onderzocht en zijn betrokken bij het opstellen van de verantwoordingsplicht voor het plangebied.
Met de planaanpassingen neemt het aantal woningen af met 27. Daarentegen komt een ambulancepost en (mogelijk) een brandweerkazerne. Per saldo is sprake van een afname van de personendichtheid in het plangebied. Daarnaast vinden de wijzigingen die van invloed zijn op de personendichtheid plaats op meer dan 40 meter van de relevante wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Dit heeft geen effect op de uitkomsten van het eerder uitgevoerde onderzoek. Daarmee is het plan vanuit het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
Voor het aspect natuur is er in 2010 een natuurtoets uitgevoerd. Deze is niet meer actueel en daarom is voor de relevante gebieden die wijzigen met dit bestemmingsplan een actualisatie uitgevoerd van het veld- en bureauonderzoek (zie bijlage 7). Voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan zijn er geen belemmeringen vanuit het aspect natuur geconstateerd en is het bestemmingsplan vanuit het aspect natuur uitvoerbaar. Wel is er bij de uitvoering van de werkzaamheden binnen de gronden waarvoor de bestemming 'Gemengd' geldt een aantal aanbevelingen/aandachtspunten waar rekening mee moet worden gehouden. Hierop wordt onderstaand ingegaan.
Aanbevelingen
Onderhavige aanbevelingen hebben betrekking op de bestemming 'Gemengd' (deelgebied 2 zoals genoemd in het onderzoek) en zijn niet relevant voor de overige te wijzigen gebieden.
Vleermuizen
Aanbevolen wordt met zowel de werkverlichting als de openbare verlichting in de nieuwe situatie te voorkomen dat oevers van de Alm tijdelijk en / of permanent worden verlicht. In de actieve periode van vleermuizen (maart tot en met november), dient werkverlichting te worden beperkt tot de werkvakken zelf. Het verichtingsplan openbare verlichting wordt bij voorkeur beoordeeld door een ter zake deskundige.
Vogels
Doordat de kans bestaat dat broedende vogels aanwezig zijn, wordt aanbevolen sterk geluid- en trillingproducerende werkzaamheden als heien en trillen uit te voeren buiten het broedseizoen. De periode september tot en met februari is optimaal. De meeste vogels broeden tussen half maart en half juli, echter kunnen vogels ook eerder of later broeden. Op deze wijze wordt voorkomen dat nesten worden verstoord. Het verstoren van broedende vogels is conform de Flora- en faunawet niet toegestaan.
Rugstreeppad
Bij grondwerkzaamheden in de voortplantingsperiode van de rugstreeppad (globaal april tot augustus, soms tot in september) dient men te voorkomen dat ondiepe waterplassen ontstaan en de rugstreeppad zich alsnog vestigt. Indien stagnatie van (hemel)water in de voortplantingsperiode niet voorkomen kan worden, dient het terrein te worden afgezet met amfibieënschermen.
Conclusie
Indien bij de uitvoering van de plannen rekening wordt gehouden met de aanbevelingen zoals omschreven in deze paragraaf zijn er vanuit het aspect ecologie geen beperkingen voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.
Het doel van het archeologisch onderzoek is het vaststellen van de mogelijke aan- of afwezigheid van archeologische waarden en het formuleren van een advies hoe hiermee om te gaan. In december 2009 (Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/144, Bureauonderzoek uitbreiding Almkerk West, gemeente Woudrichem (Noord-Brabant), Oranjewoud BV, april 2010) is een archeologisch onderzoek voor het plangebied uitgevoerd, waarvan de conclusies onderstaand zijn weergeven. Zie bijlagen 8, 9 en 10 voor de uitgevoerde onderzoeken.
Onderzoek
Bureauonderzoek
Uit het archeologisch bureauonderzoek is gebleken dat de lage verwachting die volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) voor het plangebied is vastgesteld, grotendeels kan worden overgenomen. Uitzondering hierop is een waarneming van een kasteelterrein binnen het gebied (414165). Het gaat hierbij om een administratief geplaatste locatie van een mogelijk Laat-Middeleeuws kasteelterrein, wellicht kasteel Almstein. In het verleden zijn er aanwijzingen geweest dat zich ter plaatse een kasteel zou bevinden. In het bureauonderzoek wordt geadviseerd om in het zuidoostelijk deel van het plangebied (weergegeven in figuur 5.4) een verkennend booronderzoek uit te voeren met als doel meer inzicht te krijgen in de aan- dan wel afwezigheid van het vermeende kasteelterrein aan de zuidoostzijde van het plangebied. Daarnaast dient het vervolgonderzoek om meer inzicht te krijgen in de aard van de ondergrond en de mate van bodemintactheid / bodemgesteldheid.
Figuur 5.4. nader te onderzoeken gebied in het kader van archeologie (plangebied binnen zwarte omlijning)
Het bureauonderzoek is voorgelegd aan het Regiobureau Breda. Het Regiobureau heeft bij brief d.d. 7 april 2010 laten weten zich te kunnen vinden in het advies om in het zuidoostelijk deel van het ontwikkelingsgebied een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van verkennende boringen uit te voeren. De overige delen van het gebied Almkerk West kunnen worden vrijgegeven voor het aspect archeologie.
De resultaten van het archeologisch vervolgonderzoek voor het zuidoostelijk deel van het plangebied zijn onderstaand opgenomen.
Vervolgonderzoek, inventariserend veldonderzoek
Er is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd binnen het in figuur 5.5 aangegeven gebied. Het inventariserend veldonderzoek bestond uit een booronderzoek, waarbij 6 boringen per hectare zijn verricht. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van het eerder opgestelde gespecificeerde verwachtingmodel en het onderscheiden van kansrijke- en kansarme zones ten aanzien van archeologie.
Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat in het westelijk gedeelte van het plangebied komgronden overheersen. Deze laaggelegen gronden zijn pas vanaf de late middeleeuwen extensief in gebruik als landbouwgrond. Bewoning vond vooral plaats op de meer oostelijk gelegen stroomruggen. Het westelijk gedeelte van het plangebied kent dan ook een lage verwachting. Hier wordt geen vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Het oostelijke gedeelte van het plangebied is gelegen op/langs de stroomrug van Nieuwendijk. Deze zone kan worden aangemerkt als een kansrijke zone ten aanzien van vindplaatsen uit de periode Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd en mogelijk al vanaf de Romeinse tijd. Geadviseerd wordt hier de aan- of afwezigheid van vindplaatsen te toetsen door middel van een inventariserend veldonderzoek - karterende fase. Omdat er tijdens het verkennende onderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van een archeologische laag, en deze hier wel wordt verwacht, wordt een proefsleuvenonderzoek op dit moment als een te zwaar middel ervaren.
De zone tussen boring 006-009 (circa 7.700 m²) is onderzocht door middel van een karterend booronderzoek, bestaande uit minimaal 10 boringen per ha; methode D1 van de Leidraad Karterend booronderzoek (SIKB). Dit houdt in dat er nog circa 8 karterende boringen zijn gezet. Deze aanbevelingszone is weergegeven in figuur 5.5. Op 22 juli 2010 heeft de regioarcheoloog van de gemeente Woudrichem (mevrouw L. Weterings-Korthorts), als adviseur van de gemeente optredend, laten weten in te stemmen met de bovenstaande conclusies en aanbevelingen.
Figuur 5.5 Situatie met ligging boorpunten en aanbevelingszones voor vervolgonderzoek
Vervolgonderzoek, karterend booronderzoek
Er is een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen, karterende fase uitgevoerd op de locatie in het uitbreidingsgebied Almkerk West die in afbeelding 5.5 rood is aangegeven. Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden om te veronderstellen dat er binnen het gebied sprake is van een behoudenswaardige archeologische vindplaats. Het plangebied kan voor wat betreft archeologie vrij worden geven.
Conclusie
Vanuit het aspect archeologie zijn geen belemmeringen voor de voorgenomen functiewijziging die met deze partiële herziening wordt mogelijk gemaakt.
Wel geldt dat (ook) voor vrijgegeven terreinen altijd de mogelijkheid bestaat dat tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen.
Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst.
Het beleid van de provincie Noord-Brabant gaat uit van het principe dat de (water)bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen eventueel moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen.
In het kader van de herontwikkeling van Almkerk-West is bij het voormalige parkeerterrein van het sportpark een verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 11). Tevens is asfaltgranulaat, dat aanwezig op het voormalige parkeerterrein, indicatief onderzocht op asbest. De onderzoeken zijn uitgevoerd conform de normen NEN 5725:2009 (strategie voor het uitvoeren van een vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek), NEN 5740:2009/A1:2016 (onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek), NEN 5897:2015/C1:2016 (monsterneming en analyse van asbest in de bodem en bouw- en sloopafval) en NTA 5755:2010 (onderzoeksstrategie bij nader onderzoek).
Bij het verkennend bodemonderzoek NEN 5740 (Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek, NEN, 2009/A1:2016) is de onderzoeksstrategie voor een 'diffuse niet-lijnvormige locatie met een heterogeen verdeeld verontreiniging (VED-HE-NL) gekozen.
Uit uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat er zeer lokaal sprake is van een loodverontreiniging in de bovengrond. Op één puntboring is sprake van een interventiewaarde overschrijding. Hierdoor is er geen sprake van een heterogeen verdeelde verontreiniging.
De verontreiniging heeft een oppervlakte van circa 35 m2 in een laag van 0-0,5 m-mv. De omvang van de verontreiniging met sterk verhoogde gehalten voor lood in de bovengrond wordt geschat op circa 17,5 m3. Er is derhalve geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
In de grond en in het grondwater ter plaatse van het overig terrein zijn maximaal licht verhoogde gehalten aangetoond. Aangezien ter plaatse geen sterke grondverontreinigingen zijn aangetroffen, zijn hier wettelijk geen sanerende maatregelen van toepassing. Verder blijkt dat het onderzochte asfaltgranulaat indicatief geen asbest bevat
Echter voordat met de bouwwerkzaamheden wordt gestart, zal de loodverontreiniging in de bodem worden gesaneerd conform de beoordelingsrichtlijnen SIKB 6000 “Milieukundige begeleiding van (water)bodemsanering en nazorg” en SIKB 7000 “Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem”. Na de sanering zal nog een bodemonderzoek volgende de NEN5740 worden uitgevoerd om de kwaliteit van de van de bodem bij de voormalige parkeerplaats sportpark vast te leggen.
Conclusie
Na sanering zoals bovenstaand beschreven, is er geen beperking voor de voorgenomen functiewijziging die met deze partiële herziening wordt mogelijk gemaakt. Om te borgen dat de sanering wordt uitgevoerd en gecontroleerd (middels een onderzoek conform NEN5740) is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Voordat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (voor de functie wonen) kan worden afgegeven, zal de verontreinigde grond moeten zijn gesaneerd waarna nog een bodemonderzoek dient te worden uitgevoerd.
Op deze wijze vormt het aspect bodem geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied.
Het plan wordt uitgevoerd in opdracht en op kosten van de initiatiefnemer, Woonlinie. De gemeente en de initiatiefnemer hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarin is vastgelegd dat, onder voorwaarden, alle kosten voor de ontwikkelende partij zijn. De initiatiefnemer heeft de exploitatie van het bouwplan inzichtelijk en acht het plan economisch uitvoerbaar. Omdat ook eventuele claims op basis van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening voor rekening van de ontwikkelaar zijn, heeft het bouwplan geen financiële consequenties voor de gemeente Woudrichem. De economische uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan is met het afsluiten van de hiervoor genoemde anterieure overeenkomst aangetoond.
Inspraak
Het plan is onderworpen aan inspraak en heeft ter inzage gelegen voor ingezetenen van de gemeente Woudrichem en belanghebbenden. Tijdens deze periode konden zij schriftelijk een inspraakreactie indienen bij het college van burgemeester en wethouders. Tijdens de inspraakperiode zijn er geen inspraakreacties ontvangen.
Zienswijzen
Vanaf vrijdag 30 juni 2017 tot en met donderdag 10 augustus 2017 heeft het ontwerpbestemmingsplan ‘Wonen en Sport - Almkerk West - 1e herziening 2016’ voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging kon iedereen zienswijzen indienen op het ontwerpbestemmingsplan. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.